JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bekering

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

Wie van ons vraagt zich nooit eens af of hij/zij bekeerd is of nog bekeerd kan worden? Of zijn er onder ons die zich dat nooit afvragen?

Wellicht is de vraag — onder de prediking b.v. — je vaak gesteld: leef je nog onbekeerd voort, nog voor eigen rekening? Heb je een Borg voor je schuld? Ben je al met God verzoend in Christus?

Velen leggen de vraag meteen naast zich neer en horen de hun gestelde vraag nauwelijks. Anderen gaan ervan uit dat deze vragen oude mensen gelden. Ze denken nog een lang leven voor zich te hebben, zodat ze zich over deze vragen nog niet behoeven te bekommeren. Weer anderen denken daar wel eens over na, maar gaan er niet mee naar de Heere. Het wordt hun geen schuld, dat ze nog onbekeerd zijn en daarom niet tot eer van God leven. Voor sommigen werd deze vraag door genade de kernvraag van hun leven.

Luther worstelde met de vraag: hoe vind ik een genadige God? Dat is een vraag die we in de moderne theologie niet meer etgenkomen. Het begrip „bekering" komt men er wel tegen, maar dan geladen met een heel andere inhoud.

Waar komen we het „bekeert u" tegen in de Schrift en welk antwoord geeft Gods Woord hierop?

2. Het oude testament

A. Algemeen

Het Hebreeuwse grondwoord voor „zich bekeren" komt meer dan duizend keer voor in het Oude Testament, waarvan echter ruim honderd keer in de betekenis van zich bekeren tot God of zich afwenden van God.

In het alledaagse leven heeft het de volgende betekenissen:

— zich omkeren, terugkeren. Zie Gen. 14 : 7.

— een keer brengen ten goede. Zie Deut. 30 : 3.

— terugbrengen. Zie Jes. 49 : 5.

— terugdringen, afweren, afwijzen, afdoen. Zie 2 Kon. 18 : 24.

In het godsdienstig spraakgebruik vinden we de volgende betekenissen:

— terugkeren tot de Heere, de God des Verbonds. Zie b.v. 1 Kon. 8 : 33.

— afkerig maken, afvallig maken, verleiden. Zie b.v. Jes. 47 : 10.

— terugkeren tot een vroegere zonde. Zie b.v. Jer. 11 : 10.

— zich afwenden van God de Heere. Zie b.v. Joz. 22 : 16.

— zich afwenden of zich bekeren van de zonde. Zie b.v. Jes. 59 : 20.

We zullen ons beperken tot die Schriftplaatsen en -gedeelten, die gaan over een terugkeer tot de Heere, m.a.w. die verband houden met de waarachtige bekering.

b. Samuël

Een van de eersten die het volk tot bekering oproept in het Oude Testament is Samuël. Lees daarvoor 1 Sam. 7.

Israël is in die tijd in grote nood. De Filistijnen belagen het volk Israël. We lezen in vers 2: „Het gehele huis Israëls achtervolgde de Heere met zijn klachten". En dan zegt Samuël: „Indien gij u met uw ganse hart tot de Heere bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astaroths; en richt uw hart tot de Heere en dien Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken". Hun hart moet zich richten op de Heere en niet op de afgoden, en dat moet blijken uit hun levensverandering.

Dan komt Israël te Mizpa bijeen. Daar „schepten ze water en goten het uit voor het aangezicht des Heeren en zij vasten te dien dage en zeiden aldaar: Wij hebben tegen de Heere gezondigd".

Uit deze geschiedenis blijkt waaruit de waarachtige bekering bestaat.

1. Bekering heeft niet alleen betrekking op een geheel volk, maar in de allereerste plaats op het individu, op het hart van de mens. Samuël vraagt bekering met het gehele hart.

2. Er komt een recht inzicht dat de tot nog toe betreden weg verkeerd is.

3. De bekering heeft twee kanten, nl. een breken met de zonden en een terugkeer tot de dienst des Heeren.

4. Er komt een hartelijk leedwezen of berouw, dat de Heere God door de zonde vertoornd is, hetgeen uitmondt in de schuldbelijdenis: „Tegen U hebben wij gezondigd en gedaan wat kwaad was in Uw oog".

5. Dat hartelijk berouw en de belijdenis met de mond leidt tot een daadwerkelijk breken met de zonden en doen wat de Heere welbehagelijk is.

c. De profeten

Vooral bij de profeten vinden we herhaaldelijk de oproep tot bekering. Amos, Jesaja en Jeremia b.v. zijn voortdurend bezig met de worsteling, het gehele volk te bewegen terug te keren tot de God van hun vaderen.

— Hoe vaak vinden we bij de profeet Amos niet de oproep: „Zoekt de Heere en leeft" Amos 5 : 4, 6, e.a.), maar ook de helaas steeds terugkerende bestraffing: „nochtans hebt gij u niet tot Mij bekeerd".

Deze beschuldiging van onbekeerlijkheid treffen we ook aan bij Hosea, in het 5e hoofdstuk vers 4: „Zij stellen hun handelingen niet aan om zich tot hun God te bekeren, want de geest der hoererijen is in het midden van hen, en de Heere kennen zij niet".

— Meer dan Amos is Hosea prediker van de verwachting van een wederoprichting van Israël door de ineenstorting heen. Zie Hosea 2 : 20 en 11 : 18 v.v.

Een nieuw aspekt van de bekering brengt Hosea hier naar voren, als hij zegt dat de Heere Zelf de afkerigheid van Israël genezen zal. Vgl. Hosea 7 : 1-16. Zie ook Hosea 14 : 3.

— Bij de profeet Jesaja vinden we idat het gericht plaatsvindt, vóórdat het volk zich bekeren zal, waarbij de beperking wordt aangebracht dat niet het gehele volk, maar een rest zich daaronder zal bekeren. Ylg. Jes. 7 : 3 en 10 : 10-20.

— Ook Jeremia zoekt het volk te bewegen tot terugkeer „van zijn boze weg en van de boosheid hunner handelingen". Zie Jer. 23 : 22. Vgl. ook Jer. 25 : 5, 26 : 2, 35 : 15, 36 : 2-7.

Hij weet echter ook dat het niet tot bekering zal komen, als God het volk niet verandert. Vgl. Jer. 13 : 23 en 31 : 18.

God Zelf moet het hart tot Zich neigen. Zie Kon. 18 : 37.

— De oproep tot bekering geldt voor ieder persoonlijk. Dat ieder persoonlijk zich bekeren moet, blijkt duidelijk bij Ezechiël, die de nadruk legt op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Zie b.v. Ez. 18 : 20-32. Zie vers 20 en 27: „De ziel die zondigt, die zal sterven". En in vers 27: „Maar als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid, die hij gedaan heeft, en doet recht en gerechtigheid, die zal zijn ziel in het leven behouden".

3. Het nieuwe testament

Voor bekeren en bekering worden twee woorden gebruikt:

— van gedachte of inzicht veranderen, anders gaan denken en willen.

— verandering van levensweg, voorafgegaan door berouw.

Dit kunnen we terugvinden in de evangeliën.

a. Johannes de Doper

Het woord bekering wordt gebruikt bij de beschrijving van het werk van Johannes de Doper: „Velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Heere, hun God". Zie Luk. 1 : 16.

Johannes de Doper stelde de bekering centraal in zijn prediking.

— Hij predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden. Zie Marcus 1 : 4.

— Hij zei: „Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen". Zie Matth. 3 : 2.

— Hij zei tot de Farizeën en Sadduceën: Brengt dan vrucht voort der bekering waardig.

— Hij onderscheidde zich van de Heere Jezus door te zeggen: „Ik doop u wel met water tot bekering; maar die na mij komt is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben te dragen; Die zal u met de Heilige Geest dopen en met vuur".

Blijft de bekering uit, dan rest slechts één ding, nl. ondergaan in de komende toorn vanwege de zonden. Toch heeft de bekering bij Johannes de Doper niet alleen een negatieve inhoud: zich afwenden van een zondig leven, maar vooral ook een positieve: zich keren tot het nabijgekomen heil van het Koninkrijks Gods.

Schriftgeleerden en Farizeën en al ze opgeroepen om tot Gods genade de toevlucht te nemen. Ze moeten zich afkeren van hun dode, godsdienstige werken ehun volgelingen worden door Johannes opgeroepen uit genade te leven. Ze leefden uit de wet, met het doel Gods gunst te verdienen. Nu wordenn de vergeving der zonden en het leven zoeken bij de Heere Jezus, in Wie de volheid van de genade wordt geopenbaard.

b. Jezus' prediking

Evenals Johannes heeft de Heere Jezus de bekering gepredikt als noodzakelijkheid wegens het nabij gekomen Koninkrijk. Zie Mark. 1 : 15; Luk. 5 : 32; Luk. 15 : 7-10 e.a.

Het grote verschil met Johannes was dat de Heere Jezus niet hoefde te verwijzen naar een ander, want Hij was Zelf de Weg, de Deur, de Zaligheid. De Heere Jezus legt de nadruk op twee facetten:

1. Hij wil genadig de verlorenen terechtbrengen. Zie Luk. 15 : 10.

2. Hij dringt aan op bekering, omdat de zondaar in het nabije gericht zonder dat anders zal omkomen. Zie Luk. 15 : 3; Luk. 16 : 19-31; Matth. 11 : 20-24 e.a.

In Jezus' prediking komt het volgende naar voren:

a. de bekering is onmisbaar voor het ingaan in het Koninkrijk Gods. Wie zich niet van harte tot God bekeert, diens einde zal zijn in de poel „die daar brandt van vuur en sulfer". Zie Openb. 21 : 8.

b. de bekering valt samen met navolging van de Heere Jezus. Zoals de terugkeer van het verloren schaap tot de kudde tot stand komt, doordat de herder het zoekt en terugbrengt, zo is het met de bekering van een zondaar, doordat hij de roep van de Heere Jezus gehoorzaam wordt en zich door genade onder Zijn hoede stelt. Zie Joh. 10.

c. de bekering leidt tot een andere leefwijze, nl. als die van een kind. Zie Matth. 18 : 3.

Het worden als een kind is iets anders dan een beter mens worden. Een kind leeft uit wat in liefde geschonken wordt. Het kan niet bestaan van wat het zelf presteert.

Worden als een kind in geestelijke zin houdt daarom in:

— zich gering achten als een kind

— gaan leven voor rekening van een ander

— aangewezen zijn op wat God geeft (een afhankelijk leven)

— dichtbij de Heere leven (een aanhankelijk leven)

c. De apostelen

Ook de discipelen krijgen bij hun uitzending de opdracht in hun prediking op te roepen tot bekering. Zie Luk. 24 : 47. Zie wat er staat in Hand. 2, als Petrus op de Pinksterdag antwoord geeft op de vraag: wat moeten wij doen (Hand. 2 : 38)? Dan roept hij hen toe: „Bekeert u ..."

Zie ook Hand. 3 : 19; 14 : 15; 17 : 30; 20 : 21; 26 : 20.

Het werk en de prediking waren onmiskenbaar op de bekering gericht:

a. eerst van de joden. Zie Hand. 3 : 19; 2 : 38; 5 : 31; 9 : 35; 11 : 21 e.a.

b. daarna van de heidenen. Zie Hand. 11 : 18; 25 : 3; 26 : 18; 14 : 15 v.v.; 17 : 30; 20 : 21 e.a.

d. Paulus

In Paulus' dagen werden veel afgodendienaars tot God bekeerd. Zie 1 Thess. 1 : 9; 2 Cor. 3 : 16; Rom. 2 : 4; 2 Cor. 7 : 9; 2 Tim. 2 : 25 v.v.

In 2 Cor. 12 : 21 blijkt duidelijk dat de bekering zich dient te voltrekken in het gehele leven.

Bij Paulus is bekering

— totaal, zij omvat de hele mens en zijn hele leven.

— voor een heiden een breken met de afgoderij en de heidense leefwijze om de levende en waarachtige God te dienen overeenkomstig Zijn geboden.

— gericht op Christus en Zijn werk.

— voortvloeiend uit de verkiezende liefde (Rom. 8 : 30), de goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid Gods. (Zie Rom. 2 : 4.)

— soms de onthouding van een bepaalde zonde, als doortrekking van de eerste bekering tot in het leven van elke dag.

— „droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt, maar de droefheid der wereld werkt de dood". Zie 2 Cor. 7 : 10. Raadpleeg hier de kanttekening, zodat je weet wat hiermede wordt bedoeld. Steeds weer komt de oproep tot bekering naar voren.

Steeds weer komt de oproep tot bekering naar voren.

Zie Hebr. 6 : 1-6; 12 : 17; Jac. 5 : 19; 1 Petr. 2 : 25; 2 Petr. 3 : 9; Rom. 2 : 4; Openb. 2 : 5, 16, 21, 22; Openb. 3 : 3, 19; Openb. 9 : 20 en 16 : 9, 11.

4. Korte samenvatting

De Schriftgegevens overziende, komen we tot de konklusie, dat zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament ieder persoonlijk werd opgeroepen tot bekering te komen, waarmee wordt bedoeld te komen tot een algehele omkeer van de gehele mens.

Betert u en bekeert u". Dit legt zowel de nadruk op de innerlijke verandering als op de omkeer van het uiterlijke leven. De mens moet van zijn aangeboren verdorvenheid verlost en tot een nieuw geestelijk leven vernieuwd (Joh. 3 : 3, de kanttekening) worden. En dat gebeurt door het werk van de Heilige Geest. . ,

We moeten daarom duidelijk stellen, dat het de Heere God Zelf is Die bekering geeft en het leven vernieuwt. Dat moet ieder erkennen die waarlijk de Heere vreest. Zo lezen we in Jer. 31 : 18: „Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn". Vgl. Hand. 11 : 18.

Dat neemt echter niet weg, dat de Heere de mens door Zijn Woord tot bekering roept. En dat zij, die het Woord des Heeren ter harte nemen door genade, zich bekeren.

De verhouding tussen Gods werk en de eigen verantwoordelijkheid van de mens zet hem in een bepaald spanningsveld, dat we in de Bijbel als volgt terugvinden: „Werkt uwszelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Fil. 2 : 12,13). Zie ook Fil. 1 : 6; 2 Cor. 3 : 5; Jak. 1 : 17 e.a.

5. Theologische lijnen

In de geschiedenis van Gods kerk op aarde heeft het in 't hart van ieder kind van God geleefd: Hoe kom ik ooit tot God bekeerd?

De geschiedenis leert dat in de 16e eeuw de grote Reformator Luther worstelde met de vraag: hoe vind ik een genadige God?

a. Luther

Jarenlang worstelde Luther om door verdienste de hemel te beerven. Echter, hij vond geen vrede.

Las hij de Tien Geboden, steeds verscheen de Heere hem als een vertoornd God. „Er was geen ontkomen aan Zijn gerechtigheid".

In zijn groeiende zielenood gaf Von Staupitz hem de raad: Lees en herlees Gods Woord. En Luther leest en herleest de Romeinenbrief. Hij ontmoet ook daarin alleen een rechtvaardig God, Die met al zijn genoegdoeningen geen genoegen neemt en moet straffen. Hij krijgt daarbij ook oog voor zijn erfzonde. Zo stapelde ook het Evangelie voor hem de ene smart op de andere, het dreigde met gerechtigheid en toorn.

Zo blijft zijn verward en tobbend geweten hem aanklagen. Met steeds meer verlangen wil hij de zin en mening weten van Paulus' Woord: de gerechtigheid Gods wordt geopenbaard in het Evangelie, zoals geschreven staat: de rechtvaardige zal door het geloof leven. Zie Rom. 1 : 17.

Toen opende de Heere de ogen van de ten einde raad gebrachte Luther, ging hij zien dat de gerechtigheid Gods, waardoor de rechtvaardige voor God bestaat uit het geloof, het deel wordt van de in zichzelf verloren zondaar.

Niet door de wet, maar door het Evangelie openbaart de Heere, dat Christus deze gerechtigheid voor de zondaar heeft verworven. „Ik behoef niets te doen. Ik moet, mag en kan geloven. Want door het geloof leeft de rechtvaardige."

Tcher zich als een nieuw geborene en was buiten zichzelf van hemelse vreugde: „O, die kracht Gods in ons, die wijsheid Gods, dat heil Gods, die heerlijkheid Gods".

b. Calvijn

Bij Calvijn kunnen we een dergelijke langdurige worsteling als bij Luther niet terugvinden. Toch weet Calvijn van Gods ingrijpen, leiding en besturing in zijn leven.

Hij zegt: „De Heere heeft in Zijn voorzienigheid door onzichtbare dwang mijn loopbaan in een andere richting gestuurd".

Zoals zovelen van Gods kinderen later mogen terugzien op de weg, die de Heere met hen hield, ook vóór hun bekering, zo bemerken we ook hier, hoe Calvijn er zeker van is, dat de Heere hem van zijn prille jeugd aan beeft geleid.

Toch sprak hij zelden over zijn bekering, alleen dan, wanneer daartoe zeer dringende noodzaak bestond. Alleen dan. wanneer de eer des Heeren er mee gemoeid was.

In zijn werken kunnen we hier en daar wat terugvinden, met name in een verweerschrift aan het adres van kardinaal Sadolet.

Daarin schrijft hij: „O, Heere, Uw Geest heeft mijn ogen geopend voor menselijke dogma's. Eeuwig wonder, dat ik heb mogen zien, hoe goddeloos ik was, hoe schandelijk de weg was, die ik bewandelde. U hebt mij de fakkel van Uw Woord voorgehouden. Uit Uw mond heb ik mogen leren, wat de mening des Geestes is, in Uw dierbaar Woord verklaard. Het ware geluk en de eenheid der Kerk begint en eindigt in God. Alleen in Hem, Die mij uit genade zo plotseling onverwacht en ongedacht het licht des Geestes gaf over mijn gruwelijk zondepad, en dan over Zijn Woord."

En verder: „Die Waarheid leren we pas verstaan, als de Heere haar direct in ons ontledigd hart openbaart. O, wat wordt dan alles nieuw. De ene dag plaatste ik nog, als het ware, de uitdrukking van heidenen boven Gods Woord, de andere dag was dat Woord mij alles en boven alles dierbaar.

Persoonlijk kwam de Heere mij in dat Woord tegemoet, toen Zijn Geest erin sprak. Zo zal de Heere ook doen in de jongste dag. Dan zullen we verstommen, als dat Woord ons nooit tot inkeer heeft gebracht; als we nooit Gods recht hebben gebillijkt en het eeuwig pardon eruit hebben mogen beluisteren."

Calvijn vertelt, hoe de bekering bij hem plaatsvond.

Keurig netjes „christelijk" opgevoed. De leer van de Roomse kerk had hij gevolgd, al vond zijn geest daarin toch nooit de ware rust. Dan brengt de Heere hem tot inkeer, hetgeen gepaard gaat met schrik en boetedoening. Toch zoekt hij buiten Gods Woord steun, bij de kerk.

Steeds dieper zinkt hij weg in het moeras. Dan gaan zijn ogen open! Een poel van dwalingen, van ellende omringt hem. Dodelijke angst grijpt hem aan; hij zal omkomen. In vele zuchtingen, onder vele tranen smelt hij weg. Tot de deur der hope opengaat: „Toen moest ik mij bergen in het leven bij God", zegt Calvijn zo tekenend. „Gij, Heere, waart mij nabij en Uw Woord is de Waarheid."

N.B. De citaten zijn uit: De bekering van Calvijn, P. Kuijt.

Gaan we de klassieke theologen na: Augustinus, de Reformatoren, de Nadere Reformatoren, de mannen van de Afscheiding, van het Reveil, kortom bij al Gods kinderen vinden we bovengenoemde wezenstrekken van de bekering terug.

c. De moderne theologen

Bij de moderne theologen als Harvey Cox, Paul van Buuren, W. A. de Pree, G. H. ter Schegget e.a., bij wie we raakvlakken aantreffen met Karl Marx, Ernst Bloch, Dorothee Sölle e.a., vinden we het kernwoord bekering ook terug in hun werken, maar dan gevuld met een geheel andere inhoud. Men is van mening dat de prediking van het Evangelie de blijde boodschap doorgeeft van de verlossing van de menselijke tradities. Het predikt de mens dat hij zelf de vrijheid heeft om verantwoorde beslissingen te nemen, zonder daarbij geremd te worden door menselijke tradities en beklemmende strukturen.

De mens is niet langer meer de afhankelijke, maar de vrije mondige mens. Het Evangelie proklameert vrijheid voor de mens, zowel in godsdienstig als in politiek opzicht.

Het is de roeping van de mens zich in te zetten voor de toekomst van de wereld en voor de geheel vrije ontplooiing van de mens met daarmee verbonden verwerping van oude strukturen.

Zo wordt aan bepaalde bijbelse begrippen een geheel andere inhoud gegeven. Enkele voorbeelden:

berouw = oproep tot nieuwe strukturen, tot besef van onze plaats in deze wereld.

bekering = gehoor geven aan de oproep de strukturen zodanig te veranderen, dat eindelijk de betere, nieuwe wereld verwerkelijkt kan worden.

De inhoud van deze woorden heeft niets meer met de Bijbelse inhouden van deze begrippen te maken.

6. Konklusie

Zoals Gods Woord ons te zien geeft, dienen we onder de waarachtige bekering te verstaan:

de vernieuwing van het menselijk hart, die God, zonder ons, in ons werkt. Zie Ezech. 36 : 26 en Joh. 1 : 13.

Een duidelijke definitie vinden we in de Dordtse Leerregels, nl. in hfdst. III en IV, art. 12. Ds. G. H. Kersten schrijft in „De Heidelbergse Catechismus", blz. 358: „Als dat werk Gods bezien, wordt de bekering vereenzelvigd met de wedergeboorte, waardoor wij verstaan, zoals in de Dordtse Leerregels beleden wordt, dat zij is „die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werk".

In die definitie komt tot uiting dat de bekering:

— opwekking uit de dood is. Zie Efeze 2:1.

— een werk Gods is. Zie Jak. 1 : 18.

— een krachtdadige, onwederstandelijke werking is. Zie Joh. 3 : 8

— het geloof verwekt.

— de wil vernieuwt en werkzaam maakt. Zie Ef. 2 : 10 en Gal. 2 : 20.

Zie ook artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar gesproken wordt over de heiligmaking en waarin we kunnen vinden, dat het waarachtig geloof de mens wederbaart.

In „De Gereformeerde Dogmatiek" van ds. G. H. Kersten wordt gesproken over de wedergeboorte in engere zin en in ruimere zin. Zie bl. 83 v.v.

Hij schrijft: „De vrucht van de wedergeboorte wordt wel meer in het bijzonder de bekering genoemd, hoewel van de bekering als wedergeboorte ook gesproken wordt en dus beide benamingen voor .dezelfde zaak genomen worden, als is het dat velen van onze vaderen deze onderscheiding maakten:

— wedergeboorte in engere zin: de levendmakende daad Gods.

— wedergeboorte in ruimere zin: de bekering als gevolg van de waarachtige wedergeboorte.

Zie wat ds. Kersten hierover schrijft in „De Heid. Catechismus", resp. blz. 359 en 361.

Zie ook zondag 33 van de Heidelbergse Catechismus, die spreekt over:

a. afsterving van de oude mens

b. opstanding van de nieuwe mens.

Bekering heeft ieder nodig om zalig te kunnen leven en getroost te kunnen sterven.

„Voorwaar, voorwaar zeg ik u, tenzij iemand wederomgeboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."

7. Literatuur

1. Ds. G. H. Kersten, De Gereformeerde Dogmatiek. Uitg.: De Banier, Utrecht.

2. Ds. G. H. Kersten, De Heidelbergse Catechismus. Zondag 33. Uitg.: De Banier, Utrecht.

3. Ds. P. Honkoop, In het Leerhuis. Zondag 33. Uitg.: Hoekman's Boekhandel en Uitgeverij, Goes.

4. F. J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim. Uitg. Boekencentrum N.V., 's-Gravenhage.

5. H. J. Jager, Kernwoorden van het Nieuwe Testament. Uitg.: Buyten en Schipperheyn, Amsterdam.

6. W. H. en J. H. Velema, Nieuwe wegen, oude sporen. Uitg.: Semper Agendo N.V., Apeldoorn.

7. Dr. G. de Ru, De verleiding der revolutie. Uitg.: J. H. Kok, Kampen.

8. A. Trommius, Nederlandse Concordantie van de Bijbel.

9. W. H. Velema, Aangepaste theologie. Uitg.: Buyten en Schipperheyn, Amsterdam.

10. P. Kuijt, De Lutherse Reformatie en De bekering van Calvijn. Bibliotheek „Koop de Waarheid en verkoop ze niet".

8. Gespreksvragen

1. Welke andere benamingen en uitdrukkingen komen we in Gods Woord tegen voor de waarachtige bekering? Zie o.a. Ps. 51 : 19; Jes. 57 : 15; .Toël 2 : 13; Matth. 5 :6; Coll. 3 : 5; Gal. 5 : 24; Rom. 8 : 3. 2. Wat versta je onder de waarachtige bekering?

2. Wat versta je onder de waarachtige bekering?

3. De Schriftplaatsen 2 Cor. 7 : 10, Rom. 14 : 17 en Gal. 2 : 20 corresponderen met de beschrijving die gegeven wordt in de Heid. Catechismus, zondag 33. Welke teksten komen overeen met „afsterving van de oude mens" en welke met „opstanding van de nieuwe mens"? Ga dit samen na.

4. Een bekende uitspraak is: eenmaal geboren — eeuwig verloren; tweemaal geboren — eeuwig verkoren.

Geef hiervan een nadere omschrijving, waarbij je betrekt o.a. Joh. 3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

Salvo | 50 Pagina's

Bekering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

Salvo | 50 Pagina's