JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Saul Te Endor

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Saul Te Endor

1 Samuel 28

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. Aanwzijingen voor het gebruik

1. Het leven van koning Saul wordt ons in Gods Woord uitvoerig beschreven. Deze schets spitst zich toe op het einde van zijn leven. In 1 Sam. 28, een hoofdstuk dat vele vragen oproept, bereikt de verharding van Saul haar hoogtepunt.

De schets wil een eenvoudige verklaring bieden.

Voor je inleiding zou je je kunnen beperken tot het uitwerken van de informatie, die de schets geeft in D.l t/m 7.

2. Lees 1 Sam. 28 eerst nauwkeurig door en maak notities van dingen die je in dit hoofdstuk opvallen. Bestudeer dan pas de schets.

3. Houd je inleiding kort door de hoofdzaken aan te geven. De soms interessante details komen dan wel in de bespreking naar voren. Vergeet vooral niet op de strekking van dit bijbelverhaal te wijzen.

Vergeet vooral niet op de strekking van dit bijbelverhaal te wijzen. Vraag jezelf eens af welke indringende boodschap dit gedeelte van Gods Woord voor ons heeft. Verwerk dit eventueel in een vraag. Maak er vooral niet alleen maar een interessant verhaal van!

4. Het is ook heel goed mogelijk twee leden van de vereniging te laten samenwerken. De één maakt een inleiding over het leven van koning Saul, terwijl de inleiding van de ander zich toespitst op de gebeurtenis te Endor.

5. Waarschijnlijk zet deze schets aan om iets meer te weten over het spiritisme. Dit kan in een afzonderlijke inleiding aan de orde gesteld worden.

B. Inleiding

Waarschijnlijk heb je weieens iets gehoord of gelezen over spiritisme. Spiritisme is afgeleid van het latijnse woord spiritus, dat geest betekent.

Spiritisten zijn mensen, die in kontakt trachten te komen met de geesten van overledenen via een medium of tussenpersoon.

In gesprekken over spiritisme komt altijd een merkwaardig bijbelverhaal ter sprake. Men beweert dan dat in het O.T. een succesvol spiritistisch experiment beschreven wordt, nl. in 1 Samuël 28.

In dit hoofdstuk lezen we dat een radeloze koning Saul aan de vooravond van een veldslag met de Filistijnen een waarzegster consulteert (= raadpleegt).

Saul vraagt haar om de geest van de gestorven Samuël te doen opkomen om hem te vragen naar de uitslag van de veldslag.

Dit bijbelverhaal heeft een verrassend slot: de geest van Samuël komt op en voorspelt Saul niet alleen zijn nederlaag maar ook zijn dood! Een voorspelling die de volgende dag precies uitkomt. Het bewijs van een spiritistisch experiment schijnt geleverd te zijn!?!

Bij de niet al te slordige bijbellezer moet dit verhaal wel enige vragen oproepen. Daarom vraagt dit hoofdstuk uit Gods Woord om een zeer nauwkeurige bestudering, waarbij tekst met tekst vergeleken moet worden.

C. Verband

In 1 Samuël 28 wordt ons het dieptepunt in het leven van koning Saul beschreven. Uit de verzen 1-4 blijkt, dat je dit verhaal in een breder verband moet plaatsen.

Dit hoofdstuk luidt niet alleen het vreselijke einde van Saul in, maar vormt tevens het besluit van het dramatische konflikt tussen David en Saul. Lees daarom 1 Sam. 27 t/m 31 nauwkeurig door.

De eerste verzen over David behoren beslist bij het vervolg van hoofdstuk 28. Probeer in het kort het scherpe kontrast te tekenen tussen David, de man naar Gods hart, en Saul, de koning door God verworpen.

De inval van de Filistijnen brengt beiden door eigen schuld in de grootste moeilijkheden: David, de geroepen koning, heeft zich verhuurd aan Achis, de koning der Filistijnen, (zie 1 Sam. 27) en Saul, de heersende koning, sluipt in de nacht naar een waarzegster. (1 Sam. 28 : 5-7).

De afloop is voor beiden zo geheel verschillend. Zie Spr. 11 : 21. Saul gaat in de grootste nood naar een helderziende vrouw, maar David wordt in de uiterste nood naar de Heere gedreven (zie 1 Sam. 30 : 6).

Met het einde van Saul is een einde gekomen aan de vervolging en het lijden van David. Nu volgt zijn verhoging tot koning, een koning van Israëls God gegeven.

Aan deze verhoging moest voorafgaan de ondergang van Saul, de koning naar het hart des volks (zie 1 Sam. 8), die nu Gods raad uitgediend heeft. Saul, wel gezalfd met olie, maar niet gezalfd met de zaligmakende olie des Geestes, komt om op een vreselijke wijze: Van God en mensen verlaten slaat hij de hand aan zichzelf (1 Sam. 31 : 4). Dat Sauls einde in direkt verband staat met 1 Sam. 28, bewijst ons 1 Kron.

Dat Sauls einde in direkt verband staat met 1 Sam. 28, bewijst ons 1 Kron. 10 : 13-14a. Ga dit na.

D. 1 Samuël 28

1. Op de Gilboa

Saul heeft de Israëlieten opgeroepen ten strijde, omdat de Filistijnen in het noorden diep het land zijn binnengedrongen. Zij hebben reeds de gehele kustvlakte met de passen door de Karmel in hun bezit en doen een poging de vlakte van Jizreël te veroveren.

Saul ligt met zijn leger op het gebergte Gilboa (zie vs. 4), gelegen ten z.o. van de vlakte van Jizreël.

De Filistijnen legeren zich aan de andere zijde van deze vlakte bij Sunem en zijn in de rug gedekt door de Kleine Hermon.

Het Filistijnse legerkamp is vanaf de hoogten van Gilboa duidelijk zichtbaar. (Raadpleeg een bijbelse atlas of Snoek, a.w. blz. 260 - zie literatuur punt I).

2. Géén antwoord

Als Saul het Filistijnse leger ziet, vreest hij en zijn hart beeft zeer (vs. 5). Hij eet zelfs niet meer (vs. 20).

Het zijn niet alleen de grote en sterk verbonden legers der Filistijnen, die hem doen beven, maar Sauls vrees heeft een diepere wortel: Hij voelt, dat dit het einde zal worden. Saul vreest mensen, omdat hij de Heere niet vreest. Saul is zijn eigen weg gegaan en heeft niet willen luisteren naar de waarschuwingen, die de Heere hem gaf door Samuël en David en ook d.m.v. zijn eigen sprekende geweten.

De Heere heeft Saul verlaten, omdat Saul de Heere verlaten heeft. In zijn angst wendt hij zich toch nog tot de Heere. Maar hoe? Met oprecht berouw, met smeking en geween? Zie Jes. 26 : 16.

Het kan nog . . . Koning Saul is als koning door de Heere verworpen, maar de mens Saul kan nog gered worden. Zie Joël 2 : 12-14.

Saul gaat echter een andere weg, zijn eigen heilloze weg. Hij wendt zich alleen tot de Heere om zijn angstige gevoelens te verdrijven. Het gaat hem daarbij niet om de Naam en de zaak des Heeren, maar om zichzelf. Zijn bede is niet: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?" Integendeel, hij vraagt eigenlijk: „Doe Heere, wat ik wil".

Daarom vraagt Saul de Heere tevergeefs. De Heere antwoordt hem niet meer, zoals voorheen op de traditionele wijze. Zie vs. 6.

Géén antwoord is ook een antwoord! De Heere waarschuwt Saul nog. Wat moet deze gang van zaken vreselijk geweest zijn voor de godvrezende Jonathan.

Sauls verharding blijkt duidelijk uit hetgeen nu volgt. Geen antwoord van God op een rechte wijze, dan maar op een zondige manier, maar hij zal het weten!

3. Naar Endor

Saul informeert bij zijn knechten (officieren) of er in de buurt soms een waarzegster woont, die hij kan consulteren Zie vs. 7.

Tegen beter weten in overtreedt Saul het uitdrukkelijke verbod des Heeren. Zie Ex. 22 : 18; Lev. 19 : 31 en 20 : 27; Deut. 18 : 9-14. De zonde is des te ernstiger indien we deze bezien in het licht van vers 3b.

Uit de informatie, die Saul krijgt, blijkt dat er hier in het noorden van Kanaan te Endor, ver van Sauls residentie, nog een waarzegster overgebleven is. Zie vs. 7b. Letterlijk staat er: een vrouw, die meesteres is over een dodengeest.

Endor, tegenwoordig Endoer genoemd, ligt ten noorden van Sunem aan de andere zijde van de Kleine Hermon en is nog steeds bekend om zijn grotten. Saul zal dus op zijn tocht naar Endor om het te Sunem gelegen Filistijnse leger moeten heentrekken, ruim 15 km lopen; een gevaarlijke tocht van meer dan drie uur.

Nu volgt de spits van het verhaal: Sauls tocht naar Endor. Diep in de nacht gaat Saul met twee van zijn mannen op weg. Hij heeft zijn koningskleed afgelegd en zich waarschijnlijk vermomd in een gerafelde geitenharen mantel van een gewone boer. Zie vs. 8. Wat blijkt hieruit?

Na een vermoeiende tocht bereikt Saul, zo vermomd, met zijn mannen in het holst van de nacht de grotwoning van de waarzegster te Endor. Hij valt door zijn direkte verzoek met de deur in huis (vs. 8).

De vrouw maakt bezwaar en antwoordt dat ze het te gevaarlijk vindt aan zijn verzoek te voldoen. Ze zou weieens met kontroleurs van koning Saul te doen kunnen hebben. Dat zou haar dood zijn (vs. 9).

De langste boer (zie 1 Sam. 10 : 23) doet alleen het woord en zweert haar bij de Heere, dat haar geen kwaad overkomen zal (vs. 10).

Deze eed is weer een bewijs van de vreselijke verharding van Saul. Hij durft de naam van God te misbruiken om zijn goddeloze doel te bereiken. De krachtige manier waarop hij deze eed uitspreekt, heeft tot gevolg dat de vrouw toestemt in zijn verzoek, (vs. 11).

4. Het oproepen van doden

Om het vervolg goed te begrijpen, is het nodig te weten dat bij opgravingen een huis is blootgelegd van een oosterse dodenoproepster. Daaruit blijkt de gebruikelijke gang van zaken bij het oproepen van doden.

Het medium (zie B), de dodenoproepster, maakte gebruik van twee kamers die verbonden waren door een elleboogvormige gang. Ze zette de klant in de ene kamer en ging zelf in de andere kamer staan.

In deze laatste kamer, de „werkkamer" van de dodenoproepster, was een diep gat gegraven of uitgehakt. Deze kuil zou dan volgens de dodenoproepsters uit die tijd in verbinding staan met de onderwereld, het dodenrijk, waaruit zij de geesten der doden lieten opstijgen. De klant en de dodenoproepster konden d.m.v. het smalle ganggetje met elkaar in gesprek blijven.

5. Samuël ,,verschijnt" aan Saul

De waarzegster te Endor volgt zeer waarschijnlijk dezelfde procedure bij het dodenoproepen. Saul blijft in de ene kamer en de waarzegster gaat naar haar „werkkamer". Ze vraagt wie ze moet oproepen en wekt met deze vraag de indruk, dat ze de geest van ieder willekeurige dode uit het dodenrijk kan doen opkomen. Saul antwoordt zonder uitstel: Samuël! (vs. 11)

Plotseling slaakt de vrouw een kreet. Het schijnt dat er werkelijk iets gebeurt in de andere kamer nl. dat er een geest uit de kuil opkomt en aan haar geestesoog verschijnt in de gedaante van de opgeroepen overledene (vs. 12a).

Deze kreet is echter bedoeld om de klant in de waan te brengen dat er écht wat gebeurt. Ze verstaat haar vak uitstekend: ze slaakt haar beroepskreet, een gewone truc van waarzegsters uit die tijd. Zie Jes. 8 : 19. Toch is deze keer haar kreet vermengd met schrik, want ze ziet plotseling dwars door de vermomming van haar klant heen: Gij zijt Saul! (vs. 12b).

De vraag komt op of deze vrouw werkelijk een waarzeggende geest heeft, een spiritistisch medium is, dat mededelingen doorkrijgt uit de wereld der boze geesten.

Uit het vervolg zou kunnen blijken dat we hier te doen hebben met een slimme vrouw, die zoals enige uitleggers niet zonder reden aannemen, in zoverre helderziend was, dat ze bij goede concentratie als het ware gedachten kon lezen (= telepathie).

Haar identificatie van Saul is het resultaat van het handig kombineren van de volgende zaken:

a. De waarzegster krijgt een lange man op bezoek: opwaarts hoger dan al het volk. Zie 1 Sam. 10 : 23."

b. De krachtig uitgesproken eed (vs. 10). Zij begrijpt nu, dat in wezen alleen de koning zulk een belofte kan doen.

c. Een lange, uiterst gespannen man vraagt haar in het holst van de nacht om Samuël te doen opkomen, een leidinggevende volksfiguur, die Israël jaren gericht had. Deze Samuël had Saul tot koning gezalfd. Later was hij met Saul in hevige konflikten geraakt. Zou ze Saul en Samuël niet kennen!

Bij haar herkenning van Saul speelt ook haar „helderziendheid" een rol. Als het ware „binnenkijkend" in de gedachtenwereld van Saul doorziet ze in een flits de situatie: Gij zijt Saul!

Het antwoord van Saul op haar vraag (vs. 12b) bevestigt haar vermoeden. Hij spreekt haar niet tegen, maar zegt: „Vreest niet", m.a.w. u hebt gelijk, maar wees niet bang, ik zal u echt niet laten doden. Hij praat er snel overheen als iets onbelangrijks. Dit blijkt uit de vraag, die hij er haastig aan toevoegt: „Maar wat ziet gij?" (vs. 13)

Let op deze vraag. Saul ziet dus zelf niets, helemaal niets! Hij kan haar niet kontroleren, omdat hij alleen maar kontakt heeft met de waarzegster via een gangetje. Zie D4. Dit blijkt ook wel uit de nu volgende dialoog.

De vrouw, gerustgesteld door Sauls antwoord, is weer volkomen in haar rol. Ze geeft een vage beschrijving van de geest, die ze zogenaamd uit de kuil ziet opstijgen: „Ik zie goden uit de aarde opkomende" (vs. 13b). Héél vaag, maar Saul, die alleen maar aan Samuël denkt, vraagt: „Hoe is zijn gedaante?" (vs. 14)

Hoewel de waarzegster heel goed wist wie Samuël bij zijn leven was, houdt zij zich handig op de vlakte en zegt: „Ik zie een oud man" (vs. 14). Dat kunnen wel allerlei verschillende oude mannen zijn, maar Saul denkt, gespannen als hij is: Een oud man met een mantel bekleed - dat móét Samuël zijn! Het woord „mantel" is voor Saul onlosmakelijk met Samuël verbonden. Zie 1 Sam. 15 : 27 en 28.

Vandaar Sauls konklusie en als bewijs daarvan zijn reaktie. (vs. 14b)

Vandaar Sauls konklusie en als bewijs daarvan zijn reaktie. (vs. 14b)

6. Samuël ,,spreekt" tot Saul In vers 15 gaat Samuël spreken. Hoe is dit mogelijk als Samuël er niet is? De waarzegsters uit die dagen beweerden het volgende: Doden zijn geesten en hebben dus geen mond, maar een dode kan wel spreken door de mond van een tussenpersoon of medium met een waarzeggende geest. Zie Jes. 29 : 4. Zo ook hier. De waarzegster spreekt en doet alsof Samuël door haar mond spreekt. Met een nagebootste mannenstem roept zij door het smalle gangetje, dat in deze grotwoning van Endor aan haar stem een holle echo verleent: „Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, mij doende opkomen?" (vs. 15a).

De waarzegster stelt deze vraag niet voor niets, want ze wil zelf ook weieens weten waarom Saul haar raadpleegt. Als Saul zijn hart openlegt, kan ze zelf ook weer verder orakelen.

Haar slimme opzet gelukt. Saul, met het klamme angstzweet op zijn voorhoofd, zegt: „Morgen moet ik tegen de Filistijnen vechten en God heeft mij verlaten en antwoordt mij niet meer. Wat moet ik doen?" (vs. 15b)

Als de waarzegster deze ontboezeming hoort, weet ze genoeg. In de andere kamer staat een koning, die door God verlaten is!

kamer staat een koning, die door God verlaten is! Met dezelfde stem roept ze opnieuw: „Waarom vraagt gij mij toch, dewijl de Hcere van u geweken, en uw vijand geworden is?" Zie vs. 16-19.

De logische vraag doet zich voor 1 hoe deze waarzegster, die niet tot de vromen in Israël behoorde, zo precies weet wat Samuël vroeger tegen Saul gezegd heeft.

Samuël had deze woorden uitgesproken op een volksvergadering. Zie 1 Sam. 15 : 23. Dc gebeurtenis was besproken langs alle karavaanwegen en in alle herbergen en woningen.

Nu staat diezelfde koning als een zielige man, vermomd als boer, in haar grotwoning in het holst van de nacht en zij hoort hem steunen: „God antwoordt mij niet meer; wat moet ik doen?"

Deze sluwe vrouw weet haar weetje en zegt: „De veldslag, koning, is morgen voor u verloren en gij en uw zonen zult sneuvelen".

Ze geeft niet alleen blijk van enige kijk op de toekomst, maar heeft ook verstand van politiek.

Enerzijds destilleert zij haar antwoord logisch uit hetgeen bekend is over het leven van Saul en uit het dagelijks nieuws van het oorlogsveld - ze woont immers dicht bij de Filistijnse frontlinie te Sunem - anderzijds kan haar antwoord mede bepaald zijn door telepatische faktoren.

7. Slot

Formeel heeft Saul geen antwoord gekregen op zijn vraag, maar de boodschap verplettert hem: een uitzichtloze een verloren zaak. Hij wordt er door tegen de grond geslagen, zo lang als hij is. (vs. 20). Er is geen kracht meer in hem. Hij is lichamelijk en geestelijk uitgeput.

Saul is er van overtuigd met Samuël gesproken te hebben, maar is in wezen in de meest letterlijke zin bij de duivel te biecht geweest.

„Als dit logement een uithangbord had gehad, had er op moeten staan: In het logement der duivelen" (Prof. G. Wisse).

De waarzegster haalt Saul over wat te eten en Saul keert met zijn mannen in diezelfde nacht terug naar het legerkamp op de Gilboa. Zie vs. 21-25.

E. De gebeurtenis te endor

De meningen over wat bij Endor gebeurde, lopen sterk uiteen:

1. De meeste kerkvaders, de reformatoren Luther en Calvijn en ook de kanttekenaren van de Statenbijbel geloven dat men hier moet denken aan „een boze geest in de gedaante van Samuël, welke zij door haar duivelskunst had doen opkomen". Zie kanttekening bij 1 Sam. 28 : 12.

2. Bisschop Theodoretus van Cyrus, overleden in 457, dacht als eerste aan een werkelijke aanwezigheid van de geest van Samuël, die dan onder de toelating Gods Saul zijn einde voorspelt. Deze vrouw is volgens hem evenals Bileam een instrument in Gods hand om Zijn raad uit te voeren. Zie Snoek, a.w., blz. 269.

Ga na waarom deze mening schriftuurlijk moeilijk te aanvaarden is.

3. Dr. W. Geesink verdedigt in zijn boek „Van 's Heeren ordinantiën, deel II, blz. 331 e.V.", dat wat in Endor gebeurt een gevolg is van natuurlijke, maar gedeeltelijk ook nog verborgen bovennatuurlijke krachten.

4. De eenvoudigste uitleg is die van Balthasar Becker in zijn bekende boek „De betooverde Waerelt" uit 1691. Volgens hem zou de waarzegster helemaal niets gezien of gehoord hebben, maar alles aan Saul hebben voorgelogen.

5. De in deze schets gevolgde uitleg sluit aan bij de verklaring van de bekende Oud-Testamenticus Rudolf Kittel (1853-1929) nl. „Die kluge Betrügerin". Opgravingen kunnen een verrassend licht werpen op moeilijk te verklaren bijbelgedeelten. Zie D4.

F. Endor in hct licht van de schrift

De gebeurtenis te Endor vertoont ongetwijfeld duivelse trekken. Is het niet echt duivels van deze vrouw en dat niet alleen in het speciale geval van de door God verworpen en in het kwaad verharde koning Saul, maar in haar hele praktijk van waarzegster, om haar klant te bedriegen door deze eerst te laten biechten en dan handig zijn misdaden verwijtend voor te houden als de oorzaak van zijn naderende ondergang?

Een waarzegster geeft haar klant als antwoord een uitzichtloze „waarheid", die hem te gronde richt en doet eindigen met zelfmoord zoals bij Saul. Zie 1 Sam. 31 : 4. De profeet Jesaja plaatst deze duivelse waarzeggerij in het juiste licht. Zie Jes. 8 : 19b en 20.

De mens heeft niet alleen een drang in zich om te weten wat de toekomst hem zal brengen, maar zou ook graag met de onzichtbare wereld van het hiernamaals in kontakt willen komen. Dit verlangen is een invalspoort voor de satan. Zie 1 Petrus 5 : 8.

De gevallen mens tracht zich wijs te maken, dat God niets met die onzichtbare wereld te maken heeft (zie Ps. 14 : 1 en Ps. 53 : 2), maar heeft wel belangstelling voor zg. openbaringen uit de wereld der geesten d.m.v. spiritistische experimenten.

Het is één van de middelen van de satan om de mens van God en Zijn geopenbaarde wil in Zijn Woord af te trekken en naar de eeuwige ondergang te voeren. Gods kerk heeft genoeg aan het getuigenis van Gods Woord. Zie Deut. 29 : 29.

Ga eens na hoe de satan zich in de Schrift openbaart als de grote verleider, aartsleugenaar en mensenmoorder van den beginne. Zie bv. Joh. 8 : 44; in de schets „De vrouw en de draak", II 5, Jeugdbond Ger. Gem. '73/'74, wordt voldoende materiaal aangedragen; zie ook de schets „Duistere machten", '75/'76.

1 Sam. 28 is in Gods Woord opgetekend ter waarschuwing en tot onderwijzing. Zie 2 Tim. 3 : 16. Er valt met de duivel niet te spotten, want hij heeft grote macht. Van nature is de mens gebondene van satan, in zoverre God dat toelaat. Christus heeft de duivel echter overwonnen en daarom mag Gods kerk door wederbarende genade belijden: „En mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft". Zie Heid. Cat. vr. 1.

Er is momenteel veel belangstelling voor de duistere machten van satan zoals spiritisme, astrologie, waarzeggerij en duivelaanbidding, o.a. getuige het boek van Hall Lindsey: Satan leeft onder ons.

Laat aan het einde van je inleiding duidelijk uitkomen, dat Saul Gods Woord verwerpt en kontakt zoekt met de geesten der gestorvenen, maar dat de ware gelovige gemeenschap zoekt met God in Christus door het levende geloof met als onbedrieglijk richtsnoer het eeuwige Woord van God. Zie Ps. 25 : 14 en 1 Sam. 30 : 6.

G. Wenken

Wie een onderwerp wil maken over „de kracht van de satan" kan terecht bij een boek als in de literatuur onderaan genoemd: Hall Lindsey: Satan leeft onder ons; en het boek van C. S. Lewis: Brieven uit de hel; en het boek van Ds. G. Toornvliet: De duivel onder ons.

H. Gespreksvragen

I. Waarom is Saul als koning verworpen?

2. Wij lezen van Saul dat hij een ander hart kreeg (1 Sam. 16).

Wat betekent dat en wat was het verschil met David?

3. Is Samuël werkelijk aan Saul verschenen?

4. Is er herkenning mogelijk na de dood?

Denk aan de verheerlijking op de berg.

5. Hoe wordt de duivel in de Schrift genoemd en op welke wijze kan hij zich openbaren?

6. Wat heeft de geschiedenis van Saul te Endor ons te zeggen?

I. Literatuur

Algemeen:

M. Henry, Verklaring van het O.T., deel , Kampen z.j. (blz. e.v.)

Dr. C. J. Goslinga e.a., Korte Verklaring van de Heilige Schrift, Kampen, 1959 - Samuël, deel I, blz. 319 e.v.

Dr. F. L. Bakker, Geschiedenis der Godsopenbaring, Kampen, 1955 - het 0.T., blz. 318 e.v.

1. Snoek, Koningen van Israëls God gegeven, Kampen, 1938, blz. 259 e.v.

M. S. en J. Miller, Algemene Bijbelse Encyclopedie, Den Haag, z.g. zie trefwoorden: Endor, Saul, satan, magie en waarzeggen.

* Hall Lindsey, Satan leeft onder ons. Uitg. Novapres, Laren (N.H.).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

Salvo | 9 Pagina's

Saul Te Endor

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

Salvo | 9 Pagina's