JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Het verbond der genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond der genade

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. Aanwijzingen voor bet gebruik

In deze schets wordt je een erg belangrijk, maar moeilijk onderwerp aangeboden.

Juist daarom is een eenvoudige opzet aangehouden. Het onderwerp van deze schets laat zich dan ook het best behandelen aan de hand van „De Gereformeerde Dogmatiek" van Ds. G. H. Kersten.

Lees in eerste instantie deze schets.

Raadpleeg daarna „De Gereformeerde Dogmatiek" en werk met gebruik van dit boek de schets uit. Dit onderwerp zal bij voorkeur door wat oudere leden van de vereniging behandeld moeten worden.

B. Twee verbonden

— Herhaaldelijk wordt in de Bijbel gesproken over een verbondssluiting tussen God en de mens. Enkele voorbeelden:

— Het werkverbond. Zie Gen. 2 : 16 en 17.

— Het genadeverbond. Zie Gen. 3 : 15.

— Het verbond met Noach, het zgn. natuurverbond. Zie Gen. 9 : 1-17.

— Het verbond met Abraham en zijn zaad. Zie Gen. 17 : 17.

— Het verbond met Israël aan de Sinaï. Zie Deut. 5 : 2.

— Het verbond met David. Zie 2 Sam. 23 : 5.

Zie voor andere voorbeelden Jer. 32 : 38; Hebr. 8 : 8; Gen. 6 : 18; Jes. 33 : 20.

Met betrekking tot de eeuwige staat van de mens zijn er twee verbonden:

a. het verbond der werken;

b. het verbond der genade.

We zijn öf in het verbond der werken, öf in het verbond der genade.

C. Het verbond der werken

Het verbond der werken werd met Adam opgericht vóór de val. God plaatste Zich in Zijn goedheid nääst de mens. In dat verbond waren twee partijen:

a. God, Drieënig;

b. Adam, vertegenwoordigend al zijn nakomelingen.

In dat verbond kwam God tot de mens met een eis en met een belofte.

Gods eis: Volmaakte gehoorzaamheid aan de wet der liefde. Gods belofte: Het eeuwige leven.

Bij ongehoorzaamheid dreigde God met de dood. In het verbond der werken kon de mens door deze verbondssluiting het eeuwige leven verwerven. Echter, het heeft de mens niet goed gedacht God in erkentenis te houden. Adam, als hoofd van het werkverbond, zondigde en brak daarmee het verbond en in Adam alle mensen. Zie Hosea 6 : 7 en Rom. 5 : 12-19.

In vers 18 van Rom. 8 wordt gesproken van twee verbondshoofden: Adam en Christus.

Door Adam de dood, door Christus het leven. Zie Rom. 5 : 18.

D. Het verbond der genade

De partijen in het verbond der genade:

a. God;

b. Christus, die de uitverkorenen vertegenwoordigt.

Het verbond der genade is van eeuwigheid met de uitverkorenen in Christus opgericht. Men spreekt in dit verband ook wel van het verbond der verlossing of de Raad des Vredes. Tussen „het verbond der genade" en „het verbond der verlossing" is geen wezenlijk onderscheid.

Het verbond der verlossing is in de eeuwigheid gesloten.

Het verbond der genade is de uitvoering van het verbond der verlossing en geschiedt in de tijd. Gen. 3 : 15. Men vergelijkt dit wel eens met het fundament van een huis. Het fundament is dan het verbond der verlossing, terwijl met de opbouw van het huis dan het verbond der genade wordt bedoeld.

Sommigen stellen wel een wezenlijk onderscheid, zoals de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk. Zie daarvoor „De Gereformeerde Dogmatiek" van Ds. G. H. Kersten, blz. 310 v.v.

1. Voorwaarden of beloften?

Van nature leven we alle in een verbroken werkverbond. Ook de uitverkorenen zijn van nature kinderen des toorns. Zie Ef. 2 : 3 en Rom. 5 : 10. Allen liggen we van nature onder het oordeel des doods. Alleen door wedergeboorte wordt men persoonlijk in het verbond der genade ingelijfd. Aan ieder persoonlijk moet het wonder van de levendmaking geschieden.

De „levendgemaakte mens" wordt in het verbond der genade opgenomen en kan als ware bondeling niet uitvallen. Dit in tegenstrijd tot wat Prof. Schilder (Vrijgem.); in navolging van Kuyper stelt. Dat strijdt tegen Rom. 11 : 29: „De genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk".

Velen leren dat geloof en bekering de „voorwaarden" van het verbond zijn. „De mens kiest voor Jezus", (o.a. Het Leger des Heils, de Vrij-Evangelischen, de Pinksterbeweging enz.). Zie Salvoschets „Youth for Christ".

Een levensgevaarlijke stelling! De „godsdienstige" mens wil graag iets voor Jezus doen. Zie echter wat staat in Ps. 14 : 1, 2 en Ps. 53 : 2, 4. 't Is onmogelijk dat voorwaarden door de mens zelf moeten worden voldaan. Zie Jes. 1 : 10-15. Vgl. Matth. 16 : 25.

Geloof en bekering zijn niet de „voorwaarden" van het verbond maar ze behoren tot de beloften van het verbond. Wij mogen van het genadeverbond geen nieuw werkverbond maken, alsof wij uit onszelf zouden kunnen geloven. Wat de Heere in het genadeverbond eist, belooft hij tevens.

Deze beloften zijn door Christus verworven (2 Cor. 1 : 20) en worden geschonken aan iedere uitverkorene. De zaligheid ligt niet in handen van de mens, maar ligt vast in de handen van Sions eeuwige Koning.

Geloof en bekering worden door God gewerkt. Zie Luk. 22 : 32. Ze behoren tot de beloften en zijn zegeningen, maar geen voorwaarden van het verbond der genade.

2. De eis van geloof en bekering

God komt met de eis van geloof en bekering. Die zijn noodzakelijk, want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Zie Hebr. 11 : 6; vgl. Joh. 3 : 36 en 2 Cor. 5 : 20.

„Ook wil de Heere door deze manier van spreken Zijn volk verootmoedigen, opdat het, door de ontdekking van de Heilige Geest, des te begeriger zij naar Christus"; Ds. G. H. Kersten in de Gereformeerde Dogmatiek. Niet om het geloof, maar door het geloof wordt de uitverkoren zondaar met Christus verenigd. Het geloof is een gave Gods.

3. Verbond en verkiezing

Het genadeverbond en de verkiezing zijn niet van elkaar los te maken. De uitverkorenen zijn in het verbond der genade en der verlossing door de Vader aan de Zoon gegeven. Zie Joh. 17: Deze gegevenen des Vaders zijn door Christus' bloed gekocht en worden door de Heilige Geest, in het verbond der genade, door wedergeboorte ingelijfd, zodat zij alleen de weldaden van het verbond deelachtig worden.

De uitverkorenen alleen hebben recht op de goederen des verbonds en „de Heere zal hun tot een God zijn en zij zullen Hem tot een volk zijn". Zie Jer. 31 : 1.

4. Christus, het „Hoofd"

1. Hij is de Middelaar des verbonds. Zie Hebr. 8:6; Hebr. 9 : 15; Hebr. 12 : 24. De Middelaar staat tussen een „rechtvaardig God" en „een doemwaardig zondaar". Zie D.

2. Hij is de Borg des verbonds. Zie Hebr. 7 : 22. Als Borg verplicht Hij Zich voor de zonden van zijn volk te voldoen.

3. Hij is het Hoofd van het verbond. Zie Rom. 5 : 12 t/m 19.

E. De openbaringsvormen

Op verschillende wijze wordt de verlossingsweg aan de mens geopenbaard:

1. Van Adam tot Abraham. Deze vorm draagt een persoonlijk karakter. Er zijn nog géén Sakramenten, alleen Gods beloften. Gods belofte was het enige houvast des geloofs, om het beloofde vrouwenzaad te verwachten.

2. Van Abraham tot Mozes. Dit is de patrichale vorm. Er was alleen het Sakrament der besnijdenis, met Abraham én zijn zaad. Ismaël en Ezau stonden in een uitwendige verbondsbetrekking.

3. Van Mozes tot Christus. Dit is de nationale vorm. Nu twéé Sakramenten: Besnijdenis en het Pascha.

Het gehele volk wordt in een verbondsbetrekking gesteld. Zie echter Rom. 9 : 6!

4. Van Christus tot de oordeelsdag. De kerkelijke vorm. De gemeente van Jeruzalem wordt wereldkerk! Dit is de Kerk van het Nieuwe Testament. We moeten ook hier echter onderscheid maken tussen een inwendige en een uitwendige verbondsbetrekking. Zie Rom. 9 : 6.

F. Een grote verantwoordelijkheid

De „openbaring" breidt zich uit tot buiten de grenzen van het verbond. Wij leven als gedoopten onder de bediening van het verbond der genade. Dat legt een grote verantwoordelijkheid op de mens. Niet ingaan in het verbond stelt tevens schuldig voor God. Zie „Ger. Dogm.", blz. 335 v.v.

God schenkt ons op de erve veel weldaden:

1. Hij brengt ons onder de bediening van het verbond.

2. De woorden Gods zijn ons toebetrouwd. Zie Rom. 9.

3. Hij roept ons tot de zaligheid. Zie 2 Cor. 5.

4. Hij legt de verplichting op ons om God en onze zaligheid in Christus te zoeken. Zie Rom. 2 : 4.

5. Degenen die in een uitwendige betrekking tot het Genadeverbond zijn gebracht, hebben zelfs enige gemeenschap aan Christus.

Bestudeer heel nauwkeurig:

a. 1 Corinthe 10 : 1 t/m 5; b. Johannes 15; c. 2 Petrus 1 : 1.

Dit alles beklemtoont onze verantwoordelijkheid. Blijft de mens onder de bediening van het Verbond onbekeerd, zijn hart verhardend, hij zal „God de schuld niet kunnen geven, noch Christus, Die in het Evangelie aangeboden wordt". Zie Vijf artikelen tegen de Remonstranten III, IV, 9.

Om eigen schuld zal hij verloren gaan, veroordeeld niet alleen door de wet, maar ook door het Evangelie. Zie Israël bij de Sinaï, Joh. 5 : 40 en Matth. 8 : 12.

En toch... „de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn". Niemand zal in Hem geloven, niemand een bondgenoot Gods worden, dan alleen degenen, van wie Christus zei: „Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen". Joh. 6 : 37. Zie Kersten, A.W. blz. 336 en 337. De ware bondelingen zullen komen.

Gods trouw is oneindig. Zelfs de ontrouw van de bondelingen doet de trouw Gods niet te niet. Zie Jes. 54 : 9, 10 en Ps. 89 : 31.

G. De beloften van het verbond

Het genadeverbond wordt in Gods Woord ook wel genoemd „de verbonden der belofte". (Efeze 2 : 12.) Paulus spreekt in het meervoud, niet omdat er meer dan één verbond der genade is, maar omdat het verbond, eerst in het Paradijs opgericht, daarna vele malen is vernieuwd, zoals met Abraham, Israël, David. Zie B.

Telkens werd de belofte van het verbond vernieuwd (welke belofte?), hoewel er slechts één genadeverbond is: het verbond der belofte.

De beloften van het verbond worden genoemd in Kersten A.W. blz 338 t/m 341. Deze beloften zijn alleen aan de uitverkorenen vermaakt in Christus. God schenkt niet de beloften des levens aan verworpenen. Het is misleidend te stellen dat het recht op de beloften van het genadeverbond aan alle gedoopten mag worden toegekend.

Het verbond der belofte betreft allereerst Christus en in Hem al Zijn uitverkorenen. Het is de Heere die de zondaar trekt in Zijn ondoorgrondelijke liefde. De zondaar neemt Christus door het geloof aan en geeft zich geheel aan Hem over. Hij stemt volkomen in met de eisen en beloften van het verbond. De Heere zal tot in eeuwigheid aan Zijn verbond gedenken (Ps. 105 : 8) dat Hij gemaakt heeft met Zijn uitverkorenen. Zie Ps. 89 : 1-4.

Aan alle weldaden van het verbond der genade, zowel voor tijd als voor eeuwigheid zullen de uitverkorenen deel hebben. Want zij zullen van stonde aan bij hun sterven naar de ziel tot Christus haar Hoofd worden opgenomen, en met Zijn komst op de wolken, beide met ziel en lichaam hun God en Koning volmaakt prijzen tot in eeuwigheid.

H. Gespreksvragen

I. Is er verschil tussen het genadeverbond en het verbond der verlossing?

2. Er wordt wel eens gezegd dat van het genadeverbond geen werkverbond gemaakt mag worden. Kun je deze uitspraak verduidelijken?

3. Sommigen leren dat geloof en bekering voorwaarden van het verbond zijn. Als hiervan de onjuistheid is aangetoond, geef dan aan met welk doel Gods eis: geloof en bekering gesteld wordt.

4. Er zijn tweeërlei kinderen des verbonds. Verklaar deze uitdrukking en verduidelijk dit met voorbeelden.

5. Naar Gods vrijmachtig welbehagen wordt met de uitverkorenen het verbond der genade gesloten. (Joh. 6 : 37 b.v.).

Toch staan we geheel schuldig, als we ons niet bekeren. Ook jij draagt als gedoopte een grote verantwoordelijkheid. Zie b.v. wat staat in Matth. 11 : 21, 22 en 2 Cor. 5 : 11.

Hoe is dat te verklaren?

6. Hoe kan ik weten dat ik in het genadeverbond opgenomen ben?

I. Literatuur

Algemeen:

1. Ds. G. H. Kersten, „De Gereformeerde Dogmatiek". Uitgave: De Banier B.V., Utrecht. 2. J. Vreugdenhil, „Onze geloofsleer". Uitgave: W. M. den Hertog, Utrecht.

2. J. Vreugdenhil, „Onze geloofsleer". Uitgave: W. M. den Hertog, Utrecht. 3. Kanttekeningen van de Statenvertaling.

3. Kanttekeningen van de Statenvertaling.

Voor verdere studie:

4. J. Calvijn, „Institutie", deel II. Uitgave: W. D. Meinema N.V., Delft.

5. T. Boston, „Het verbond der genade". Uitgave: De Banier, Utrecht.

6. I. Kievit, „Verbond en prediking". Uitgave: J. Bout en Zn. Huizen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

Salvo | 76 Pagina's

Het verbond der genade

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

Salvo | 76 Pagina's