Het Boek Esther
Aanwijzingen voor het gebruik
a. Lees, vóór je de schets bestudeert en de inleiding gaat maken, eerst het boek Esther door. Noteer nu alvast dingen die je opvallen. Laat het geheel rustig op je inwerken.
b. De inleiding zal achtergrondinformatie (1) moeten geven, zoals de schets doet. Daarnaast moet het verhaal zelf (2) doorgegeven worden, het verhaal van Gods heilhandelen.
Het is goed mogelijk twee leden van de vereniging te laten samenwerken. Het is ook goed mogelijk afwisselend deze punten aan de orde te stellen. In onderling overleg kan men dan kiezen, wie (1) en wie (2) voor zijn/haar rekening neemt.
c. Vergeet beslist niet op de strekking van het veihaal te wijzen. Men kan deze ook door groepjes laten formuleren (zie de gespreksvragen), als het maar aan de orde komt (zie ook punt 6).
d. Illustraties zijn altijd aantrekkelijk. Wellicht kan iemand de plattegrond van de burcht Susan op een bord of een vel papier vergroten, zodat iedereen er kennis van kan nemen.
1. Karakter van het boek esther
a. Dit bijbelboek neemt een zeer eigen plaats in. De Naam van God wordt er niet in genoemd. Het boek wordt nergens in het Nieuwe Testament aangehaald.
Luther was geen vriend van het boek, omdat hij het te Joods vond. Het lot, de wijn van Ahasveros, de knappe Esther, de slapeloosheid van de koning, dit alles schijnt een bijzonder belangrijke rol te spelen. Het „volle leven" krijgt alle accenten: een schoonheidswedstrijd, een drinkgelag, een paleisrevolutie, onderlinge jaloezie, enz. Hoort dit alles wel in de Bijbel?
b. En toch... Een Engelsman zei: ,.A1 staat de Naam van God niet in het boek, Zijn vinger is er wel: Gods voorzienigheid! Hij zorgt dat Zijn volk wordt gered. Dat zagen Haman en Ahasveros niet. God is dwars door het zondige menselijke handelen heen bezig met de volvoering van Zijn plan. Onder punt 6 wordt uitgewerkt dat het wezenlijk religieus karakter van het boek geen afbreuk wordt aangedaan door het schijnbaar wereldse karakter.
2. Historische achtergrond
Cyrus van Perzie sterft 529 voor Christus. Zijn zoon Cambysus (529-521) wordt opgevolgd door Darius I (521-485). Deze grondvest een despotische regeringsvorm in Perzië. Hij breidt zijn rijk aanzienlijk uit, maar de veldtocht tegen Griekenland mislukt. Vóór zijn dood wijst hij Ksjajarsja aan tot zijn opvolger (Grieks: Xerxes, onder welke naam hij bekend is in de algemene geschiedenis; Hebreeuws: Achasjwerosj. Deze Ahasveros regeerde van Indiè' (= India) tot Morenland (= Ethiopië) toe (Esther 1:1). Ook van hem weten we van een veldtocht tegen de Grieken, die eveneens slecht afliep: twee miljoen Perzen kwamen om!
Deze tocht werd in het derde jaar van zijn regering te Susan voorbereid (Esther 1 : 3): 180 dagen lang! Daarna een feest van 7 dagen (Esther 1 : 5). Op dit feest komt Vasthi tot haar moedige weigering (Esther 1 : 12).
Pas in het 7e jaar wordt Esther door de koning tot koningin verkozen (Esther 1 : 16). Hiertussen ligt de periode van voorbereiding op de oorlog met de Grieken, de strijd zelf en de terugtrekking naar het veilige Susan. Dan pas heeft hij tijd om aan een opvolgster voor Vasthi te denken (begin hoofdstuk 2), terwijl Esthers voorbereidingstijd ook een jaar duurde (Esther 2:12).
3. De hoofdpersonen
a. Ahasveros: lichtzinnig, wreed en zinnelijk. Woonde meeste tijd te Susan, waar hij zich door zijn hovelingen liet vleien. Geen groot vorst, al regeerde hij over een groot rijk. Na 20 jaar werd hij door een overste van zijn lijfwacht vermoord.
b. Mordechai: in Esther 2 : 5 lezen we voor het eerst van hem. Hij blijkt een Benjaminiet te zijn. Z'n overgrootvader heette Kis, evenals vroeger Sauls vader. Deze Kis werd met koning Jojachin ten tijde van Nebukadnezar in ballingschap weggevoerd: 597 v. Chr. Kis behoorde waarschijnlijk tot de meer aanzienlijken, want de armen bleven achter (zie 2 Kon. 24 : 8 w.). Dit verklaart misschien ook Mordechai's positie aan het hof.
Mordechai is dus een Jood die zijn vaderland nooit gezien heeft. Hij mocht echter door genade trouw blijven aan de God van zijn volk. In zijn positie van wachter in de poort van de koning ontdekt hij een aanslag tegen het leven van Ahasveros (Esther 2:21 w.). Zijn naam is aangepast aan de heidense omgeving: Mordechai herinnert aan Marduk, een Babylonische godheid.
Omdat zijn nicht Esther geen ouders meer heeft, neemt hij, de kennelijk veel oudere neef, haar opvoeding op zich. Mordechai is een neef van Esther, geen oom (zie Esther 2 : 7).
c. Esther: zij is de belangrijkste figuur in dit bijbelboek naar haar naam. Haar Joodse naam is Hadassa (= mirt), maar we kennen haar bijna uitsluitend onder haar Perzische naam (waarschijnlijk verwant met „ster", óf de naam van de Babylonische godin lsjtar). We leren Esther kennen als een zeer knappe, bescheiden jonge Israëlitische vrouw. Esther 2 : 15 geeft een aanwijzing dat zij niet stond te popelen om een bijzonder gunstige indruk op de koning te maken. Zij aanvaardde slechts wat de eunuch (een harembewaarder was een gecastreerde) Hegai wenste. Zó maakte ze een onweerstaanbare indruk, 's Konings keuze is dan ook onmiddellijk bepaald.
Esther is intussen niet de éérste koningin. We weten uit de algemene geschiedenis dat dit Amestris was. Toch wordt Esther ook koningin genoemd, omdat ze koningin van de tweede rang is en ver boven de gewone haremvrouwen staat.
We leren Esther kennen als een vrouw, die niet zonder geloof blijkt te zijn. Ondanks het feit, dat ze niet tot de koning durft te gaan, omdat ze zijn straf vreest, gaat ze toch, na drie dagen gevast en gebeden te hebben. „Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om" (Esther 4 : 16). Anderzijds treft ons dat ze met een zekere vrouwelijke list zeer behoedzaam te werk gaat: ze dost zich fraai uit, ze komt niet direkt met haar verzoek, maar bereidt de koning psychologisch voor op wat ze te vragen heeft,
d. Haman: deze is een Agagiet. 1 Samuël 15 vertelt ons wie Agag was: de koning der Amelekieten ten tijde van Saul. Lees dit hoofdstuk eens door. Mordechai zien we staan tegenover Haman, zoals eens Saul tegenover Agag. Maar hier herhaalt de geschiedenis zich niet: Mordechai weigert de knieval voor Haman. De grootvizier (eerste minister) Haman zal geen goddelijke hulde ontvangen. Die komt alleen de Heere toe. In Haman zien we de verpersoonlijking van sluwheid en opgekropte haét, voortkomend uit een waanzinnige hoogmoed: omdat één man niet naar zijn zin handelt, moet een heel volk eraan! Maar, hoogmoed komt voor de val. De Heere laat niet met Zich spotten. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Dat hebben de Jodenhaters van Haman tot Hitier ervaren.
4. De plaats van handeling
Dit is Susan, de oude hoofdstad van het Perzische rijk. Susan bestaat uit de burcht, waar de koning heerste, én de stad. Een plattegrond van de burcht kan wellicht het een en ander verduidelijken.
5. De loop van het verhaal
Deze wordt hier niet gegeven, omdat we ons tot achtergronden beperken.
Het is echter niet juist, dit in de inleiding na te laten. Hoe meer schijnbaar onopvallende details men in de inleiding geeft, des te wonderlijker wordt juist Gods heilshandelen. Er moet dus een gedeelte zijn dat „het verhaal" geeft. De inleider kan dit zelf doen. Hij dient dan heel nauwkeurig de gang van de Schrift te volgen. Een andere methode is misschien om vooraf enkele groepjes de hoofdlijn van het boek Esther te laten vaststellen (uit het hoofd, wat men er nog van weet). De inleider moet dan nagaan of er geen ,schakels" zijn weggelaten. Een goede vorm van opbouwend met de Schrift bezig zijn.
Aandachtig lezen van het boek Esther laat zien dat er geen enkele „toevalligheid" overblijft. Alles past ineen als een wonderschoon werk van Gods voorzienigheid. Een hulpmiddel bij dit samenvatten biedt elk bijbels handboek, of elke kommentaar in zijn inleiding.
Op enkele punten gaan we nader in:
a. De uitroeiing van de Joden had voor Ahasveros natuurlijk ekonomische eevolgen: hun belastinggelden zou hij moeten missen. Haman biedt dan aan een som van 10.000 talenten zilver te storten in de schatkist, die uitgeput was door de oorlog met Griekenland. Dit is een bedrag van ongeveer f 150.000.000,-! Het lijkt een ongelooflijk hoog bedrag, maar Haman zou hiervoor de buit, veroverd door de uitroeiing der Joden, wel gebruikt hebben.
b. Haman durft niet zó maar een dag te kiezen, waarop het oordeel zal worden uitgevoerd. Nauwkeurig moet de gunstigste dag worden vastgesteld. Het lot wordt daartoe geworpen, waarschijnlijk bestaande uit een aantal dobbelstenen met tekens erop. Het oud-Perzische woord voor lot is pur geweest (Esther 3 : 7). Vandaar de naam Purimfeest.
c. Het was in Perzië een schande als een goede daad, aan de koning verricht, zonder beloning in het vergeetboek kwam. Als de koning in de slapeloze nacht (Esther 6 : 1 e.v.) dan ook kennis neemt van Mordechai's goede zorg voor hem (Esther 2 : 21 - 23), moet daar direkt wat aan gedaan worden. En wat!
c. Als Haman geraadpleegd wordt (Esther 6 : 6) denkt deze dat hij bedoeld wordt. Let erop, dat Haman bepaald geen geringe eisen stelt: het koninklijke kleed, het koninklijke paard en... de koninklijke kroon! Ongehoorde eisen! Ongetwijfeld is er koninklijk leedvermaak geweest!
d. Het Purimfeest is bijzonder geliefd bij de Joden. Het begint met een vastendag vóór het eigenlijke feest, n.a.v. Esthers vasten en bidden (Esther 4:16). Dit is op de 13e Adar. Op de 14e Adar begint de feestviering na het avondgebed met de voorlezing van het boek Esther. Zo dikwijls de naam Haman wordt voorgelezen, is het de gewoonte met ratels te slaan, te fluiten of te stampvoeten, terwijl men zoiets zegt als: „Dat zijn naam uitgeroeid worde..." Hierna is er thuis een gezellig samenzijn.
De 15e Adar gaat men zeer vroeg naar de Synagoge voor Schriftlezing (o.a. Ex 17:8 v.v.; begrijp je dit?), terwijl ook de lezing van Esther herhaald wordt Het overige van de dag is er gelegenheid voor feestviering. Het is de gewoonte elkaar geschenken te geven. Het purimfeest is nu sterk verwereldlijkt en draagt een carnavalskarakter. De tweede feestdag (15e Adar) houdt verband met het feit, dat de Joden in Susan een dag later pas de definitieve overwinning konden vieren (Esther 9 : 15).
6. Tenslotte...
Hoewel de schets op feiten is ingesteld, moeten we bedenken dat het niet alleen maar gaat om de feiten. Onze aandacht moet gericht worden op de diepere bedoeling en strekking van al het verhaalde. Lees er eens een preek op na. Het boek Esther maakt, zoals Aalders terecht in zijn Korte Verklaring opmerkt, óók deel uit van de heilsopenbaring. Artikel 4 en 5 van de Ned. Geloofsbelijdenis gelden ook voor het boek Esther! In de heilsopenbaring gaat het tenslotte om Christus. Welke ons in héél de Schrilt verklaard wordt. Ook de historische feiten van het boek Esther hebben de strekking Christus te prediken.
Het boek Esther verkondigt ons het almachtig ingrijpen van de eeuwige Koning, waardoor het heilige zaad bewaard blijft, waaruit de Christus zou geboren worden. De strijd tussen de machten der duisternis en die van het licht, tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad dateert al van Adams val. Het konflikt tussen Haman en Mordechai is er slechts een episode uit. En mogen de Joden het boek Esther dan al nationalistisch opvatten, het mag de ware gelovigen wijzen op de uiteindelijke overwinning van de Heere Jezus Christus.
7. Literatuur
Opmerking vooraf:
ln elke literatuurlijst staan boeken vermeld, die ondanks de waardevolle gegevens kritisch gelezen dienen te worden.
Naast de Bijbel (het boek Esther) is het gewenst gebruik te maken van enige literatuur hieronder vermeld:
1. Bijbelverklaring van Dachsel of Henrv op het bijbelboek.
2. Korte Verklaring van de Heilige Schrift: het boek Esther.
3. Dr. KI Bakker: Geschiedenis der Godsopenbaring, deel I. Uitgave: JH Kok N.V., Kampen.
4. Ds. H.G. Abma: Het boek Esther. Uitgave: De Banier N.V., Utrecht, B.B.G.- serie.
5. Dr. P. ten Have: Bij de bron, deel I. Uitgave: Neerbosch' Drukkerij en uitgeverij te Neerbosch.
6. Ds. J.J. Knoop: Onder de schaduw Zijner hand. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen, 1921.
7. H. Rossier: Bouwen en bewaren, beschouwingen over Ezra, Nehemia en Esther. Uitgave: W.J. Pieters, Oostburg.
8. Wenk
Het onderwerp over Esther leent zich heel goed om in samenhang met een onderwerp als het anti-semitisme behandeld te worden. Natuurlijk niet op één avond, maar b.v. de ene vergadering een inleiding over het boek Esther en de daaropvolgende vergadering een bespreking van het anti-semitisme.
9. Gespreksvragen
1. Hoe denk je over Ahasveros' vrees dat de vrouw te machtig zou worden door Vasthi's weigering (vrouwenemancipatie)?
2. Zijn er bezwaren in te brengen vanuit moreel standpunt tegen verschillende handelingen van Mordechai en Esther (verwijzen naar teksten). Ga eerst na óf er bepaalde dingen in hun gedrag af te keuren zijn.
3. Begrijp je Luthers bezwaar tegen het boek Esther? Waaruit zal dit bij Luther voortgekomen zijn? Hoe sta je zelf hier tegenover?
4. Wat heett het boek hsther ons te zeggen, ook nu nog?
5. Noem voorbeelden van de strijd tussen de machten van het licht en van de duisternis in hiihel
6. Jodenhaat (anti-semitisme) kennen we de hele geschiedenis door. Probeer eens te ontdekken welke motieven daarvoor zijn (geweest).
Plattegrond
1. Feestzaal met tuin
2. Poort, die toegang geeft tot het huis der vrouwen.
3. Het huis der vrouwen.
4. Gang leidend naar de vertrekken van de koning.
5. Huis van de koning, met het gevreesde binnenste vertrek, waar de koninklijke troon staat, waar niemand zonder toestemming komen mag.
6. Een versterkte poort, die de toegang tot het huis van de koning kan afgrendelen. Hier vindt Mordechai zijn plaats. Er was geen betere plaats om Esther ongemerkt te bewaken en haar raadgevingen en mededelingen te doen toekomen dan de poort van het paleis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Salvo | 1 Pagina's