De Diana der Efeziërs.
Hand. 19 : 21 - 40
Aanwijzing voor het gebruik.
Een bekend verhaal! Maar zien we de geschiedenis wel in het juiste verband? Er is een onverbreekbare samenhang tussen de prediking van Paulus en het oproer. Het woord des Heeren neemt de overhand! Daarom antwoordt de boze met grof geschut: een massabetoging. We raden je aan om dit verband in je inleiding allereerst kort en krachtig naar voren te brengen. Zie punt 2 van de schets.
1. Inleiding.
In Handelingen 19 wordt ons het oproer te Efeze beschreven. Het vindt plaats tijdens Paulus' verblijf aldaar op zijn derde zendingsreis.
Dit Schriftgedeelte lijkt op het eerste gezicht een eenvoudig historisch gegeven voor een boeiend bijbelverhaal.
Vergis je echter niet! Vergelijk Hand. 19 : 20 en 23 maar eens. Deze teksten zijn als het ware de polen waartussen een „geestelijke hoogspanning" bestaat.
We stuiten hier nl. op een openlijke confrontatie van Christendom en heidendom. Bij enig nader Schriftonderzoek zul je er spoedig achter komen, dat Paulus niet alleen zegen op zijn arbeid heeft ondervonden, maar ook dodelijke vijandschap.
Zoek maar eens op: 1 Kor. 15 : 32, 2 Kor. 1 : 8-10 en Rom. 16 : 3 en 4. Het is opvallend, dat de Handelingen der Apostelen ons weinig opzienbarende feiten meedelen over de strijd van de evangeliepredikers tegen het heidendom. Lukas geeft ons ook weinig achtergrondinformatie over de heidense godsdien-sten in die tijd. Dat was ook niet de bedoeling van de schrijver van de Handelingen. Welke bedoeling had hij dan wel?
In de eerste eeuw van de Christelijke jaartelling zijn er eigenlijk maar drie kenmerkende hoogtepunten - „explosies" - in de strijd tussen Christendom en heidendom aan te wijzen in de Schrift:
— De gebeurtenissen in Lystra tijdens de eerste zendingsreis.
— De toespraak te Athene op de tweede zendingsreis.
— Het oproer te Efeze gedurende de derde zendingsreis.
Wie zich interesseert voor de verhouding van Christendom en heidendom in deze eerste eeuw, kan voldoende interessant materiaal vinden voor een inleiding over deze materie in de hieronder vermelde literatuur.
2. „alzo wies het woord . . ."
Tijdens Paulus' rondreis door Syrië en Klein-Azië bezoekt een zekere Apollos uit Alexandrië, een geleerd en welsprekend man, Efeze. Met vuur predikt hij in de synagoge een bloemrijk maar onvolledig evangelie. Aquila en Prisciila vullen de leemte in zijn geloofskennis aan en sturen hem met aanbevelingsbrieven naar Korinthe.
Bij zijn komst in Efeze ontmoet Paulus enkele Christenen, die 'n even onvolledige kennis van 't evangelie hebben als Apollos. Zij kennen wel de doop der bekering van Johannes, maar niet de doop met de Heilige Geest. Ze worden door Paulus onderwezen en ontvangen de Heilige Geest.
De kracht van de Geest komt openbaar in genezingen en het uitwerpen van duivels. Ondanks deze wonderen weigert het merendeel van de Joden in Jezus te geloven.
Na drie maanden in de synagoge gepredikt te hebben, scheidt Paulus zich van hen af. Hij huurt een openbare collegezaal van een zekere Tyrannus.
Twee jaar lang preekt hij hier, houdt dagelijks lezingen en discussieert met Joden en Grieken.
Kwakzalvers, zoals de zonen van Sceva, proberen Paulus' „toverkunstjes" na te bootsen met de toverformule „Jezus, die Paulus predikt". Hoe loopt dat af?
Het gevolg van dit alles is: „Alzo wies het Woord des Heeren met macht en nam de overhand".
3. Het verzet in efeze.
Volgens 1 Kor. 16 : 9 doet het Woord Gods, dat Paulus en zijn medewerkers verkondigen, zóveel kracht, dat vele zakenlieden in Efeze het in hun boekhouding merken. De inkomsten van de zilversmeden lopen nl. terug.
In Efeze staat de prachtige tempel van de godin Diana of Artemis, die door duizenden pelgrims uit geheel Azië bezocht wordt. Vele pelgrims nemen als „religieus souvenir" een zilveren tempeltje mee naar huis.
Door de prediking van Paulus in en rondom Efeze gaat deze toeloop van bedevaartgangers achteruit Dus ook de handel in tempeltjes.
Demetrius, één van de zilversmeden, die veel aan de kleine reprodukties van de tempel van Diana verdiend heeft, ziet met lede ogen de zaken achteruit gaan. Hij heeft goed in de gaten wie daar de oorzaak van is. Daarom roept hij zijn kollega's bijeen en waarschuwt hen voor Paulus en zijn gevaarlijke prediking, waardoor velen in en buiten Efeze gaan geloven, dat goden met handen gemaakt, geen echte goden zijn. Dit heeft niet alleen voor hen financiële gevolgen, maar het ergste is toch wel, dat het heiligdom van de heerlijke, wijd en zijd in Azië vermaarde godin Diana ten onder zal gaan.
Vooral deze laatste woorden geven voedsel aan het vuur van de verontwaardigde leden van de vakbond der zilversmeden. Opgewonden hollen ze de straat op en roepen luid: „Groot is de Diana der Efeziërs!" Let vooral op het wonderwel samengaan van zakelijke en godsdienstige belangen.
4. Het oproer.
In Hand. 19 : 29 lezen we dat de gehele stad in rep en roer raakt. De zilversmeden veroorzaken een oploop, die veel belangstelling trekt. De menigte stroomt samen naar het 25.000 zitplaatsen tellende amfitheater, een soort stadion. Twee van Paulus' medearbeiders, Gajus en Aris
Twee van Paulus' medearbeiders, Gajus en Aristarchus, Grieken uit Macedonië, worden meegesleurd naar het amfitheater. Paulus wil zich onder het volk begeven om hen te kalmeren. De broeders en enkele oversten van Azië, zg. Asiarchen, waarschuwen hem dit niet te doen.
Waarom niet?
Bijna de gehele menigte, die daar samengestroomd is, weet eigenlijk nauwelijks waar over het gaat.
Alexander, een door de Joden naar voren geschoven figuur, probeert de chaotische massa toe te spreken. De menigte reageert echter met het roepen van „Groot is de Diana der Efeziërs!" Ze houden dit wel twee uren vol!
De stadssekretaris slaagt er dan eindelijk in de schorgeschreeuwde massa tot bedaren te brengen. Hij waarschuwt voor het gevaar het recht in eigen hand te nemen. Ook zouden de Romeinse autoriteiten wel eens van deze oploop op de hoogte gebracht kunnen worden. Vergelijk Joh. 11 : 48.
Op verstandige wijze weet de stadssekretaris hen van de dwaasheid van hun geschreeuw te overtuigen. Wie weet nu niet dat Diana groot is? Indien Demetrius, en allen, die tot de vakbond der zilver-smeden behoren, een of andere beschuldiging tegen iemand in willen brengen, moeten ze bij de rechtbank zijn of deze op een wettige volksvergadering aan de orde stellen. Dit oproer is echter levensgevaarlijk voor geheel Efezel De menigte druipt beschaamd af.
5. Enkele kanttekeningen.
— Uit hoofdstuk 19 : 8 en 10 en 20 : 31 kun je opmaken, hoelang Paulus' verblijf in Efeze geduurd heeft.
— In vers 23 van Handelingen 19 lezen we „vanwege de weg des Heeren". Waarom staan de laatste twee woorden in de Bijbel kursief ( = schuin) gedrukt?
Met „de weg" wordt bedoeld de leer, die Paulus verkondigd had: het Evangelie van Jezus Christus.
Calvijn vat het op als „de mensen, die van die sekte" waren.
— Efeze was het centrum van de dienst van Diana. De Statenvertaling gebruikt evenals voor de goden in Lystra (Hand. 14) de Latijnse naam Diana. De Griekse naam Artemis is echter beter op zijn plaats.
De Romeinse godin Diana mag men namelijk niet zonder meer op één lijn gelijkstellen met de Griekse godin Artemis. Naast overeenkomst is er verschil. Diana is de godin van de jacht. Artemis wordt ook zo genoemd, maar men ziet haar nog meer als de schenkster van het natuurlijke leven. De Artemis van Efeze is niet de echte Griekse Artemis. De Grieken hebben deze godin wel met hun Artemis vereenzelvigd, maar zij lijkt op de Astarte van de Kanaanieten en op de Grote Moeder van Phrygië (deel van Klein Azië, zoek dit maar eens op in een Bijbelse atlas).
De overeenkomst met de eredienst van de vruchtbaarheid in het Oude Oosten wordt versterkt door het feit, dat er zowel, mannelijke als vrouwelijke prostituées aan de tempel van Efeze verbonden waren om dienst te doen bij de uitvoering van de uitzinnige en zedeloze riten (=heilige godsdienstige handelingen). Zie voor vergelijkingsmateriaal de schets „Terug naar Gods Wet" in deze bundel.
We stuiten op een merkwaardig verschijnsel uit die tijd, namelijk dat Oosterse, Griekse en Romeinse goden met elkaar samensmelten. Deze vermenging van verschillende godsdiensten noemt men syncretisme. Een gevolg hiervan is o.a. het openstaan van het heidendom in Paulus' dagen voor nieuwe godsdienstige vormen.
Men heeft marmeren beelden van Artemis der Efeziërs gevonden. De godin draagt een kroon en 't bovenlichaam is bedekt met neerhangende borsten. Waarvan zou dit een teken zijn? Het onderlichaam, gekleed in een nauwsluitend gewaad, doet denken aan een ingepakte mummie. De stadssekretaris spreekt in vers 35 van een beeld, dat „uit de hemel is gevallen". Dit moet het oorspronkelijke beeld van Artemis geweest zijn, dat van zwart geolied hout gemaakt was óf een meteoor geweest is.
De tempel, waarin het beeld van Artemis stond, wordt als één van de zeven wonderen van de oude wereld beschouwd en trok vele pelgrims uit geheel Azië (zie vers 27).
Het marmeren hoofdgebouw was heel wat groter dan een voetbalveld en stond op een geweldig platform, dat ruim 60 bij 120 m. groot was. De indrukwekkende pracht werd nog verhoogd door marmeren en gouden versieringen en beeldhouwwerk.
Doordat de haven van Efeze verzandde, gingen handel en verkeer als bron van inkomsten langzaam maar zeker achteruit. De tempel van Artemis was daarom voor het economische leven van de stad belangrijker dan ooit. Bedevaartgangers hadden voedsel en onderdak nodig en kochten tempelsouvenirs.
Er is van de tempel niet veel meer over dan een moerassige vijver met kwakende kikkers!
Demetrius moet wel een belangrijk man zijn geweest in Efeze. Dit blijkt wel uit zijn aktiviteiten en ook uit de gezaghebbende stem, die hij heeft in de kring der zilversmeden. Men veronderstelt, dat hij de leider was van een grote zilversmederij met ontwerpers en gewone arbeiders. Het vervaardigen van tempeltjes zal wel huisindustrie geweest zijn. Wat bedoelt men daarmee? Uit het verhaal kun je met enige goede wil waarschijnlijk wel enkele sprekende karaktertrekken van Demetrius halen.
In vers 31 is sprake van enkele „oversten van Azië", de zgn. Asiarchen, die Paulus waarschuwen niet naar het stadion te gaan. Asiarchen zijn ambtenaren, die uit de voornaamste families van de provincie voor een jaar gekozen werden. Ze leidden de bond van Aziatische steden, die zich bezig hield met tempelonderhoud en keizerverering. Ze waren echter in de allereerste plaats priesters. Waaruit zou hun vriendschap voor Paulus zijn te verklaren?
In vers 33 is sprake van een zekere Alexander, een Jood. Hij moet een welsprekend en invloedrijk man geweest zijn, want hij werd door zijn landgenoten naar voren geschoven om in het stadion de menigte te kalmeren.
De Alexander in 1 Tim. 1 : 20 en 2 Tim. 4 : 14 schijnt dezelfde te zijn.
Stadsschrijver of sekretaris, genoemd in vers 35 is de titel van een hooggeplaatst ambtenaar in de steden van Klein-Azie; enigszins te vergelijken met onze vroegere raadspensionarissen. Hij beheerde niet alleen het sekretariaat van stad en volksvergadering, maar was in het algemeen ook met de leiding der stadszaken belast.
6. Literatuur.
Commentaren:
— De bekende Bijbelverklaring van Mathew Henry en Dachsel over het betreffende hoofdstuk.
— Korte verklaring van de Heilige Schrift: Handelingen, deel II.
— Commentaar van Joh. Calvijn op de Hand. der Apostelen, deel II.
— Dr. J. H. Bavinck: Geschiedenis der Godsopenbaring - N.T.
Afzonderlijke studies, die een achtergrondbelichting geven:
— Ds. B. Haverkamp: Paulus de heiden-apostel (B.B.G.-serie).
— Dr. J. Ridderbos: De Apostel der heidenen.
— Dr. J. H. Bavinck: Alzo wies het Woord (B.B.B.-serie nr. 10).
— Dr. H. Mulder: Paulus' kruistocht.
— H. C. Kee en F. W. Young: De wereld van het N.T. deel 2: De Gemeente groeit (B.B.B. serie nr. 27).
7. Gespreksvragen.
1. In de schets voor dit onderwerp staat: „Hand. 19 : 20 en 23 zijn als het ware de polen waartussen een „geestelijke hoogspanning" staat". Wat wordt hiermede bedoeld? Vergelijk ook Efeze 6 : 12.
2. Zijn vrienden staan Paulus niet toe om zich in de woedende menigte te begeven. Mogen we vervolging en levensgevaar zoeken? Zegt de Schrift daarover iets?
3. Heb je een vermoeden waarom de menigte niet naar Alexander wilde luisteren, toen men bemerkte dat hij een Jood was?
Waarom zouden de Joden Alexander naar voren hebben geduwd?
4. Weet je nog andere voorbeelden uit de Schrift van een massabijeenkomst, die zich tegen de levende God keert? Waarom zou een massabijeenkomst gemakkelijk een instrument van de boze worden?
5. Zie je overeenkomsten tussen de religieus geladen betoging voor Diana en een uiting van massaal enthousiasme bij de uitslag van een belangrijke voetbalwedstrijd? (Rotterdam, zomer 1970, Feyenoord wint de Europacup, urenlang massaal Feyenoord-geroep, Amsterdam, voorjaar 1971, overwinning Ajax, massale optochten en geroep, aanraken van de cup).
6. Zouden wij ook in deze tijd afgoden kunnen hebben in kerk, huis en hart, die in de plaats komen van de dienst des Heeren? Probeer er samen een aantal te noemen.
Hoe moeten we met die afgoden handelen? Vergelijk jullie antwoord tenslotte met Hand 19 : 18, 19, Heidelberger Catechismus vraag en antwoord 94 en 95).
7. In ons land hoor je tegenwoordig nogal eens vaak de stelling verdedigen, dat het christendom, het mohammedanisme, het boeddhisme in feite op één lijn staan. God zou zich in allerlei religies openbaren. De Diana der Efeziërs en Jezus Christus zouden op een lijn staan? Hoe zou je deze opvatting vanuit de Schrift weerleggen?
8. Wenk.
Zorg je voor een kaart met Efeze en omstreken erop? Een ruwe schets op een stuk papier of een bord kan ook. Spreken over Efeze en niet weten waar deze plaats lag, is voor een jeugdvereniging een onverteerbare zaak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972
Salvo | 80 Pagina's