JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De sport

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De sport

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanwijzing voor het gebruik

In 1972 worden in München de Olympische spelen gehouden. Nog meer dan voorheen zal in veel fabrieken en kantoren het gesprek cirkelen rond het onderwerp sport. Deze schets wil enige hulp bieden bij het vormen van een bijbels verantwoorde mening over het verschijnsel sport in onze samenleving.

Daar verantwoorde literatuur over dit onderwerp schaars is, zal je informatie voor een belangrijk deel beperkt blijven tot deze schets. Probeer enkele opdrachten uit te werken. Wanneer je de resultaten daarvan in je inleiding verwerkt, wint het geheel aan levendigheid.

Dit onderwerp laat zich heel goed door twee inleiders behandelen. In het eerste onderwerp kan dan worden ingegaan op de bijbelse gegevens over arbeid en ontspanning (par. 1 van de schets). In de tweede inleiding kunnen wat gegevens worden aangereikt over de sportwereld. Houdt de inleidingen wel aan de korte kant, zodat er voldoende ruimte blijft voor een goede bespreking.

1. Schriftuurlijk zicht op de ontspanning

Het doen aan sport is een van de vele ontspanningsmogelijkheden, die onze tijd kent. Wie een mening over sport wil vormen, zal daarom moeten beginnen met de ontspanning-in-het-algemeen. Wat zegt GodsWoord over arbeiden en ontspannen?

1. Arbeid en rust behoren krachtens scheppingsinstelling bij elkaar (Gen. 2:3, Ex. 20:9-11). De Heere wil geen arbeidsslavernij (Deut. 5:15).

2. Er mag geen sprake zijn van minachting van de arbeid en overwaardering van rust en ontspanning. De arbeid is een instrument in Gods hand, waardoor Hij deze samenleving mede mogelijk maakt. Arbeid is ten diepste dienst aan de Schepper. De ontspanning dient o.m. om onze arbeid weer zo goed mogelijk te kunnen doen.

3. De Heere vraagt de mens rekenschap over het gebruik van al zijn tijd, doorgebracht in dienstbetrekking of niet (Pred. 11:9-10, Ps. 119:47)

Een centraal gegeven in de Schrift is ook, dat de besteding van onze tijd gericht behoort te zijn op de eer van God. (1 Kor. 10:31)

Werk deze gegevens uit aan de hahd van de Schrift en de artikelen over het onderwerp: Alle tijd is Gods tijd. Zie de literatuuropgave.

2. De kenmerken van het spel

De sport, zoals wij die kennen, behoort typisch bij onze gei'ndustrialiseerde samenleving en ontstond in de tweede helft van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw. Sport is een Engels woord, dat oorspronkelijk spel, vermaak betekende. Je zult in onze Gouden Eeuw b.v. tevergeefs zoeken naar organisatievormen, die in de huidige sportwereld te vinden zijn: competitiewedstrijden, voetbalclubs in klassen ingedeeld enz.

Wel treffen we allerlei spelen aan, wanneer we bladeren in boeken over het dagelijkse leven in b.v. de zestiende en de zeventiende eeuw. We horen over een kaatsbaan, een klots- of rolbaan, balslaan-in-het-krijt 's zomers buiten, het kolfspel enz. In Utrecht bestaat nog steeds de herinnering aan een maliebaan — nu de naam van een belangrijke straat — waarop welgestelden zich bezig hielden met maliën: een soort golf of midgetgolf.

Hier is steeds sprake van spel, dat een duidelijk van onze sport afwijkend karakter, draagt.

— Bij spel is sprake van vrijheid van handelen. Een bevolen spel is geen spel meer.

— De deelnemers aanvaarden een aantal spelregels, die zeggen wat er al of niet mag gebeuren. Wie zich daaraan niet houdt, maakt het spel onmogelijk. Hij is een spelbreker!

— Het spel kent geen materiële beloning, maar heeft het doel in zichzelf. Al spelend komt men tot ontspanning. Er is het besef van het even treden buiten het gewone arbeidsleven.

Wie om zich heen ziet, ontdekt in het dagelijkse leven allerlei spelelementen, die aan de genoemde kenmerken voldoen. Je kunt het begrip spel eigenlijk op één lijn plaatsen met ontspanning. Iemand die zomaar een wandeling gaat maken, doet dat om de wandeling (doel in zichzelf). Hij let niet op de lengte van de weg, maar laat zich leiden door de begroeiing. Wanneer dezelfde persoon te voet naar iemand gaat, omdat hij een afspraak heeft gemaakt, kiest hij wel de kortste weg. De wandeling is geen doel meer; de afspraak is nu het doel van zijn tocht. Daarmee is het spelelement verdwenen! De wandeling is arbeid geworden!

• Observeer eens spelende kinderen. Voldoet hun spel aan de genoemde kenmerken? Je zou van je waarnemingen een verslagje kunnen maken, waarmee je dit gedeelte van de inleiding kunt beginnen.

• Ga eens na welke spelmomenten er aanwezig zijn in één dag; thuis, op je werk, na afloop van het werk thuis, 's avonds op een vergadering enz.

3. Spel en ernst

In het christelijke leven heeft het spel-element, heeft de ontspanning een wettige plaats. De Schrift kent een geoorloofde blijdschap (2 Cor. 6:10, Neh. 8:11, Ps. 100:1) Dit is niet altijd voldoende onderkend.

— Er zijn christelijke opvoeders geweest, die het spelen van kinderen niet wilden toestaan, omdat dit niet strookte met de ernst van het leven. (A.H. Francke)

— Anderen hebben het spel-element in het leven van een volwassene veroordeeld, omdat zij er vanuit gingen, dat de Heere een voortdurend arbeiden zou vragen zonder momenten van ontspanning.

— Soms wordt ontspanning afgewezen, omdat het lichaam als hét zondige, hét minderwaardige wordt gezien. Onbewust gaat men dan uit van een oeroude, heidense benadering, waarin de stof — het lichaam — gezien wordt als de drager van het kwaad, als het lagere, het bij uitstek zondige. Alleen de geest is van belang als het hogere en'goede.

Hiertegen verzet zich terecht de Heidelbergse Catechismus. Vgl. zondag 1, zondag 22, zondag 40. De mens mag zijn lichaam niet verwaarlozen of verachten. Dan kwetst hij zichzelf en verliest uit het oog, dat hij eenmaal met lichaam-en-ziel naar Gods beeld is geschapen.

Ook is het spel afgewezen, omdat men het wedstrijd element, dat in veel gevallen aanwezig is, als zonde beschouwde. In deze gedachtengang worden enkele zaken geheel uit het oog verloren. Door Gods algemene goedheid is er in de menselijke samenleving een aanvaardbare wedijver, die niet op een lijn mag worden gesteld met een ongebreideld egoi'sme. Je kunt hiervan genoeg voorbeelden vinden: het wedstrijdje met de kinderen in de huiselijke kring; de beloning die de onderwijzer aan een klas in het vooruitzicht stelt, wanneer er goed wordt gewerkt; de prestatiepremie in de fabriek e.d.

Verder geeft deze benadering blijk van een volledig gemis aan inzicht in het wezen van het spel. Daarin is de wedijver wel aanwezig, maar heeft ze geen overheersende plaats. Het gaat niet om het winnen, maar om het genoegen dat men aan en door het spel beleeft!

Het aanvaarden van het spelelement, houdt geenszins in, dat alle mogelijkheden voor ontspanning, dat alle spelvormen en spelmomenten in het licht van de Schrift aanvaardbaar zijn. Er is een ontspanning, die het leven verrijkt; er is evenzeer ontspanning, die het leven ontwijdt. Hier laat de doorwerking van de zondeval en het zondaar-zijn zich krachtig gelden. Een biddende keuze, een ernstige bezinning op ontspanningsmogelijkheden bij het ncnt van Gods Woord is noodzakelijk.

• In de Chr. Encyclopedie, 2e druk, is een artikel over spel opgenomen. De schrijver bespreekt daarin een aantal Schriftplaatsen. Ga die plaatsen na, vergelijk ze. Sla er de kanttekeningen en/of een verklaring bij na. Wat kunnen we hieruit leren?

4. Spel wordt sport

In vroeger eeuwen bood het leven ruimschoots gelegenheid voor het spelelement. In de werkplaatsen van de gildemeester was de jacht naar een hogere produktie onbekend. Er werd uitsluitend op bestelling gewerkt en daardoor was er alle tijd voor een ontspannend element. • Ga eens na wat een gilde was.

De 19e eeuw bracht hierin een zeer grote verandering. Reeksen uitvindingen — stoommachine, spinmachine en zo voort — leidden tot de industriële revolutie. Bij de steden ontstaan fabriekscomplexen. Men gaat in massa produceren voor de wereldmarkt. Tienduizenden arbeiders worden aangetrokken van het platteland en onder dak gebracht in grauwe woonwijken, die nauwelijks van krotwijken kunnen worden onderscheiden. De geest van deze industriële revolutie is die van het liberalisme. Daarin staat het economisch denken, gericht op arbeid, produktie en winst centraal. Voor geestelijke waarden, voor de menselijke nood van een verpauperde arbeidersmassa, die een keiharde strijd moet voeren voor het dagelijks maal aardappels met azijn (! ) heeft dit ontkerstende denken geen oog.

Het is duidelijk dat in deze geïndustrialiseerde wereld, waarin openlijk werd gezegd dat de zwakken maar moesten ondergaan in de strijd om het bestaan, het spelelement uit het leven verdween. De vrije tijd, die men vroeger had gekend, werd tot een minimum beperkt. Het spel verdween uit het dagelijkse leven van de gewone man. Het ritme van het werk in de fabriek ging het gehele leven beheersen.

Toch bleef de behoefte aan ontspanning bestaan. We zien dan dat het spel wordt vervangen door de sport, de volkssport. In Nederland voltrekt zich deze ontwikkeling voor en na de eerste Wereldoorlog, wanneer de industrialisatie in onze samenleving veld wint.

In de sport gaat het vaak niet meer om het spel als zodanig, maar om de overwinning. De wedijver neemt dan een zelfstandige overheersende positie in! Ook het vrijwillige karakter van het spel verdwijnt. Van vrijblijvendheid is geen sprake meer. Sport kenmerkt zich door een strenge organisatie met competitiewedstrijden enz. In de plaats van het zelf aktief deelnemen aan een spel, voegt men zich bij de massa om passief een wedstrijd mee te beleven. Wellicht kan het verschijnsel van de volkssport na de industriële revolutie verklaard worden uit de volgende overweging. Men wilde de beperkte vrije tijd gezamenlijk besteden. Daarin vond men een tegenwicht tegen de vervreemding en vereenzaming, die in het stedelijk bestaan van velen, losgemaakt uit dorpsgemeenschappen, optrad.

5. Sport als Bedrijf

De sportwereld is in onze tijd een volledige kopie geworden van de industriële maatschappij, waarin het prestatieprincipe toonaangevend is. Met spel heeft het allemaal weinig of niets te maken. Sinds 1954 kennen we het z.g.n. betaald voetbal. Er is ook betaald tennissen, schaken, dammen enz. Deze beroepssport is arbeid, waarmee de beroepssporter zijn brood verdient. Het gaat hem niet om ontspanning, maar om prestatie: het récord, de overwinning, het winnen van de bekerwedstrijd enz. De sportprestatie is het produkt, dat geleverd wordt. Daaraan wordt alles opgeofferd. In de sportwereld wordt kinderarbeid, roofbouw op het menselijk lichaam en uitbuiting van bezoekers en spelers maar al te vaak als een gewone zaak beschouwd. De overwinning is het doel geworden, dat vele, zo niet alle middelen heiligt. „Als iemand een doelpunt dreigt te maken, leg je hem neer". Dit waardenpatroon wordt als normaal via t.v. en radio en dichtbezette tribunes aan een jonge generatie voorgehouden. Terecht spreekt men van perversie, verdorvenheid, in de sportwereld.

Hoe zeer de topsport een keihard economisch bedrijf is, moge blijken uit de volgende cijfers en gegevens:

• Bij het winnen van een belangrijke wedstrijd, ontvangt een speler f10.000,- tot f 20.000,- aan premie.

• Het toegangsbewijs voor een grote wedstrijd kost f 35,—.

• Het salaris van een trainer van een topelftal is groter dan van de minister-president.

• Spelers worden door hun club in de maand juni verkocht voor bedragen die variëren van f 100.000,— tot f 1.000.000,-.

• Een beroepsvoetballer verdient tussen ƒ 18.000,— en de f 80.000,— per jaar.

6. Volkssport als religie

Voetbal is in ons land volkssport nr. 1 geworden. De belangstelling daarvoor is overweldigend. 5.000.000 mensen bezoeken in een jaar de wedstrijden. Voor de wedstrijd Ajax-Benfica in Parijs ('71) reisden 40.000 Nederlanders naar de Franse hoofdstad. Door de televisie wordt de belangstelling bijzonder gestimuleerd. Bij een belangrijke wedstrijd zijn de straten verlaten. Toen in 1970 de wedstrijd Celtic-Feijenoord werd uitgezonden, noteerde men een kijkdichtheid van 82%. 1% is 90.000 kijkers. . .

Deze belangstelling voor sport valt buiten alle proporties. Het wijst op een sportverheerlijking en sportverdwazing, die zijn greep uitstrekt naar vrijwel een geheel volk. Nog kwalijker wordt dit verschijnsel, wanneer we letten op de talloze uitingen in reportages en boeken, waaruit blijkt dat het sportgebeuren religieus wordt geladen. Men bewondert en aanbidt spelers, trainers en overwinnaars op een religieuze wijze. De ontkerstende mens van onze tijd zoekt zijn goden op het voetbalveld. We citeren uit het boek „Het volk over Feijenoord", waarin de meningen van allerlei Feijenoord-fans verzameld zijn:

— Iemand uit Bunnik: „Voor mij is er maar een kerk en dat is het Feijenoord Stadion, voor mij is er maar één god en dat is Ove Kindvall; voor mij is er maar een legioen en dat is het Feijenoord-legioen".

— Iemand uit Haarlem: „Feijenoord, als ik jou niet had, was mijn leven zinloos".

— Een ander: „Feijenoord, leve Feijenoord, gij inspireert het volk. Ga zo door. Knal alles van het veld tot meerdere eer en glorie van het Nederlandse sportvolk".

— Nog een mening: „Feijenoord, voor jou zijn mijn gebeden, gedachten, woorden, gebaren, zuchten en smeken".

In het chr. geref. jeugdblad „Tijdsein" beschreef dhr. D. Bikker, die voor zaken in Milaan was de tonelen, die zich afspeelden bij de wedstrijd Celtic-Feijenoord: „Je moet je voorstellen het grote plein voor de Dom van Milaan met dat enorme ruiterstandbeeld van de een of andere Emanuel. Geweldig. Dan komen er een stel Feijenoorders aan; die hebben de vlag van hun club bij zich en die leggen ze midden op dat plein en daar gaan ze op hun knieën omheen zitten. En dan voeren ze een soort slangendans uit, zoals de Mohammedanen dat doen. Dus op de knieën met een rechte rug en de handen naar voren uitgestrekt. En dan voorover en de vlag kussen . . . Dat deden ze urenlang onder het slaken van de religieus aandoende kreet: Feijenoord. Voorover. Kussen. Terug. Feijenoord. Voorover. Kussen. Terug . . . (Tijdsein, 18 juni 1970).

Dit is decadentie, verval, afgoderij. !

• Ga eens na hoeveel pagina's er in een dagblad per week aan sport worden gewij. Probeer aan de hand van een programmablad na te gaan hoeveel tijd radio en t.v. aan sport besteden.

7. Welk standpunt?

Welk standpunt nemen wij in tegenover het verschijnsel sport? Wanneer we letten op de mensverheerlijking, het religieuze élan, waarmee de massa reageert, de verruwing van de sport, het business-element en het ontbreken van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Salvo | 1 Pagina's

De sport

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Salvo | 1 Pagina's