JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De revolutie-idee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De revolutie-idee

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanwijzing voor het gebruik

Deze schets haakt in op revolutionaire ontwikkelingen, die de laatste jaren de voorpagina's van de wereldpers haalden. Opmerkelijk is dat er momenteel een rustpauze schijnt te zijn ingetreden, maar het is nog te vroeg om te kunnen beoordelen of dit een stilte voor de storm is.

Uiteraard is in deze schets niet naar volledigheid gestreefd. Het gaat om de grote lijn.

Zorgvuldige bestudering van deze schets en enkele brochures van de genoemde literatuur in par. 10 is zondermeer nodig voor het maken van je inleiding. Verdiep je ook grondig in de Schriftgegevens over overheid en gezag. Die zijn fundamenteel voor de beoordeling van allerlei revolutionaire uitingen. Je zou je inleiding kunnen beginnen met het voorlezen van een knipsel uiteen krant over een revolutie ergens in de wereld, een moordaanslag van een revolutionaire aktiegroep of iets dergelijks. Vervolgens vraag je je af: Wat zijn de achtergronden van dit bericht? De schets wijst je hierbij de weg.

1. Revolutie omstreeks 1968

Als men op een kaart nagaat waar alleen al in het jaar 1968 sprake is van een radikale (revolutionaire) gezindheid van de zijde van de jeugd, ziet men dat er sprake is van een welhaast universeel verschijnsel.

Welke conclusie trek je uit dit schema? Let hierbij op de laatste kolom. Bleven bovenstaande gebeurtenissen beperkt tot het Westen? Of weet je ook voorbeelden te noemen van dergelijke ontwikkelingen achter het IJzeren Gordijn? (Praag 1968, Dubcek).

We hopen dat je uit het bovenstaande de conclusie hebt getrokken, dat niet de arbeiders of de militairen de drijvende kracht zijn, maar de studenten. Deze laatsten hebben dan in hun vaandel de namen staan van erkende revolutionaire heiligen Castro, Tito, Ho Tsji Minh en Che Guevara.

Gezien de dominerende rol van de studenten bij een en ander, zijn wij genoodzaakt ons wat nader met het onderwijs bezig te houden.

Opm.: Onder studenten verstaan we in deze schets ook scholieren van het middelbaar onderwijs.

2. Onderwijs als breekijzer

Het gehele onderwijs is volgens de critici een element van de bestaande orde, een orde die men dan aanduidt met de modeterm: het establishment.

Het onderwijs dient om deze orde in stand te houden, de maatschappij te voorzien van slaven, die te gelegener tijd hun plaats zullen innemen in het produktie- en consumptieproces en zo zullen meewerken aan het instandhouden van het systeem. In feite worden alle „ouderen" mede-verantwoordelijk gesteld voor dat systeem, zijn ze in principe conservatief of reactionair, en dus handlangers van macht, corruptie en misstanden.

In de hoogste mate schuldig aan dit alles zijn de onderwijsmensen, van laag tot hoog, die in het beschermde milieu van scholen en universiteiten verzuimen de jeugd kritisch te onderwijzen en op te voeden.

Het bekende „Rode boekje voor scholieren" heeft gemeend deze „wantoestanden" aan de kaak te moeten stellen. In dit boekje wordt de leerling aangespoord weerstand te gaan bieden aan het systeem van wedijver en gehoorzaamheid waarin de school hen probeert te laten lopen. Er worden dan uitvoerige richtlijnen verstrekt over de wijze, waarop de leerlingen aktie kunnen voeren. Zodra de leiding echter toegeeft aan de geformuleerde eisen moeten er onmiddellijk nieuwe en hogere eisen gesteld worden! Immers: „Als ze weigeren, ben je waar je wezen moet; met praten is niets te bereiken."

Het „Rode boekje" is direkt na zijn verschijnen heftig bekritiseerd en in allerlei toonaarden gekraakt. Het is echter een verontrustend verschijnsel dat dit be

Het is echter een verontrustend verschijnsel dat dit beweren door velen ernstig wordt genomen. Indien dergelijk geschrijf inderdaad van blijvende invloed zou zijn, dan is er één ding duidelijk bewezen: dat we leven in een wereld die door en door verziekt is, zodat haar ondergang in de chaos aanstaande is. Het boekje biedt immers geen oplossing. Het is negatief, breekt alleen maar af zonder ook maar een poging te ondernemen aan te geven hoe het wél moet. Daar komt nog bij dat de auteurs meenden er goed aan te doen ook hoofdstukken op te nemen over seks, drugs, militaire dienst. Dolle Mina'sen communes. Het geheel beweegt zich op een schrikwekkend laag niveau dat we alleen maar kunnen aanduiden met woorden als: ordinair, platvloers, opruiend en normloos. Toepassing van de gepropageerde beginselen betekent dat in de praktijk van redelijk onderwijs en geeste-lijke vorming niets meer terecht komt. De gevaarlijke situatie waarin we dan komen te verkeren, hebben we in het recente verleden genoegzaam kunnen bemerken. We komen uiteindelijk terecht in een toename van terreur en agressie. Op vele scholen en universiteiten heerste zowel bij docenten als leerlingen een nervositeit, die somsomsloeg tot paniek. Daarmee is niemand gediend.

3. Herbert Marcuse: stormvogel van de revolutie?

Wie het over het „Rode boekje" heeft, krijgt automatisch te maken met de ideeën van Marcuse, die een rol hebben gespeeld bij het samenstellen van dit boekje.

Herbert Marcuse is geboren in 1898 te Berlijn en is momenteel hoogleraar in de filosofie aan de Berkeley Universiteit te San Diego (Californië).

Marcuse valt de fundamenten van de geïndustrialiseerde maatschappij aan, zowel die in het westen als die achter het IJzeren Gordijn. Hij ziet niets in een geleidelijke hervorming van de maatschappij. In de hedendaagse samenleving wordt de mens door de reclame steeds meer opgejaagd, die hem nieuwe behoeften voorspiegelt zonder dat het wezenlijke behoeften zijn. Op deze wijze blijft het produktieapparaat draaien, maar met het gevolg dat wij geen ware vrijheid kennen. De mens is gedoemd te werken in een maatschappij die wordt beheerst door een technische ontwikkeling die leidt tot „manipulatie" van de mens, tot zijn uitbuiting als consument, tot het doden van zijn geest, zijn vrijheid en zijn geweten.

Hoe komt het dan dat de opstand tegen dit systeem niet algemeen is? Marcuse verklaart dit door er op te wijzen dat de welvaart de mensen verblindt: „Er zijn geen betere slaven dan tevreden slaven". De oplossing is dan: „de grote weigering". Dat is: weigeren het spel nog langer mee te spelen én: de bestaande maatschappij hervormen, desnoods met geweld. Voor de oude maatschappij stelt Marcuse een alternatieve maatschappij op, waarin vrijheid en geluk innig met elkaar verbonden zijn. De in deze maatschappij nog te verrichten arbeid geschiedt uit vrije aandrift, wordt spel, wordt de spontane ontplooiing van vrije menselijke aktiviteiten.

Marcuse verwacht dat de Amerikaanse negers, de studenten en de Derde Wereld de grote weigering zullen verrichten.

Sinds het verschijnen van zijn boek waarin deze theorieën verkondigd worden („De Eendimensionale Mens") is de weerklank van het marcusianisme op de universiteiten overweldigend geweest.

Algemeen verweet men het kapitalisme dat het produceerde om der wille van de winst; allerlei dingen maakte die we helemaal niet nodig hebben; ons dwingt via de reclame die dingen te kopen en te gebruiken, waardoor wij een soort idioten worden die ons in ons consumptiepatroon helemaal aanpassen aan de winzucht der kapitalisten. Daarmee is de kapitalistische maatschappij veroordeeld. Opmerkelijk is overigens dat het hoofdaccent bij Marcuse ligt op het protest tegen de bestaande wereld en haar ontmenselijking en dat is ook het geval bij de protesterende jeugd. Concrete ideeën over de komende heilsstaat heeft men nauwelijks. Men zoekt tevergeefs een ontwerp van de toekomst.

4. Heilsverwachting

In dit verband komt de gedachte boven aan een bepaald jongensspel. Het spel om een hond voor de kar te spannen, er zelf op te gaan staan en dan een worst gebonden aan een stok voor de neus van de hond te hangen. Het resultaat is dat de hond achter de worst aanrent, zonder hem ooit te pakken te krijgen. Zo is ook het idee van een „paradijs", een „heilstaat" hier op aarde, een worst waar de mens achter draaft zonder hem ooit in bezit te krijgen. Steeds weer poogt men het ideaal op deze wereld te bereiken; het christendom wijst ons echter naar het „jenseits": naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, wat niet door mensenhand tot stand zal kunnen komen.

Ten tijde van de Franse revolutie vocht men in naam van de vrijheid, gelijkheid en broederschap en in naam van deze verheven beginselen werd het grootste onrecht bedreven.

Het communisme kent het ideaal van een heilsstaat, die sinds de revolutie van 1917 in Rusland opgebouwd moet worden. Het zal dan wel een heilsstaat zijn die gegrondvest is op miljoenen lijken, want het verheven doel heiligt nu eenmaal alle middelen.

Het koortsachtig zoeken van de mens naar vrede en geluk is aards gericht en de geschiedenis toont ons dan ook dat de worsteling hierom steeds weer mislukt.

Deze spookbeelden van het verleden worden echter genegeerd door de revolutionairen.

De grote vergissing

Bovenstaande stipt reeds aan dat men zich op een fatale wijze vergist. Alles wat in onze samenleving rot en corrupt is, wordt terug gebracht tot de formule, dat hét kapitalisme oftewel het establishment de oorzaak is van het kwaad. Het kapitalisme is de bron van alle fouten: de geest van onderlinge naijver, het streven naar rijkdom, macht en gezag en het misbruik daarvan. Alles wat ons onbehagen oproept: de tot een sociaal gezwel geworden lucht- en watervervuiling, de „onleefbaarheid" van onze wereld, de technocratie, het heeft maar één oorzaak.

Daarbij meent men blijkbaar dat socialistische straalvliegtuigen niet bulderen en niet stinken en dat in een socialistische technocratie iedereen met vreugde werkt aan de bouw van een wereld zonder de euvelen van onze welvaartsstaat. Dat in socialistische landen geen machtsstreven bestaan, dat conflicten tussen socialistische staten niet mogelijk zijn, dat ze geen legers en moderne wapens hebben en dat het socialistische onderwijs niet selecteert. Bovendien streeft elk socialistisch land ernaar om zo snel mogelijk te industrialiseren om de achterstand op de kapitalistische wereld dus ook zo snel mogelijk in te halen, waardoor het vroeg of laat met dezelfde verschijnselen te maken zal krijgen als de schromelijk overbevolkte industriële centra van die kapitalistische wereld.

Het vreemde is dat men maar niet tot de conclusie schijnt te kunnen komen dat ae maatschappij wel eens slecht zou kunnen zijn omdat de menselijke natuur niet deugt. Met andere woorden: men zou wel eens tot de conclusie kunnen komen dat niet de menselijke natuur is bedorven door „het kapitalisme", maar dat dit „kapitalisme" juist een produkt is van de zondige mens, wiens egoi'sme in deze Westerse wereld vaak vrij spel heeft.

Waarheen we nl. ook kijken in de geschiedenis, we zien overal dezelfde verschijnselen: naijver, competitie, strijd, agressie, de behoefte zich op een of andere wijze te onderscheiden en de honger naar macht en rijkdom. De situatie waarin liefde, wederzijds hulpbetoon, eendracht en vrede heersen bestond helaas alleen in een paradijselijke toestand, die dateert van voor de zondeval: een toestand die Marx betitelt met de term oercommunisme. De hedendaagse aktivisten leggen dus het accent eenzijdig op de fouten van de samenleving, als enige oorzaak van het falen van de individuele mens en wijzen daarom gezag en gehoorzaamheid af.

6. Theologie van de revolutie

In deze schets kunnen we niet voorbijgaan aan het feit, dat de revolutionaire bewegingen steun vinden in een omwenteling in de theologie.

Uitgangspunt is de vrije en mondige mens geworden. Van een instantie buiten deze wereld wil hij geen bevelen aanvaarden: de mens voelt zich autonoom.

Treffend is de manier waarop Christus voor de revolutie geannexeerd wordt. Men redeneert dan een op een zeer simplistische wijze: het evangelie wil verandering brengen: het predikt de omwenteling. Dat wil de revolutie ook. Derhalve is Jezus de grote revolutionair en is elke revolutie evangelisch te verantwoorden.

Het lijkt wel eens of elke verandering, tot welk doel en met welke middelen ook uitgevoerd, de goedkeuring van het evangelie heeft. Jezus is de revolutionair bij uitstek. Men denke b.v. aan de Amerikaanse theoloog prof. Shaull, die op een conferentie van de Wereldraad van Kerken in Genève sprak over de behoefte van een ethiek van de revolutie. De kerken moesten open staan voor de revolutionaire groepen, die maatschappelijke en politieke veranderingen voorstaaii iri de z.g. derde wereld (de ontwikkelingslanden in Afrika, Z-Amerika en Azië).

Zij zouden hun revolutionaire pogingen kerkelijk en theologisch moeten wettigen.

Zulke eisen worden door een deel van de jonge generatie met gejuich begroet.

Voor diegenen onder de jeugd, die deze visie aanhangen, is de Bijbel een handboek tot de revolutie. Zoals Christus zich eens verzet heeft tegen de Farizeeërs als godsdienstige leiders, zo behoren wij ons met de Bijbel in de hand te verzetten tegen het hedendaagse establishment. Jezus is de rebel tegen de gevstigde orde; het establishment wil echter bloed zien en Jezus wordt het slachtoffer.

We zouden met een mode-term kunnen zeggen dat het evangelie door hen horizontaal opgevat wordt.

Dat houdt tevens in dat men het accent op de medemenselijkheid wil leggen. De z.g.n. theologie van de revolutie heeft geen oog voor het feit, dat het optreden van Christus staat in een geheel ander teken: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld".

Het is dan ook een grote vergissing om aan te nemen dat de Bijbel een medemenselijkheid predikt die losgemaakt is van de liefde tot God.

In dit verband zouden we kunnen denken aan een bekend gezegde van Groen van Prinsterer:

10. Tegen de revolutie het evangelie

Onder revolutie verstond Groen van Prinsterer de geest der verwerping van elk gezag. Heftig nam hij stelling tegen de Franse revolutie en tegen revoluties in het algemeen. Hij zag hierin het streven van de mens eigen heer en meester te willen zijn, voor hem een teken van verwording. In 1864 verscheen van zijn hand het boek „Ongeloof en Revolutie", waarin hij deze ideeën ontvouwde. Tegen de revolutie stelde hij het evangelie, waarvan hij de beginselen wilde laten doorwerken in het gehele maatschappelijke bestel. Om een passend antwoord te kunnen geven op alle naar voren gebrachte beschuldigingen en aanklachten is het inderdaad het beste dat we de Bijbel laten spreken.

Opdracht: ga zelf na wat de Schrift zegt over de macht van de overheden. Lees eens na de duidelijke taal die gesproken wordt in Romeinen 13. Vergelijk dit hoofdstuk ook met Art. 36 van de N.G.B.

Ligt een en ander op één lijn? Of zijn er verschillen te constateren?

8. Degeneratie van het gezag

Uit bovenstaande blijkt wel dat aan alle gezag, hoe zeer ook misbruikt het gezag van God ten grondslag ligt. In onze samenleving echter is het gezag dank zij de enorme ontkerstening en verwereldlijking, waaraan niet alleen de Westerse wereld, maar eveneens de rest van de aardbol onderworpen is, uitermate discutabel geworden.

Alom wordt gesproken over de mondigheid van de mens: hij staat vrij om elke beslissing te nemen die hem goeddunkt; elk leergezag van de kerk wordt onomwonden van de hand gewezen.

Overal waar de instelling Gods als wortel van alle gezag wordt tegengesproken of zelfs met de daad wordt weerstaan, zien we een degeneratie en ontbinding van het gezag.

Nogmaals willen we er op wijzen dat er grenzen zijn gesteld aan het gezag en dus ook aan de gehoorzaamheid. Dat dus in een hoogst enkel geval een revolutie geoorloofd kan zijn, is niet te ontkennen. Alleen wagen we het te betwijfelen of dat ook maar iets te maken heeft met de revolutie-ideologie van onze dagen.

Daar waar de overheid lijnrecht ingaat tegen het geweten van haar onderdanen en daar zelfs over heersen wil, kan er sprake zijn van een recht van verzet. Zo heeft Groen van Prinsterer ook erkend dat onze voorvaderen het recht hadden zich te verzetten tegen het wettige gezag van Filips II, gezien diens onderdrukkingspolitiek ten aanzien van de calvinisten.

13. Conclusie

In het bovenstaande hebben we gepoogd de omtrekken te schetsen van de huidige kritiek op onze maatschappij. Veel moest daarbij onvermeld blijven, terwijl andere zaken slechts aangestipt konden worden.

Laat één ding duidelijk zijn: de huidige maatschappijhervormers begaan een grote vergissing door steeds weer eenzijdig de maatschappij verantwoordelijk te stellen voor het leed en het onrecht dat in deze wereld bestaat. Hun uitgangspunt is foutief; inderdaad kleven er vele fouten aan de bestaande orde, maar dat komt omdat de menselijke natuur niet deugt. Daar lopen ook alle pogingen op stuk om een heilsstaat te vestigen. Het is mogelijk om een bestaande maatschappij te vernietigen, maar nog nooit slaagde men erin om daarna een volmaakte maatschappij te stichten. Integendeel: wie wind zaait, zal storm oogsten.

Er mankeert veel aan de onderlinge eenheid van de revolutionairen; tweedracht, achterdocht, naijver op elkanders macht vieren maar al te vaak hoogtij. Voor hen geldt zeer zeker wat de Romeinen reeds zeiden: homo homini lupus, de ene mens is een wolf voor de ander. Te verwonderen hoeft ons dat niet; de Bijbel leert ons dat de mens geneigd is tot het kwade en ongeschikt is tot het goede.

De laatste christelijke waarden die nog overgeleverd zijn in onze samenleving worden hevig aangevallen. Overal worden bressen geschoten in de verdedigingsmuur en het lijkt nog slechts een kwestie van tijd te zijn of de rode vlag van de opstandelingen wappert op de hoogste citadel van de veroverde veste. Daar komt nog bij dat de verdedigers zich niet als één man te weer stellen: er zijn er die een compromis willen sluiten met de aanvallers. Het evangelie is echter radikaal en laat ons die keuzemogelijkheid niet: wie niet voor Mij is, is tegen Mij. Laten we dan ook de gelederen sluiten om de stormloop der revolutionairen te weerstaan. Dit is geen pleidooi voor een oecumenische gedachte, maar wel een pleidooi voor vrijheid in het niet-noodzakelijke, waarbij in beide gevallen de liefde centraal hoort te staan. Waakt opdat de fakkel van het Christendom brandende blijvel

"In het isolement ligt onze kracht".

Groen van Prinsterer.

10. Literatuur

Bij de schets:

1. Themanummer „Revolutie en maatschappij" van „Onderling Kontakt" 1968/6. Prijs f 1,50.

Besteladres: Administratie O.K., Postbus 8, Moerkapelle. Dit nummer biedt uitvoerige informatie over de studentenopstanden, Marcuse e.d.

2. Ds. H.G. Abma: Macht van God en macht van de draak. Besteladres: Administratie O.K., Postbus 8, Moerkapelle. Prijs f2,45.

In deze brochure gaat de schrijver in op de Schriftgegevens over gezag en overheid uit Rom. 13 en openbaring 13.

3. Drs. H.G. Leih: Revolutie. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen. Reeks dichterbij. Prijs ƒ2,90.

Een beknopte brochure met informatie over de revolutie in het verleden en heden (Franse revolutie, Marx, Mao en Che Guevara)

4. Dr. W.H. Velema: De nieuwe theologie en de Heilige Schrift. Uitgave I.C.C.C., Frederiksplein 24, Amsterdam. Giro 52 49 90. Prijs f 1,75.

Een helder geschrift, dat de samenhang tussen de moderne theologie en de betekenis van Jezus in het revolutionaire denken goed weergeeft. Zie vooral blz. 12-16.

Voor verdere studie:

1. Dr. J.v.d. Hoeven e.a.: Marxisme en revolutie. Uitgave: Buijten & Schipperheijn N.V. Amsterdam. Prijs f 12,50.

2. Dr. W.H. Velema en Ds. J.H. Velema: Nieuwe wegen, oude sporen. Uitgave: Semper Agendo N.V. Apeldoorn f 5,90.

Een boekje met een analyse van de z.g.n. radikale theologie, die op de hedendaagse revolutiegedachte grote invloed heeft.

11. Verklaring van woorden en begrippen

Sorbonne: beroemde en oudste universiteit van Frankrijk. Staat in Parijs.

Establishment: gevestigde orde, bestaande maatschappij. Meestal in de zin van: conservatief, zich verzettend tegen hervormingen, aangezien men het verkregen be zit veilig wil stellen.

Reactionair: terug willen naar een situatie uit het verleden. Zeer conservatief zijn, bekrompen. Dit zijn al degenen die tot het establishment behoren.

Manipulatie: men is niet werkelijk vrij, maar wordt beheerst door het kapitaal. Zonder het soms zelf te weten is de mens een slaaf van b.v. de reklame, waardoor de ware vrijheid van hem ontnomen is. Aangezien de reklame in dienst staat van de kapitalisten, wordt de mens door hen gemanipuleerd, beheerst.

Derde Wereld: de ontwikkelingslanden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.

Alternatief: wat stel je in de plaats voor datgene wat je vernietigt? Hoe ziet dan (in concreto) de maatschappij eruit zoals jij je die voorstelt? De tweede mogelijkheid.

De een-dimensionale mens: Marcuse bedoelt hiermee dat alle vrijheid de mens is ontnomen; hij bestaat nog maar uit één dimensie en dat is dan het produceren en consumeren; het maken en kopen wat je zelf gemaakt hebt, want zo blijft onze economie draaien.

Jenseits: het hiernamaals. Diesseits: het leven op deze aarde.

Nihilisme: het verwerpen van alle normen, waarden.

Autonoom: volkomen zelfstandig, onafhankelijk van absolute normen.

Annexeren: zich toeëigenen.

Simplistisch: al te eenvoudig.

Discutabel: in twijfel trekken.

Technocratie: de macht van de techniek. We worden beheerst door de techniek, de mens is slaaf van de door hem zelf uitgevonden machines geworden.

Essentieel: belangrijk, wezenlijk.

Activist: rusteloos strijder.

12. Gespreksvragen

1. Kunnen de doelstellingen van de huidige revolutionairen niet bereikt worden door een geleidelijke hervorming in plaats van door een revolutie? Gebeurt dit ook niet in feite?

2. Wat leert ons art. 36 van de N.G.B. t.a.v. het gezag van de overheid? Komt dit neer op onverdraagzaamheid?

3. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er enkelen geweest die meenden dat wij ons niet mochten verzetten tegen de Duitse overheersing. „Hitier is een straf, ons gezonden van Godswege." Hoe hierover te denken?

4. Wat te denken van de uitspraak van Groen van Prinsterer: In het isolement ligt onze kracht? Betekent dit een totale afzondering van de buitenwereld?

5. Heeft Marcuse in feite geen gelijk als hij beweert dat wij slaven zijn van een gevestigde orde? Wat zegt de Schrift over de ware vrijheid? (Rom. 8:25, 2 Kor. 3:17, Gal. 5:1,13, Joh. 1:25, 1 Petr. 2:16) Welke consequenties moeten wij aan deze Schriftgegevens verbinden?

6. Probeer eens een overzicht te maken van zwakke plekken in de argumentatie van de revolutionairen.

7. Zou de overheid de vloed van revolutionaire literatuur niet aan banden moeten leggen en b.v. het verschijnen van het „Rode boekje voor scholieren" moeten verbieden?

8. Heeft Groen van Prinsterer gelijk als hij stelt dat de Tachtigjarige oorlog een gewettigd verzet was tegen Filips II?

9. Wat zeg jij, wanneer je uitgenodigd wordt om mee te lopen in een protestdemonstratie?

13. Wenken

Het verdient aanbeveling om enkele maanden voordat het onderwerp behandeld wordt knipsels en foto's te verzamelen, die op revolutionaire aktie betrekking hebben. Het is niet noodzakelijk, dat de inleider deze verzameling aanlegt. Ook enkele leden kunnen deze taak op zich nemen. Knipsels en foto's komen op het prikbord in het verenigingslokaal en vormen op de avond, wanneer het onderwerp aan de orde komt, een zichtbare onderstreping van de geest van revolutie en geweld, die in onze samenleving de kop opsteekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Salvo | 1 Pagina's

De revolutie-idee

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Salvo | 1 Pagina's