JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Zending

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zending

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord „zending" is natuurlijk aan ons bekend. We hebben daar wel eens iets van gelezen of erover gehoord. Toch is het nodig, dat we ons ook met de zending intensief bezig houden, want er is ook op dit terrein zoveel wat onze aandacht vraagt. Zo zijn er de vragen naar de opdracht tot de zending, de inhoud van de zending, de mensen tot wie de zending komt, de wijze waarop en de methode waarnaar zending moet worden verricht. Verder kan men zich bezig houden met de geschiedenis van de zending en de middelen waarvan men zich nu bedient bij het zendingswerk.

Er zijn dus zo al heel wat zaken die in dit verband onze aandacht verdienen. We beginnen met de

opdracht tot de zending

Het moet duidelijk zijn dat de Koning van de Kerk de opdracht gegeven heeft. Wie Mattheus 28 : 19 leest, vindt daar een duidelijk bevel: Gaat heen, onderwijst al de volken. Het zendingswerk is dus niet maar een bezigheid, waar deze of gene zich voor interesseert en dat anderen dan goedmoedig aanzien. Wie dit werk voorbij gaat, gaat een bevel des Heeren voorbij.

Deze opdracht is gedaan aan de Kerk in haar geheel. Dat is dus ook aan ieder lid. Niemand kan dit voorbijgaan. Dit betekent niet, dat elk lid persoonlijk nu ook vertrekken moet om te werken in een ander land en onder andere volken. Onze taak kunnen wij op een heel andere wijze verrichten. En nu bedoelen we niet, dat wij allen een evangeliserende taak hebben. Want die moeten we toch wel heel nadrukkelijk onderscheiden van de zendingstaak van de Kerk. Wel heeft de zending een zelfde doel als de evangelisatie, maar in de zending wordt de boodschap van het Evangelie van Jezus Christus gebracht aan de primitieve, heidense volken, die van „het gerucht des Heeren niet hebben gehoord en Zijn heerlijkheid niet hebben gezien" (Jesaja 66 : 19).

Bij de evangelisatie brengt men deze zelfde boodschap aan mensen die, levende in een door het christendom beïnvloede cultuurwereld, toch vervreemd van God en Zijn Woord leven.

Het behoort dan ook tot de taak van de Kerk om met de boodschap Gods uit te gaan over de gehele wereld en tot alle volken. Wanneer de Kerk deze taak verzaakt doet zij aan zichzelf schade, want dan leeft zij in ongehoorzaamheid. De Kerk moet dan ook altijd met deze taak bezig zijn en de gemeenten moeten het besef van de zendingsroeping in haar midden levend maken en van alle middelen gebruik maken om dit besef aan te wakkeren. Ook de jeugd moet daar vroeg van doordrongen worden. Er is natuurlijk allerlei werk. In de zendingscommissies, de lectuurverspreiding en zoveel andere dingen meer, die onmogelijk op te sommen zijn. Wanneer we ons afvragen, wat

de inhoud van het zendingswerk

eigenlijk is, is het goed dat we weten, dat juist hier een heel groot verschil openbaar wordt tussen hen, die ook in het zendingswerk „bijbelgetrouw" zijn, en hen die dit niet zijn.

Er zijn zendelingen geweest, die hun werk als niets anders dan „beschavingswerk" zagen, dat dan wel vanuit de christelijke tradities plaats vond, maar waarbij het eigenlijke van het werk veronachtzaamd werd. De inhoud van de boodschap van de zending is niet anders dan het Woord Gods, waarin de volle Raad Gods vervat is: het Evangelie in al zijn rijkdom van genade en ontferming in een verloren wereld. Een prediking van zonde en genade, schuld en vergeving, de prediking van Adam en Christus.

Dat is de inhoud van de boodschap, die aan de heidenen moet gebracht worden.

Vanzelfsprekend komen we tot de vraag

aan wie deze boodschap moet worden gebracht

Aan de heidenen. Nu is dit een zeer gevarieerde grootheid. Immers, er zijn vele verschillende godsdiensten, waarvan sommigen ook gekenmerkt zijn door een diepe, geheel eigen beschaving. Laten we ons eens met deze wereld bezig houden.

Dan beginnen we met de Hindoe-godsdieyist. Vooral in India heeft deze godsdienst miljoenen aanhangers. Deze heidense religie is zeer oud in tegenstelling tot b.v. de Mohammedaanse, die de jongste van de grote wereldgodsdiensten is. De invloed van het Hindoeïsme is zeer diep in de volksziel. Het Indiase volk is er door gekarakteriseerd. De beschavingsarbeid die van deze religie uitging staat op hoog niveau.

Zo is het ook met het Boeddhisme. Deze religie, die én in Japan (zij het in gewijzigde vorm) én in andere delen van Azië (zoals o.a. in Thailand, Laos en Vietnam) ook miljoenen tot haar anhangers rekenen kan, is de laatste jaren tot een soort renaissance gekomen. Na een ingezonkenheid, die sommigen de aanstaande ondergang van deze religie deed voorspellen, proberen de boeddhistische leiders deze religie ook aan de eisen van de moderne tijd aan te passen. Daar is het militante Mohammedanisme welke de Islam (= de onderwerping) aan de leer van de valse profeet eist. Deze godsdienst is in verschillende perioden van haar geschiedenis zelf met een missionair elan opgetreden, die miljoenen onder het teken van de „halve maan" vergaderde. Ook in onze tijd is het Mohammedanisme weer met nieuwe missionaire ijver vervuld en gesterkt door zelfstandige mohamme- daanse naties, die ook politieke en militaire macht verschaften, is het een wezenlijke bedreiging voor een verzwakt en vervallen Christendom.

Daar is het Sjintoisme in China, dat een geheel eigen karakter vertoont en in feite een voorouder-verering is, die het chinese levenspatroon kenmerkt en daar bijgedragen heeft tot die wonderlijke kracht van het oudergezag over de kinderen. Zelfs het communisme vermag dit eeuwenoude leven niet geheel te verstoren.

Er zijn nog enkele godsdiensten, die niet tot de primitieve gerekend kunnen worden, maar die niet zoveel aanhangers hebben als de bovengenoemde en die wij daarom hier voorbijgaan.

Naast deze grote wereldreligies zijn er dan de primitieve heidense religies, die wij plegen aan te duiden met een verzamelbegrip als animisme en taboeisme. Deze primitieve religies, die zich veelal tot bepaalde stammen en volken beperken, vertonen wel verwante trekken, maar ook zeer typische verschillen. De primitieve heidenen leven veelal ver van allerlei moderne beschaving en hun leven is beheerst door vrees en angst. Zij zijn het meest vatbaar voor een nieuwe boodschap, omdat hun zeer primitieve opvattingen geen weerstand kunnen vormen tegen de geheel nieuwe dingen, die vanuit een voor hen vreemde wereld tot hen komen. Juist tot deze laatste groep heidenen wendt zich het mohammedanisme heel krachtig om hen voor Mohammeds leer te winnen.

Nu moeten we bedenken, dat de zending vanuit de Christelijke Kerk met de boodschap van het Evangelie tot al deze onderscheidene niet-christelijke volken gaan moet. De zending moet zowel onder de Hindoe's, als de Boeddhisten en anderen bedreven worden. Niet alleen de primitieven dus.

Maar in het licht van bovengenoemde verschillende godsdiensten is het wel nodig, dat we ons afvragen

op welke wijze het Evangelie moet gebracht worden.

Daar is nogal eens wat over te doen geweest in de loop van vele eeuwen zendingsgeschiedenis.

Bekend is hoe Karei de Grote de volken, die hij in zijn grote rijk regeerde, dwong tot de aanvaarding van het Evangelie. Met het geweld van het zwaard heeft hij de vredesboodschap verbreid. Deze wijze van verbreiding kan onze instemming niet hebben. Het Woord zelf is een levende kracht in de hand des Heeren.

Nu moet men dat Woord in telkens andere omstandigheden brengen. De zendeling, die naar de mohammedanen gaat, heeft een heel andere wijze van prediken nodig dan degene die naar de primitieven gaat. Het is hetzelfde Woord, maar het zijn andere omstandigheden waaronder het gebracht wordt. De zendeling moet zich de eigen aard van de religie, waartegen hij zich keren moet, bewust zijn, opdat hij de Evangelieboodschap het best zal kunnen brengen. Daar is dan ook een degelijke en diepgaande opleiding voor nodig.

Tenslotte kunnen we nog letten op

de methode waarop en de middelen waardoor de zending bedreven wordt.

Zo is er b.v. de medische zending. Door het lenigen van medische noden brengt men door de daad van de barmhartigheidsbeoefening iets van het Evangelie en poogt zo ook een deur voor het Woord van God te openen.

Ook is het onderwijs een uitnemend middel. Vele heidenkinderen zijn het eerst met het Evangelie in aanraking gekomen op een christelijke school; het leiding geven bij nieuwe methoden landbouwbeoefening is uitermate belangrijk om het landbouwleven los te maken uit het ingebed zijn in heidense gewoonten.

De geschiedenis van de zending

valt eigenlijk samen met de geschiedenis van de Kerk. Immers kerk-geschiedenis is ook zendings-geschiedenis. Het verhaalt toch de uitbreiding van de Kerk des Heeren over de aarde en ook de ijver waarmee de Kerk deze uitbreiding nastreefde en de moeiten, die men er zich voor getroostte.

We onderscheiden in deze geschiedenis van de zending verschillende perioden.

De eerste valt samen met die van de Oude Christelijke Kerk. In deze periode is de zending spontaan en enthousiast. Het is de warme liefde die zich openbaart en die een verkwikking is in een tijd van diep verval. Deze zendingsdrang moet de Kerk altijd weer inspireren.

De tweede periode vangt aan na het optreden van Constantijn de Grote. De Kerk wordt Staatskerk. Er ontstaan heel andere verhoudingen. Zending is vaak Staatszaak. Dit is niet altijd bevorderlijk geweest voor het Evangelie.

De derde periode, die we onderscheiden, is die van de vorige eeuw, toen allerwege zendingsgenootschappen werden opgericht en men zich zeer bewust tot de nog heidense volken richtte.

Nu spelen in de zending ook de in de jonge landen reeds ontstane kerken een grote rol en worden de verhoudingen weer anders.

Aanwijzingen voor onderwerpen

Afzonderlijke onderwerpen zijn te wijden aan de genoemde religies, zoals Hindoeïsme, Boeddhisme, Mohammedanisme, Sjintoïsme, ook het animisme biedt overvloedig stof. De geschiedenis van de zending levert vele treffende episoden, die kunnen behandeld worden.

Literatuur

Hindoeïsme:

J. Gonda, De Indische Godsdiensten

J. H. Bavinck, Christus en de Mystiek van het Oosten

J. H. Bavinck, Religies en Wereldbeschouwingen

Boeddhisme:

Boeddhisme: J. Ph. Vogel, Op het voetspoor van Boeddha

J. Ph. Vogel, Op het voetspoor van Boeddha J. Gonda, Het Boeddhisme

Mohammedanisme:

E. Kellerhals, Der Islam (Duits boek!)

Zending in het algemeen:

J. H. Bavinck, Inleiding in de Zendingswetenschappen

H. A. Wiersinga, Zendingsperspectief in het Oude Testament

H. A. Wiersinga, Zendingsperspectief in het Nieuwe Testament

J. C. Gilhuis, Gezicht op de Zending

J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk?

Met nadruk zij gewezen op het feit dat men de aangewezen literatuur met oordeel des onderscheids hanteert. Omdat we in eigen kring geen literatuur op dit terrein hebben, moeten we het werk van anderen gebruiken.

Het boek van Ds. H. A. Wiersinga, Geschiedenis van de Zending is zeer aan te bevelen, omdat het zo'n ruime literatuuropgave verschaft, waar men voor het maken van onderwerpen gebruik van kan maken. In de onder ons wel bekende Kerkgeschiedenis ver- teld aan jong en oud (geschreven door J. Vreugdenhil) staat heel wat te lezen over de geschiedenis van de zending.

Gereformeerde gemeenten

Wanneer wij de zending van de Gereformeerde Gemeenten in ogenschouw nemen dan zijn er verschillende dingen, waarop we moeten letten.

Ten eerste is daar het feit dat er van Inwendige en Uitivendige Zending sprake is. Nu wordt met de Inwendige Zending voornamelijk Evangelisatie bedoeld. Toch is het goed, die ook in onze studie te betrekken.

De Inwendige Zending

zoals we die nu onder ons kennen is ontstaan uit een taak, die de gemeenten in Zeeland ter hand genomen hadden. Reeds jaren werkte er onder het toezicht van de Particuliere Synode-Zuid een evangelist in Noord- Brabant. Zijn werk bestond veelal in de lectuurverspreiding onder de Roomsen.

De Particuliere Synode-Zuid heeft deze arbeid overgedragen aan de Generale Synode, die Deputaten voor dit werk benoemde. Deze deputaten hebben, nadat het werk van de hierboven vermelde broeder Van der Panne beëindigd werd, een nieuwe evangelist aangetrokken die als opdracht kreeg de Evangelieverkondiging in België ter hand te nemen. De heer D. P. Polder werd voor dit werk benoemd. Hij begon te werken in Merksem, een plaatsje bij Antwerpen. Zijn werk leidde tot het bijeenkomen van een kleine groep mensen, die belangstelling voor het Evangelie hadden. Omdat het van belang was, dat de evangelist zich ook in Merksem vestigde, moest de heer Polder zich terugtrekken en kwam in zijn plaats de heer W. van Kranenburg. Het kleine groepje mensen kwam nu onder de geregelde verkondiging van Gods Woord. In 1963 werd de kleine evangelisatie-post een afdeling van de gemeente Gouda en werd de evangelist als ouderling van Gouda bevestigd. Hier is dus een stuk zendingswerk dicht bij huis, zij het dan meer evangelisatie.

Uitwendige Zending

Wat de zending onder de heidenen betreft kunnen we wijzen op het feit dat deze reeds lang geleden als een verantwoordelijkheid van de gemeenten gevoeld werd. Het is niet juist, als men van onze gemeenten zegt dat de heidenzending niet werd gezien als een roeping van de Kerk. Reeds ds. G. H. Kersten schreef in een Rapport aan de Generale Synode, die in 1910 te Rotterdam bijeenkwam, over de noodzaak om het werk der zending ter hand te nemen.

De Gereformeerde Gemeenten hebben het zendingswerk, dat onder de Armeniërs plaats vond, daadwerkelijk gesteund door Ds. D. J. Benjamins hulp te verlenen. Deze predikant werkte o.a. te Armawir in Zuid-Rusland. Zijn werk is daar tot grote zegen geweest. Nadat ds. Benjamins zich aansloot bij een ander zendingsgenootschap heeft het daadwerkelijk zending bedrijven vele jaren stil gelegen in onze Gereformeerde Gemeenten.

Seder het jaar 1956 echter is er een opmerkelijke belangstelling voor dit werk gekomen en bloeide de liefde zeer sterk op. In de persoon van ds. G. Kuijt kregen we in 1962 onze eerste zendeling, die na de voltooiing van zijn opleiding door de zendende gemeente van Rotterdam-Centrum werd beroepen om uitgezonden te worden naar Nieuw Guinea, dat toen nog onder Nederlands beheer stond. Hij vertrok in het begin van 1962. Na pogingen elders gelukte het hem een terrein te openen bij Abenèro, waar de Jali's wonen. Dit terrein ligt in de Baliem-vallei. De Jali's zijn animisten en leven nog in zeer primitieve omstandigheden.

Behalve deze taak, hebben de Gereformeerde Gemeenten ook een taak aanvaard in West-Afrika, en wel in Nigeria.

Een daar werkzaam zijnde kerk uit Engeland droeg een deel van het terrein aan ons over. Zr. E>. Sonneveld, Zr. J. C. van Rossum en het echtpaar Ten Voorde zijn daar nu werkzaam. Het terrein ligt in het Idoma-district in Noord-Nigeria; dit district wordt bewoond door de Igedde-stam, die ca. 200.000 mensen omvat. Onder hen nemen de Gereformeerde Gemeenten de verkondiging van het Evangelie ter hand. De medische zending is daar reeds in volle gang.

Literatuur

G. H. Kersten, Rapport inzake ds. D. J. Benjamins, 1910

N. G. J. van Schouwenburg, Een eeuw Evangelie op Nieuw-Guinea

F. C. Kamma, Albert, zaaier op Nieuw-Guinea Bevestiging en Intrede van Ds. G. Kuijt.

Discussievragen:

1. Is de zendingsopdracht ook op het Oude Testament terug te brengen?

2. Behoort de zending tot het „wezen" of tot de „gezondheid" van de Kerk? Anders gezegd: Prof. Bavinck heeft eens gezegd, enkele decenniën geleden, de Gereformeerde Gemeente is geen kerk, want zij bedrijft geen daadwerkelijke zending. Is dat zo?

3. De zending is een opdracht der kerk. Hoe staat het met de evangelisatie? Bedoeld wordt niet de evangelie-verkondiging onder de Rooms-Katholieken in België.

4. Wij stellen dat iemand die predikant wil worden, hiertoe een bizondere Goddelijke roeping nodig heeft in tegenstelling met alle andere ambten en beroepen. Dit zou dus ook gelden voor de zendeling. Hij is Dienaar des Woords.

Hoe staat het in dit verband met de onderwijzers en verpleegsters. Het komt er op het zendingsveld dikwijls op neer dat zij ook „het Woord bedienen". Hoe moeten we eigenlijk „roeping" opvatten? Er zijn jongelui die graag als arts, onderwijzer of verpleegster werkzaam willen zijn in de zending, maar nooit tot de daad komen, omdat zij menen hier een Goddelijke aanwijzing voor te moeten ontvangen. Wat moet aan hen geantwoord worden?

5. Is zending door een genootschap, nu de kerk deze taak weer ter hand heeft genomen, principieel af te keuren?

6. Wat is de meest aan te bevelen methode. Eerst door ziekenzorg „plaats maken" voor de verkondiging, of zoals meestal in vroeger eeuwen geschiedde: eerst de verkondiging. Denk er aan hoe sommige zendelingen in de Middeleeuwen eerst de mensen het „Onze Vader" uit het hoofd lieten leren, alvorens te dopen. Ze maakten zo duizenden „bekeerlingen". Nader onderricht volgde hierna pas. Is dit strijdig met hetgeen bijv. het formulier voor de volwassenen-doop hierover zegt?

7. Hoe zou het komen dat de Islam in de Afrikaanse staten, zoveel meer opgang maakt dan het Christendom ?

8. De zending verandert dikwijls het gehele leven ook in maatschappelijk opzicht. Hoe zou dit komen?

9. Heeft ook het „gewone" kerklid nog een taak met betrekking tot de zending?

10. Wat gebeurt er in Uw gemeente voor de zending? Is Uw gemeente daarmee aan het eind van haar krachten? Wat zou er nog meer ondernomen kunnen worden? Welk aandeel zou de vereniging hierin kunnen hebben?

11. Zou er verband zijn tussen de beleving van het geloof in de gemeente en de offervaardigheid voor de zending?

12. Wanneer de zending vruchten gaat afwerpen, hoe zou dan bijv. een kerkdienst ingericht moeten worden? Is de beleving, de uiting anders dan bij ons, of moet ze gelijk zijn?

13. Is samenwerking met andere reformatorische kerken in de zendingsarbeid juist? Ook gewenst?

14. Probeer eens na te gaan wat de meeste wereldgodsdiensten gemeenschappelijk hebben met de Christelijke godsdienst.

15. Waarin onderscheidt zich de Christelijke godsdienst kenmerkend van alle andere godsdiensten?

16. Welke godsdienstige groeperingen in ons land verkondigen dat het er niet toe doet welke godsdienst een mens belijdt, als hij maar godsdienstig is?

17. In welke alledaagse uitdrukkingen is deze opvatting te herkennen?

18. Zouden deze godsdienstige stromingen op grond van hun opvattingen aan zending kunnen doen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's

De Zending

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's