JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Bergrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bergrede

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe. Overbekend zijn de woorden die Jezus tijdens de Bergrede spreekt. Maar wie heeft die ooit in praktijk gebracht? In elk geval is dit niet iets waar je als eerste aan denkt als een ander je benadeelt. Je moet je toch niet op je kop laten zitten? En hoe vaak worden we niet gewezen op het belang van gezond assertief gedrag: het op een goede manier voor jezelf opkomen? Al lezend in de Bergrede is het alsof deze meer vragen oproept dan beantwoordt. Want hoe moet dat dan allemaal in de praktijk?
Op deze vragen gaat deze Mivo in. Eerst wordt kort ingegaan op de tijd waarin en de plek waar Jezus de rede sprak. Daarna kijken we preciezer naar wat er staat en hoe we de Bergrede kunnen lezen. Tenslotte eindigen we met de betekenis van de rede voor vandaag.


Deze schets heeft niet het karakter van een bijbelstudie. Het zou goed zijn om voorafgaande aan het lezen van deze Mivo van de inhoud van de Bergrede zelf, zoals lezus deze heeft uitgesproken, kennis te nemen. Heb je de Bergrede wel eens in zijn geheel gelezen? Doe het eens! Je kunt de Bergrede vinden in Mattheüs 5 tot en met 7. Gedeelten van de Bergrede zijn ook terug te vinden in onder andere Lukas 6 : 20-49.


1. Historische context

MATTHEÜS VERTELT HOE JEZUS RONDTROK DOOR HEEL GALILÉA EN IN DE SYNAGOGEN LEERDE.
HIJ VERKONDIGDE HET GOEDE NIEUWS VAN HET KONINKRIJK DER HEMELEN EN GENAS ZIEKTEN ONDER HET VOLK. AL SNEL STROOMDEN VAN ALLE KANTEN DE MENSEN TOE OM DE WONDEREN TE ZIEN. EN JEZUS DE SCHAREN ZIENDE IS GEKLOM- MEN OP EEN BERG, EN ALS HIJ WAS, KWAMEN ZIJN DISCIPELEN NEDERGEZETEN TOT HEM. EN ZIJN MOND GEOPEND HEBBENDE LEERDE HIJ HEN (MATTHEÜS 5 : 1 EN 2).
LUKAS (6 : 12-19) VERTELT OVERIGENS DAT JEZUS DEZE NACHT TUSSEN DE AANKOMST BIJ DE BERG EN DE GROTE REDE, WAKEND HEEFT DOORGEBRACHT. HET IS DE ENIGE KEER DAT WIJ LEZEN OVER EEN HELE NACHT VOL GEBED. JEZUS BEGON NIET TE SPREKEN VOORDAT HIJ URENLANG VOOR HET VOLK GEKNIELD HAD LIGGEN SMEKEN BIJ DE VADER.

Om te begrijpen wat Jezus de schare leerde, is het goed om te kijken naar de omstandigheden waarin Jezus sprak. Politieke, sociale en godsdienstige omstandigheden werden door Jezus nogal eens gebruikt om Zijn boodschap duidelijk te maken. Vaak ook nam Hij voorbeelden uit de praktijk van alle dag en vond zo aansluiting bij Zijn hoorders.

Politieke omstandigheden
Ten tijde van Jezus' omwandeling was Israël bezet door de Romeinen. Groepen vrijheidsstrijders kwamen regelmatig in opstand onder leiding van rebellenleiders, die zich tot koning wilden laten uitroepen. De Romeinen lieten dat niet over hun kant gaan en drukten deze opstanden bloedig de kop in. Eén van deze gevechten staat bekend als 'de oorlog van Varus' (6 na Christus). Het gevecht, dat zich zo'n tien kilometer van Nazareth afspeelde, stond diep in het nationale geheugen gegrift eri /al ooi' in het gezin van Jozef en Maria indruk hebben gemaakt. Pontius Pilatus was in die tijd stadhouder over Juda en Samaria. Pilatus is onder meer bekend vanwege zijn onnodige wreedheden, denk bijvoorbeeld aan het bloedbad dat Pilatus aanrichtte onder offerende Galileeers (Lukas 13 : 1). In dit licht zal de boodschap van Jezus het volk vreemd in de oren hebben geklonken: Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief; zegent ze die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen (Mattheüs 5 : 44). De Joden droomden immers van de verlossing van de Romeinen en zagen ook de komst van de Messias in dat licht. Ook bij de discipelen zien we deze verwachting van lezus als de bevrijder nog lang terug.

Sociale omstandigheden
Voor de boeren, die zeker in Galilea het merendeel van de bevolking uitmaakten, was de tijd van Jezus' omwandeling een tijd van zware belastingen. Deze werden gevorderd om grote bouwwerken van Herodes mogelijk te maken. Als boeren niet aan de verplichtingen en belastingen konden voldoen, werd hun land afgenomen. Daarom leenden ze nogal eens geld bij woekeraars. Het eind van het lied kon zijn dat vrouw en kinderen werden verkocht om schulden te kunnen aflossen. We vinden dit terug in de gelijkenis van de dienstknecht die zijn vrouw en kinderen moest verkopen. Hem werd echter alles kwijtgescholden (Mattheüs 18 : 23-35). De zware belastingen waren des te erger omdat ook de sociale voorzieningen, zoals wij die kennen, ontbraken. Wel had iedere Israëliet de plicht zodanig zorg te dragen voor elkaar dat niemand hoefde te bedelen. Dit bleek in de praktijk echter lang niet altijd te werken. Er konden zo situaties ontstaan waardoor men sen enorm klem kwamen te zitten. Als Jezus dan spreekt over niet bezorgd zijn voor het leven, over eten en drinken, zullen er mensen die elke dag druk bezig waren met het zorgen voor de dagelijkse behoeften, vreemd hebben opgekeken (Mattheüs 6 : 25). Jezus gebruikt dit soort situaties echter meerdere keren in andere geschiedenissen: Een onmogelijke situatie, zware schulden en vervolgens de boodschap van kwijtschelding en de mogelijkheid om een nieuw begin te maken.


SADDUCEEËN
DE SADDUCEEËN WAREN MET NAME MENSEN VAN DE HOGE PRIESTERSTAND. WAT WE IN DE BIJBEL OVER HEN TERUGVINDEN IS HUN VERWERPING VAN HET GELOOF IN ENGELEN, GEESTEN EN DE OPSTANDING UIT DE DOOD (HANDELINGEN 23 : 8; MATTHEÜS 22 : 23). ZE TREKKEN VAAK OP MET DE FARIZEEËN OM JEZUS TE ONDERVRAGEN OVER ZLJN VISIE EN LEER. IN TEGENSTELLING TOT DE PRINCIPIËLE FARIZEEËN, WAREN DE SADDUCEEËN WEL BEREID COMPROMISSEN TE SLUITEN. ZE PROBEERDEN MEER HET LEVEN DRAAGLIJK TE HOUDEN DOOR ZICH ZOVEEL ALS MOGELIJK AAN TE PASSEN AAN DE BEZETTERS. ZIJ HADDEN FEITELIJK DE GEESTELIJKE EN POLITIEKE LEIDING VAN HET VOLK IN HANDEN MAAR WAREN NIET UIT OP VERNIEUWING.

ZELOTEN 
OOK DE ZELOTEN WAREN EEN GROEPERING DIE ZICH HARD MAAKTE VOOR HET BEHOUD VAN EIGENHEID VAN HET JOODSE VOLK. GEWELDDADIGER DAN DE FARIZEEËN WILDEN OOK ZIJ HET VOLK ISRAËL HERSTELLEN IN DE THEOCRATISCHE VORM: EEN GODSHEERSCHAPPIJ OP AARDE. OM DITTE BEREIKEN ZETTEN ZIJ ZICH TOTAAL IN, TOT DE DOOD TOE. JE ZOU HET EEN SOORT JOODSE VRIJHEIDSBEWEGING KUNNEN NOEMEN. OOK ONDER DE DISCIPELEN WAREN ENKELE ZELOTEN: SLMON ZELOTES EN WAARSCHIJNLIJK JUDAS ISKARIOTH. DE GEDACHTE DAT JEZUS BIJ DE ZELOTEN ZOU HEBBEN BEHOORD, WORDT WEL VERDEDIGD, MAAR IS NIET HOUDBAAR. HOEWEL JEZUS IN LUKAS 22 DE DISCIPELEN AANRAADT EEN ZWAARD TE KOPEN, BLIJKT UIT HET GEHEEL VAN ZIJN BOODSCHAP DAT GEWELD NIET DE OPLOSSING IS. MAAR IK ZEG U: HEBT UW VIJANDEN LIEF; ZEGENT ZE, DIE U VERVLOEKEN; DOET WEL DENGENEN, DIE U HATEN; EN BIDT VOOR DEGENEN, DIE U GEWELD DOET, EN DIE U VERVOLGEN (MATTHEÜS 5 : 44). UITEINDELIJK WORDT HIJ ZELFS DOOR HET VOLK VERWORPEN TEN GUNSTE VAN DE GEWELDDADIGE TERRORIST BARABBAS.

ESSENEN
DE BEKENDE 'DODE ZEEROLLEN' UIT DE GROTTEN VAN QUMRAN ZIJN VAN DE ESSENEN AFKOMSTIG. DE ES- SENEN LEGDEN STERK DE NADRUK OP BOETEDOENING VOOR DE ZONDEN OM JE ZO GEREED TE MAKEN VOOR DE KOMST VAN GODS KONINKRIJK. MEN ZAG ZICH ALS DE UITVERKORENEN EN WILDE DE WET IN DE MEEST IDEALE VORM BETRACHTEN. DAAROM TROKKEN ZE ZICH TERUG UIT HET GEWONE EN IN HUN OGEN ZONDIGE LEVEN EN LEEFDEN ZE IN EEN GEMEENSCHAP IN DE WOESTIJN. WE KOMEN DE ESSENEN ALS ZODANIG IN DE BIJBEL NIET TEGEN. ALS JEZUS ECHTER SPREEKT VAN EEN CHRISTEN ALS LICHTEND LICHT EN EEN ZOUTEND ZOUT KUN JE DENKEN AAN DE LEVENSHOUDING VAN DE ESSENEN DIE RADICAAL ANDERS WAS. TUSSEN JEZUS EN DE ESSENEN WORDT SOMS EEN STERK VERBAND VERONDERSTELD. DE STRENGE ASCESE, DIE DE ESSENEN KENMERKT EN DIE WE OOK BIJ JOHANNES DE DOPER TERUGVINDEN, VINDEN WE BIJ JEZUS ECHTER NIET. HIJ AT, DRONK EN BEZOCHT BRUILOFTEN. OOK TREKT HII ZICH NIET TERUG UIT DE GEMEEN- SCHAP. HET SPANNINGSVELD TUSSEN ZICH TERUGTREKKEN UIT OF DEELNEMEN AAN "DE WERELD' IS IETS WAT WE OOK IN ONZE TIJO TERUGVINDEN: IN HOEVERRE MOETEN WE ALS CHRISTEN VERSCHILLEN VAN DE 'WERELD' EN IN HOEVERRE MOETEN WE DAAROM HET CONTACT UIT OE WEG GAAN? BINNEN KERKELIIK NEDERLAND ZIEN WE DAT CHRISTENEN DAARIN HEEL VERSCHILLENDE KEUZES MAKEN.


Godsdienstige omstandigheden
In de tijd waarin Jezus opgroeide, werd het godsdienstige klimaat gekleurd door vier belangrijke groeperingen: Sadduceeën, Farizeeën, Essenen en Zeloten. We kunnen aannemen dat Jezus tijdens Zijn jeugd deze stromingen kende. Van deze groeperingen konden de Farizeeën, de Zeloten en de Essenen niet leven met de bestaande toestand. Zij waren op zoek naar herstel van het door God uitverkoren volk.
De Farizeeën vormden de stroming waar Jezus het meest mee te maken gehad heeft. Zij zagen het als hun opdracht het Joodse volk te bewaren bij de Thora. Het zijn vaak moedige mannen geweest, die met inzet van hun leven geprobeerd hebben het joodse erfgoed te behoeden voor invloeden van buitenaf. Om er zeker van te zijn dat men niet per ongeluk de voorschriften van de Thora zou overtreden, werd er door hen een soort beschermende omheining aangebracht. Zo werd bijvoorbeeld gesteld dat de sabbat een uur eerder moest beginnen om te voorkomen dat men per ongeluk te laat zou beginnen. Men ging hierin echter steeds verder en werd steeds gedetailleerder in de voorschriften. Als drijfveer kunnen we veronderstellen dat het hen ging om het behoud van de eigenheid van Israël en de godsdienst. Kortom: in het algemeen waren de Farizeeën felle strijders voor het joodse geloof, vervuld met een oprechte afkeer van de heidense Romeinse bezetter.
Toch bemerken we bij Jezus een zekere felheid ten opzichte van de Farizeeën. Het betreft dan het feit dat ze anderen zware lasten opleggen, dat ze kleine dingen als belangrijk voorstellen en grotere dingen verwaarlozen: Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt (Mattheüs 23 : 24).
Jezus heeft deze vier groeperingen ongetwijfeld van nabij gekend en hun goede en minder goede kanten geweten. Hoewel diverse theologen Hem proberen te plaatsen in een van deze stromingen blijkt toch dat Hij een geheel eigen en unieke weg is gegaan met een geheel eigen en unieke boodschap.
Op dertigjarige leeftijd treedt Jezus in de openbaarheid en begint met Zijn evangelieverkondiging. Letterlijk genomen betekent evangelie 'goed bericht'. Een goed bericht in geval van overwinningen aan het front of berichten van belangrijke gebeurtenissen rondom de keizer die goddelijke eer genoot.
Het evangelie van het Koninkrijk betekent: de goede en verblijdende tijding dat Gods koninkrijk gekomen is en steeds meer zichtbaar wordt. Zoals Johannes de Doper verwoordt: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen (Mattheüs 4 : 2). Het hemelrijk is daarbij niet hetzelfde als de hemel. Met het Koninkrijk der hemelen wordt bedoeld dat de hemel en het gezag van God de toon aangeven. Nu Jezus aantreedt, is deze toekomst nabij. Een blijde boodschap. Deze heilsboodschap vormt de kern van de leer en het werk van Messias Jezus. Later is de betekenis van het woord evangelie verbreed, maar de oorspronkelijke betekenis ten tijde van Jezus openbaring was de aankondiging van een nieuw tijdperk van Godsheerschappij op aarde. Een belangrijk gegeven met het oog op de Bergrede, zoals we nog zullen zien.

Vergelijking
Veel uitleggers, onder wie Calvijn, zijn van mening dat de Bergrede niet als één geheel is uitgesproken. Het zou een verzameling zijn van toespraken en uitspraken die Jezus tijdens Zijn omwandelingen deed. Hiervoor pleit onder andere dat de rede bij Lukas niet als een geheel wordt beschreven, maar verspreid is over tien hoofdstukken. Zo vinden we in Lukas 6 een gedeelte dat ook afsluit met de gelijkenis van de twee bouwers en in Lukas 11 staat het 'onze Vader'.
Anderen denken wel aan een uitgesproken rede, maar dan gedurende verschillende dagen. In elk geval is de rede zoals weergegeven een selectie van de woorden die Jezus sprak. Zo staan er in Mattheüs zaken die in Lukas niet worden gevonden en andersom. Beiden beginnen echter met de zaligsprekingen en eindigen met de gelijkenis van de bouwers van een huis.
Volgens Mattheüs zoekt de Heere Jezus een berg op waar Hij nederzit. Hij geeft daarbij aan dat Jezus opging naar de berg, zoals de pelgrims jaarlijks opgingen naar Jeruzalem, en de scharen volgden hem daarin. Lukas spreekt van een vlakke plaats: bijvoorbeeld een plateau in de bergen. Bergen zijn bij de evangelist Mattheüs plekken waar bijzondere dingen gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan de berg der verzoeking (4 : 8), de berg der verheerlijking (17 : 1) en de berg waar Jezus Zijn discipelen ontmoet na de opstanding (28 : 16). Op de berg zocht Hij rust en gelegenheid om te bidden, zoals Hij gewoon was. Daarnaast kon Hij zo zijn discipelen meer 'privé-les' geven. Het nederzitten op de berg wordt door verklaarders ook wel in verband gebracht met Mozes' beklimmen en afdalen van de berg met de twee stenen tafelen waarin de wet was gegrift. Zeker gelet op de wijze waarop Jezus de wet van Mozes interpreteert in Zijn Bergrede, is dit geen vreemde vergelijking.
Jezus zat neder zoals rabbi's en leraars in die tijd deden. Hij onderstreept hiermee Zijn autoriteit en begint op een besliste manier Zijn discipelen de 'weg tot gerechtigheid' uit te leggen.

Machthebbende
En Jezus, de scharen ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. Als we dit op ons laten inwerken zou je het volgende tafereel kunnen voorstellen: Dicht om Jezus heen staan de discipelen en daaromheen een schare van armen, rijken, mannen en vrouwen, oud en jong. Dit waren mensen die niet direct volgelingen waren, maar meer geïnteresseerden vanwege Jezus' tekenen en wonderen. Daarbij zat Jezus, als in een openbaar leergesprek en niet staand, zoals bij een woordverkondiging gebruikelijk was. Hij richt zich in eerste instantie tot de leerlingen, waarbij het volk meeluistert,
Als je het begin van de Bergrede leest, lijkt het dat datgene wat werd gesproken alleen de discipelen betrof. Dat zou kunnen betekenen dat de Bergrede voor 'buitenstaanders' geen betekenis heeft. Het is dan heel makkelijk om afstand te nemen van de boodschap door te denken dat hij niet voor ons is bedoeld. Aan het einde van hoofdstuk 7 staat echter dat de scharen zich ontzetten over Jezus' leer, omdat Hij hun leerde als machthebbende.
Jezus sprak wel in de eerste plaats tot zijn discipelen. Zij kregen de opdracht te leven zoals hun Vader dat van hen vraagt. De Bergrede werd daarnaast door vele anderen gehoord, het onderwijs dat Jezus gaat geven, is bedoeld voor allerlei mensen. De menigte van mensen is niet voor niets meegenomen.
Het is geen instructie in besloten kring. Toch is het ook geen vrijblijvende openluchtsamenkomst. De leerlingen staan of zitten niet voor niets vooraan; Jezus wil volgelingen om zich heen zien en alle toehoorders moeten leren hoe men een goed discipel is of wordt. Zoals Gods Woord door een ieder wordt gehoord die zich onder de prediking zet. Denk bijvoorbeeld aan een steen in het water. De kringen die worden gevormd, verbreiden zich ook meer en meer van binnen naar buiten toe. Zo geldt de Bergrede in de eerste plaats voor de christen, voor de zaliggesprokene. De betekenis en bedoeling verspreidt zich daarna over de hele kerk, de hele samenleving en de hele wereld.

2. Wat staat er nu eigenlijk?

DE BERGREDE, ZOALS BESCHREVEN IN MATTHEÜS 5 TOT EN MET 7, KAN OP DIVERSE MANIEREN WORDEN INGEDEELD. DE BERGREDE KAN GEZIEN WORDEN ALS EEN RICHTLIJN VOOR HET LEVEN VAN EEN CHRISTEN, DIE WEET DAT GOD HEM ELK MOMENT VAN DE DAG ZIET. VELEN IN DE WERELD OM HEM HEEN LEVEN ANDERS EN HOUDEN GEEN REKENING MET GOD. IN DE BERGREDE IS DAT TERUG TE VINDEN IN ALLERLEI SITUATIES, DIE OP TWEE MANIEREN WORDEN BEKEKEN. HET GAAT DAN OM TWEE MANIEREN VAN HANDELEN, DIE TEGENGESTELD ZIJN. JE KUNT AALMOEZEN GEVEN EN BIDDEN ALS EEN GEVEINSDE, EEN HUICHELAAR. MAAR DAT KAN ANDERS. JE KUNT SCHATTEN VERZAMELEN EN ZORGEN DAT JE RIJK WORDT, MAAR DAT KAN OOK ANDERS. JE KUNT BEZORGD ZIJN OVER ALLERLEI DAGELIJKSE DINGEN, MAAR DAT KAN ANDERS. JE KUNT PEUTEREN AAN DE SPLINTER IN HET OOG VAN JE NAASTE, MAAR KAN ANDERS. JE KUNT INGAAN DOOR DE BREDE POORT, MAAR DAT KAN ZEKER OOK ANDERS. IN HET DAGELIJKS LEVEN VAN HEN DIE GEEN REKENING HOUDEN MET GOD GEBEUREN DINGEN VAAK OP DE ENE MANIER, MAAR ALS CHRISTEN WORDT ER JUIST WAT ANDERS VAN JE VERWACHT.
OPVALLEND IS DUS HET DENKEN IN TEGENSTELLINGEN. DE BERGREDE LAAT ZIEN DAT HET BESEF VAN GODS AANWEZIGHEID GEVOLGEN HEEFT VOOR DE KEUZES DIE JE MAAKT. GEVOLGEN VOOR DE VERHOUDING DIE DE CHRISTEN HEEFT TOT ZIJN NAASTE, DIE VAAK DINGEN ANDERS AANPAKT.

Een onderverdeling volgens bovenstaande gedachte wordt gemaakt in een algemeen stuk en een specifiek gedeelte:

Hoofdstuk 5 : 3-16
Het algemene gedeelte loopt van hoofdstuk 5 : 3 tot en met 16. De eerste zaligsprekingen tot en met vers 10 worden dan opgevat als een soort karakterschets van de christen. Hierbij zal de ene zaligspreking meer slaan op de een en de andere meer op de ander. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen (Mattheüs 5 : 3). Zij die door genade deze gestalte aannemen, beërven het Koninkrijk van God. In de zaligsprekingen herinnert Jezus ons eraan dat wij vrede en geluk zijn kwijtgeraakt in het paradijs. Dat geluk kan pas worden terug gevonden, wanneer wij het spoor naar God terugvinden. Een zaligspreking bestaat telkens uit twee regels. Een tweede regel waarin het geluk wordt aangewezen en een eerste regel waarin wordt aangeduid voor wie dit geluk is bestemd. Al deze omschrijvingen geven aan in welke richting wij moeten leven.
De verzen 13 tot en met 16 vormen een soort nawoord bij de zaligsprekingen, die daardoor bij het volk worden aangescherpt. Het gaat daarin om de verhouding die de christen heeft ten opzichte van de wereld om hem heen. Er staat vervolging te wachten en tegelijk heeft hij een taak in deze wereld. Gij zijt het licht der wereld (Mattheüs 5 : 14). De christen wordt daarbij opgeroepen zijn licht te laten schijnen in deze wereld om daarmee te getuigen van God en de omgeving te laten zien dat hij anders is en van een Ander is. Deze oproep is niet vrijblijvend, jezus verbindt er een waarschuwing aan: smakeloos zout is nutteloos en verdient het om te worden weggegooid. Deze oproep bevat tevens een bemoediging. Wanneer God een stad wil bouwen en een licht ontsteken, dan kunnen deze niet verborgen blijven. Daar zorgt Hij Zelf voor.

Hoofdstuk 5 : 16-48
Hierna komt het specifieke gedeelte met voorbeelden van hoe een christen moet staan in deze wereld. Vers 17 tot en met vers 48 tekenen de christen in verhouding tot de wet van God. Jezus geeft aan dat de wet, zoals bekend uit het Oude Testament, niet vervalt. Zelfs de kleinste letter en leesteken moeten blijven staan. Maar Jezus vervult en verdiept de wet. Met Zijn komst, Zijn lijden en sterven heeft Hij aan de wet op de meest volmaakte manier voldaan. Hij heeft voldaan aan datgene wat nog ontbrak, wat nog openstond, namelijk de wet en de profeten. De mens was hiertoe niet meer in staat, maar het volk van God mag nu leven uit het heil dat Christus verdiende (Mattheüs 5 : 3-12). Dat bepaalt hoe ze nu leven, een leven uit Gods liefde. Vervolgens komt er een aantal tegenstellingen waarin Christus Zijn boodschap zet tegenover die van de ouden. Waarschijnlijk wordt met 'de ouden' de mondelinge overlevering van de wetsuitleg bedoeld: Gij hebt gehoord dat van de ouden gezegd is... maar Ik zeg u... De christen wordt hier gevraagd zich niet alleen blind te staren op wat er letterlijk in de wet staat, de letter van de wet, maar zich ook te richten op datgene wat de wet bedoelt te zeggen, de geest van de wet. Een aantal praktische voorbeelden geven dit dan aan.
Geeft degene, die iets van u bidt, en keert u niet af van degene, die van u lenen wil (Mattheüs 5 : 42).

Hoofdstuk 6
Dit hoofdstuk schetst in een notendop hoe een christen leeft in de aanwezigheid van God. Onderworpen aan God en in volledige afhankelijkheid van Hem. Doe de dingen die je doet niet om van mensen gezien te worden of er voordeel mee te behalen. Maar doe ze in de wetenschap dat je een verhouding tot God hebt, dat Hij ziet wat je doet en je zal belonen.
Het begint met de houding die je moet aannemen als je aalmoezen geeft: Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet; opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden (Mattheüs 5 : 4).
Daarna gaat het om de houding tijdens het gebed: doe het in stilte en gebruik geen mooi verhaal. Jezus geeft dan een voorbeeld van een gebed, later bekend als "Het onze Vader".
Ook vasten moet vervolgens niet bedoeld zijn om gezien te worden van mensen maar door God. Tenslotte roept Jezus op je niet in de eerste plaats druk te maken over allerlei praktische aangelegenheden: Maar zoekt eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden (Mattheüs 6 : 33).

Hoofdstuk 7
Het slothoofdstuk tekent een christen die leeft in de wetenschap dat het oordeel aan God toekomt en dat Hij ook hem zal oordelen: Oordeelt niet opdat gij niet geoordeeld wordt (Mattheüs 7 : 1).
Wel mogen we biddend staan tegenover onze naaste en God zal dan als een Vader goede gaven geven aan hen die erom bidden. In dit gedeelte treffen we ook de bekende samenvatting aan van onze houding tegenover de naaste. Opvallend is dat deze positief is geformuleerd, terwijl vele anderen deze regel in negatieve zin hebben doorgegeven. We kennen deze regel vaak als 'wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet' Jezus zegt echter: Alle dingen dan, die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten (Mattheüs 7 : 12).
Hierna schetst Jezus twee wegen met aan het begin daarvan een poort: de brede weg heeft een wijde en de smalle weg heeft een nauwe poort (Mattheüs 7 : 13). We moeten dan wel oppassen voor dwaalleraars die moeilijk te herkennen zijn maar lettend op de vruchten kunnen we verschil zien. Tenslotte is er de gelijkenis van de twee bouwers als afsluiting. Het leven is als het bouwen van een huis dat berekend moet zijn op stormen. Ofwel, het moet de toets van Gods oordeel kunnen doorstaan; het oordeel dat de oprechtheid van de mens toetst. Er wordt verwacht dat de mens ook doet wat hij zegt en ook gehoorzaamt en volgt in datgene wat God zegt. Want degene die in het navolgen van God bouwt aan zijn huis zal de storm kunnen doorstaan. Een iegelijk dan die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft (Mattheüs 7 : 24).

Diverse benaderingen
In de loop van de tijd zijn er diverse benaderingen geweest om de Bergrede te bezien en uit te leggen. Een aantal van deze benaderingen volgt hieronder:

In eerste instantie is de Bergrede gericht tot de discipelen, die op de keper beschouwd 'pas-bekeerden' zijn. Zo bezien kan de Bergrede opgevat worden als een soort catechetisch onderwijs aan de jonge kerk. Christus is hierbij geen menselijke moraalleraar maar spreekt met macht als Hij zegt: 'maar Ik zeg u'. Hij spreekt met de macht die Hij heeft om de zonden te vergeven. Zijn spreken in de Bergrede is meer dan alleen de wet, het is ook evangelie. De Bergrede zegt dan eigenlijk: Zo ziet het leven van een volgeling van Christus eruit, zo wordt een levend geloof zichtbaar. Zo leeft hij die bevrijd is van de macht van zonde en het geloof kent. De Bergrede is dan gericht tot hen die zaliggesproken zijn, zaligsprekingen waarmee de rede ook begint. Op die manier kunnen we de eisen die hard lijken begrijpen. De Bergrede vraagt niet iets onmogelijks, geen uiterste krachtinspanning om maar enigszins in de buurt te komen van de bedoeling van de Bergrede.
De leefregels zijn voorbeelden van hoe het er in Gods koninkrijk aan toe gaat. De heerschappij van God wordt op die manier zichtbaar in het leven van alledag. In het dienen en navolgen van God en in relatie tot anderen. Volgelingen zijn dan het licht in deze wereld en het zout van de aarde. De Bergrede wordt in deze benadering niet gezien als de verkondiging van een nieuwtestamentische wet, maar als een stimulans voor een christelijk leven. De rede geeft dan leiding aan de manier waarop het licht moet schijnen en het zout zijn functie heeft. Volgens Luther laat de Bergrede zien "hoe Gods genade de inhoud van de wet uitlegt en haar gemakkelijk maakt."
De Bergrede schildert het leven van het ware discipelschap, de oprechte navolging, maar oordeelt ook de valse discipelen en de onoprechtheid. Heel duidelijk wordt dit in de vergelijking met de beide bouwers van een huis.

Deze benadering lijkt het meest recht te doen aan de inhoud van de Bergrede. Er zijn namelijk nog andere benaderingen die een meer eenzijdige uitleg geven. De eisende benadering ziet de Bergrede als een verfijning van de wet van Mozes. Bij deze benadering zou de boodschap van de Bergrede zijn: doet dit en gij zult leven. Jezus is in die benadering een radicale wetgeleerde die slechts het houden van de wet benadrukt. Er schuilt in deze eenzijdige benadering echter een gevaar. Het gevaar bestaat dat de geboden niet meer serieus genomen worden of dat men moedeloos wordt als men ziet dat het onbegonnen werk is om je aan de regels te houden. Maar de Bergrede is niet bedoeld om de regeltjes nog eens verder uit te breiden. De Bergrede laat juist zien dat het niet om het houden van de geboden op zichzelf gaat, maar om de gezindheid waarmee je de geboden houdt. De eisende benadering gaat voorbij aan het feit dat Christus de wet heeft vervuld en de wet daarom voor de Kerk een plaats heeft in de dankbaarheid, om vanuit de liefde tot God naar deze wet te leven.

Ook is er de benadering van een meer horizontaal karakter. De Bergrede wordt dan gezien als een soort sociaal en maatschappelijk handboek. Het is dan niet meer dan een verzameling regels die richting geeft aan het dagelijks leven en de omgang met de naaste. Deze benadering staat tegenover de bewering dat de rede uitsluitend is bedoeld als een regel ter voorbereiding op het eeuwige leven. Alles zou er dan op gericht zijn om Christus voorbereid tegemoet te kunnen treden als Hij terug komt. Deze zienswijze is ook weer eenzijdig omdat Gods Koninkrijk hier op aarde al begint en na de wederkomst verdergaat in een weliswaar verheerlijkte vorm.


IN HET EVANGELIE NAAR LUCAS VINDEN WIJ EEN VRIJ KORTE WEERGAVE VAN DE BERGREDE (6 : 20-49): HET OPVALLENDE IS DAT LUCAS ALLE LICHT LAAT VALLEN OP DIE GEDEELTEN IN JEZUS' ONDERWIJS DIE HET MEEST RECHTSTREEKS HANDELEN OVER DE EISEN VOOR DE LEERLING. HET IS ALSOF LUCAS DE BERGREDE HEEFT BESNOEID OM HAAR ZO DUIDELIJK MOGELIJK AAN TEOFILUS EN ANDERE LEZERS VOOR TE HOUDEN ALS REGEL OM CHRISTELIJK TE LEREN LEVEN. MATTHEÜS GEEFT EEN BREDER VERSLAG: HIJ VERMELDT OOK ALLERLEI PASSAGES WAARIN JEZUS ZICH MEER RECHTSTREEKS INLAAT MET DE JODEN IN ZIJN DAGEN. TOCH BLIJKT OOK IN MATTHEÜS' WEERGAVE DAT DE HELE REDE ALS HOOFDTOON HEEFT HOE MEN DISCIPEL VAN JEZUS MOET ZIJN. HET IS EEN LES OM TE LEREN VOLGEN. GELOVEN IS NIET VRIJBLIJVEND. WIE GELOOFT, KAN DAT ALLEEN DOEN ALS HIJ JEZUS' WOORDEN HOORT EN DOET. MENSEN VAN ALLERLEI SLAG MOETEN ÉÉN SOORT GEHOORZAAMHEID LEREN. DAARVOOR NAM JEZUS ZE MEE NAAR DE BERG.

UIT: DR. J. VAN BRUGGEN, DE BERGREDE, REISGIDS VOOR CHRISTENEN.


Zaligsprekingen volgens Lukas 6 : 20-22

- ZALIG ZIJT GIJ, ARMEN, WANT UWER IS HET KONINKRIJK GODS
- ZALIG ZIJT GIJ, DIE NU HONGERT; WANT GIJ ZULT VERZADIGD WORDEN
- ZALIG ZIJT GIJ, DIE NU WEENT; WANT GIJ ZULT LACHEN
- ZALIG ZIJT GIJ, WANNEER U DE MENSEN HATEN, EN WANNEER ZIJ U AFSCHEIDEN, EN SMADEN, EN UW NAAM ALS KWAAD VERWERPEN OM DES ZOONS DES MENSEN WIL.


3. De Bergrede, wat nu?

DE BERGREDE IS DE GRONDWET VAN HET KONINKRIJK VAN GOD. HET KONINKRIJK VAN GOD IS NERGENS OP AARDE TE VINDEN, IN DE ZIN VAN EEN GEBIED MET LANDSGRENZEN. CHRISTUS RICHT DIT KONINKRIJK OP IN DE HARTEN VAN ZIJN ONDERDANEN. IN DE BIJBEL KLINKT TOT IEDERE HOORDER DE NODIGING BURGER VAN DIT KONINKRIJK TE WORDEN: GAAT IN DOOR DE ENGE POORT; WANT WIJD IS DE POORT EN BREED IS DE WEG, DIE TOT HET VERDERF LEIDT, EN VELEN ZIJN ER, DIE DOOR DEZELVE INGAAN; WANT DE POORT IS ENG EN DE WEG IS NAUW, DIE TOT HET LEVEN LEIDT, EN WEINIGEN ZIJN ER DIE DENZELVEN VINDEN (MATTHEÜS 7 : 13-14). DE WEG OM BURGER TE WORDEN IS WEDERGEBOORTE EN BEKERING. GOD HEEFT EEN VOLK VOOR ZICHZELF GEWILD, EEN VOLK DAT HEM TOEBEHOORT EN DIENT. DAARVOOR IS DE HEERE JEZUS OP AARDE GEKOMEN EN HEEFT ZICHZELF GEGEVEN, OPDAT HIJ ONS ZOU VERLOSSEN VAN ALLE ONGERECHTIGHEID, EN ZLCHZELVEN EEN EIGEN VOLK ZOU REINIGEN, IJVERIG IN GOEDE WERKEN (TITUS 2 : 14).

Leven als burger
Voor burgers van het Rijk van God ligt er de eis volmaakt te zijn: Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is (Mattheüs 5 : 48). Dat blijkt op verschillende manieren in de Bergrede. De burgers van Gods Rijk moeten zijn als het zout der aarde. Ze mogen niet tot smakeloos zout worden, want dan heb je er niets meer aan. Ze moeten zijn als een stad boven op een berg, voor iedereen zichtbaar. Ze worden opgeroepen om hun licht helder te laten schijnen, zodat iedereen het kan zien.
Een burger van het Koninkrijk der hemelen heeft alles. Hij hoeft zich niet bezorgd te maken over allerlei dagelijkse dingen. Het gaat alleen om Gods Koninkrijk. Wie dat Koninkrijk gevonden heeft, krijgt alles wat hij nodig heeft. God zorgt toch ook voor de vogels, de lelies en het gras. Zou Hij dan niet veelmeer voor Zijn kinderen zorgen?
Een kind van God oordeelt ook geen anderen. Want wie oordeelt, zal zelf geoordeeld worden, leder moet eerst zijn eigen zonde uitwerpen, en pas dan heeft hij het recht om iets van de ander te zeggen. Wel mag iedereen een ander in liefde op gemaakte fouten wijzen, maar niet vanuit de houding dat hij zelf veel minder zonde doet.
De burgers van Gods Rijk leven niet meer voor de wereld. Ze leven alleen voor God. Dat blijkt in hun hele leven. Wanneer ze bidden, doen ze dat voor God en niet met allerlei uiterlijk vertoon op straat. Wanneer ze vasten, doen ze het niet door het aan iedereen te laten zien, maar in het verborgen. Het hele leven is alleen op God gericht.
Ook de wet van Mozes gaan Gods kinderen houden met hun hart. Dat betekent bijvoorbeeld dat ze niet alleen niet zweren, maar dat ze altijd hun woord houden. Alle wetten van Gods Koninkrijk staan in het licht van de eeuwigheid, je kan beter nu met moeite en gebrek door het leven gaan, dan voor altijd in de hel te moeten zijn. Zo moet een christen leven. Vanuit het Koninkrijk dat komt, waarin Christus alles in allen is. Je kunt dan nog beter je oog uittrekken of je hand afhakken, dan voor eeuwig verloren gaan. Zo roept de Heere Jezus Zijn volk op om volmaakt te zijn vanuit een rein hart. Gods kinderen gaan de wet houden uit dankbaarheid voor de verlossing door Christus.
Gelukkig hoeft Gods volk daar niet zelf voor te zorgen: God zorgt voor Zijn kinderen.
Als ze bidden, zullen ze ontvangen. Als ze zoeken, zullen ze vinden. Als ze kloppen, zullen ze binnengelaten worden. Als zelfs een zondige vader goed voor zijn kinderen zorgt, hoe veel te meer zal de hemelse Vader voor Zijn kinderen zorgen. Het is echter van het grootste belang om door de poort te gaan. Wie er door gaat heeft alles, wie achterblijft heeft niets. God roept op tot bekering: Gaat in door de enge poort (Mattheüs 7 : 13).
Aan het einde van de Bergrede roept de Heere Jezus op om waakzaam te zijn en te onderscheiden. Een goede boom ken je aan de goede vruchten. Alleen degenen die - door wedergeboorte - de wil van de Vader doen, gaan in in Gods Koninkrijk.

Ingaan in het Koninkrijk
Wie leeft overeenkomstig de grondwet van het Koninkrijk van God, die gaat door de poort. Deze grondwet is een verdieping van de wet van Mozes. Jezus stelt de wet van Mozes niet buiten werking, maar laat deze wet tot zijn eigenlijke bedoeling komen. Het stipt houden van de geboden uit de wet van Mozes is niet genoeg om het Koninkrijk in te gaan. Hiervan zegt de Heere Jezus: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en farizeeén, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan (Mattheüs 5 : 20). De echte burgers van het Koninkrijk van God zijn niet degenen die de wet alleen letterlijk houden. Ook de tollenaren hebben lief, die hen liefhebben (Mattheüs 5 : 46-47). De Heere Jezus eist dat Zijn burgers anders zijn. Ze moeten leven vanuit een andere gezindheid.
Een voorbeeld hiervan is de rijke jongeling (Mattheüs 19 : 16-30). Hij vraagt aan de Heere Jezus wat hij voor goeds moet doen om het eeuwige leven te beërven. Hij wil weten wat hij moet doen om zalig te worden, om burger van het Koninkrijk van God te worden. Jezus zegt dan tegen hem dat hij de geboden moet houden. Het zijn de geboden uit de wet van Mozes. De rijke jongeling heeft al deze geboden van zijn jeugd af aan gehouden. Hij vraagt wat hem dan nog ontbreekt. Dan zegt de Heere Jezus tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij (Mattheüs 19 : 21). De Heere Jezus eist niet het houden van wetten en regels op zich, maar een totale overgave. De rijke jongeling gaat dan ook bedroefd weg, omdat hij veel goederen heeft. Zijn hart lag nog bij zijn bezit en daarom kon hij niet ingaan, Jezus zegt immers: Waar uw schat is, dar zal ook uw hart zijn (Mattheüs 5 : 21).
Vervolgens zegt de Heere Jezus tegen zijn discipelen hoe moeilijk het is om in te gaan in het Koninkrijk. Voorwaar Ik zeg u, dat een rijke zwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. En wederom zeg ik u: Het is lichter dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods (Mattheüs 19 : 23-24). In grote verslagenheid vragen ze zich af wie er dan nog zalig kan worden, Jezus antwoordt dan: Bij de mensen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. Dat is het geheim van het ingaan in Gods Koninkrijk.
Het is God Zelf die de mens wedergeboorte en bekering schenkt. Hij geeft de mens geloof in Christus. Hij is het die de mens doet leven vanuit een andere gezindheid. Dan is de wet wel belangrijk, maar nog veel belangrijker is het met welk hart we de wet willen houden. En juist deze mensen, die vanuit een andere gezindheid leven, spreekt Jezus zalig. Deze mensen zijn burgers van Zijn Koninkrijk. Zij zijn anders dan de wereld. Ze zijn vreemdelingen omdat hun stad niet op de aarde is.
Zalig zijn de armen van geest, zalig zijn die treuren, zalig zijn de zachtmoedigen, zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zalig zijn de reinen van hart, zalig zijn de vreedzamen, zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, zalig zij gij, als u de mensen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Deze mensen wordt opgeroepen: Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken (Mattheüs 5 : 16).

Horen en doen
De Heere Jezus sluit Zijn Bergrede af met de gelijkenis van de wijze en dwaze bouwer. De wijze bouwer is degene die Gods Woord hoort en het ook doet. Zijn huis blijft staan in de stormen. Wie Gods Woord wel hoort, maar niet doet, is een dwaze bouwer. Zijn huis blijft niet staan in de storm. God heeft Zijn Woord gegeven, opdat we het doen. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich ontfermen, entot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig (Jesaja 55 : 7).
Wie niet leeft naar Gods Woord, is een dwaze bouwer. De Bergrede is niet de wet van een toekomstig vrederijk. Het is een wet die nu gehouden moet worden. Juist in deze eis wordt opgeroepen om bij Christus de enige toevlucht te zoeken, Die Zijn hoorders toeroept: Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid (Mattheüs 6 : 33)!
En het is geschied, als Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer; want Hij leerde hen als machthebbende. en niet als de schriftgeleerden (Mattheüs 7 : 28-29).


Aanbevolen literatuur

D. Bonhoeffer, Navolging
J. van Bruggen, Mattheüs. Het evangelie voor Israël
J. van Bruggen, De Bergrede. Reisgids voor christenen
C. Harinck, Hemelse troost. Twaalf bijbelstudies over de Bergrede
D. M. Lloyd-Jones, De Bergrede
J. Calvijn: Jezus spreekt zalig
F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim.


Verwerking

De Bergrede is een moeilijk, maar mooi bijbels onderwerp om te behandelen op de vereniging. Het thema kan op verschillende manieren centraal staan op de avond. Als introductie op de inleiding kan begonnen worden met een bijbelstudie. Na de inleiding kan nog worden gediscussieerd aan de hand van vragen. Hieronder volgt een aanzet voor de bijbelstudie en staan vragen die bruikbaar zijn om het thema dieper uit te werken.

Bijbelstudie
Kopieer de Zaligsprekingen (Mattheüs 5 : 3-12) op een A4tje. Zorg daarbij voor een brede kantlijn. Geef ieder verenigingslid zo'n A4tje. Laat iedereen in vijf minuten het gedeelte lezen en bij de tekst de volgende tekens plaatsen:

! = dit valt me op
? = dit snap ik niet
→ = dit is iets om in de praktijk te brengen
↑ = dit zegt iets over God
↓ = dit zet iets over de mens

Loop met elkaar de verschillende verzen langs en inventariseer de symbolen. Praat met elkaar door over de (eventuele) verschillen en de motivatie achter de symbolen.

Vragen
1. a. Wat betekent het zoeken van het Koninkrijk Gods?
b. Waarom is dat het belangrijkst?
(Zie onder andere Kolossenzen 3 : 1 en 2 Petrus 1 : 10.)
c. Hoe moeten we het Koninkrijk Gods zoeken?
d. Waaruit blijkt dat zoeken in ons leven?
e. Wie is de deur tot dit Koninkrijk? (Johannes 10 : 9). Hoe?

2. a. Wat wordt in artikel 12 uit hoofdstuk lll/IV van de Dordtse Leerregels over de wedergeboorte gezegd?
b. Waarom wordt 'wedergeboorte' ook wel 'levendmaking' genoemd?
c. Kan iemand wedergeboren zijn zonder dat hij het weet?
d. Wat is het onderscheid tussen wedergeboorte en bekering?

3. Wat betekent het dat het Koninkrijk Gods niet van deze wereld is?

4. De Bergrede wordt wel de grondwet van het Koninkrijk der hemelen genoemd.
a. Waarom?
b. Wat wil de Heere in de Bergrede vooral leren?

5. Toen Jezus de schare zag, was Hij met innerlijke ontferming bewogen.
a. Hoe komt het dat ook niet-christenen met ontferming bewogen kunnen zijn?
b. Hoe komt het dat christenen soms niet met ontferming bewogen zijn?
c. Wat zegt Gods Woord over de verhouding woord en daad?
d. Hoe is dat in jouw leven? Wat werkt bewogenheid met zielen uit?

6 a. Hoe komt het dat Jezus mensen zalig spreekt die zich niet (altijd) zalig voelen?
b. Wat is dan het doel van de zaligsprekingen?
c. Hoe kunnen we op een onjuiste wijze met de zaligsprekingen om gaan?
d. Voor wie zijn de zaligsprekingen tot troost?

7. Matthew Henry zegt in zijn verklaring van de Bergrede: "Zachtmoedigen zijn zij die nauwelijks verbitterd kunnen worden, maar snel en gemakkelijk tevreden worden gesteld, en die liever twintig beledigingen vergeven dan er één te wreken, omdat zij macht hebben over hun eigen geest."
a. Wat vind je van dit citaat?
b. Hoe kun je zo zijn?

8. a. Wat betekent in het leven van het geloof wat de Heere Jezus zegt tegen Petrus: Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein (Johannes 13 : 10).
b. Er zijn mensen die zeggen: "De Heere Jezus heeft mijn zonden vergeven, ook mijn dagelijkse zonden, dus daarover behoef ik me geen zorgen te maken." Hoe ga je er mee om als zoiets tegen je gezegd wordt (1 Johannes 1 : 8)? Zoek vooral naar bijbelse voorbeelden (Psalm 51, Lukas 22 : 32).

9. a. Wat moet je doen als je voor jezelf ervaart dat je de strijd tegen de zonde keer op keer verliest (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29, laatste deel)?
b. Zijn er personen in de Bijbel die dit misschien ook ervaren hebben? Wat deden zij?
c. En als je de strijd tegen de zonde niet kent? Kun je dan een rein hart hebben?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 2006

Mivo +16 | 20 Pagina's

De Bergrede

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 2006

Mivo +16 | 20 Pagina's