JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Creationisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Creationisme

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding 

Wie is de mens? Schepsel en beelddrager van God, óf het product van 'eigen akker' als (laatste?) stap in een proces van evolutie? 
De meeste mensen in Nederland 'geloven' in de laatste mogelijkheid; de evolutietheorie. Daar word je mee geconfronteerd, op school, tijdens je studie of op je werk. Wat geloof jij? Hoe kun jij je standpunten op een goede manier verwoorden tegenover mensen die anders geloven dan jij?
Kun je de schepping ook op een wetenschappelijke manier benaderen, of kun je alleen maar zeggen datj e dat moet geloven?
Op al deze zaken gaat deze schets dieper in. Het kan je misschien helpen met jouw vragen in jouw omgeving.

1. Evolutietheorie

Evolutietheorie is de theorie van de geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit eenvoudig gebouwde levende wezens ingewikkeld gebouwde levende wezens ontstaan. Hoe is deze theorie ontstaan? Vroeger geloofden bijna alle mensen in God en in de schepping. Velen dachten toen verder niet na over het ontstaan van de aarde. De grote verandering kwam door de Engelse onderzoeker Charles Darwin (1809-1882), die vooral de evolutietheorie ontwikkeld heeft. Zijn ideeën zijn naderhand door andere onderzoekers verder uitgewerkt.

Het ontstaan van de evolutietheorie
In de tijd van Darwin veranderde de maatschappij sterk. De 19e eeuw is de eeuw van de verdere doorwerking van de verlichting. Deze stroming kenmerkt zich door het zich los maken van het gezag van de Schrift en kerk èn door een onbegrensd vertrouwen in de menselijke rede, het verstand. De godsdienst verschraalt en wat je niet meer kunt beredeneren wordt geminacht. Een goede tijd dus voor Darwins theorie.
Hoe komt Darwin aan zijn theorie en wat is zijn theorie eigenlijk?
Darwin mag, als natuuronderzoeker, met een kapitein Fitzroy, een diepgelovig man, mee op een natuurwetenschappelijke expeditie. Ze gaan een reis maken per zeilschip. Overal waar Darwin aan land kan gaan, trekt hij er op uit om de planten op naam te brengen en om allerlei diersoorten te verzamelen. Vanuit Chili gaat het naar de Galapagoseilanden en daarna gaan ze naar huis. De Galapagoseilanden is het hoogtepunt van de wereldreis van Darwin. Deze eilanden bestaan uit 13 omvangrijkere en 17 kleinere eilanden. Darwin ziet daar veel interessante, onbekende beesten. De speciale aandacht van Darwin wordt getrokken door de kleine vinken. De vinken die op deze eilanden leven zijn lang geleden van het vasteland op de eilanden terechtgekomen. Er zijn hier nu nieuwe vinkensoorten ontstaan. Van eiland tot eiland verschillen de soorten vinken. De eilanden liggen ongeveer 100 kilometer uit elkaar, zodat de zee de vogels van elkaar scheidt. De vogels kunnen niet van het ene eiland naar het andere eiland vliegen. De zee is een natuurlijke barrière. Darwin ontdekt 13 soorten. Als gevolg van hun leefwijze verschillen de soorten in grootte, kleur, snavellengte en snavelvorm. Op het ene eiland hebben de vinken sterke, dikke snavels om noten en zaden te kraken die daar op het eiland zijn. Op een ander eiland is de snavel kleiner, waardoor de vinken er insecten mee kunnen eten. Op weer een ander eiland is de snavel aangepast aan een dieet van vruchten en bloemen. Er is zelfs één soort bij, die heeft geleerd om een cactusstekel te gebruiken om een insect, dat net uit het ei gekomen is, uit zijn schuilplaats onder de schors vandaan te trekken.
Als Darwin al die verschillende vinkenrassen ziet, gaat hij eraan twijfelen of God al die verschillende rassen daar ter plekke zo heeft geschapen. Hij trekt (terecht) de conclusie dat deze soorten langzamerhand zijn ontstaan uit één oorspronkelijke vinkenfamilie van het vaste land. Op ieder eiland heeft deze stamvorm zich in een verschillende richtingen ontwikkeld, afhankelijk van het aanwezige voedsel. Alleen die vinken blijven in leven die zich het best aan de leefomstandigheden hebben aangepast. Meteen gooit Darwin de gedachte overboord dat God oorspronkelijk bepaalde hoofdgroepen heeft geschapen.
Door het lezen van boeken ontdekt hij later dat er in de natuur een strijd om het bestaan is. Als er veel dieren bij elkaar zijn en er een tekort is aan voedsel, dan zullen de sterkste dieren het winnen. Alleen de sterkste rassen kunnen zich dan nog handhaven. De natuur selecteert alleen de sterkste eruit, de natuurlijke selectie. Die rassen planten zich dan het meeste voort, zodat het nageslacht vooral de sterkere erfelijke eigenschappen meekrijgt. Als een dier per ongeluk een erfelijke verandering, een mutatie krijgt, waardoor het dier sterker wordt dan zijn soortgenoten, dan zal dat dier meer kans hebben om te overleven en dus ook om voort te planten. Die erfelijke verandering, mutatie, geeft dat dier ook weer aan zijn nageslacht door, zodat dat ook sterker wordt. Dit is eigenlijk een geleidelijke ontwikkeling van diersoorten, evolutie dus. Darwin kwam tot de verrassende ontdekking dat het leven, de natuur, zélf de evolutie stuurt.
Darwin schrijft over dit alles een boek. Hij komt zo ver dat hij dan ook een boek schrijft waarin hij tot de conclusie komt dat apen en mensen dezelfde voorvader hebben. Darwins boek over het ontstaan van soorten slaat in als een bom. De mensen in de verlichting hadden behoefte aan een wetenschappelijke theorie over het ontstaan van leven als alternatief voor scheppingsgeloof. Het boek van Darwin vindt daarom goede ingang bij de mensen in die tijd.
Darwins afstammingsleer lijkt het christelijk beginsel dat de mens naar Gods beeld is geschapen te bestempelen als nonsens.

Neodarwinisme
Jaren later wordt de theorie van Darwin als onvolledig en deels onjuist beschouwd. Wel zijn delen van Darwins theorie gecombineerd met nieuwe ontdekkingen van andere mensen. Deze combinatietheorie heet het neodarwinisme. Volgens het neodarwinisme vindt evolutie van planten, dieren en mensen plaats op drie manieren:
1. Mutatie: Levende wezens, organismen, bestaan uit allemaal cellen. In de cellen zit het erfelijke materiaal. Het erfelijk materiaal bestaat uit chromosomen met genen. Dat erfelijke materiaal krijg je van je voorgeslacht mee heten mut. Nu kunnen er binnen een soort nieuwe, afwijkende organismen, levende wezens, ontstaan. Deze afwijkingen worden veroorzaakt door wijzigingen in het erfelijk materiaal en die afwijkingen heten mutaties. Kwekers maken in hun werk vaak dankbaar gebruik van deze afwijkingen en maken daarvan bijv. rode kool, bloemkool, spruitkoot, enz.
2. Selectie: Door de mutaties kunnen er binnen een soort veranderingen plaatsvinden. De mutaties kunnen ongunstig zijn. Een plant kan bijv. door een mutatie sneller ziek worden. De plant wordt waarschijnlijk niet zo oud en kan zich minder voortplanten. De mutatie wordt dan niet zo snel aan het nageslacht meegegeven. De minder goede organismen worden dus vaak zo weggeselecteerd.
De mutaties kunnen echter ook gunstig zijn. Daardoor blijven die mutaties gehandhaafd. Als een plant door mutatie bijvoorbeeld een fellere bloemkleur krijgt, zullen meer insecten op de bloem afkomen om te bestuiven. Door bestuiving neemt de kans op voortplanten toe. Er is dan waarschijnlijk meer voortplanting en zo zal de mutatie gehandhaafd worden en daardoor verandert de soort.
3. Isolatie: Als een deel van een soort geïsoleerd raakt, kunnen de twee delen een hele verschillende richting gaan ontwikkelen. Een voorbeeld:
Een deel van de vossen is in koudere gebieden terechtgekomen. In die gebieden ligt vaak sneeuw. De vossen die in die koudere gebieden zitten, kunnen niet meer in contact komen met de vossen in de warmere gebieden. Ze zijn geïsoleerd. Eén vos krijgt een mutatie: de oranjebruine vacht verandert in een witte vacht. Deze mutatie is heel gunstig voor de vos. De roofdieren zien de vos namelijk minder snel dan de andere vossen, doordat deze vos nu een schutkleur heeft. Daarom leeft deze vos langer dan de andere vossen met een oranjebruine vacht. De witte vos krijgt meer gelegenheid om zich voort te planten. De nakomelingen hebben allemaal een witte vacht. Die vossen worden sterker en de vossen met een oranjebruine vacht worden weggeselecteerd. Omdat de vossen met een witte vacht geïsoleerd zijn geraakt van de andere vossen in de warmere gebieden, kunnen die ook niet meer onderling voortplanten. Het betekent dat je zo twee verschillende vossen krijgt: met oranjebruine vacht en met een witte vacht: de poolvos.

Micro- en macro-evolutie
Het voorbeeld van de poolvossen is echt gebeurd. Deze ontwikkelingen en veranderingen van soorten die we nu nog om ons heen kunnen zien, en wat dus te bewijzen is, noemen we micro-evolutie. Op kleine schaal kunnen levensvormen zich aanpassen aan bepaalde milieuomstandigheden (milieuomstandigheid: veel sneeuw - aanpassing: witte vacht). De grondtrekken blijven echter van die levensvorm gelijk (de poolvos blijft de kenmerken houden van een gewone vos). Het gaat dus om veranderingen binnen soorten en geslachten. Door de veranderingen kunnen bijvoorbeeld een aantal vossen er anders uit gaan zien, maar er is geen sprake van opklimming. Er is geen vooruitgang waarbij ingewikkelder levende wezens ontstaan uit minder ingewikkelde levensvormen (bijv. een vos ontstaat uit een hagedis).
Bij de zogenaamde macro-evolutie gaat het ook om mutaties, selectie en isolatie, net als bij de micro-evolutie, maar dan gaat het alleen met grote sprongen. Er is nu wel sprake van opklimming en vooruitgang van eenvoudige levensvormen tot ingewikkelde. Het gaat dan over de ontwikkeling van levenloos naar levend, van vis naar amfibie of van dier naar mens.


Natuurlijke selectie is te verduidelijken aan de hand van een nachtvlinder, de berkespanner. Deze vlinder is grijs van kleur. Door mutaties komen berkespanners voor die veel donkerder van kleur zijn. In Engeland zijn rond 1850 tellingen verricht bij deze vlinders. Hieruit bleek dat 99% van de vlinders grijs was en slechts 1% donker. Berkespanners worden gegeten door vogels. In afbeelding 8.1 zie je beide vlinders zitten op een boomstam die bedekt is met grijze korstmossen. De industrialisatie in Engeland leidde tot luchtvervuiling. Hierdoor verdwenen de korstmossen en werden de bomen bedekt met een laag roet (zie afbeelding 8.2). In 1900 bleken in Engeland ongeveer 99% donkere berkespanners voor te komen en slechts 1% grijze berkespanners.


De macro-evolutie is nog nooit bewezen, in tegenstelling tot micro-evolutie. De macro-evolutie is de theorie van het neodarwinisme.. Er zijn nog nooit voorbeelden in de natuur gevonden, ook niet bij uitgestorven organismen, die laten zien dat de macro-evolutie waar is. Toch stapt Darwin, en de meeste moderne onderzoekers met hem, over dit bezwaar heen.

Argumenten van de evolutietheorie
Misschien vraag je je nu wel af: "Waarom zeggen ze dan zo stellig dat de evolutie waar is, als de macro-evolutie nog nooit bewezen is?" Daar zijn verschillende argumenten voor:
• Men neemt aan dat de macro-evolutie op dezelfde wijze tot stand komt als de micro-evolutie. Dat micro-evolutie plaats vindt kunnen we om ons heen zien. Als je dan gaat door redeneren kom je vanzelf bij de macro-evolutie uit. Door kleine verschillen die in de micro-evolutie gebeuren kan het zelfs zo zijn dat soortgenoten zo van elkaar gaan verschillen dat ze niet meer onderling kunnen voortplanten.
• Een van de argumenten voorde evolutietheorie wordt gevormd door de fossielen. Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten.
Fossielen kunnen alleen ontstaan als organismen opeens dood gaan en overdekt worden met bijv. een laag van zand- of kleideeltjes (= sediment). Het dode organisme wordt afgesloten van lucht en bacterien en schimmels en kan zo niet verteren. Het dode organisme versteent dan. Nieuwe sedimenten worden boven op oudere lagen afgezet. Hoe ouder de aardlaag hoe dieper het in de aarde ligt. In die oudere aardlagen komen veel eenvoudige fossielen voor en in de jongere aardlagen komen de meer ingewikkelde fossielen voor. De aanhanger van de evolutietheorie trekt de conclusie: De ingewikkeld gebouwde organismen komen later in de geschiedenis van de aarde voor dan de eenvoudige gebouwde organismen.
• Nog een argument dat de mensen, die in het evolutionisme geloven, vaak gebruiken, is dat er veel overeenkomsten zijn tussen verschillende soorten organismen. De vleugel van een vleermuis, de voorvin van een walvis, de voorpoot van een mol en de arm van een mens hebben een verschillende functie. Toch zie je, als je de skeletten van deze organen in bouw bekijkt grote overeenkomsten. De evolutionist denkt dat deze organen van al die verschillende dieren uit dezelfde grondvorm zijn ontstaan. Ze zeggen dan: "Deze dieren hebben een gemeenschappelijke voorouder gehad. Door aanpassingen aan verschillende milieus hebben de organen een verschillende functie gekregen."
Ook in de embryonale ontwikkeling zijn er overeenkomsten bij verschillende diersoorten. Veel processen die bij verschillende soorten organismen plaatsvinden, vertonen grote overeenkomst. Celdelingen bijv. verlopen bij vrijwel alle organismen op dezelfde manier. 
• Door aanpassingen aan het milieu kunnen bepaalde organen hun functieverliezen. Deze organen kunnen dan in de loop van de evolutie verdwijnen. Soms zijn nog 'resten' van deze organen terug te vinden. Denk bijv. aan het wormvormig aanhangsel aan de blinde darm. Deze organen, hebben een belangrijk deel van de functie verloren en komen daarom niet of nauwelijks tot ontwikkeling. Door deze organen wordt het aannemelijk dat verschillende soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben. Vroeger zouden die organen dan wel een functie gehad hebben.
• De leer van Darwin heeft geen concurrentie te duchten, het is de enige leer. Sommigen vinden dit een buitengewoon sterk argument, terwijl het anderen nauwelijks overtuigt. De leer van Darwin is de enige theorie die het voor het verstand aannemelijk maakt en alle theorieen vóór Darwin zijn achterhaald.


* Het ontstaan van fossiele voetafdrukken
Wanneer een dier op zachte (maar niet al te natte) grond loopt, ontstaan voetafdrukken en voor het geval de staart de grond raakt ook sleepsporen.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen sporen van dieren of mensen in de vrije natuur onderzocht worden. Hieruit kunnen dan bepaalde conclusies over het gedrag afgelezen worden.
De vier opeenvolgende fasen op de afbeelding illustreren hoe een voetafdruk door een modderlaag bedekt wordt. Als beide lagen zich tot steen verharden (net als bij beton) wordt de afdruk als fossiel bewaard. 
Door verwering of afgraving van de lagen, kunnen deze fossielen weer zichtbaar worden.


Het ontstaan van leven
In Darwins opvatting hebben alle organismen zich ontwikkeld uit andere organismen. Dit houdt echter in dat er heel in het begin één enkel levend organisme geweest moet zijn, waaruit alle latere organismen zijn voortgekomen. En waar komt dit eerste organisme vandaan? Daar heeft men een model voor gevonden. Het is een theorie over wat in het jonge heelal gebeurd is. Aan het begin van het heelal zou alle materie zijn samengebald in een hele dichte klomp massa / energie. 
In het begin was er een explosie die op één tijdstip overal tegelijk plaatsvond. Door deze oerknal of big bang ontplofte de oerbal. De temperatuur werd zo heet dat er geen atomen of moleculen konden bestaan. Toen de temperatuur daalde werden er weer moleculen gevormd. Door straling en elektrische ladingen werden er aminozuren, de bouwstenen voor eiwitten, gevormd. (Dit hebben ze met een proef na kunnen doen en er werden inderdaad met verschillende soorten gassen en elektrische ladingen aminozuren gevormd.) Al deze stoffen vormden samen de oersoep. Van de aminozuren werden eiwitten gevormd, de bouwstenen van de cellen voor levende wezens. De eiwitten samen met de vetten vormden bolletjes en die bolletjes gingen zich vermeerderen. Deze bolletjes voedden zich met andere moleculen die in de oersoep zitten. Zo werden het eencellige organismen die zelf voedsel konden maken. Uit deze eencellige organismen ontstonden planten, vleesetende planten, dieren en uiteindelijk de mens. Deze ontwikkeling vond plaats in 4,5 miljard jaar. 

2. Creationisme

Er zijn veel mensen die in de evolutietheorie geloven. Ze denken vaak dat de evolutietheorie bewezen is door de wetenschap, of ze geloven in de evolutie omdat ze het alternatief, de schepping afwijzen. Het geloven in de evolutietheorie zou betekenen dat er geen God is.
Sommige mensen willen echter het geloven in God en de evolutietheorie combineren. Deze mensen stellen dat God alles heeft geschapen door middel van het evolutieproces.

Het ontstaan van het creationisme
Er zijn ook mensen die uitsluitend in de schepping (= creatie) geloven omdat ze God op Zijn Woord geloven. Velen denken er dan verder niet meer over na.
Anderen vinden het juist belangrijk dat er ook op een wetenschappelijke manier studie en onderzoek gedaan wordt naar het ontstaan van de wereld als schepping van God. Deze mensen noemen we creationisten.

Bijna elke godsdienst of levensovertuiging probeert een antwoord te geven op de vraag van het ontstaan van leven op deze aarde. Ook de christenen proberen daar antwoord op te geven van uit Gods Woord. Als je de Bijbel als uitgangspunt neemt, zul je een alternatief moeten hebben voor de evolutietheorie: het creationisme.
Het creationisme is eigenlijk een wetenschap die als tegenhanger van de evolutieleer is ontstaan. Het creationisme gaat uit van de schepping door God.

Het creationisme is in Amerika ontstaan. In Nederland heeft het creationisme ook zijn ingang gevonden. Langzamerhand worden er steeds meer artikelen geschreven, die als doel hebben om de wetenschap te beoefenen in onderworpenheid aan de Bijbel. Bekende Nederlandse creationisten zijn: dr. W. J. Ouweneel en A. M. Rehwinkel. Er worden ook steeds meer bijbelgetrouw wetenschappelijke onderzoeken gedaan.
De creationist neemt de wetenschap serieus binnen de toelaatbare grenzen. Op deze wijze gebruikt de creationist tegen de evolutietheorie zowel bijbelse als wetenschappelijke bezwaren.

Valkuilen voor het creationisme
Creationisten zijn natuurwetenschappers die uitgaan van een christelijke bijbelopvatting. Ze zien de Bijbel dus niet alleen als een oud historisch boek, maar ook als het geïnspireerde Woord van God. Werkelijk bijbelgetrouwe natuurweten-schappers gaan uit van de volle werkelijkheid van Genesis 1-11. Daaraan geven ze op voorzichtige wijze een wetenschappelijke invulling.
Daarbij moet niet uit het oog verloren worden dat de eerste bedoeling van de Bijbel is: de eer van God en het behoud van zondaren.


Creationisme vraagt om geloof
De schepping kunnen we niet natuurwetenschappelijk bewijzen, maar we kunnen het wel geloven. Net zo min als we God kunnen narekenen en begrijpen, zijn we in staat om te verstaan hoe God bij de schepping is te werk gegaan. Ze ver reikt ons verstand niet. Het zal dan ook duidelijk zijn dat het aanvaarden van Gen. 1 -11 allereerst een zaak van geloof is, als de basis voor een theorie over het ontstaan van de wereld.
"Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men niet ziet. niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden."(Hebr. 11 : 3) Het aanvaarden van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel is dus allereerst een zaak van het geloof. Je zou je af kunnen vragen of het dan eigenlijk wel zin heeft om argumenten aan te dragen tegen de evolutietheorie. Daardoor verdwijnt het evolutionisme toch niet?
Toch hebben de argumenten een functie. Ze laten zien dat de evolutietheorie ook een geloof is. Het heeft geen wetenschappelijke bewijzen, maar het is een onbijbels geloof. Veel evolutionisten zeggen onterecht dat de evolutie bewezen is. Het creationisme laat zien dat dat niet waar is, en dat de creationist net zo veel in te brengen heeft als een evolutionist. Naar Bijbelse maatstaven moeten en mogen we tegenover het evolutionisme een Bijbels verantwoord alternatief stellen.


Creationisten kunnen bijvoorbeeld door een zondvloedmodel te ontwikkelen nagaan wat de gevolgen op aarde waren van de geweldige zondvloed. Door een theorie te maken over hoe de zondvloed mogelijk is gegaan en wat daarvan de gevolgen van zouden kunnen zijn, kunnen een aantal dingen verklaard worden. Dit model geeft dan informatie over het ontstaan van de aardlagen met de daarin liggende fossielen.
Toch is dat niet de reden dat de zondvloed in de Bijbel is beschreven. De eerste bedoeling is om ons uit te leggen welke plaats de zondvloed heeft in de heilsgeschiedenis. De creationist moet met het maken van zo'n theorie rondom de zondvloed oppassen dat hij niet te veel gaat fantaseren. Door fantasie kunnen heel veel dingen verklaard worden, maar dat is nog geen natuurwetenschappelijk bewijs. Door teveel fantasie kan de creationist zich ongeloofwaardig maken en verliest het zijn gezag.
De Bijbel is geen natuurwetenschappelijk boek, maar een goddelijk geïnspireerde openbaring. Daar ligt ook een valkuil voor het creationisme. Het verstand kan gauw overschat worden.
Creationistisch onderzoek mag niet tot doel hebben om te bewijzen dat de Bijbel 'toch gelijk' heeft. Dit is een grenzeloze overschatting van de wetenschap. Het werk van een creationist dient altijd te gebeuren in het geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde en in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere.
Ware wetenschap ziet de vreze des Heeren als het beginsel en het einde van alle wijsheid.
Godsvrucht en wetenschap mogen geen tegenstellingen zijn, maar moeten een eenheid vormen. De wetenschap maakt niet uit wat wel of niet waar is in de Bijbel. De Bijbel maakt uit wat waar is van de wetenschap.

Argumenten van het creationisme
De creationisten gebruiken niet alleen maar Bijbelse argumenten om het evolutiegeloofte bestrijden, maar er zijn ook vanuit wetenschap argumenten aan te voeren:
• Voor het ontstaan van het leven op aarde heeft de evolutionist een theorie gemaakt op basis van een vooronderstelling. In de big bang-theorie is het heelal ontstaan door een oerknal uit een bol energie. De oorsprong van het heelal ligt volgens deze gedachte in de energieontlading van een onvoorstelbare omvang. Als we kijken naar de overgang van het levenloze naar het levende, dan gaapt er in de evolutionistische theorie een gat. Het levenloze moet het levende voortbrengen. De theorie geeft dan ook niet aan hoe het leven ontstond in de tijd dat de aarde nog één grote oersoep was. De kans dat daarin toevallig een eiwit ontstaat is 1 op de 25 met 118 nullen. Zelfs als deze onwaarschijnlijke gebeurtenis plaatsvond, zou het ontstaan van 1 enkel eiwitmolecuul nog geen zoden aan de dijk zetten. Eén levende cel is opgebouwd uit een groot aantal eiwitmoleculen. Vooreen levende cel is dat aantal naar schatting 53 miljard. Het ontstaan van leven bij toeval is dus volstrekt onmogelijk. Er is een onoverbrugbare kloof tussen de ongeorganiseerde chaos in zo'n oersoep en de hoog georganiseerde structuur van het aller simpelst levende wezen.
Het erfelijk materiaal in 1 cel is al zo ingewikkeld, dat het er vanaf het begin al had moeten zijn. Als het erfelijk materiaal in het begin niet foutloos was, was er geen leven.
Stel dat wetenschappers er in zouden slagen om iets te maken wat op leven lijkt, dan nog zouden ze alleen maar aan kunnen tonen dat leven kan worden gevormd uit stoffen en energie en met behulp van grote denkkracht en grote technische vaardigheid. Maar zelfs dan zegt het nog niets over het eerste leven op aarde.
We raken hier het meest zwakke punt van de evolutietheorie.
Gezien de feiten is het wetenschappelijk gezien veel meer verantwoord om aan te nemen dat er een Schepper was. Dat is uiteraard ook een vooronderstelling, maar die is aannemelijker dan de vooronderstelling dat er iets levends uit een oersoep kan komen.

• Micro-evolutie, die bewezen is, hoeft niet in strijd te zijn met de schepping van de aarde door God. Vroeger leerden theologen dat God alle soorten organismen stuk voor stuk geschapen had op de plaats waar ze nu nog op de aarde te vinden zijn. Het is daarom ook geen wonder dat Darwin aan dit scheppingsverhaal ging twijfelen toen hij de vinken op de Galapagoseilanden gezien had.
God heeft een grote vormenrijkdom geschapen. God schiep levende wezens naar hun aard. Het kan zo zijn geweest dat God bijvoorbeeld de hondachtigen geschapen heeft. Misschien zat daar ook nog wel de variatie van vosachtige, hondachtige en hyena-achtige in. Maar later, door onderlinge vermenigvuldiging of door menselijk ingrijpen kunnen hieruit veel soorten en rassen zijn ontstaan, zoals de poolvos, de wolf, de jackhals, de hyena en de hond (variërend van sint-bernard tot teckel).
De aanleg van deze variaties zal God al in de eerste scheppingsgroepen gelegd hebben. In de loop van de tijd kon deze aanleg zich in allerlei richtingen ontplooien.
De scheppingsgroepen kunnen onderling niet kruisen, zodat de geschapen levensvormen naar hun aard niet vermengd worden met andere levensvormen.

• De evolutionist grondt zijn theorie voor een deel op positieve mutaties, de veranderingen in het erfelijk materiaal, die in de natuur voorkomen. Maar verreweg het grootste deel van de mutaties die voorkomen zijn schadelijk voor het soort. Er zijn nog nooit positieve mutaties waargenomen: öf de mutaties zijn schadelijk óf ze zijn neutraal. Organen worden misvormd of verdwijnen, vruchtbaarheid neemt af of de levensvatbaarheid neemt af. Veel erfelijke ziekten die mensen hebben, zijn ontstaan door mutaties.
Zo heeft bijvoorbeeld de poolvos een mutatie ondergaan. Het lijkt heel gunstig voor de vos, want door zijn witte vacht heeft het, in dat gebied waar veel sneeuw ligt, een schutkleur waardoor de vos langer blijft leven. Echter in werkelijkheid is de mutatie een verlies. De vos heeft namelijk door de erfelijke verandering een eigenschap verloren. Door de mutatie is de vos de eigenschap voor vachtkleur / pigment verloren met als gevolg dat de vacht wit wordt.
In werkelijkheid is er dus alleen maar degeneratie, ontaarding, afbraak waar te nemen in de natuur in plaats van ontwikkeling van eenvoudig naar ingewikkeld.
Voor het ontstaan van variaties binnen een soort is helemaal geen mutatie nodig. God heeft in de schepping al voor zo veel variatie van het erfelijk materiaal gezorgd, dat er uit zo'n scheppingsgroep heel veel variaties konden ontstaan die zich uitwaaierden over de aarde. Zo kon er uit de scheppingsgroep van de hondachtigen de sint-bernard en een teckel ontstaan, maar een kat of een rund kon er nooit uit ontstaan. Die behoren tot een andere scheppingsgroep.
Wat er niet in zit komt er niet uit, wat eruit komt zat er al in.
Fossielen die gevonden worden in de aardlagen zijn voor de evolutionist een argument voor de evolutie. Hoe dieper de aardlagen liggen, hoe ouder ze zijn, hoe eenvoudiger de fossielen zijn die er in gevonden worden. Hoe oppervlakkiger de aardlagen liggen, hoe jonger ze zijn, hoe ingewikkelder de fossielen zijn. De evolutionist zegt dan: "De eenvoudige levende wezens waren er eerst en die ontwikkelden zich tot meer ingewikkelde levende wezens." Je kunt echter ook op een hele andere manier tegen de fossielen en de aardlagen aan kijken. Natuurlijk kun je het ontstaan van fossielen nooit helemaal eerlijk wetenschappelijk bewijzen, omdat het nu eenmaal heel lang geleden is dat de fossielen zijn ontstaan. De omstandigheden kun je nooit helemaal namaken in een onderzoek, omdat je niet weet hoe die omstandigheden toen waren. Daarom zijn alle onderzoeken op dit gebied van de evolutionist, maar ook van de creationist modellen die je kunt gebruiken om een bepaalde theorie te verklaren.
Voor het volgende stuk tekst geeft de tekening verheldering. De evolutionist gaat er van uit dat de aardlagen zich horizontaal afgezet hebben in het water. Dan is het zo dat de oudste laag het diepste is. De evolutionist zegt dus dat laag Z uit de tekening het eerste is ontstaan. Daar zie je de eenvoudige fossielen in. Daarna is laag Y ontstaan met de wat meer ingewikkeldere organismen. Als laatste is laag X erbij gekomen met de ingewikkelde fossielen. Uit een onderzoek is echter gebleken dat de aardlagen zich onder catastrofale omstandigheden niet horizontaal maar verticaal afzetten in het water. De lagen onder A zouden dus eerst zijn ontstaan. De aardlagen in het onderzoek ontstaan doordat een laagje grond zichzelf verdeelt in lagen van zware grond (Z) naar lichtere grond (X). Daarna zouden de aardlagen onder B gekomen zijn met daarin de fossielen genummerd van 1 t/m 3. Daarna zouden de aardlagen onder C gekomen zijn met de fossielen genummerd van 4 t/m 6. Volgens de evolutionist zijn de fossielen 3 en 6 het oudst. Volgens de creationist is fossiel 1 (de ingewikkelde) ouder dan fossiel 6 (eenvoudige). De fossielen in de aardlagen zouden volgens dit onderzoek dus niet gerangschikt liggen volgens de tijd in de evolutie, maar ze zijn terug te vinden in de aardlagen zoals ze in diepte in de zee geleefd zouden hebben. Fossielen zijn waarschijnlijk organismen geweest die allemaal op dezelfde tijd op aarde hebben geleefd, maar die door een grote catastrofe omgekomen zijn. Het is ook bekend dat een fossiele boomstam dwars door verschillende aardlagen loopt. De lagen moeten heel snel afgezet zijn, wil een boom opeens van alle lucht en bacteriën afgesloten zijn. Ook zijn er in China 70 ton dinosauriërfossielen gevonden. Welke omstandigheden zouden er nodig zijn om 70 ton dinosaurussen in een massagraf te bedekken? Dat moet wel een enorme catastrofe geweest zijn. We denken dan meteen aan de zondvloed. "Op die dag zijn alle fonteinen van de grote afgrond opengebroken en de sluizen van de hemel geopend. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten." (Gen. 7 : 11-12) Je kunt je voorstellen dat de gehele oceaanbodem is opgeheven. Dit moet gepaard gegaan zijn met enorme vulkanische explosies in de oceanen en op het land. Heel de wereld werd overdekt met water. Dit lezen we in Genesis 7 en Petrus spreekt daar ook nog eens over als hij het heeft over de vergelijking van zondvloed en het laatste oordeel van de hemel en de aarde. Evenals de zondvloed zal het laatste oordeel de gehele aarde ten einde brengen. Ook in Hebreeën 11 : 7 wordt er gesproken over een wereldwijde zondvloed.
Het kan zo zijn geweest dat de aarde voor de vloed maar uit 1 continent bestond. Zo konden de dieren van heinde en ver over land tot de ark komen. Het kan ook zo zijn geweest dat de dieren niet zo ver hoefden te lopen, want door een gelijkmatig klimaat wat er toen waarschijnlijk op de aarde was zullen soortgelijke dieren overal het land bevolkt hebben. Daarvan getuigen de aardlagen ook.
Als een ingewikkeld organisme is ontstaan uiteen eenvoudig organisme, dan zouden er veel tussenvormen moeten zijn. Die zouden dan ook in de fossielen terug te vinden moeten zijn. Voor de evolutionist is het raadselachtig dat er geen echte overgangsvormen worden gevonden. Hieruit blijkt dat er geen geleidelijke overgang zou zijn van de ene soort naar de andere soort. Bovendien is het verschijnsel van tussenvormen al raadselachtig. Een tussenvorm van een dier met kieuwen naar longen kan niet eens bestaan. Een dier ademt met zijn kieuwen of met zijn longen. Een orgaan daartussen bestaat niet. Zo'n dier is niet levensvatbaar.
De evolutionist zegt dat de grote overeenkomsten tussen verschillende soorten organismen een argument vormen voor de evolutie. Dat die overeenkomsten er zijn, kan niet ontkend worden. Vooral als we kijken naar de embryonale ontwikkeling van soorten. Maar het is vanzelfsprekend dat er veel overeenkomsten voorkomen. De ontwikkeling van alle organismen begint immers met een enkele cel. Deze cel gaat zich delen en groeit via een aantal fasen uit tot bijv. een baby. De vroegere stadia van dit proces zijn eenvoudiger dan latere stadia. Een ingewikkeld organisme moet die eenvoudige stadia ook passeren. Daarom zijn er overeenkomsten te zien tussen een eenvoudig en een ingewikkeld organisme.
Ook veel organen lijken op elkaar. Wie in de schepping gelooft, kan uit deze overeenkomsten de conclusie trekken dat alles geschapen is volgens een gemeenschappelijk bouwplan. God had natuurlijk de schepselen heel verschillend, naar een ander plan kunnen maken. Toch deed Hij dat niet. Alle levende schepselen moeten immers op dezelfde aarde leven onder dezelfde omstandigheden. Ze ademen lucht in, drinken hetzelfde soort water en gebruiken hetzelfde soort voedsel.
Bovendien worden ze door dezelfde soorten organismen afgebroken als ze dood gaan. Dit gemeenschappelijk plan van de schepping geldt voor de dieren net zo goed als voor de mens.

• Als iemand een blinde darm ontsteking heeft dan kunnen ze in het ziekenhuis zo'n orgaan wegnemen. Dit orgaan heeft toch geen functie meer. Zou God dan organen geschapen hebben die geen nut hebben? Het feit dat sommige organen niet onmisbaar zijn wil nog niet zeggen dat ze geen nut hebben. Zo heeft de blinde darm veel lymfeweefsel. Waarschijnlijk beschermt de blinde darm tegen infecties, vooral aan het begin van het leven. Zo zijn er nog veel meer organen die voor het oog nutteloos lijken, maar die misschien een functie hebben die we niet weten.
Bovendien als deze organen eerder in de geschiedenis wel een functie zouden gehad hebben en nu niet meer dan is dat meer een bewijs voor degeneratie dan voor evolutie.
Met deze, en nog vele andere argumenten probeert het creationisme op een verantwoorde wijze een wetenschappelijk alternatief te geven voor het evolutionisme.


 

Schepping
"In den beginne schiep God den hemel en de aarde." Dit is het eerste vers van de Bijbel, het begin van de Bijbel. Dat er over deze tekst veel getwist en gediscussieerd is, heb je kunnen lezen in de schets. Toch geeft deze tekst als je die werkelijk mag geloven veel troost. De evolutietheorie geeft geen troost, de schepping daarentegen maakt gelukkig.

Elk leven komt uit leven voort. Zelfs het allereerste leven kwam voort uit de scheppende hand van Hem Die het Leven is.

Dat is niet voor het verstand te begrijpen. Ook in de Bijbel lezen we van mensen die dat niet begrepen. In Job lezen we daarover, job worstelde ook met vragen over de schepping en het begin van de schepping. Dan gaat God tot Job spreken. Hij laat Zijn macht en grootheid zien door Job vragen te stellen. "Waar waart gij, toen ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt." (Job 38:4) Job komt er zo achter dat zijn verstand voor Gods grote werken te klein is. Hij mag dan ook in vers 37 van Job 39 zeggen: "Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond." Job laat zijn vragen liggen om bij het geloof van een almachtig God uit te komen.
Ook op andere plaatsen in de Bijbel (Jes. 40) staat beschreven dat de mensen zo ldein zijn van verstand, dat ze Gods werken niet kunnen begrijpen en verklaren, maar dat het ook niet hoeft. Het gaat er veel meer om of we Gods werken bewonderen.
Zonder het Woord van God en zonder het geloof in dat Woord, zouden we aan deze wereld moeten wanhopen. Ze zou dan ergens begonnen zijn en ze zou nergens eindigen. Het leven zou dan zinloos zijn. Als je gelooft datje leven eigenlijk geen zin heeft, maakt dat niet gelukkig. Bovendien is het eerbied voor het leven dan ook eerder weg. Men gaat dan anders nadenken over dood en leven.
De schepping geeft echter heel duidelijk aan dat de wereld en het leven niet zinloos is. De schepping is bedoeld tot eer van God, de Schepper van alles. "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk." (Ps. 19 : 2)

"Hoe groot zijn Uw werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen."
(Ps. 104 : 24)


De verwerking op de verenigingsavond

Vragen:

In Genesis 1 kunnen we lezen dat God de dieren schiep, "elk naar zijn aard".
1. "Elk naar zijn aard" wat betekent dat?

Lees Job 40 : 10-21
10 Zie nu Behémoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
11 Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.
12 Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.
13 Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.
14 Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.
15 Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.
16 Onder de schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.
17 De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.
18 Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.
19 Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken in den neus doorboren kunnen?
20 Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong met een koord, dat gij laat nederzinken?
21 Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren?

Het boek Job is één van de oudste boeken van de Bijbel. In het bovenstaande gedeelte antwoordt God de beproefde Job en richt zijn blik op de grootheid van de schepping. God Zelf beschrijft onder andere een dier, waarvan de kenmerken op geen enkel tegenwoordig levend dier van toepassing zijn.

2. Zou het door God beschreven dier een dinosaurus kunnen zijn? Waarom wel/niet?

Verwerking

Stellingen:
1. Het is makkeli jker om in de evolutietheorie dan om in het scheppingsverhaal te geloven.
2. Fossielen zijn een bewijs voor de juistheid van de evolutietheorie.
3. Geloven in de evolutietheorie en geloven in God kan niet samengaan.
4. Wat vind je het meest sterke argument van de evolutionist en van de creationist? Waarom?
5. Creationisme bewijst dat de Bijbel waar is.

Begrippenlijst

Organisme : levend wezen
Cellen : bouwstenen van een levend wezen, de kleinste eenheid die leeft
Erfelijk materiaal : erfelijke eigenschappen die je van je voorgeslacht mee krijgt
Mutatie : veranderingen in het erfelijk materiaal, die spontaan of door stralingen kunnen ontstaan
Evolutie : geleidelijke ontwikkelingen van een eenvoudig organisme naar een ingewikkeld organisme
Creatie : schepping
Fossielen : versteende overblijfselen van organismen die niet verteerd zijn, omdat ze plotseling dood zijn gegaan en van lucht en bacteriën en schimmels zijn afgesloten
Sedimenten : klei- of zandafzettingen, waardoor er aardlagen ontstaan

Literatuur

Langs natuurwetenschap en evolutietheorie 
een bijbelhistorische ontdekkingstocht 
Dr. R. Seldenrijk

Biologie voor jou 3Mavo 
Landelijke pedagogische centra 1995

Over de schepping gesproken 
JBGG

Alles met wijsheid gemaakt 
J. Slot

Degeneratie  het einde van de evolutietheorie en een wetenschappelijk alternatief 
P.M. Scheele

Dinosauriërs 
Een bijbelse visie op fascinerende  schepselen 
Stichting Tijdschrift Bijbel & Wetenschap

Video: Evolutie, feit of fictie?
E.H.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

Mivo +16 | 20 Pagina's

Creationisme

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

Mivo +16 | 20 Pagina's