JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Beroep, ook nog roeping?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beroep, ook nog roeping?

45 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Nog niet eens zo heel lang geleden was het voor iedereen duidelijk welk werk er in een bepaald beroep gedaan werd.
Jonge kinderen wisten te vertellen wat vader deed en welke taken de buurman verrichtte. Er waren dan ook niet veel verschillende beroepen. Belangrijk waren de dokter, de notaris en de schoolmeester. Daarnaast was er de bakker, de slager en de smid en verder nog een handvol andere herkenbare beroepen. Er was ook een duidelijk onderscheid in mensen die werkzaam waren in bijvoorbeeld de agrarische sector, de industrie of de scheepvaart.
Tegenwoordig is het voor veel kinderen moeilijk om precies te vertellen wat vader doet. Veel ouders met volwassen kinderen weten evenmin goed uit te leggen wat zoon- en dochterlief voor werk verrichten. Tijdens beroepenvoorlichting op de middelbare school gaat een heel scala van de meest uiteenlopende beroepen en functies aan de leerlingen voorbij. Arbeid en beroep staan volop in de schijnwerpers. Werken is een must, werk je niet, dan tel je niet mee.
Nauwelijks nog horen we daarbij wat het doel van arbeid is zoals God dat als opdracht aan de mens gegeven heeft. In deze schets bekijken we eerst wat de Bijbel over arbeid en beroep zegt.
Vervolgens wordt beschreven wat arbeid nu precies is en wat dat voor het dagelijks leven betekent. Het laatste hoofdstuk verbindt roeping en beroepskeuze aan elkaar.

1. De Bijbel en arbeid

"En God heeft den zevenden dag gezegend en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al zijn werk, hetwelk God gemaakt had om te volmaken (Gen. 2 : 3)."

Arbeid voor de val
In Genesis 2 : 2 en 3 staat dat God de zevende dag gezegend en geheiligd heeft omdat Hij op deze dag rustte. De Heere heeft in zes dagen de aarde en alles wat daarop en daarin leeft geschapen. De zevende dag kijkt Hij als het ware terug op al Zijn arbeid en rust Hij van alles wat Hij verricht heeft. Daar laat God het niet bij, maar Hij zegent en heiligt de zevende dag. Zoals deze dag na zes scheppingsdagen voor Hem een rustdag was, zo heeft God de zevende dag als rustdag ingesteld voor alle mensen en alle tijden.

Dit betekent dat de overige zes dagen bestemd zijn voor allerlei andere zaken. Direct na de schepping blijkt welke taken er liggen voor de mens, In Genesis 2 : 5 staat dat de planten nog niet uitgelopen waren omdat de HEERE God nog geen regen gegeven heeft. Ook waren er nog geen mensen die de aarde konden bebouwen. Dit bebouwen van de aarde is één van de taken die de mens krijgt (vs. 15). De zorg over de hof van Eden was neergelegd bij Adam en Eva. Met het verrichten van deze werkzaamheden ontvingen Adam en Eva alles wat zij voor het levensonderhoud nodig hadden. Voedsel was er voor het grijpen. Kleding hadden zij niet nodig, hoe zij woonden is onbekend. De Heere zorgde in alles voor hen en het ontbrak hen nergens aan. In hun levensonderhoud werd tot in de kleinste dingen voorzien. Gen. 2 : 15 bevat de opdracht aan de mens om te arbeiden. Enkele verzen verder staat dat Adam de dieren hun namen geeft. Dit betekent dat de arbeid van Adam en Eva niet los staat van het werk van God. De mens is in de schepping medearbeider van God. In alles wat Adam en Eva doen is er verbondenheid met God, de arbeid voor God is voor hen een lust en geen last. In deze lusten vreugde komen zij tot een levensontplooiing die na de zondeval niet meer te begrijpen is. In het paradijs is er enerzijds de volkomen zorg van God voor de mens en anderzijds de volkomen vreugde in de dienst aan God. Een vreugde die op deze wijze pas na dit leven, in de eeuwigheid, weer gekend zal worden door Gods kinderen.

Arbeid na de val
Na de val is het totaal anders geworden. De situatie van een leven en werken tot Gods eer is verbroken. De rust van het paradijs, de aanwezigheid van alles wat een mens nodig heeft tot levensonderhoud, is er niet meer. In plaats van de vruchten die voor het grijpen waren en een gemakkelijke voedselvoorziening vormden, moeten zij nu werken om aan voedsel te komen. Vanaf de zondeval is het niet meer vanzelfsprekend dat er eten is. Het bebouwen van de aarde betekent nu de strijd aangaan met onkruid, met scherpe doornstruiken en distels (Gen. 3: 17-19). In plaats van verzekerd te zijn van voedsel moet er nu voor gezorgd worden dat de oogst niet mislukt of overwoekerd wordt door andere planten. Werken gaat met allerlei moeite gepaard als gevolg van de zonde. Dit is ook vandaag de dag nog te zien. Aan werk is voor werknemers soms geen vreugde en plezier meer verbonden. Op de hele schepping, dus ook op het werk in de schepping, rust de vloek die over de aarde gekomen is (Gen. 3 : 17). Werk kan voor mensen een noodzakelijk kwaad geworden zijn: "Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid dien ik werkende gearbeid had; zie het was al ijdelheid en kwelling des geestes. En daarin was geen voordeel onder de zon" (Pred. 2 : 11).

Een opdracht
Dit betekent niet dat werken alleen vanuit de zondeval bekeken moet worden. Arbeid zelf is geen vloek geworden, maar de gevolgen van de zonde werken door in de arbeid van mensen zoals de zonde in alles doorwerkt. De opdracht tot het bouwen en bewaren, tot het verrichten van arbeid, is al voor de zondeval gegeven. God heeft de mens met arbeid een doel gegeven, waarin hij met vreugde bezig mag en kan zijn. Dat verandert niet na de zondeval. Arbeid blijft een gave van God met het doel om tot Zijn eer te leven. Wel zijn de arbeidsomstandigheden veranderd. Het moeiteloos bezig zijn dat er voor de val was heeft voor heel veel mensen plaats gemaakt voor doornen en distelen, voor moeite en verdriet. De juiste verhouding tot God in het werk is verbroken. Alleen door de verzoening van de mens door het bloed van Christus kan er in het werk van de christen in beginsel iets teruggevonden worden van de oorspronkelijke "arbeidsrelatie" tot God.
Arbeid hoort van nature dus bij het menszijn. De Bijbel spoort daarom ook aan tot arbeid. Heel duidelijk komt dit bijvoorbeeld steeds terug in de Spreuken van Salomo. Luiheid wordt daar veroordeeld en er wordt opgeroepen tot nauwgezet werken. Mensen die het allemaal best vinden en geen werk willen verrichten, worden op de mieren gewezen. Die worden ter vergelijking voorgesteld om er van te leren (Spr. 6 : 6). Door te werken als de mieren, door niet te luieren, kan een mens voor zijn aardse bestaan zorgdragen, kan hij zorgen voor voldoende voedsel en kleding, ook in slechtere tijden.
In het nieuwe testament is dit niet anders. Paulus schrijft in Thess. 3:10 dat "zo iemand niet werken wil, hij ook niet ete". De gedachte daarachter is dat iedereen die in de gelegenheid is om te werken, dat ook doen moet. Het gaat hier niet om mensen die niet kunnen werken vanwege werkloosheid, ziekte of om andere redenen. Paulus heeft het over iemand die niet wil werken. Zo'n mens roept armoede over zich uit en hoeft ook niet geholpen te worden. Hij heeft een eigen verantwoordelijkheid om voor zichzelf te zorgen. Iedereen moet dat doen vanuit de mogelijkheden die hij of zij heeft.
In de gelijkenis van de tien talenten (Matth. 25 : 14-30) laat Jezus zien hoe mensen met hun gaven en talenten om moeten gaan. Zij moeten het niet wegstoppen en laten liggen, maar hun gaven gebruiken. Van de mens wordt verwacht dat hij als een goed rentmeester omgaat met de mogelijkheden die hij ontvangen heeft. De taak van een rentmeester is om op een goede manier om te gaan met de goederen van zijn heer. Zo is het de taak van de mens om de gaven die hij van God ontvangen heeft op een verantwoorde wijze in te zetten en te besteden op de manier zoals God dat van hem vraagt. Wat God vraagt is kort samen te vatten met het grote gebod: "Gij zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naasten liefhebben als uzelve". Daarmee wordt meteen duidelijk dat het in arbeid niet om het eigen ik gaat, maar dat arbeid een dienst aan God en aan de samenleving is.

Tot eer van God
Mensen arbeiden voor hun levensonderhoud en ontplooiing. De opdracht om te arbeiden is gegeven om in al het werk tot Gods eer bezig te zijn. Deze belangrijkste doelstelling is vanaf de schepping verbonden aan het verrichten van werk en blijft daaraan verbonden tot aan het einde der tijden. Paulus houdt dat de gemeente van Korinthe voor: Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, doet het al ter ere Gods (1 Cor. 10 : 31). De mens mag ook genieten van de scheppingsgaven. In Prediker 11 wordt dat ook gezegd. In vers 9 staat "Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart u vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aanschouwing uwer ogen". Ditzelfde vers legt echter een relatie met de instellingen van God. Het vers eindigt namelijk met: "Maar weet, dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht". Het gaat er dus om vanuit welke gedachte en bedoeling wij allerlei activiteiten verrichten. Of we de Gever van al het goede voor ogen hebben. In het verlengde van leven en werken tot eer van God geldt steeds dat Zijn opdracht om te bouwen en te bewaren serieus nemen. God heeft de aarde met alles daarop geschapen. Hij heeft teruggezien op Zijn werk en gezien dat het zeer goed was. Ondanks de zondeval blijft de aarde Zijn schepping, waarvoor de mens als rentmeester, als beheerder, verantwoordelijk is. Dit vraagt ook nu nog dat wij zorgvuldig omgaan met de aarde en al het leven daarop. De mens mag de aarde gebruiken, maar moet de aarde ook bewaren. Misbruik, uitputting en vervuiling tasten Gods schepping aan en gaan lijnrecht in tegen de blijvende taak die God in Gen. 2 : 15 aan de mens gegeven heeft.


"De mens heeft de opdracht gekregen de aarde te bouwen en te ontwikkelen. Daar horen ook de economische en technische mogelijkheden bij.
Je kunt als Nederlandse economie niet zomaar zeggen: we stoppen met de groei. Bovendien: wat moet de gewone mens daarmee? Ik houd het liever simpel en praktisch. Al we als werkelijke christenen willen leven, laten we dan in de eerste plaats kijken naar de mensen vlakbij ons die zorg nodig hebben. Bijvoorbeeld de zieken en ouden van dagen. In Nederland sterft 80 procent van de mensen zonder dat er mensen bij hen zijn. Dat is toch verschrikkelijk. De Bijbel geeft ons talloze voorbeelden van concrete situaties waarin we direct iets kunnen doen."
Uit een vraaggesprek in
RMU-conCact van december 1999.


Tot heil van de naaste
In de Bijbel wordt de mens voorgehouden om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Leven en arbeiden tot Gods eer is daarmee onlosmakelijk verbonden met de oproep om ook in het werk dienstbaar te zijn aan de naaste. God kan de arbeid van de éne mens gebruiken in Zijn zorg voor andere mensen. Daarbij kan gedacht worden aan allerlei verzorgend werk, waarin een verzorgende veel kan betekenen op moeilijke momenten in het leven van de ander. De Heere gebruikt dit werk ook. Gods regering gaat echter over de arbeid van alle mensen. Niet alleen de arbeid van mensen die direct hun naaste dienen in verzorging, verpleging, de zending, enz. kan een instrument zijn in Gods regering. De Heere kan ieder mens in verschillende beroepsmatige en andere bezigheden gebruiken om Zijn wil uit te voeren.
Mensen kunnen binnen en buiten hun beroepsuitoefening veel voor elkaar betekenen. We kunnen dicht bij huis blijven. In gezin en familie ligt er een taak. Dat kan door financieel te voorzien in het levensonderhoud van het gezin, of door het opvoedend bezig zijn met de kinderen. Er kan een taak liggen in het bijspringen bij familieleden met problemen, maar ook in de zorg voor bejaarde ouders. In het vele werk dat door mensen op vrijwillige basis gedaan wordt gebeurt eveneens veel ten dienste van de naaste. De Heere heeft dit ook bevolen. Zorg voor de naaste, voor de zwakke, de weduwe en de wees ligt in de opdracht tot arbeiden besloten. De aarde, met alles (en iedereen) daarop dient onderhouden en bewaard te worden. In Efeze 4 : 28 schrijft Paulus dan ook: "Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene die nood heeft".

2. Arbeid in de Praktijk

Veel scholieren hebben een bijbaan. Werken op de zaterdag door jongeren is "in". Het merendeel van de Nederlanders tussen de 20 en 60 jaar werkt, heeft een baan of vervult een functie. Werk, een baan, een job. Dat zijn bekende begrippen als het gaat over het verrichten van arbeid. Het woord arbeid zelf wordt veel minder vaak gebruikt. Je komt het bijvoorbeeld tegen als gesproken wordt over een arbeidsovereenkomst of over arbeidsvoorwaarden. In het dagelijks leven, thuis, op school of onder vrienden heb je het over de baan, de job waarvoor je een opleiding volgt of waarin je iedere dag aan de slag bent.

Toch is het goed om het woord arbeid kort te omschrijven als uitgangspunt voor het vervolg van deze schets. Arbeid wordt wel omschreven als "de menselijke activiteit, die met het oog op het levensonderhoud en op de ontplooiing van de mens en zijn samenleving in opdracht van God wordt verricht". In dit hoofdstuk worden de doelen levensonderhoud en ontplooiing beschreven.

Levensonderhoud
In de westerse landen is er een lange aanloopperiode voordat men zelf in zijn of haar levensonderhoud moet gaan voorzien. De leerplicht schrijft voor dat er tot ten minste het zestiende jaar onderwijs wordt gevolgd. Velen leren daarna nog jaren verder en volgen een studie in middelbaar, hoger of universitair onderwijs. Daarvoor is in onze samenleving ruimte in de vorm van onder meer studiefinanciering. Anderen gaan aan de slag in een leer-werk overeenkomst of doen via praktijkonderwijs werkervaring op. Zij worden opgeleid voor een bepaald beroep en verdienen soms tegelijkertijd een salaris. Dit betekent dat jongeren de ruimte hebben om naar een beroep, naar betaalde arbeid toe te groeien. Pas na het afronden van een (beroeps)opleiding moeten zij zichzelf financieel kunnen bedruipen. Op dat moment wordt er verwacht dat jongeren hun verantwoordelijkheid kennen en in hun eigen levensonderhoud gaan voorzien. Arbeiden wordt daarmee tot een plicht: op een bepaald moment kan niet meer teruggevallen worden op de maatschappij. Het is nodig dat de leden van de samenleving in hun eigen behoeften kunnen voorzien en mede daarmee de samenleving draaiende houden. Dit draaiende houden betekent dat men de ontvangen talenten inzet in een baan. Via de premies die van het inkomen afgehouden worden, wordt bijgedragen aan het levensonderhoud van diegenen die daartoe zelf niet in staat zijn.

Welvaart
Mensen werken omdat met de inkomsten uit arbeid alle noodzakelijke kosten zoals huur of hypotheek, gas, water en licht, voeding en kleding etc. betaald kunnen worden. In onze westerse samenleving betekent het hebben van een baan voor velen bovendien dat zij een dusdanig inkomen genieten, dat zij ook nog veel extra's, luxe goederen, kunnen aanschaffen.
Dit geldt in onze maatschappij ook voor jongeren. Steeds minder is het nodig dat kinderen bijdragen aan het gezinsinkomen. Laat staan dat er sprake is van kinderarbeid. Er is voldoende inkomen om in meer dan het levensonderhoud te voorzien. In de praktijk blijkt dat veel jongeren een bijbaan hebben. Het geld dat daarmee verdiend wordt gaat soms voor een groot deel op aan luxegoederen, computerspullen en mobiele telefoons.
In schril contrast hiermee is de situatie in veel andere landen. Daar geldt nog steeds de strijd om het bestaan: de meeste tijd werken mensen voor een dak boven het hoofd en om voedsel en kleding te kunnen bemachtigen. Kinderarbeid is in diverse landen een gegeven. Nog steeds sterven er dagelijks vele kinderen aan ondervoeding en wonen gezinnen in huizen die uit planken en golfplaten bestaan. Er is geen werk, of de inkomsten daarvan zijn onvoldoende om een leefbaar bestaan op te bouwen. Hier is het dagelijks werkelijkheid: "In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert (Gen.3 : 18-19)".


Wel willen en niet kunnen werken
In Nederland is al jarenlang een goed stelsel van sociale voorzieningen. Voor diegenen die door omstandigheden buiten het arbeidsproces zijn geraakt, zijn er regelingen waardoor toch een bestaansminimum wordt gegarandeerd. De samenleving komt daarmee op voor diegenen die tijdelijk of langdurig niet door middel van werk in hun levensonderhoud kunnen voorzien, ledereen kan in die situatie terechtkomen.
Bijvoorbeeld door plotselinge werkloosheid vanwege bedrijfsbeëindiging of reorganisatie. Ook tijdelijke of langdurige ziekte, een handicap, kan aanleiding zijn om een uitkering aan te moeten vragen. Tenslotte kan ook gedacht worden aan het overlijden van een kostwinner in een (jong) gezin. In de genoemde situaties is er een regeling waardoor er toch een (beperkt) inkomen is om te voorzien in het levensonderhoud. Dit komt overeen met de bijbelse opdracht in de zorg voor de naaste. De hele Bijbel door wordt er gewezen op de plicht om voor de naaste te zorgen. De armen, wezen en weduwen krijgen van God Zelf een beschermde plaats in de samenleving. Gal. 6 : 2 geeft hierover de opdracht: "draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus".


Hoewel de schrijnende situatie uit derde wereldlanden haaks staat op de welvaart in de westerse samenleving, wordt ook in het westen het oorspronkelijke doel van arbeid niet meer bereikt. De situatie in het paradijs, waarin het leven bestond uit het loven van God, is veranderd in de druk van het moeten werken om in de levensbehoeften te kunnen voorzien. En hoewel de situatie van land tot land verschilt, ook voor de westerse samenleving geldt niet alleen dat er arme mensen zijn, maar bovenal dat het hoge werktempo aangehouden moet worden. Het huidige welvaartspeil kan alleen gehandhaafd worden door nog efficiënter te werken, door nog sneller in te springen op de vraag van de consument.
Achterover leunen kan voor een ondernemer betekenen dat de concurrent een gedeelte van de klanten overneemt, of dat er vanuit een ander land een beter product aangeboden wordt. Er is geen ruimte meer voor rust, laat staan voor een sabbatsjaar, het werk moet doorgaan. De in Genesis 3 genoemde zware lichamelijke arbeid is in de westerse landen dan wel sterk verminderd, de toenemende werkdruk en werkstress maken echter dat arbeid nog steeds een moeizaam karakter heeft. Velen raken in de westerse samenleving buiten het arbeidsproces omdat zij het werktempo niet meer kunnen bijhouden. Veel mensen leven steeds weer naar het weekend en de vakanties toe om bij te komen van het werk. Het blijkt dat iedere tijd z'n eigen doornen en distelen heeft die verbonden zijn aan het verrichten van werk.

Ontplooiing
Er zijn zeker ook veel positieve kanten aan arbeid verbonden. In de definitie van arbeid wordt ook gesproken over ontplooiing door arbeid. Ontplooien geeft iets aan van ontwikkelen, van positieve zaken waar men als mens wat aan heeft, iets dat voldoening oplevert. Bij ontplooiing kan vooral gedacht worden aan het plezier dat iemand in het werk heeft. Het volbrengen van een taak kan aan het einde van de dag een gevoel van tevredenheid geven.
Iemand die het naar zijn zin heeft op het werk kan dagelijks fluitend naar het werk gaan en 's avonds moe maar voldaan weer naar huis gaan. Een baan kan veel uitdaging bieden, veel mogelijkheden om eigen gaven en interesses in het werk kwijt te kunnen. De gaven die iemand heeft kunnen volledig tot zijn recht komen in het dagelijks werk.
De Heere kan het werk dat iemand in zijn beroep verricht zegenen. Daar mag ook om gevraagd worden. Voor werk geldt hetzelfde als voor alle andere dingen van het leven. Aan de ene kant mogen de zorgen rond het werk opgedragen worden in het gebed. Aan de andere kant vraagt de ontvangen zegen op het dagelijks werk een plaats in het dankgebed. De kerk heeft ook niet voor niets bid- en dankdagen "voor gewas en arbeid" ingesteld. Daarin wordt erkend dat Gods zegen nodig is op al het werk en wordt er gedankt voor zijn zorg over onder meer de arbeid in het afgelopen seizoen. Hoewel niet iedereen dat zo ervaart, is werk voor veel mensen ook een heel zinvolle dagbesteding. Het ordent de dag en geeft de dag vulling. Voor mensen is het vaak duidelijk waaraan gewerkt wordt en welk nut het gemaakte (eind)product voor anderen heeft. Datzelfde geldt voor diensten in de vele dienstverlenende beroepen.

Betaald en onbetaald
De grote nadruk die er in de maatschappij ligt op betaalde arbeid zet onbetaalde arbeid in de schaduw. Vooral de keuze van de vrouw voor het gezin moet het daarbij nogal eens ontgelden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de opvattingen over de taak van de vrouw in de maatschappij sterk veranderd zijn in de loop van de tijd. Een werkkring buitenshuis voor een vrouw met kinderen is in tegenstelling tot vroeger heel normaal geworden. Dit maakt een bewuste keuze voor het gezin en het afzien van betaalde arbeid niet gemakkelijk. Jongeren groeien op in de maatschappij en leven in een cultuur met bepaalde opvattingen rond arbeid. Dit betekent in de praktijk dat zowel jongens als meisjes gericht zijn op het krijgen van een baan na hun schoolperiode. De traditionele verdeling in vrouwen- en mannenberoepen is in de loop van de tijd vervaagd. In steeds meer beroepen werken vrouwen en mannen naast elkaar in dezelfde functie. Iets dat vroeger nauwelijks voorkwam. De ontwikkeling van nieuwe beroepen, zoals in de IT-wereld, haalt de mogelijkheid van gelijke beroepen voor mannen en vrouwen een stuk dichterbij. De overheid stimuleert de gelijkheid van mannen en vrouwen nog steeds met plannen om tot een vergaande zelfstandigheid van het individu, man en vrouw, te komen. Ook zijn er regelmatig campagnes gevoerd om te komen tot meer instroom van meisjes in "mannenberoepen".
Bij de vergelijking tussen een betaalde baan of thuis in het gezin zijn, gaat het niet alleen om het hebben van een betaalde baan op zichzelf. Ook de zelfontplooiing speelt een rol. Huisvrouw zijn betekent voor velen: jezelf niet kunnen ontplooien. In een baan kun je jezelf kwijt en ben je iemand, is dan de gangbare mening. De veronderstelling is dat onbetaalde arbeid als huisvrouw alleen bestaat uit negatieve zaken. Natuurlijk zijn er negatieve punten op te sommen van het dagelijks bezig zijn in het huishouden. Er kan sleur ontstaan. Daartegenover zijn er echter ook positieve zaken te noemen. Een eerlijke vergelijking maakt duidelijk dat hetzelfde voor betaald werk geldt, ook daaraan zijn zowel positieve als negatieve punten te onderscheiden. Het gaat er dan ook niet om dat betaalde arbeid en de zorg in het gezin tegenover elkaar gesteld worden, maar dat ze in het maatschappelijk leven beide met meer of minder plezier vervuld kunnen worden. Voor zowel arbeid als de zorg voor het gezin geldt dat het een bijbelse opdracht is.

Vrijwilligerswerk
Aan onbetaalde arbeid is nog een aspect verbonden. Het vrijwilligerswerk. Dit betreft werkzaamheden die niet voor het eigen levensonderhoud worden verricht. Het gaat om arbeid die soms heel goed door betaalde krachten gedaan kan worden, maar op vrijwillige basis verricht wordt. De vrijwillige taken kunnen veel voldoening geven en bijdragen tot de ontplooiing van mensen. In de eerste plaats is vrijwilligerswerk er vooral ten dienste van de ander. In het kerkelijk leven vindt veel vrijwilligerswerk plaats in het club- en verenigingswerk. Daarnaast kan allerlei soort van onbetaald kerken(raads)werk heel nadrukkelijk vallen onder het tweede gedeelte uit de definitie van arbeid. Arbeid betreft immers een menselijke activiteit die verricht wordt in opdracht van God. God schenkt ieder mens heel eigen gaven, niet ieder mens ontvangt dezelfde gaven en capaciteiten. Wel vraagt de Heere van ons om de ontvangen gaven in te zetten, te besteden tot Zijn eer. Dat kan in de roeping tot een kerkelijk ambt, maar daartoe is het zeker niet beperkt. Er zijn ambtsdragers die bewust minder dan fulltime betaalde arbeid verrichten. Eveneens zijn er niet-ambtsdragers die ervoor gekozen hebben om een aantal uren minder te werken in hun baan en deze uren te besteden aan vrijwilligerswerk.
Veel vrijwilligerswerk komt de maatschappij, of groepen daaruit ten goede. Voorbeelden daarvan zijn collecteren voor goede doelen, het verrichten van diensten bij ouderen en het zitting nemen in het bestuur van een school of welzijnsorganisatie. Nu is dit laatste voor jongeren niet goed mogelijk, al gaat het alleen al om de specifieke kennis die nodig is om een bestuurslidmaatschap van maatschappelijke organisaties te vervullen. In het (kerkelijk) jeugdwerk worden er wel bestuurstaken opgepakt door jongeren. De vraag is echter of jongeren behalve voor verenigingswerk in of buiten de kerk, bereid zijn om onbetaalde arbeid te verrichten, of dat juist voor jongeren geldt dat arbeid per definitie betaald werk is.


Verhouding arbeid versus rust
In veel beroepen is er sprake van werkdruk en -stress. Zeker in veel leidinggevende beroepen vraagt het werk het uiterste van de werknemer. Er worden veel uren gedraaid, lange dagen gemaakt. Het privé-leven raakt zeer regelmatig ondergesneeuwd door de haast en spoedklussen die nog net even gebeuren moeten. Momenten van gezamenlijkheid in het gezin zijn schaars.
Wie zijn oor te luister legt, hoort over managers die het halve weekend nodig hebben om bij te komen van het werk van de voorgaande week. In diverse sectoren van het bedrijfsleven is een hoog ziekteverzuim en blijken mensen regelmatig afgekeurd te worden door de gevolgen van een te grote werkdruk. Vooral de psychische klachten rond arbeid nemen toe. Het lijkt alsof het hele leven gericht is op werken. Met alle gevolgen van dien. Het "Zes dagen zult gij arbeiden" uit de tien geboden wil niet zeggen dat wij verplicht zes dagen alsmaar door moeten gaan met werken. In Genesis 2 : 2-3 staat dat God rustte op de zevende dag. In het verlengde daarvan heeft God de rustdag ingesteld, een dag die Hij voor Zichzelf opeist. De Heere heeft een tijdsindeling gegeven van zes dagen werk en één dag rust. Mensen zijn geneigd om door te gaan met werken, ook daarom is een dag van afzondering goed. Deze dag mag in het bijzonder in de dienst van God besteed worden. Afwisseling van werk en rusttijden wordt tegenwoordig vastgelegd in de Arbeidstijdenwet. Bij de schepping van de aarde is deze afwisseling door God Zelf ingesteld. Tijdens de momenten van rust wordt het slaafse karakter van het werk losgelaten en kan de mens zich richten op andere zaken, maar vooral op de Ander. De Heere heeft het volk Israël diverse wetten gegeven waarin ook de (langdurige] rust is vastgelegd. Hij heeft hoogtijden ingesteld waarin het volk zich mag afzonderen voor de dienst aan de Heere. Leviticus 23 beschrijft deze feesten, die soms dagenlang aanhouden.
Daarnaast is er één keer in de zeven jaar een sabbatjaar waarin de hele schepping rusten mag en geen werk verricht wordt op het land. Na 49 jaar is er een jubeljaar waarvoor de Heere bijzondere bepalingen gegeven heeft (Lev. 25).
In deze steeds terugkerende feestperiodes geeft de Heere, naast de sabbat, momenten waarop het werk losgelaten mag worden.


3. Beroepskeuze of roeping

De Bijbel maakt duidelijk dat arbeid een opdracht van God is en dat luiheid veroordeeld wordt. De mens wordt opgeroepen om zijn of haar talenten te gebruiken. Daarbij gaat het niet om de hoeveelheid gaven en talenten die iemand heeft, maar om de manier waarop ze gebruikt worden.

Beroepen uit de Bijbel
In de tijd van de Bijbel waren er veel minder beroepen dan nu. Ondanks het voor hedendaagse begrippen beperkte aantal beroepen waren er toch verschillende manieren om in het levensonderhoud van zichzelf en de familie te voorzien. Bekende beroepen waren schaapherder, landbouwer en visser. Ook wordt er in de Bijbel gesproken over de wijngaardenier en zelfs de arts, de heelmeester of medicijnmeester is bekend (o.a. Kol. 4 : 14).
Paulus zelf verdiende in Korinthe de kost met het maken van tenten (Hand. 18 : 3) en van Lydia is bekend dat ze purperverkoopster was. Dat er in de bijbelse tijd ruimte is voor de ontplooiing van gaven in de beroepsuitoefening blijkt op diverse plaatsen. In 1 Koningen 7 : 13 en verder staat dat Hiram van Tyrus gehaald wordt om mee te werken aan de tempelbouw.
Deze man was zeer bekwaam in het werken met koper en krijgt alle ruimte om daarin zijn beroep uit te oefenen. In Genesis 4 wordt van de zonen van Lamech verteld welke beroepen zij uitoefenden. Elk van de drie zonen oefent een heel eigen beroep uit waarvan we kunnen aannemen dat het aansloot op hun interesse en vaardigheden.
Tegenwoordig zijn de keuzemogelijkheden heel divers en is er veel meer dan in de bijbelse tijd de mogelijkheid om specifieke gaven en talenten te benutten. Jongeren kunnen kiezen vanuit datgene waar ze goed in zijn en waar hun interesse naar uitgaat. Het is van groot belang om de eigen belangstelling en capaciteiten fors mee te laten wegen in de beroepskeuze.
Tenslotte gaat het om een keuze die vaak in het hele arbeidsleven doorwerkt.
Het kan daarom goed zijn om je breed te oriënteren op de beroepen die er zijn voordat een keuze voor een bepaald beroep of een bepaalde opleiding gedaan wordt.

Motieven
De vraag is wat nu bepalend is voor een opleidings- en beroepskeuze. Op de middelbare school is vaak al duidelijk welke beroepen er zijn. Aan het einde van een (beroeps)opleiding is er ook al aardig zicht op wat er te verdienen valt in de diverse beroepen. Dit laatste kan soms ook meespelen in de beroepskeuze. Scholieren kiezen dan een vervolgopleiding voor een beroep waarin flink te verdienen valt, zonder zich af te vragen of zij daarin wel op hun plek zijn. De verwachte inkomsten zijn in dat geval medebepalend voor de arbeidstoekomst die jongeren kiezen.


 "Haar leven is sinds de overstap niet veel rustiger geworden. Nu verdeelt ze haar tijd tussen het Dressmart-kantoor in Londen -waar zij nog steeds woont en het hoofdkantoor in Stockholm, waar zij inmiddels een appartement heeft. Ook de Nederlandse vestiging krijgt wat extra van haar aandacht. McGuire overleeft haar nomadenbestaan door regelmatig tijd te nemen voor ontspanning.
"Mijn salaris bedraagt 275.000 gulden per jaar. Dat is een aderlating ten opzichte van wat ik verdiende in mijn vorige baan". "Ik ben een normale vrouw. Op een dag wil ik kinderen. Wij hebben een huis met tuin. niet ver van de antiekmarkt aan Portobello Road.
Nu moet ik veel op pad om de mensen goed te leren kennen. Over een tijdje hoop ik meer via de telefoon en het internet te werken. Wij zijn al begonnen met het installeren van webcams om elkaar tijdens telefonische vergaderingen te kunnen zien".
Uit: een interview met een 32-jarige vrouw
in Pem De Week, mei 2000.


Betaalde arbeid lijkt voor velen een levensdoel op zichzelf te zijn geworden. Nu is arbeid zonder meer een belangrijk onderdeel van een mensenleven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat jonge kinderen de vraag al voorgelegd krijgen wat ze later willen worden. Tijdens de middelbare school is de aandacht niet voor niets mede gericht op het moment na de opleiding, want dan "ga je aan het werk". Daar is op zich helemaal niets mis mee. Integendeel. Het is belangrijk dat de keuze vooreen beroep weloverwogen genomen wordt. De eerste stappen in een baan, de keuze voor een beroepsopleiding, zijn vaak bepalend voor de verdere levenskoers.

Materiële lokkertjes
De keuze voor de financiële kant van een baan kan versterkt worden door allerlei geluiden in de media. Op allerlei plaatsen hoor en zie je wervingscampagnes voor personeel. Steeds meer materiele lokkertjes worden voorgehouden: minimaal een mobiele telefoon, een auto van de zaak, prestatieloon en winstdeling, aandelenopties van het eigen bedrijf, enzovoort. Als iedereen in je omgeving daarover spreekt, kan het moeilijk zijn om te moeten bekennen dat dit in jouw beroepskeuze je neus voorbij gaat. Natuurlijk is er ook niets op tegen om een goedbetaalde baan te hebben. Het kan echter nooit de doorslaggevende factor zijn in een beroepskeuze.
Aan de keuze voor een baan met goede perspectieven zal als het goed is toch de afweging vooraf gaan of het werk dat verricht wordt ook past bij de ontvangen gaven en talenten. Als het eerlijke antwoord daarop is dat een minder goed betalende sector beter aansluit op de eigen mogelijkheden en interesses, dan ligt daar toch het belangrijkste motief om te kiezen. Het is goed om te realiseren dat een keuze voor een niet passende maar goedbetaalde baan kan betekenen dat arbeidsvreugde ingeruild wordt voor geld. Dat geldt ook als bijkomende zaken aan een baan zoals buitenlandse reizen en congressen een zwaarwegend motief zijn om voor een bepaalde functie te kiezen.
Voor status en aanzien geldt hetzelfde Als iemand om eigen eer een keuze maakt voor een beroep, is het de vraag of de materiële voordelen en het maatschappe-lijk aanzien uiteindelijk niet ten koste gaan van arbeidsvreugde, gezondheid en gezinsleven.

Beroepskeuze
Belangrijk zijn dus de motieven die iemands keuze bepalen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan als er vanuit de omgeving druk wordt uitgeoefend om te scoren in de maatschappij. Gelukkig spelen financiële motieven voor veel jongeren slechts een rol op de achtergrond en ontstaat de beroepskeuze in de eerste plaats op een andere wijze.
Soms is er sprake van een natuurlijk gegroeide keuze. Een zoon of dochter neemt het bedrijf van vader over en is van jongs af aan in dit bedrijf gegroeid. Het werk van de ouder(s) is zo bekend en het eigen bedrijf is zo'n deel van het leven geworden dat jongeren soms niet eens verder kijken en vanzelfsprekend in het eigen bedrijf verder gaan.
Anderen laten zich breed voorlichten, bezoeken open dagen en vormen langzaamaan een beeld van wat ze in hun verdere leven willen gaan doen. Voor sommigen is dit beeld al tijdens de middelbare school gegroeid en worden er bewuste keuzes voor opleiding en werkgever of bedrijfstak gedaan. Vrienden, oudere broers of zussen kunnen eveneens de beroepskeuze mede beïnvloeden doordat er interesse ontstaat in wat de ander doet en het enthousiasme overslaat.
Een enkeling ervaart het zo dat hij in een bepaalde baan 'gerold' is. Zonder doel voor ogen is men, al dan niet via enkele baantjes via het uitzendbureau, in een functie terechtgekomen waarin men het naar de zin heeft.

Talenten
Ook in het laatste voorbeeld kan alles op z'n pootjes terechtkomen. De vraag is echter of het goed is om het daarop aan te laten komen. We zagen hoe belangrijk het is om de juiste keuze te maken. Tenslotte wordt er bij gezondheid al gauw gedurende 35 - 40 jaar arbeid verricht. Gedurende tientallen jaren zijn mensen dus werkzaam in hun beroep. Dan komt het er op aan of dit beroep past bij de talenten die iemand ontvangen heeft. Al op jonge leeftijd wordt vaak duidelijk waar de capaciteiten van iemand liggen. De één kan heel goed met mensen omgaan en vindt het fijn om iets met en voor mensen te doen. Een ander is heel sterk in het werken met cijfers en formules en ziet het als een uitdaging om daarmee aan de slag te gaan. Een volgende is gefascineerd door computers en wil de handigheid en kennis die hij heeft gebruiken in een baan in de ITwereld. Ook hier gaat het er niet om hoeveel talenten iemand heeft, maar dat hij of zij serieus omgaat met de eigen mogelijkheden en daarbij een passende baan zoekt.

24-uurs economie
In de huidige samenleving zijn er onnoemelijk veel verschillende beroepen en functies. Steeds meer jongeren kiezen dan ook voor een opleiding die niet meer voor slechts één beroep, maar voor een heel scala aan functies klaarstoomt. De vraag doet zich voor of het uitmaakt welk werk iemand in het verlengde van een opleiding gaat verrichten. Ofwel: kun je zomaar ieder beroep kiezen? Door allerlei ontwikkelingen in de maatschappij is er steeds meer sprake van een 24-uurs economie. Bij de keuze van een beroep en werkgever speelt direct de vraag op welke momenten er gewerkt wordt en of ook de zondag een werkdag is.
In diverse bedrijven moeten de machines 7 dagen in de week en 24 uur per dag draaien om zichzelf terug te verdienen. Voor de bediening van deze machines zijn mensen nodig. Eveneens voor 7 volle dagen per week. In sommige sectoren zoals de staalindustrie Is het ondoenlijk om de machines stil te leggen gedurende de zondag en ze vervolgens op maandag weer op te starten. Het opstarten van de machines neemt zoveel tijd in beslag dat het productieproces voor lange tijd stil komt te liggen. Iets dat voor een winstgevende bedrijfsvoering niet geaccepteerd wordt. Sinds enkele jaren zijn steeds meer winkels 's avonds en op zondag geopend. Voor winkelpersoneel geldt dat het op deze tijdstippen moet werken. Zo zijn er steeds meer beroepen en bedrijven waarin de zondag een normale werkdag wordt zonder dat er sprake is van noodzakelijke arbeid zoals in de verpleging en verzorging.

Iedere baan?
Niet alleen situaties waar de zondag in het geding is kunnen problemen opleveren bij de beroepskeuze Waaraan werk je mee als medewerker op een drukkerij? Wat is de inhoud van het drukwerk, welke foto's worden daarin gepubliceerd? Wat verkoop je in een winkel die slechts van maandag tot en met zaterdag geopend is? Kun je in iedere boekhandel werken en hoe zit dat met de verkoop van CD's? Is het geoorloofd om CD-roms te produceren als je weet dat die ook gebruikt worden om pornografische foto's op te plaatsen? En welke producten worden er gemaakt of verkocht bij een eventuele toekomstige werkgever? Allemaal vragen die nog met vele uit te breiden zijn.
Met de groei van het aantal verschillende bedrijven en de banen die deze bedrijven aanbieden, wordt het steeds moeilijker om te bepalen waar nu de grens ligt en wat je nog wel of niet kunt doen. De opkomst van de 24-uurs economie met de daarbij horende zondagsarbeid en de toenemende vervaging van bijbelse normen hebben er toe geleid dat een aantal banen niet meer vervuld kunnen worden. Het vraagt van Jongeren een extra kritische doordenking bij het komen tot een beroepskeuze. Het gaat daarbij om een keuze die de mens ook voor God heeft te verantwoorden. De vraag is niet alleen bij de start van de loopbaan, maar ook bij het werk in de toekomst of het werk met een gerust geweten verricht kan worden. Een werkkring kan daarom ook ten diepste alleen in de weg van het gebed en het luisteren naar Gods Woord aanvaard worden. Misschien leeft dit voor veel Jongeren wat op de achtergrond op het moment dat er werk gezocht wordt, maar geldt in deze belangrijke stap niet "Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God (FiI. 4 : 6)*?

Het beroep een roeping?
Is het beroep nu ook een roeping? Dit is een vraag waarover heel verschillend gedacht is. In de Middeleeuwen maakte men onderscheid tussen de wereldlijke arbeid en de arbeid die geestelijken verrichtten. De Latijnse termen die hiervoor gebruikt werden zijn in onze taal "beroep" voor de wereldlijke arbeid en "roeping" voor de geestelijke arbeid. Voor Luther was dit hetzelfde. Door hem is uiteindelijk ook het woordje beroep in de Statenvertaling terechtgekomen (1 Kor. 7 : 20). De Bijbel zelf kent in de grondtalen geen begrip dat te vergelijken is met het woord beroep, maar heeft het steeds over arbeiden. Het gedeelte uit 1 Kor. 7 : 17 en verder beschrijft dat iemand blijven moet "in die beroeping, waar hij in geroepen is (vs. 20)". De mens moet zich niet in de eerste plaats druk maken om aardse posities. Daar gaat het in het leven ten diepste niet om, net zo min als om het wel of niet besneden zijn.
In het verband van deze tekst moet allereerst gedacht worden aan de roeping tot geloof en bekering die tot alle mensen komt. Dan gaat het om het onderhouden van Gods geboden.
In de tweede plaats gaat het echter ook over ons beroep. Voor sommigen wil de tekst uit 1 Kor. 7 zeggen dat je niet mag veranderen van beroep. Uit het verband van de tekst blijkt zondermeer dat dit niet aan de orde is.
In vers 21 staat namelijk: "Zijt gij een dienstknecht zijnde geroepen? Laat u dat niet bekommeren; maar indien gij ook kunt vrij worden, gebruik dat liever". Hieruit blijkt dat een verandering van maatschappelijke positie, slaaf of vrij man, juist wel gezocht mag worden. Doet zich de mogelijkheid voor om vrij te komen, dan mag dit door een dienstknecht aangegrepen worden.
Waar het in dit bijbelgedeelte echter om gaat is het christen zijn. Dat kan ook als dienstknecht. Een mens moet in de eerste plaats bevrijd worden van de zonde, ongeacht zijn maatschappelijke positie. Het overige is ondergeschikt.

Besturing
De Heere geeft de opdracht om te arbeiden. Hij roept iemand echter niet voor een bepaald beroep dat daarmee de enige juiste beroepskeuze zou zijn voor een persoon. Wel geeft God ieder mens in meerdere of mindere mate gaven en vraagt Hij van ons om deze op een verantwoorde wijze en tot Zijn eer in te zetten.
Daarboven bestuurt God alle dingen in een mensenleven. Hij kan een bepaald beroep of een bepaalde baan op iemands levenspad brengen. De Heere kan in Zijn besturing iemand een plaats geven waarin hij beroepsmatig werkzaam mag zijn.
Een heel bijzondere leiding die wel een roeping is, komen we tegen in Exodus 31. Daar worden Bezaleël en Aholiab door de Heere afgezonderd. Zij zijn vervuld met de "Geest Gods, met wijsheid en met verstand en met wetenschap, namelijk in alle handwerk (vs 3.)". In dit hoofdstuk blijkt dat God aan mensen bijzondere gaven geeft en hen voor speciale werkzaamheden roept. Daarnaast zien we in de Bijbel dat de Heere mensen tot het ambt roept. Met name bij de profeten zien we dit. In onze tijd is deze roeping nog steeds in het bijzonder van toepassing op het kerkelijk ambt. Van predikanten wordt verwacht dat zij door de Heere geroepen zijn tot het ambt. In onze gemeenten wordt daarover ook gesproken als iemand te kennen geeft dat hij zich geroepen weet tot het ambt van predikant.

Inzet
Al is er dan in de gewone weg geen roeping tot een specifieke baan, toch gaat het solliciteren naar een baan niet buiten God om. De Heere leidt het leven van mensen en ook het zoeken naar werk mag in het gebed aan de Heere opgedragen worden. Het kan in de praktijk soms anders gaan dan de eigen planning of de loopbaan die iemand zelf voor ogen heeft. De plannen voor een bepaalde studie kunnen door uitloting een heel andere wending nemen. De baan waarnaar iemand solliciteert kan een heel andere worden omdat het niet lukt om in de gewenste functie aan de slag te gaan. De Heere kan door deze obstakels en koerswijzigingen een mensenleven leiden.

De bijbelse opdracht tot arbeid bepaalt eveneens hoe we in ons werk staan en hoe we met verandering van werk omgaan. Wat de inzet in het werk betreft kunnen we kort zijn. Al eerder zagen we dat er serieus en bewust met gaven omgegaan moet worden. Luiheid en gemakzucht zijn ver-werpelijk. In ons werk kunnen we er niet de kantjes van aflopen, maar mag volledige inzet verwacht worden.
In sommige beroepen lijken mensen er echter prat op te gaan dat ze 60 tot 80 uur per week met hun werk bezig zijn. Luther heeft in één van z'n geschriften gezegd dat: "rijkdom de armzaligste gift is die God aan mensen geven kan, daarom geeft hij het meestal aan ezels en stommelingen". De gedachte daarachter is dat iemand met veel bezit en rijkdom daar vaak veel tijd aan besteedt die ten koste gaat van de tijd die aan bijbelonderzoek en gebed besteed kan worden. In onze tijd geldt hetzelfde voor drukbezette managers en andere beroepsgroepen die vaak lange dagen maken en volop voor het bedrijf in de weer zijn.

Verandering van werk
Wat de verandering van werk en/of werkgever betreft is er de laatste tijd veel veranderd. Werkte vroeger het overgrote deel van de mensen een leven lang bij één, hooguit twee werkgevers en in niet meer dan enkele functies, tegenwoordig is dat heel anders. Diverse bedrijven kennen speciale programma's om hun personeelsleden via roulatie in diverse functie's te laten werken. Met name voor leidinggevend personeel raakt dit bij grote multinationals ingeburgerd.
Aan de ander kant is de vraag naar personeel zo groot, dat mensen in de gelegenheid zijn om regelmatig van de ene werkgever naar de ander te stappen.
Werkgevers zitten om gekwalificeerd personeel te springen. De uitzendbureaus die in onze samenleving helemaal zijn ingeburgerd, hebben deze ontwikkeling een duwtje in de rug gegeven. Iemand die ingeschreven staat bij een uitzendbureau wisselt immers per definitie regelmatig van baan. Het wisselen van baan is daarom steeds normaler geworden. Van officiële zijde, overheid, arbeidsvoorzieningen en andere deskundigen wordt ook al gezegd dat een levenslange binding met een werkgever niet meer van deze tijd is. Hierbij wordt gewezen op veranderingen in het bedrijfsleven die zo snel kunnen gaan dat iemand niet meer geschikt is voor zijn of haar functie. Sommige ontwikkelingen zijn niet meer met nascholing bij te houden, maar vragen een totaal andere instelling. In zo'n geval zal een werknemer op zoek moeten naar een andere functie of werkgever. Aan de andere kant wordt er ook op gewezen dat de wijziging van baan en functie tegemoetkomen aan de ontplooiingsmogelijkheden van individuele werknemers. In die visie is het juist goed dat er om de zoveel tijd een verandering van functie is. Voor veel mensen gaat dit ook op. Het aantal nascholingsmogelijkheden en parttime studies is tegenwoordig groot. Mensen kunnen, ook door de welvaart, door middel van studie verder werken aan hun loopbaanmogelijkheden. Dit kan doordat er zicht op hogere of andere functies komt door het behalen van een diploma. Het kan ook dat mensen pas later tot een bewuste beroepskeuze komen en alsnog een opleiding volgen om een baan te kiezen waarin zij hun capaciteiten kwijt kunnen.


Nieuwe banen
Steeds meer echtparen werken als tweeverdiener. Dit betekent een markt voor wie daar een neus voor heeft. In het RD van zaterdag 11 maart 2000 stond een artikeltje over het bedrijfje "Strijkvrij".

Uit de kreukels
"Een overhemd in de kreukels en geen tijd om het te strijken? Strijkvrij in Amsterdam biedt een oplossing. Je hoeft alleen maar te bellen en zes piek neer te tellen. Nog diezelfde dag is het euvel verholpen. Wie tot de volgende dag wil wachten, betaalt 3,75 gulden en wie vijf werkdagen de tijd heeft, is slechts een rijksdaalder kwijt. Therence Thompson en zijn compagnon Reno Frissen begonnen vijfenhalfjaar geleden met het verwerken van strijkgoed. Vooral tweeverdieners kloppen sindsdien bij hen aan. "Onze klanten hebben het doorgaans te druk om zelf de was te strijken en moeten bovendien representatief voor de dag komen", is de ervaring van Thompson".


Carrière
Op de één of andere manier heeft het woord carrière, dat verbonden is met bovenstaande, een negatieve klank.
Hoewel het woord op zich net zo goed in positieve zin gebruikt kan worden, wordt steeds meer gebruik gemaakt van de neutralere term "loopbaanplanning". Deze loopbaanplanning kan vanuit de werknemer komen, die een bepaald verloop van zijn arbeidsleven voor ogen heeft, maar evenzeer vanuit de werkgever. Een bedrijf heeft er belang bij om mensen met ervaring in het eigen bedrijf te behouden en de mogelijkheden en capaciteiten die zij hebben te benutten. Daarbij past heel goed een carrièrepatroon waarbij iemand langs de bedrijfsladder opklimt naar hogere en beter gesalarieerde functies.
De vraag is ook hier weer vanuit welke motieven iemand aan een carrière bouwt.
Dit is niet anders dan bij de keuze van een beroepsopleiding of een eerste baan.
In alles geldt Gods Woord uit 1 Kor. 10 : 31: "Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods".

Tenslotte
Uit deze schets blijkt dat er veel te zeggen en te schrijven is over het dagelijks werk. Voorop staat dat arbeid een opdracht is. De Heere vraagt dat wij, bij gezondheid, onze gaven en krachten inzetten in ons werk. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om dat God aan Zijn eer komt in onze bezigheden. Het werk dat wij verrichten moet de toets van Gods Woord en inzettingen kunnen doorstaan. In het verlengde daarvan is ons beroepsmatig bezig zijn als het goed is gericht op het heil van de naaste. De naaste heeft een plaats door wat we in ons werk voor anderen betekenen of door wat we met het verdiende inkomen voor onze naaste kunnen doen. De vraag die iedereen zich moet stellen aan het eind van de middelbare school is de vraag naar de manier waarop ontvangen gaven en talenten het beste tot ontplooiing kunnen komen. Het gaat in de opdracht tot arbeid niet om onze eer of om zoveel mogelijk geld te verdienen, het gaat om een leven in afhankelijkheid van de Heere. De Heere leidt mensenlevens, aan Hem mag ook gevraagd worden om ons arbeidsleven te leiden en te zegenen.

De verwerking op de verenigingsavond

Een verenigingsavond over 'Beroep, ook nog roeping?' is niet zo moeilijk in te vullen. Elke jeVer leert wel voor een beroep, heeft een baan of een bijbaantje. En het is voor elke JeVer goed om na te denken over de betekenis van zijn of haar (toekomstige) werk.
Maak dus gebruik van de kennis en ervaring op de vereniging! Laat jongeren met verschillende ervaringen (werk, studie, bijbaan, vrijwilligerswerk) aan het woord.

Suggesties voor de opzet van de avond

Opening
(zie schets voor toepasselijke bijbelgedeelten)
verschillende korte inleidingen door jongeren (zie boven)
Pauze
verwerking (laat inleiders zelf verwerking verzinnen of zie anders p. 21-23)
plenaire afronding
sluiting

Opening
associatieopdracht "Is jouw (toekomstige) beroep ook een roeping?"
inleiding door spreker (RMU of bv. iemand uit de gemeente)
Pauze
forum met (werkende) jongeren
sluiting

Verwerking

1. Verschillende redenen
Mensen werken om verschillende redenen. Als je aan een willekeurig aantal mensen zou vragen waarom ze werken, dan zou je de volgende antwoorden kunnen horen:

1 Lees de meningen.
a. In welke uitspraken wordt werk positief gewaardeerd?
b. In welke uitspraken wordt werk negatief gewaardeerd?
c. Welke meningen staan lijnrecht tegenover elkaar?
d. Welke twee meningen spreken je het meest aan. Verklaar je antwoord.
e. Met welke twee meningen ben je het oneens? Waarom?

2. Bijbelstudie

Lees Psalm 127

Een lied Hammaäloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter. Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft. Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een beloning. Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd. Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.

a. In onze samenleving zijn er veel verschillende beroepen. De mens kan ongelofelijk veel en in de loop van de eeuwen is de kennis enorm toegenomen. Denk alleen al aan alle ICT-toepassingen. Er is welvaart in ons land. Het lijkt niet op te kunnen, de mens is tot alles in staat.
• Wat is in dat verband de les uit Psalm 127 : 1?
• Hoe moet onze houding zijn ten opzichte van ons werk en de dingen die we daarin bereiken?
b. Wat zegt het eerste gedeelte van vers 2 over het altijd druk bezig zijn?
c. Wat wordt er bedoeld met 'het' in ".. .dat Hij het Zijn...".
d. Wat wil vers 2 dus zeggen? Kan je ook een verbinding leggen met vers 1?

3. Vragen om uit te kiezen...

1. Wat betekent het begrip 'arbeid' eigenlijk?
2. Welke functies vervult arbeid, wat is het doel van het verrichten van arbeid?
3 Wat betekent het volgens jou als je werkloos bent als je naar het doel van arbeid kijkt?

In onze maatschappij heeft het ene beroep meer status dan het andere.
4. Wat betekent het woord status?
5. Wat bepaalt de status van een bepaald beroep?
6. Noem drie verklaringen voor inkomensverschillen.
7. Vroeger gaf het ambt van dominee een hoge status. Hoe komt het dat dit tegenwoordig veel minder speelt?

Ook in de Bijbel lees je van rijken en armen, van voorname mensen en van dienstknechten.
8. Hoe spreekt de Bijbel in algemene zin over statusverschillen? Kun je een aantal voorbeelden geven?
9. Mag je neerzien op mensen met bepaald werk? Leg eens uit.
10. Wat is de boodschap van Titus 2 : 9-10?
11. En wat van 2 Timotheüs 6 : 17-19?
12. Wat zeggen deze bijbelgedeelten over hoe wij met ons bezit en ons werk behoren om te gaan? Welke plaats heeft de naaste in dit alles?

Literatuur

Mr. W. Silfhout, Arbeid als opdracht, Christelijk-ethische beschouwingen over arbeid en arbeidsverhoudingen. Houten, Den Hertog B.V., 1985. 

Dr. J. Douma, Christelijke ethiek, Capita selecta I en II, Kampen, Uitgeverij v.d. Berg, 1989. 

RMU, Zorg om arbeid, Nota arbeidsvoorwaardenbeleid 2000, Veenendaal, RMU 1999a.  

JBGG, Jou een zorg, werken in een verzorgend beroep, Woerden,

JBGG 1991 JBGG, Wees jezelf, Deel 2, Woerden, 

JBGG 1998 JBGG, Over jong zijn gesproken, Woerden, JBGG 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2002

Mivo +16 | 24 Pagina's

Beroep, ook nog roeping?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2002

Mivo +16 | 24 Pagina's