JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

1. Geschiedenis Van Het Racisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Geschiedenis Van Het Racisme

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Elke keer als ik door het beest racisme aangevallen word, besef ik dat die aanval in een reeks van vijfhonderd jaar van aanvallen past. Op het moment dat een witte vrouw zegt, dat ik er niet tussen pas omdat ik een ander soort ben, en dat alleen omdat ik uitbundig lach en zij dat ongepast vindt: op zo'n moment trek ik mijn schouders op en denk ik: "Ze weet niet beter", of "ze is een beetje dom ". Maar 's avonds als het donker is en ik de slaap niet kan vatten, komen de collectieve nachtmerries op me af. Dan lig ik mij af te uragen "waaraan we dit hebben verdiend. Is onze zwarte huid de zonde? Kan ik het helpen dat ik zwart ben?" Dan gaan de collectieve herinneringen door mijn hoofd spoken ".

Kan ik het helpen dat ik zwart ben? Het is een vraag die vijfhonderd jaar terug waarschijnlijk niet werd gesteld. Zelfs niet bij de mensen opkwam. Het is dan ook een vraag, die je pas gaat stellen als je je zwart-zijn als een afwijking bent gaan zien. Dat is niet altijd zo geweest en er is misschien nog lange tijd voor nodig om de mensheid van dat soort gevoelens te bevrijden.

De geschiedenis van het racisme begon in de vijftiende eeuw, toen blanke Europeanen door ontdekkingsreizen naar verre landen voor het eerst op grote schaal in aanraking kwamen met andere rassen.

De grote ontdekkingsreizen

Onder leiding van prins Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) zijn de Portugezen de eersten die daadwerkelijk een aanvang maken met de verkenning van de kustgebieden van Afrika. Langzaam voeren zij in verschillende expedities langs de kust naar het zuiden, voortdurend bevreesd door soms eeuwenoude voorspellingen. Zo leefden velen in de stellige overtuiging dat de aarde op bepaalde breedtegraden onleefbaar zou zijn en het kostte dan ook steeds de grootste moeite mensen bereid te vinden aan de reizen deel te nemen. Hendrik de Zeevaarder wilde de mohammedaanse moren, die eeuwenlang Spanje en Portugal bezet hadden gehouden, verder terugdringen. Tegelijkertijd wilde hij het christendom verbreiden. Oude verhalen deden de ronde. Bijvoorbeeld het verhaal van de priester-koning Johannes, die ergens in Afrika een christelijk koninkrijk zou besturen en een goede bondgenoot zou kunnen zijn in de strijd tegen de islam. Daarnaast waren er de verhalen over

Daarnaast waren er de verhalen over Eldorado, het goudland. De Portugezen en later de Spanjaarden, Engelsen, Nederlanders en Fransen, waren dan ook bepaald niet alleen uit godsdienstige motieven of zo maar uit nieuwsgierigheid op pad gegaan. Hoewel dat zeker wel mee heeft gespeeld, was waarschijnlijk de krachtigste drijfveer de begeerte naar buit, of in ieder geval het aangaan van handelscontacten. Daarbij was het openleggen van een

Daarbij was het openleggen van een goede route naar de specerijeneilanden van grote betekenis. De Turken, die in 1454 Constantinopel, het tegenwoordige Istanbul, hadden ingenomen, waren daarmee heer en meester geworden over de landen in het oostelijk deel van de Middellandse Zee. Dat gaf hen de mogelijkheid om de doorvoer van specerijen uit het Verre Oosten naar West-Europa te belemmeren. Europa werd voor de aanvoer van deze specerijen - peper, nootmuskaat, kruidnagelen - afhankelijk van het machtige Turkse rijk.

De specerijen waren in die tijd van groot belang. Zonder onze moderne koelinstallaties kon men voedingsmiddelen maar kort bewaren en sloeg bederf al spoedig toe. Om de etenswaren toch nog te kunnen gebruiken, was het nodig de nare smaak zoveel mogelijk weg te nemen door de toevoeging van specerijen. Deze artikelen waren dan ook zeer gewild en kostbaar, zoals nog in de uitdrukking "peperduur" is terug te vinden.

Zo vond de ene na de andere ontdekkingsreis plaats. In 1487 bereikte Bartholomeüs Diaz Kaap de Goede Hoop. Vasco da Gama landde in 1497 als eerste blanke Europeaan op de kusten van het tegenwoordige India en de Portugezen zetten omstreeks 1520 voet aan wal op de Molukken, de specerijeneilanden. Hoewel in het kielzog van de Portugese schepen altijd wel missionarissen (roomse zendelingen) zijn meegereisd, is hun rol steeds van slechts geringe betekenis geweest. In diezelfde jaren waren de Span

In diezelfde jaren waren de Spanjaarden begonnen met het openleggen van het Amerikaanse continent, dat in 1492 door Columbus was ontdekt, die eveneens op zoek was naar de Indische specerijeneilanden. Hij dacht daar te kunnen komen door naar het westen te varen, waarbij hij er, anders dan de meesten van zijn tijdgenoten, van uit ging dat de wereld rond was. De bewoners van de eilanden waar Columbus aan land ging noemde hij dan ook "indianen". Columbus' tochten zetten Spanje in beweging. Ook hier gingen hebzucht en geloofsijver hand in hand, ook hier speelde de kerk een volstrekt ondergeschikte rol.

Terwijl de Portugezen zich hoofdzakelijk richtten op Azië en de zeeweg daarheen en zich beperkten tot het stichten van versterkte handelsposten langs de kusten, ging het de Spanjaarden om het bezit van land en bodemschatten, in het bijzonder goud en zilver. Grote gebieden in Noord- en Zuid-Amerika werden door de Spanjaarden veroverd.

Het lukte de Portugezen niet om de machtige rijken als China en Japan hun wil op te leggen. De Spanjaarden daarentegen slaagden er wel in hoogontwikkelde beschavingen - de Azteken in Mexico en de Inca's in Peru - te onderwerpen. In beide gevallen ging het om zeer grote, goed georganiseerde rijken, waar miljoenen mensen leefden, die met hun veelzijdige landbouw ver voor liepen op Europa.

Francisco Pizarro en Diego de Almagro, beiden analfabeet, vertrokken in 1522 naar het legendarische goudland Peru, waar de Inca's leefden. Op zichzelf was dit een stoutmoedige tocht, want Pizarro had slechts 180 manschappen en 27 paarden bij zich. De keizer van de Inca's ontving de Spanjaarden gastvrij, maar toen bleek dat hij niet bereid was het Evangelie aan te horen, openden de Spanjaarden het vuur. Zij namen de keizer gevangen en vermoordden de hovelingen. De Inca's vulden voor zijn vrijlating een kamer met goud, maar de Spanjaarden braken hun belofte hem tegen dat geschenk te zullen vrijlaten en vermoordden de vorst alsnog.

Overal in Amerika traden de Spanjaarden met grote wreedheid op, zo blijkt uit hun eigen verslagen: "Daar zij allen naakt zijn, richtten wij onder hen een bloedbad aan, want het kwam dikwijls voor, dat wij met 16 man vochten tegen 2000 en ermee eindigden dat wijze op de vlucht joegen en een groot aantal doodden".

Vuurwapens, daarin vooral hadden de blanken van die dagen een beslissende voorsprong. Het waren beslist geen barbaren en ongecultiveerde wilden, die door hen werden verslagen en/of onderworpen.

Wapens legden in de confrontatie echter meer gewicht in de schaal dan wetenschap, kunst of maatschappelijke organisatie. Bovendien brachten de Spanjaarden (soms opzettelijk) hun eigen ziektes mee: koortsen, de (water)pokken, de mazelen. Dit waren ziekten waartegen de indianen geen weerstand hadden en waardoor de Spanjaarden grote gebieden aan hun macht konden onderwerpen.

Rechtvaardiging

Miljoenen indianen verloren het leven in deze jaren en dit bloedbad in de Nieuwe wereld moest worden gerechtvaardigd. "Lastdieren zijn het maar, er is niets te merken van een ziel", zo schreef iemand, "in ieder geval vormden hun zonden en afgodendiensten een belediging voor God en weigerden ze zich te onderwerpen aan goede christenen die hun leven op het spel zetten voor hun zieleheil". Hoewel paus Paulus III in 1537 had verklaard dat indianen "echte mensen" waren, meende in 1557 een lid van de koninklijke raad in Spanje dat de indianen te laag op de ladder van de menselijke soort stonden om het ware geloof te kunnen ontvangen. Het zijn dit soort opmerkingen die tonen dat het "meerderwaardigheidsgevoelen" van de Europese volken toen al zijn intrede deed. Tegenstemmen, als die van pater

Tegenstemmen, als die van pater Bartolomé de Las Casas, die uitging van de gelijkwaardigheid van de mensen, werden genegeerd en belachelijk gemaakt. Al spoedig was de algemene opvatting dat de menselijke natuur in meer en in minder volmaakte vorm voorkomt. Volken die een volmaakte natuur bezitten zijn bestemd om in vrijheid te leven en te heersen. Daarnaast zijn er mensen die door de natuur zijn voorbestemd om te dienen en om overheerst te worden en dat voor hun eigen bestwil.

De verre volken werden niet alleen onderdrukt, ze werden ook geminacht: gekleurde volken waren minder intelligent, minder ijverig, minder verantwoordelijk. Het was aan de blanken om hen leiding te geven, net zoals je kinderen leiding geeft.

Van leiding geven aan de indianen was al spoedig nauwelijks sprake meer. Door harde dwangarbeid is vermoedelijk tussen de 75 en 95% van de indiaanse bevolking van Midden- en Zuid-Amerika omgekomen. Voor het harde werk op de door de Spanjaarden ontgonnen plantages en in de goud- en zilvermijnen bleken zij volstrekt ongeschikt.

Slavenarbeid

In zijn vurige verdediging van de indianen drong pater Las Casas er op aan dat er "toestemming zou worden gegeven negers in te voeren, een ras sterk genoeg om te werken, in plaats van de inlanders, die zo zwak zijn dat ze alleen gemakkelijke banen aankunnen". Ongewild gaf Las Casas dusdoende de aanzet tot de beruchte slavenhandel. De slavenhandel kan met recht één van de zwartste bladzijden uit de Europese geschiedenis worden genoemd. Miljoenen mensen zijn in de loop van de jaren uit Afrika geroofd, 900.000 in de zestiende, 2.750.000 in de zeventiende, 7.000.000 in de achttiende en 4.000.000 in de negentiende eeuw. De aantallen berusten uiteraard op schattingen, maar ze zijn aan de voorzichtige kant. Het is echt niet te ver gezocht om een vergelijking te trekken met de uitroeiing van de joden door Nazi- Duitsland. Hoewel de slavenhandel niet op uitroeiing was gericht, heeft deze misdaad tegen de mensheid, zoals we dat vandaag de dag aanduiden, minstens tot een even grote vernietiging geleid. Deze vernietiging heeft niet alleen in Afrika zelf plaatsgevonden en in Amerika, waar de overlevenden van de overtocht te werk werden gesteld, maar ook in de gewetens van vele blanke mensen, die in de loop der jaren een rol hebben gespeeld in de slavenhandel. Een historicus moet niet te snel een oordeel vellen over vorige geslachten, maar het is niet altijd gemakkelijk zich tot het "verklaren" van het verleden te beperken.

Uit het bezwaar dat destijds de classis van de Hervormde Kerk in Amsterdam maakte tegen het weglaten in vertalingen van de "dienstknecht en de dienstmaagd" in het vierde gebod, blijkt dat men zich van de Bijbelse geboden goed bewust was, ook ten aanzien van de zondagsarbeid door slaven. Veel schijnt dat echter niet geholpen te hebben. In 1934 nog schrijft een Surinaamse onderwijzer: "Misschien hebt gij, blanke lezer, op school geleerd hoe het Mauritshuis in Den Haag met de kostbaarste Braziliaanse houtsoor ten is betimmerd. Wanneer gij dan vol bewondering voor die betimmering stil staat, verzoeken wij u te bedenken, dat het onze moeders waren, die met deze zware last op hun hoofden dag in dag uit (want de zondag was een instelling, die de christelijke beschavers verzuimden in Suriname in te voe- DE "'«GS ren) sjouwden over heuvelachtige Vo " t ure n VAf/ K te Vo nen, door poelen en moerassen, altijd bedreigd door de zweep die uw voorouders KUIF hanteerden ". Het is goed om bij dit citaat te bedenken dat in diezelfde jaren Hergé zijn "onschuldige" en nog immer zeer populaire "Kuifje in Afrika" schrijft, waarin hij alle negers voorstelt als simpel en dom.

Ook is het niet zo gemakkelijk te verklaren dat een puriteinse ouderling in Newport in de Verenigde Staten iedere keer bij de aankomst van een slavenschip een openlijk dankgebed uitsprak, omdat "opnieuw een lading achterlijke wezens onder de reikwijdte uan het Evangelie waren gebracht". Op zichzelf zou het feit dat de slaven in aanraking kwamen met het Evangelie een reden tot dankbaarheid kunnen zijn. Het argument van de evangelisatie is de eeuwen door dan ook gebruikt ter rechtvaardiging van de slavenhandel. Toch paste die dankbaarheid niet erg goed bij de mensonterende wijze waarop de slaven werden behandeld. Dat begon al op de slavenschepen, die ook in Newport aankwamen, zoals blijkt uit de volgende be-schrijving: "Ik liet mijn rijtuig stilhouden, om een troep menselijke wezens in ogenschouw te nemen, die afkomstig waren van een schip, dat juist voor de stad het anker had uitgeworpen en die bestemd waren om later als slaven te worden verkocht. Het geheel leek mij zulk een verzameling van ter nauwernood bezielde automaten, zulk een weer levend geworden knekelhuis van vel-over-been, dat het mij levendig herinnerde aan de trompet des Laatste Oordeelsdag. Deze schepsels leken wel uit den dode te zijn opgestaan, of uit de snijkamer van een hospitaal te zijn ontsnapt; ik kan hen niet beter vergelijken, dan met wandelende geraamten, die met bruin leer overtrokken waren". Zo beschrijft kapitein J. G. Stedman een tafereel zoals hij dat in de achttiende eeuw in Suriname heeft waargenomen.

Achteraf lijkt het wel of iedereen blind was voor de drama's die zich afspeelden. Helemaal blind was men niet, want op de één of andere manier probeerde iedereen zijn daden te rechtvaardigen. Bijbels gefundeerd of niet.

Een regelrechte afwijzing van de slavernij is weliswaar hier en daar al tamelijk vroeg te beluisteren (bijvoorbeeld bij de Quakers in het begin van de zeventiende eeuw) maar over de hele linie toch zeldzaam. Hoewel er hier te lande wel mensen waren, zoals de bekende predikant Udemans, die bepleitte dat slaven in de christelijke religie onderwezen moesten worden, was van een serieuze overdenking van de slavernij lang geen sprake. Van de door Udemans voorgestane evangelisatie kwam in ieder geval niet veel terecht, mede vanwege het bij velen levende gevoelen dat slaven, die tot het christelijk geloof overgingen, moesten worden vrijgelaten.

In "den Oost", waar geen slaven werden gehouden, was dit gebrek aan zendingsijver al niet veel anders. In Leiden werd in het midden van de zeventiende eeuw het zogenaamde Indisch Seminarie, dat twee jaar tevoren was gesticht om mensen uit de Oost een theologische opleiding te geven, op last van de Verenigd Oost-Indische Compagnie gesloten. Het was dezelfde Compagnie die met de inlandse vorsten in het tegenwoordige Indonesië het ene handelsverdrag na het andere sloot, waarin de Compagnie in ruil voor handelsvoordelen beloofde zendelingen te zullen weren uit de gebieden van die vorsten.

Wisten onze vaderen van de werkelijke praktijk buiten de landsgrenzen? Je kunt je nauwelijks voorstellen dat ze dat volledig is ontgaan. De ouderling in Newport had het in ieder geval kunnen weten. Ook de stichters van het Indisch Seminarie moeten haast toch wel begrepen hebben dat het de Compagnie er kennelijk veel aan gelegen was "ze dom te houden'

In de halfslachtige houding ten aanzien van zending zijn nooit werkelijk grote veranderingen opgetreden. Zending.als rechtvaardiging, ongetwijfeld oprecht gemeend. In 1947 was een dergelijk geluid nog te beluisteren in de SGP-fractie, die pleitte voor militaire inzet tegen Indonesische opstandelingen, mede om "Nederlands Oost-Indië te behouden voor de zending". Was men zich dan niet bewust van de schuld die men door de eeuwen heen op zich geladen had? Zeker is dat men kon weten hoe het werkelijk gegaan was, want de Saambinder van die jaren doet uitvoerig verslag van de geschiedenis van de Nederlandse zending. De sluiting van het Indisch seminarie en de afspraken om zendelingen uit Oost-lndië te weren, worden in die Saambinder artikelen uitdrukkelijk vermeld.

Er waren zelfs theologen in Nederland en daarbuiten, die in plaats van kritiek te leveren, argumenten aanvoerden ter verdediging van de slavernij. Waren de negers niet de kinderen van Cham en was Cham door God zelf niet vervloekt: "Een knecht der knechten zij hij zijn broederen"? (Gen. 9: 25). In de Middeleeuwen had de kerk deze bijbeltekst overigens al toegepast op de armste boeren en de lijfeigenen.

Dat ook elders volkeren tot een hoog ontwikkelingsniveau waren gekomen werd geloochend. De inwoners van de uitheemse landen werden consequent afgeschilderd als barbaars en achterlijk. Het tegendeel was waar: zelfs in Afrika, waar eeuwenlang jonge mensen werden weggeroofd, bestonden bloeiende beschavingen. Deze Afrikaanse beschavingen konden in vele opzichten de vergelijking met de toenmalige Westerse landen met glans doorstaan. Des te meer gold dat voor Azië en Amerika. Dit werd echter massaal ontkend.

Zo werd de grondslag gelegd voor een manier van denken die eeuwenlang de boventoon zou voeren in de Westerse wereld. Aanvankelijk om de vernietiging van de indianen en de slavernij van de negers te rechtvaardigen; later om de blanke overheersing van de koloniën te verdedigen. Je hebt immers het recht om iemand die minderwaardig is tegen een laag loon voor je te laten werken? Jij kan toch veel beter het land waar dit soort minderwaardige wezens wonen, besturen? Sterker nog, het is je plicht, je verantwoordelijkheid naar de Schepper!

Men kon zich deze mensen eenvoudig niet als werkelijke medemens voorstellen. Het waren lezers van de Bijbel, die in de vorige eeuw schreven: "God heeft Zijn schepselen alle hun plaats aangewezen, een ezel is geen mens, en een mens geen ezel. En een ezel moet blijven wat hij is, hoe hij ook balkt. Van dezelfde grote Macht hebben onze donkere vrienden, de heren Sambo, Cuffee en Co, hun plaats gekregen... Helaas, mijn arme zwarte broeder, jij, net als je harige vriend, zult tevergeefs moeten balken". Het is zoals een ander het toen uitdrukte: sommige mensen zijn geboren met zadels op hun rug, anderen gelaarsd en gespoord om hen te berijden.

Oudheid

Nu was slavernij geen nieuw verschijnsel. Het Oude Testament kent de instelling en we zien het ook in de tijd van de Heere Jezus. Paulus' brief aan Filémon betreft diens weggelopen slaaf Onesimus. Toch waren er belangrijke verschil

Toch waren er belangrijke verschillen. In de Oudheid bleven slaven altijd onderdeel van de sociale, menselijke orde. Hun positie was juridisch vastgelegd en beschermd. Een slaaf kon zich bijvoorbeeld vrijkopen om vervolgens als vrij man in de samenleving belangrijke posities in te nemen. Ook als slaaf was men nooit rechteloos. De moderne slavernij verlaagde mensen echter tot din-gen, personen zonder eigen rechtspositie. Volgens de Amerikaanse wetten konden de slaven niets bezitten, hun getuigenis was ongeldig. Op het geringste vergrijp stonden de zwaarste straffen, zoals geseling of brandmerken. Als er al wetten waren tegen het doden van slaven, dan werden ze of niet nageleefd of ze regelden slechts de schadeloosstelling voor de eigenaar. Advertenties uit de kranten van die tijd tonen overduidelijk aan dat de gezinsstructuur niet werd gerespecteerd: "Ik wens een negervrouw en uier kinderen te verkopen. De vrouw is 22 jaar oud, goed van karakter, kan goed koken en wassen. De kinderen zijn zeer geschikt, van zes jaar tot anderhalf. Ik wil ze samen verkopen of apart naar de koper het wenst". ÉTlfc^ Het stille drama dat achter j zo'n enkele advertentie schuilgaat!

Er waren slavenhouders die slaven fokten (je kunt het niet anders zeggen) zowel voor de markt als voor eigen gebruik. Jonge meisjes nog, de aangehaalde advertentie maakt dat wel duidelijk, moesten kinderen krijgen. De man die daarvoor moest zorgen, werd niet zelden door de eigenaar aangewezen. Kwamen de gewenste kinderen niet, dan werden andere combinaties bevolen. "Een gelukkiger wezen dan de negerslaaf in Amerika bestaat op aarde niet", de woorden staan er letterlijk! In kranten van die dagen, in parlementaire documenten, in brieven aan familieleden elders. Anders dan in de Oudheid viel deze moderne slavernij geheel samen met raskenmerken.

Toen waren blanken zo goed als zwarten slaaf, soms door krijgsgevangenschap, soms door schulden. Natuurlijk was de slavernij ook toen een degradatie, maar de moderne slavernij ging veel verder. Daarbij werd de menselijke waardigheid aangetast. Bij de slavernij in de Oudheid was een slaaf niet voor het leven gedoemd. Als de kleur bepalend wordt voor minderwaardigheid, is het lot echter onontkoombaar. Terecht immers zegt Jeremia, zij het in een ander verband: "Zal ook een Moorman zijn huid veranderen?" (Jer. 13: 23). Dat wil niet zeggen dat meerwaardigheidsgevoelens in de Oudheid niet hebben bestaan. De Grieken beschouwden alle niet-Grieken als barbaren. Dat oordeel werd echter nooit op raskenmerken gebaseerd, doch altijd op grond van kenmerkende verschillen in cultuur.

Wetenschap

In de Europese cultuur daarentegen werden in (quasi)wetenschappelijke werken zelfs biologische argumenten aangedragen om te bewijzen dat zwarten slechts voor lichamelijke arbeid geschikt waren: ze hebben donkerder bloed, een dikkere schedel en een primitieve celstructuur. De mensheid zou bestaan uit twee groepen, de domme breedschedels en de intelligente langschedels. Met deze biologische, veelal als

Met deze biologische, veelal als onveranderlijk beschouwde verschillen, zouden psychische, culturele en morele ongelijkheden samenhangen. Zo wilde men aantonen dat het blanke ras geestelijk en lichamelijk supe-rieur is. Deze ideeën, die vooral in de negentiende eeuw werden uitgewerkt, werden verbonden met de evolutietheorie. Door natuurlijke selectie (survival of the fittest: de besten overleven) zouden uiteindelijk de "lagere" rassen worden verdrongen door de "hogere" rassen.

Vermenging van het blanke ras met andere rassen moest krachtig worden tegengegaan. Het blanke, Europese ras vormde het hoogtepunt van de sociale evolutie. Op grond daarvan zou aan Europa de leidende rol toekomen in de wereld. De overheersing van de andere rassen - het zwarte ras stond het laagst aangeschreven - was nodig om hen op te voeden tot "beschaving". Dit gedachtengoed mondde uiteinde

Dit gedachtengoed mondde uiteindelijk uit in de rassenpolitiek van Hitler- Duitsland, gericht op het zuiveren van het "ware Duitse ras". Vreemde elementen, zoals joden en zigeuners, moesten worden vernietigd. Om de raszuiverheid te bevorderen werd een gerichte huwelijkspolitiek voorgesteld en sterilisatie van "slechte" of verzwakte exemplaren van het eigen ras.

Na de oorlog is met deze gedachten afgerekend als wetenschappelijk onhoudbaar. Afgezien van het feit dat zuivere rassen niet bestaan - dat wil zeggen dat er geen unieke combinaties zijn van erfelijke kenmerken, die het ene ras zou kunnen onderscheiden van het andere ras - kan niet bewezen worden dat de rassen, bijvoorbeeld naar intelligentie, aanmerkelijk zouden verschillen. De verschillen binnen ieder ras zelf zijn veel groter dan de verschillen tussen de rassen onderling.

Erfenis

Bewustwording en erkenning van deze erfenis is de zin van het blikken in het verleden. Een Jan Pietersz. Coen plein - en hoeveel straten, pleinen en lanen dragen zijn naam niet - krijgt toch wel een iets andere betekenis wanneer je in je geschiedenisboek terugvindt dat hij de totale bevolking van Banda (± 15.000) liet uitroeien en verdrijven, omdat de bewoners ook met anderen zaken wilden doen, die meer dan de Hollanders betaalden voor hun muskaatnoten. Ons Westers superioriteitsdenken (superioriteit = meerwaardigheid) heeft tot voor kort welig en onverholen getierd. Is het echt verdwenen? Is apartheid echt geschiedenis geworden?


Verwerkingsvorm bij illustratie

1. Persoonlijk beantwoorden!

Kijk goed naar de bovenstaande tekening. Wat valt je in deze tekening allemaal op als het gaat over het onderwerp "Racisme"?

2. In groepen de volgende vragen behandelen.

Inventariseer in de groep welke onderdelen jullie opvallend vinden als het gaat over het onderwerp "Racisme"?

3. Waarom vinden jullie deze onderdelen in de tekening opvallend?

4. Wat zou de bedoeling van de tekenaar zijn met deze 'opvallende onderdelen?

5. Wat vind je van de volgende stelling naar aanleiding van de bovenstaande tekening: Het christendom is vanuit het verleden schuldig aan racistisch

Het christendom is vanuit het verleden schuldig aan racistisch denken en handelenI

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

Mivo +16 | 28 Pagina's

1. Geschiedenis Van Het Racisme

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

Mivo +16 | 28 Pagina's