JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. De prediking van Raiph en Ebenezer Erskine

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. De prediking van Raiph en Ebenezer Erskine

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De prediking van de Erskines was voluit reformatorisch. Zij baseerden zich op het Woord van God en de belijdenisgeschriften van de Schotse kerk, zoals de Westminster Confessie en de Westminster Catechismus.

Karakteristiek

Heel sterk komt in hun prediking de persoon en het werk van Christus naar voren. Christus vormt het middelpunt van de prediking. Daarop gronden de Erskines de ruime nodiging van het Evangelie, want Christus is een groot Zaligmaker en daarom is er bij Hem ruimte voor de grootste van de zondaren.

De gebroeders Erskine zijn er sterk in om alle tegenwerpingen van de mens uit de weg te ruimen en hen zo alle onschuld te ontnemen. Ze doen dat zo sterk dat er niets anders overblijft dan: ik wil niet dat Christus Koning over mij zijn zal. In een preek van Ralph lezen we: "Zult gij dan tegenwerpen en zeggen: O, ik kan mij van de zonde niet bekeren en dat moet ik immers eerst doen eer ik tot Christus kom?Maar zeg mij eens, wie heeft u anders dan de duivel zelf geleerd om het werk uit Christus' hand te nemen?"

We mogen zeggen dat de Erskines de volle raad van God verkondigen. In de preken van de Erskines zijn de volgende zaken altijd te vinden.

1. Zij nemen hun uitgangspunt in de soevereiniteit van God tot zaligheid van zondaren. Gods liefde gaat aan de liefde van de Zijnen vooraf.

2. De zaligheid komt tot de mens in de weg van het genadeverbond.

3. Christus heeft alle eisen en voorwaarden van het verbond der genade vervuld.

4. De genoegdoening van Christus is de grond van de Evangelieprediking. Vanuit dit uitgangspunt wordt de genade van God groter dan de macht van zonde en ongeloof. Hoeveel kracht er in de zonde is om te verdoemen, in Christus' genoegdoening is altijd meer kracht om te behouden.

5. Het werk van de Heilige Geest staal Christus tot Zijn beschikking in de vergadering van de uitverkorenen. De kracht van die Geest is sterker dan alle macht van satan en zonde.

6. Men moet sterven aan de wet, teneinde door het Evangelie te mogen leven.

7. De strijd van de ware gelovigen komt in de preken nadrukkelijk naar voren. Telkens worden de gelovigen gewezen op de overwinning die in Christus is.

8. Het geloof wordt als de heerlijkste en meest Gode verheerlijkende genade beschreven. De weg waarlangs zondaren tot het leven in Christus komen bestaat in de weg des geloofs. Het ongeloof wordt als de ergste zonde aangewezen. Gods kinderen wordt de weg naar geloofszekerheid gewezen.

Twee specifieke kenmerken van de prediking vragen om een nadere uitwerking. In de eerste plaats de leer van de Verbonden, die in de Schotse kerk zo'n belangrijke plaats hebben in de prediking en ook bij de Erskines het fundament vormen van de prediking van Wel en Evangelie. In de tweede plaats vraagt de leer van de zekerheid des geloofs de aandacht. De Erskines leren vanuit de Schriften om de zekerheid van de zaligheid niet te zoeken in de gelovige, maar in Gods Verbond en beloften. Omdat rond het thema van de geloofszekerheid heid ook vandaag nogal eens vragen gesteld worden kunnen we ook hier van de Erskines veel leren.

De leer van de Verbonden

Als we de leer van de Erskines moeten typeren zouden we kunnen zeggen: hun theologie concentreert zich om de leer van de Verbonden. Met Adam maakte God het werkver bond, waarin alle mensen door middel van Adam vertegenwoordigd zijn geweest. De weg ten leven in dit ver bond was; "De dat en gij zuil leven". De wet i Ier werken was ii i dat verbond de weg ten leven.

Toen dit verbond verbroken werd, maakte God het verbond der genade bekend. Dit verbond was in de eeuwigheid opgericht met Christus als de tweede Adam, die al de uitverkorenen vertegenwoordigde.

Vanwege het verzoenend werk van Christus zijn alle hindernissen die de zaligheid van Gods uitverkorenen in de weg stonden, weggenomen. Er is aan Gods recht voldaan en de zonde is verzoend.

De wet heeft van Christus volmaakte gehoorzaamheid ontvangen en al haar eisen zijn vervuld. Als gevolg daarvan wordt de zaligheid nu verkregen "om niet" en uit louter genade. De weg ten leven is nu niet meer de wet van doen en laten, maar "de wet des geloofs". Geloof in Christus is de weg ten leven voor de gevallen zondaar. In plaats van de nooit te volbrengen eisen van het werkverbond zijn nu de beloften en genadige nodigingen van het genadeverbond gekomen.

Dit heeft tot gevolg, dat de zaligheid zo ruim en zonder prijs aan zondaren kan worden aangeboden. De zaligheid is nu kosteloos, alleen door het geloof te verkrijgen bij een Zaligmaker, Die meer dan bereid is haar te geven.

De Erskines bewegen zich in hun spreken tussen het werkverbond met zijn eisen en het genadeverbond met zijn ruimte en volheid van genade voor de grootste der zondaren.

Tegenover Adam, die ons ellendig en verdoemelijk maakte, stellen zij Christus, Die de verdoemelijke en ellendige zondaar redt en gelukzalig maakt.

Het geloof waardoor deze Zaligmaker ontvangen wordt, is geen voorwaarde van het verbond, die door ons vervuld moet worden. Maar het is een gave van het verbond der genade, door Christus verworven. Boetvaardigheid en zondegevoel is wel onmisbaar om Christus uit een goed motief te zoeken. De mens wordt echter niet aangezet om die zelf voort te brengen. De mens wordt naar Christus gewezen Die verhoogd is in de hemel om te geven bekering en vergeving der zonden (Hand. 5: 31).

De zekerheid van het geloof

De zekerheid van het geloof is altijd een aangelegen punt geweest. De Reformatie heeft juist tegenover Rome beklemtoond dat een kind van God, een gelovige, zekerheid heeft van zijn zaligheid. Het is eigen aan de aard, het karakter van het geloof.

Anders gezegd: het behoort bij het wezen van het geloof. De kern van het geloof is dat de gelovige niet alleen weet: "Christus is de Zaligmaker van zondaren", maar dat hij ook stellig weet: "Hij is dat ook voor mij". Wij vinden dit ook zo terug in de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 21.

Naar aanleiding van de al eerder genoemde "Marrow"-strijd, stelt in 1721 de synodale commissie aan de "Marrow-mannen", de Erskines en hun medestanders, een 12-tal vragen. In vraag 8 komt ogenschijnlijk zijdelings de zekerheid van het geloof ter sprake, maar in hun antwoord gaan de broeders er uitvoerig op in. Het is voor hun een kernpunt. Wij moeten hierbij goed voor ogen houden dat het hun niet gaat om een dor theologisch debat op zich, maar om het heil van de gemeente. Het gegeven antwoord komt uit hun harten, zij hebben dit steeds vertaald in hun preken. In dit antwoord vinden wij dus in kort bestek wat keer op keer terugkomt in hun pastorale arbeid.

In het slot van vraag 8 komt ineens de geloofszekerheid ter sprake. Hoort deze bij het wezen van het geloof of niet?

Het antwoord van de "Marrow"- mannen is kristal helder, een duidelijk "ja". In de eerste plaats, zekerheid is eenvoudigweg eigen aan het geloof. Geloven is niet zo maar iets toestemmen, zoals men dat doet bij zaken die je niet echt raken, maar het is een stellige overtuiging. Het hart is erbij betrokken. "Maar met het hart gelooft men". Het bijzondere van het zaligmakende geloof is dat het is "een zekerheid met toepassing op onze persoon zelf, dat Christus de onze is. De grond uan deze zekerheid is de aanbieding en schenking uan Christus als een Zaligmaker in het Woord, waarin geloofd moet worden ter behoudenis door allen aan wie het Evangelie wordt verkondigd ". Helaas, veelal wordt dit of verwaarloosd of in twijfel getrokken, "totdat de Heilige Geest het woord van het Evangelie aan het hart brengt met zo 'n mate van klaarheid en kracht dat het doel treft, (,..)dat het de overtuigde zondaar in staat stelt om met toepassing voor zichzelf te geloven dat Christus zijn Zaligmaker is".

Ten tweede houdt de geloofszekerheid ook in "dat gij het leven en de zaligheid door Hem zult hebben ". I let leven van heiligheid en van gelukzaligheid, verlossing van de zonden en van de toorn, dat hier al begint en in de hemel voltooid wordt. Deze zekerheid is onverenigbaar met onwilligheid om de zonden los te laten. Ook dit deel van de zekerheid behoort tot het oprechte geloof. Wel maken de "Marrow-mannen" verschil lussen de zekerheid van het geloof en de zekerheid van het gevoel. "De verzekering van het geloof richt zich op Christus, de belofte en het verbond van God. (...). De verzekering van het gevoel ziet naar binnen, op hetgeen God gedaan heeft, zoals zijn eigen gena de, wat hij verkregen heeft, de bevinding en dergelijke". Zij ronden hun antwoord af met de

Zij ronden hun antwoord af met de behartenswaardige uitspraak dat als de aard en de grond van de zekerheid van het geloof onder de leiding van de Heilige Geest, nauwkeuriger en eerlijker zouden worden onderzocht en uitgelegd, dit de versterking en de groei van het geloof ten goede zou komen, ook ten aanzien van geestelijke vertroosting en heilig leven.

Tot zover iets uit het antwoord aan de synodale commissie. Nogmaals, voor de beide broeders Erskine was dit niet uitsluitend theorie, maar levende praktijk. Zij waren zich bewust dat de ene gelovige meer stellige zekerheid kent dan de andere, maar zekerheid kennen zij allemaal. Zij wisten ook van de strijd en de twijfel in het leven van de gelovigen. In het geloof zelf is wel zekerheid, maar in de gelovigen is vaak twijfel door het ongeloof en de zonde. Maar dat mag niet in mindering gebracht worden op de zekerheid. Het geloof, dat zich het heil in de aangeboden belofte toeeigent, heeft zekerheid in zich.


Ds. Ralph Erskine aan het woord:

Vermoeiden en belasten, wie zijn dat?

"Vermoeiden en belasten worden inzonderheid geroepen: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven". Ik pas de zin van deze woorden niet alleen toe op de verootmoedigden en overtuigden. Ik denk dat zelfs degenen die zich vermoeien in het najagen van de ijdelheid en die wel tevreden leven onder de last van de zonde en de schuld, of die zich vermoeien met de last van wettische en onnutte dienst, ook door deze tekst geroepen worden om tot Christus te komen, in Wie zij alleen die rust en voldoening kunnen vinden, die ze tevergeefs in andere dingen zoeken. Ofschoon ik nu oordeel dat het de roeping van het Evangelie verkorten zou, om deze in die tekst alleen te bepalen tot de eerste zin, zo denk ik nochtans, dat de eerste zoveel te kennen geeft, dat dewijl zulke personen, die zich met een last van zonde en van toorn Gods bezwaard vinden, gereed zijn om zichzelf uit te sluiten, zij daarom nadrukkelijk geroepen worden.

Nog eens, zij die zichzelf ontbloot vinden van alle goede hoedanigheden, die geld noch prijs hebben en niets dan armoede, gebrek en onwaardigheden in zichzelf bespeuren, zijn ook gereed om zichzelf uit te sluiten, als zijnde gebroken en verloren. Daarom worden deze inzonderheid aangemoedigd: "Het verlorene zal Ik zoeken en het weggedrevene zal Ik wederbrengen en het gebrokene zal Ik verbinden en het kranke zal Ik sterken: Maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden met oordeel".

Degenen die door de mensen worden uitgesloten, ja zij, die de leraren gereed zijn uit te sluiten, worden nochtans door het Evangelie geroepen.

De mensen zijn gereed om dezulken van de roeping van het Evangelie uit te sluiten, die deszelfs roeping weigeren en versmaden, namelijk alle spotters en verachters ervan. Nochtans vinden wij dat deze geroepen worden: "Gij slechten, hoe lang zult gij de slechtheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren? Keert u tot Mijn bestraffingen. Ziet Ik zal Mijn Geest ulieden overvloedig uitstorten. Ik zal Mijn woorden u bekend maken" (Spr. 1:22 en 23).

(overgenomen uit "De kabinetten der evangelische beloften" door Ralph Erskine)


Vraag 8

Is de kennis en zekerfie/d dat Christus voor mij stierf en dat Hij de mijne is, en dat wat Hij deed en leed. Hij voor mij deed en leed, de directe geloofsdaad, waardoor een zondaar met C/ir/stus verenigd wordt, deel aan Hem krijgt en waardoor hij inge- Hjfd wordt in Gods genadeverbond? Of is die kennis een zekerheid, welke ingesloten is in het e/gen/y/ce wezen an de rechtvaardigende ge/oofedaad?

Wat nu verder het onderscheid tussen deze twee soorten van verzekering betreft, zeggen wij, dat de verzekering des geloofs zijn voorwerp en grondslag heeft buiten de mens, maar de verzekering des gevoels (of van het besef) vindt haar grondslag in de mens. De verzekering des geloofs richt zich op Christus, de belofte en het verbond Gods, en zegt: "Dit is mijn gehele zaligheid, God heeft gesproken in zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen". Maar de verzekering des gevoels ziet naar binnen, op hetgeen God gedaan heeft, zoals zijn eigen genade, wat hij gekregen heeft, de bevinding en dergelijke. De verzekering des geloofs is een bewijs der zaken, die men niet ziet; zij kan deze toeƫigenen en er deel aan hebben, en vasthouden aan een zaligmakende betrekking op God, dan als Hij zich verbergt en Zich terugtrekt. Sion zegt: "De Heere heeft mij vergeten" en de bruid: "Ik deed mijn liefste open, maar mijn liefste was geweken, hij was doorgegaan". Zo kan Hij voor mijn gewaarwording een God zijn, die mij vergeet en zich terugtrekt en nochtans kan Hij mijn God zijn, zegt Rutherford. (....)

Wat nu al deze zaken betreft, zo zou, naar onze bescheiden mening, indien de aard en de grondslagen van de zekerheid des geloofs onder de leiding des Heiligen Geestes, nauwkeuriger en onpartijdiger nagespeurd en opengelegd werd, dit ten zeerste dienen tot versterking en wasdom in het geloof, in plaats dat het zwakke christenen zou ontmoedigen. En dat zou dan ook een uitnemende invloed hebben op d geestelijke vertroosting en ware evangelische heiligheid, welke altijd gelijke tred houdt met het geloof, gelijk de vruchten uit de werkzaamheden spruiten en de invloeden uit de oorzaken.

"Wet en Evangelie". Twaalf vragen gesteld door de Commissie van de Synode der Schotse Kerk van 1719, beantwoord door James Hog, Thomas Boston, Ebenezer Erskine, Ralph Erskine en acht andere dienaren des Woords.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. De prediking van Raiph en Ebenezer Erskine

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Mivo +16 | 24 Pagina's