JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

4. De noodleugen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4. De noodleugen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In hoofdstuk 2 is al opgemerkt dat naast de schertsleugen en de schadeleugen ook de noodleugen voorkomt. Op de noodleugen gaan we hier dieper in.

Om te beginnen staan we stil bij de betekenis van de noodleugen. Wat wordt bedoeld met 'noodleugen'?

De noodleugen kun je omschrijven als 'de leugen die je gebruikt ten dienste van de naaste' (Douma, 1988). Met de noodleugen ben je er niet op uit de ander schade aan te brengen, maar juist te helpen. Je gebruikt geen leugen tegen hem, maar juist ten dienste van hem.

- In de Tweede Wereldoorlog waren er velen die voor langere of kortere tijd onderduikers in huis hadden. Wat moest iemand, die onderduikers verborgen hield, zeggen tegen Duitsers die huiszoeking kwamen doen? De waarheid zeggen en de kans lopen dat de Duitsers én de onderduikers én hemzelf zouden arresteren? Of gebruik maken van de leugen?

- Toen de grenzen van de Oostbloklanden nog gesloten waren voor bijbeltransporten vanuit het Westen, zijn op talloze manieren Bijbels binnengesmokkeld. Verstopt in koffers, auto's, caravan's zijn de Bijbels de grens overgebracht. Iedere westerling kon bij de grens echter de volgende vraag verwachten: 'Heeft u Bijbels bij u?' Wat moet je daarop antwoorden als je inderdaad een tas met Bijbels bij je hebt?

Ontkennen? Of de waarheid zeggen en de kans lopen dat na een grootscheeps onderzoek de Bijbels gevonden worden?

Visie op de noodleugen

Over de noodleugen wordt heel verschillend gedacht. Augustinus wees de noodleugen heel radikaal van de hand. Als iemand z'n toevlucht bij ons zoekt en we kunnen hem door een leugen van de dood redden, dan toch, zegt Augustinus, mogen we ons niet van de leugen bedienen. Augustinus beroept zich hierbij op de volgende teksten: 'Gij zult de leugensprekers verdoen' (Ps. 5:7) en '... geen leugen is uit de waarheid' (1 Joh. 2:21).

Volgens Augustinus mag je een ander wel helpen, maar dat mag niet ten koste gaan van je eigen zieleheil. Wanneer je een ander helpt door middel van het gebruik van een leugen, haal je een oordeel over je, aldus Augustinus. Hij verwijst daarbij naar de bovengenoemde teksten.

Betekent dat dan dat we de waarheid moeten spreken en zeggen dat we een onderduiker in huis hebben? Houdt dat in dat we bij de grens zeggen dat we Bijbels bij ons hebben en dat die bestemd zijn voor die en die persoon?

We staan voor het dilemma: óf de waarheid zeggen en daardoor iemand verraden óf gebruik maken van de leugen. Augustinus zegt hierover dat we geen onware dingen mogen zeggen en dat we niemand mogen verraden. De uitweg waar hij voor kiest, is in zo'n situatie te zwijgen of te verklaren dat hij niets zeggen zal.

Het is de vraag of Augustinus met zijn absolute afwijzing van de noodleugen op het juiste spoor zit, want tal van de onderstaande bijbelse voorbeelden maken duidelijk dat bepaalde leugens ook goede dingen kunnen uitwerken en dat mogelijk niet elke leugen te veroordelen is.

Sifra en Pua

De koning van Egypte droeg de vroedvrouwen Sifra en Pua op om Israëlitische jongetjes direkt na de geboorte te doden (Ex. 1:15-21). De Farao was namelijk bang dat het volk Israël groter en machtiger zou worden dan zijn eigen volk (vs. 9). De vroedvrouwen weigeren echter aan het bevel van de koning gehoor te geven; zij laten de jongetjes die geboren werden in leven tégen het bevel van de Farao in.

De Farao liet hen daarom bij zich roepen en vroeg hen waarom zij de kinderen in het leven behielden. Sifra en Pua antwoordden daarop dat de Israëlitische vrouwen hen te vlug af waren: voor zij aanwezig konden zijn, waren de kinderen al geboren.

Wat de vroedvrouwen zeiden, was duidelijk onwaar. Zij bedrogen de Farao met deze leugen. Toch worden zij daarvoor gezegend: 'Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde en het werd zeer machtig. En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo bouwde Hij haar huizen' (Ex. 1:20,21).

Rachab

Rachab sprak onwaarheid toen zij de koning van Jericho liet vertellen dat zij niet wist, dat de mannen die zij onderdak had geboden, verspieders waren. Ook vertelde zij niet te weten waar de mannen op dat moment waren (Joz. 2:4,5). In werkelijkheid wist zij wel degelijk wat de verspieders kwamen doen. Zij wist dat de mannen in gevaar waren en had hen daarom verstopt op het dak van haar huis.

In Hebr. 11:31 wordt Rachab geprezen vanwege haar geloof, omdat zij de verspieders met vrede had ontvangen. In Jak. 2:25 staat dat zij uit haar werken is gerechtvaardigd, toen zij de gezondenen (= de verspieders) in huis nam en langs een andere weg liet heengaan.

Jonathan en Ahimaaz

Twee mannen die aan Davids kant stonden. Jonathan (de zoon van Abjathar) en Ahimaaz (de zoon van Zadok de priester), werden gezocht door de knechten van Absolom. In de plaats Bahurim gingen de twee mannen snel een huis binnen. De vrouw, die het huis bewoonde, verstopte de beide mannen in een put. Vervolgens camoufleerde ze de put door de opening af te dekken en er gort (een graansoort) overheen te strooien. Toen de knechten bij het huis arriveerden en haar vroegen waar de mannen zich bevonden, wees ze een verkeerde richting uit en zei: 'Ze zijn dat beekje overgetrokken' (2 Sam. 17:18-20).

Het is duidelijk dat dit voorbeelden zijn van situaties waarin de noodleugen gebruikt is om de naaste te redden. Er zijn in de Bijbel echter ook voorbeelden te vinden waarin men de leugen gebruikt om zichzelf te redden, soms zelfs ten koste van een ander. Denk in dit verband aan Abraham en Izak, die in Egypte hun vrouwen voor hun zusters uitgaven (Gen. 12:11W; 20:2w ; 26:7w). Hun halve waarheid of hele leugen (?) om zich uit eigen nood te redden, had ertoe kunnen leiden dat met hun vrouwen overspel gepleegd werd. Een dergelijke leugen is in feite geen noodleugen te noemen, want, zoals we in het begin van dit hoofdstuk hebben vastgesteld, de noodleugen wordt gebruikt ten dienste van de naaste. Daarvan is in het geval van Abraham en Izak geen sprake. Hun uitvlucht was een leugen, die ernstige gevolgen had kunnen hebben en daarom zondermeer af te wijzen is.

Grenssituaties

We staan echter nog steeds voor de vraag of nu werkelijk elke leugen te veroordelen is. Vaak wordt gewezen op de gevaren van de noodleugen.

In Matth. 12:36 staat immers dat we van elk ijdel woord rekenschap moeten geven? Is het gebruik van de noodleugen niet te vergelijken met 'het kwade doen opdat het goede daaruit voortkomt'? (Rom. 3:8). Liegen is niet in de eerste plaats onwaarheid spreken tegen de naaste, maar ook tegen de Heere. Anderzijds: geeft het voorbeeld van de vroedvrouwen, van Rachab en van de vrouw uit Bahurim niet aan dat in bepaalde situaties de leugen wel gebruikt mag worden? Dr. Douma wijst erop dat we in

Dr. Douma wijst erop dat we in deze gevallen te maken hebben met grenssituaties. Net zoals zich bij de andere geboden grenssituaties kunnen voordoen, is dat ook hier het geval. Davia ging tegen de wet in toen hij van de toonbroden at bij de priester Abimelech (Lev. 24:9, 1 Sam. 21:3w).

De priesters die op de sabbat in de tempel werkten, ontheiligden de sabbat. Ze waren echter onschuldig (Matth. 12:5).

Het zesde gebod verbiedt doodslag, maar als een Israëliet een dief op heterdaad betrapt en dodelijk verwondt, rust op hem toch geen bloedschuld (Ex. 22:2).

We mogen niet stelen of op een andere oneerlijke manier andermans goederen zien te bemachtigen (achtste gebod), maar de Israëlieten mochten, net voor de uitocht uit Egypte, de Egyptenaren beroven (Ex. 3:22, 11:2. 12:35w). Zoals er bij andere geboden sprake kan zijn van grensgevallen, zo is dat ook voor het negende gebod. De noodleugen is wel eens vergeleken met een giftig geneesmiddel. Een middel dat heilzaam was als het tegen een dodelijke ziekte werd ingenomen, maar een dodelijke werking had als het zonder noodzaak gebruikt werd.

We willen opnieuw opmerken dat liegen niet in de eerste plaats is: onwaarheid spreken tegen de naaste. maar ook tegen de Heere. Het gaat er dan ook niet om wat nu precies wel en niet kan binnen de grenzen van het gebod. De verhouding met de Heere staat op de eerste plaats.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

4. De noodleugen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's