JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. Paulus' redevoering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Paulus' redevoering

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Koning Agrippa geeft Paulus het woord. Paulus' redevoering is afgestemd op de omgeving waarin hij zich bevindt. In zijn redevoering zet hij zijn leer uiteen. Op deze wijze doet Paulus verantwoording aan een iegelijk die rekenschap van hem eist van de hoop die in hem is (1 Petrus 3: 15). Paulus heeft begrepen dat hij bij Festus geen gehoor zal vinden als het gaat over de wet en de profeten. Bij Agrippa meent hij meer reaktie te vinden. Deze is niet onbekend met de Joodse godsdienst. Hoewel Agrippa zeer goed in de leer en in de ceremoniën thuis is, vraagt Paulus hem toch goed op te letten.

Misschien dat Agrippa zijn oordeel over de christenen zal aanpassen, en tot het geloof in Jezus van Nazareth zal komen. In zijn toespraak schetst Paulus twee tijdperken in zijn leven:

In zijn toespraak schetst Paulus twee tijdperken in zijn leven:

1. Wat zijn godsdienst vroeger was

2. Wat zijn godsdienst nu is

Hoewel Paulus niet in Jeruzalem is geboren, is hij er wel opgevoed. Alle Joden weten dat hij een Joodse opvoeding heeft gehad in Jeruzalem. Ze kunnen getuigen dat hij een Farizeeër was, dat hij naar de inzettingen gelééfd had. Hij behoorde tot de voornaamste Farizeeërs; hij was tenslotte aan Gamaliëls voeten opgegroeid. Hij was een geleerde, een man van wetenschap.

Gamaliël en zijn volgelingen leefden zeer nauwgezet alle voorschriften en inzettingen na; veel nauwkeuriger dan de Farizeeërs, die les kregen van Samai. "Hij was naar de rechtvaardigheid, die in de wet is, onberispelijk" (Fil. 3: 6).

Hij was een rechtzinnig mens, gezond in de leer. Hij geloofde in de boeken van het Oude Testament, hij geloofde in de onsterfelijkheid van de ziel, hij geloofde in de opstanding van het lichaam; allemaal zaken waarin de Sadduceën niet geloofden. Hij heeft altijd eerbied gehad voor de belofte door God aan de vaderen geschied (26: 6), en daar heeft hij zijn hoop op gegrond.

Nog steeds is zijn godsdienst gegrond op de belofte van God tot de vaderen geschied; ze is ook gebaseerd op de Goddelijke openbaring. Hij heeft gezien, door een groot licht, vlak voor Damaskus, en gehoord wie Jezus is.

Er is veel veranderd, want hij is een discipel geworden van dezelfde Jezus Die hij voorheen vervolgde. Hij vertrouwde op de beloofde Middelaar,

Hij vertrouwde op de beloofde Middelaar, én hij had oog voor de beërving van het Koninkrijk van God. Mij de grootste der zondaren is barm

Mij de grootste der zondaren is barmhartigheid geschied.

Paulus speelt als het ware in zijn re

Paulus speelt als het ware in zijn redevoering met het woord "vrijheid". 1. Hij geeft aan waarom hij nu "niet vrij" is,

1. Hij geeft aan waarom hij nu "niet vrij" is, maar in banden: Ze hebben hem gevangen genomen om

Ze hebben hem gevangen genomen omwille van zijn geloof. Hij vond de belofte die over de Messias ging, veel belangrijker dan allerlei (zelfgemaakte) wetten. Jezus van Nazareth is de vervulling van de belofte. Een ieder moet in Hém geloven.

Een ieder moet in Hém geloven. Ze hebben hem ook gevangen genomen

Ze hebben hem ook gevangen genomen om wat hij heeft gedaan: "Degenen die te Damaskus waren en te Jeruzalem en in het gehele land van Judea en de heidenen verkondigd dat zij zich zouden bekeren, werken doende der bekering waardig" (26: 20). Als hij een vervolgende Farizeeër was ge

Als hij een vervolgende Farizeeër was gebleven, dan zou hij nooit in de boeien gekomen zijn. Dan zou hij nog steeds in de waan verkeerd

Dan zou hij nog steeds in de waan verkeerd hebben dat hij tegen de Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen (vs. 9).

2. Paulus vraagt zich af of hij vroeger werkelijk vrij is. Vroeger was hij een slaaf van de zonde. "Die tevoren een lasteraar was en een vervolger en een verdrukker" (1 Tim. 1: 13). Hij leverde mannen en vrouwen over in de gevangenis (Hand. 8: 3). Eertijds was hij verre van vrij; hij was een

Eertijds was hij verre van vrij; hij was een dienstknecht van de verdorvenheid.

3. Paulus geeft aan dat hij nu werkelijk vrij is.

Hij toont aan dat hij onmiddellijk door de hemel is geroepen. Door een Goddelijke kracht is hij geroepen. Nu is hij "een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen Apostel, afgezonderd tot het Evangelie Gods" (Rom. 1: 1). Nu staat hij in de vrijheid, met dewelke Christus hem heeft vrijgemaakt (vgl. Gal. 5: 1).

Tegenover deze Paulus, die eerst gebonden, maar nu waarlijk vrij is, zitten Festus en Agrippa. Wat denken zij van Paulus en hoe reageren zij op zijn toespraak?


En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de hand ujt, en verantwoordde zich aldus:

2 Ik acht mijzelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles, waarover ik van de Joden, beschuldigd wordt;

3 Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die ondex de Joden zijn.

Daarom bid lk u, dat gij mij laikmoedlgüjk hoort.

4 Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;

5 Als die van over lang mij te voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste sekte van onzen godsdienst, als een Farizeer geleefd heb.

6 En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;

7 Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.

8 Wat? wordt het bij ulieden ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt?

9 Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazireth vele wederpartijdige dingen moest doen.

10 Hetwelk ik ook gedaan heb te Jeruzalem, en ik heb velen van de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpnesters ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, stemde ik het toe.

11 En door al de synagogen heb ik hen dikwijls gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd, ook tot In de buitenlandse steden.

12 Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesterï had, 13 Zag ik, o koning, in het midden

13 Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschifnende. 14 En als wij allen ter aarde neder

14 En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan. 15 Enikzeide: Wie zijt Gij, Heere?

15 Enikzeide: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide: Ik ben Jezu», Dien gij vervolgt. 16 Maar richt u op, en sta op uw

16 Maar richt u op, en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen; 17 Verlossende u van dit volk, en

17 Verlossende u van dit volk, en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zende; 18 Om hun ogen te openen, en hen te

18 Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiügden, door het geloof in Mij. 19 Daarom, o koning Agrippa, ben

19 Daarom, o koning Agrippa, ben ik dat Hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest; 20 Maar heb eerst dengenen, die

20 Maar heb eerst dengenen, die te Damaskus waren, en te Jeruzalem, en in het gehele land van Judéa, en den heidenen verkondigd, dat zij zich zouden beteren, en tot God bekeren, werken doende der bekering waardig. 21 Om dezer zaken wil hebben

21 Om dezer zaken wil hebben mij de Joden in den tempel gegrepen, en gepoogd om te brengen. 22 Dan, hulp van God verkregen

22 Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende bulten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude; 23 Namelijk dat de Christus lliden

23 Namelijk dat de Christus lliden moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een ücht zou verkondigen dezen volke, en den heidenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. Paulus' redevoering

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's