JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. De plaats van de vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. De plaats van de vrouw

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige hoofdstuk is melding gemaakt van de beleidsnota "Maatschappelijke positie van meisjes en jonge vrouwen". Bij de Directie Jeugdbeleid in Rijswijk is een vereenvoudigde versie van deze nota verschenen. Hierin lezen we het volgende: "Kenmerkend voor de situatie van meisjes van tegenwoordig is dat ze opgroeien met verschillende dubbele boodschappen en tegenstrijdige eisen. Ze moeten zich voorbereiden op een zelfstandig bestaan en een beroep kiezen, maar tegelijkertijd hun zorgzaamheid en moederschapsidealen niet verliezen. Oftewel, zij moeten de 'mannenwereld' binnendringen zonder hun 'vrouwelijkheid' te verliezen. En dat in een situatie waarin aan de ene kant de denkbeelden over 'vrouwelijkheid' haaks staan op een functioneren in de mannenwereld en aan de andere kant de mannenwereld van oudsher niet is ingericht op de aanwezigheid van vrouwen. Dit betekent dat er twee dingen moeten veranderen: zowel de 'mannenwereld' als de denkbeelden over 'vrouwelijkheid'. 

Hoe moeten we een dergelijk citaat in het licht van Gods Woord zien? In dit hoofdstuk worden verschillende bijbelse gegevens opgesomd die betrekking hebben op de man-vrouw verhouding. Het is niet de bedoeling om een afgerond antwoord te geven op de positie van de man en de vrouw binnen het maatschappelijk leven, maar wel om te stimuleren tot verdere doordenking. 

Schepping 

Op twee plaatsen wordt er in Gods Woord gesproken over de schepping van de mens, man en vrouw. In deze schriftgedeelten wordt gesproken over de mens, man en vrouw, die naar Gods beeld is geschapen. Na de schepping ontvangt de mens de opdracht tot voortplanting en heerschappij over de aarde. Man en vrouw hebben in Gods schepping een eigen plaats ontvangen van de Heere. De Heere zegt: "Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken die als tegen hem over zij". Het woord "hulpe" mogen we niet negatief gaan invullen. Het mag nooit beschouwd worden in de zin van "meer" en "minder". De mens is geschapen naar Gods beeld en vormt een eenheid. De Drie-enige God schiep de mens volmaakt goed. Een twee-eenheid. Daarbij is er sprake van verscheidenheid en heeft ieder een eigen plaats van zijn Schepper ontvangen. We spreken daarom ook van een scheppingsgegeven. 

Dat de bovenstaande scheppingsgegevens van belang zijn voor de man-vrouw verhouding blijkt uit het feit dat Paulus twee keer teruggrijpt op de schepping van de man en de vrouw. Ook de Heere Jezus verwijst op een vraag van de farizeeën naar de schepping (Mattheüs 19 : 4). De eerste verwijzing van Paulus naar de eerste hoofdstukken van Genesis, is te vinden in 1 Korinthe 11. In vers 8 en 9 staat: "Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit de man. Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man". De tweede keer dat hij verwijst naar de schepping vinden we in de eerste brief die hij aan Timotheüs heeft geschreven. In hoofdstuk 2 vers 13 en 14 lezen we: "Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw; verleid zijnde, is in overtreding geweest". 

De zondeval 

Nadat de mens gezondigd heeft, ontvangt hij de straf die hem toekomt. Tegen de vrouw zegt de Heere: "Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben". Deze woorden spreken van Gods heiligheid, maar spreken tevens van Zijn barmhartigheid. Er wordt immers gesproken over leven. De vrouw zal kinderen baren en ook al zal dit met smart gepaard gaan, het zal uiteindelijk leiden tot de geboorte van de Zaligmaker, Jezus Christus. Daarom noemt Adam haar ook Heva, "omdat zij een moeder aller levenden is". 

Uit de straf die de Heere aan de vrouw geeft, blijkt dat de scheppingsgegevens niet veranderen. De vruchtbaarheidszegen (Genesis 1 : 28) blijft bestaan, ook al zal dit smart met zich meebrengen. Ondanks de smart zal de begeerte toch weer zijn tot de man. Uit de straf spreekt dus tevens Gods goedheid. Ook in het gedeelte "en hij zal over u heerschappij hebben" wordt het scheppingsgegeven niet veranderd. Het verschil met voor de zondeval is dat de vrouw dit als lastig zal gaan ervaren. De Heere acht het nodig om dit onder de aandacht van de vrouw te brengen. 

Tot Adam zei de Heere: "Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten: zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten. In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren". 

De verhoudingen zoals deze door God zijn bedoeld, zijn door de zonde doordrenkt van het boze. De eenheid zoals de Heere deze heeft gewild, is door de mens gebroken. Verstoorde en gebroken verhoudingen zijn de vrucht van de zonde. De overheid beweert dat de "denkbeelden over 'vrouwelijkheid' haaks staan op een functioneren in de 'mannenwereld'". Daarbij wordt gezegd dat "de mannenwereld van oudsher niet is ingericht op de aanwezigheid van vrouwen". Er wordt hier een tegenstelling gesuggereerd die er niet altijd is geweest. Wanneer we de gegevens vanuit de schepping overzien moeten we zeggen dat de Heere de mens als eenheid, naar Gods beeld, had geschapen. Maar waar komt dan de scheiding vandaan, waarover wordt gesproken in het citaat? Dat de vrouw het "hulpe tegenover hem" als knellend ervaart, is het gevolg van de zonde. Dat de man zijn plaats heeft misbruikt, is eveneens een gevolg van het feit dat de mens God heeft verlaten. In het materiaal van de overheid wordt met dit gegeven geen rekening gehouden. Laten we bedenken dat de Heere in Zijn schepping man en vrouw een eigen plaats heeft gegeven. Wanneer Gods bedoeling in de schepping van man en vrouw op de juiste wijze bezien wordt, is het niet nodig voor de vrouw "om de mannenwereld binnen te dringen", aangezien er dan sprake is van een eenheid in verscheidenheid. 

Het streven naar emancipatie van de vrouw is vanuit dit oogpunt ook geen bijbels streven, ook al mogen we opkomen voor de vrouw. De geest waaruit het voortkomt is echter af te keuren. De plaats van de vrouw wordt door veel feministen ervaren en gezien als knellend. In de loop van de geschiedenis zijn er omstandigheden geweest waarvan geldt dat de man de plaats van de vrouw niet op bijbelse wijze heeft gewaardeerd. Daarbij oefende de man dan als een dictator heerschappij uit over de vrouw. Onderdrukking, degradering van de plaats van de vrouw heeft plaatsgevonden. Zo is het bekend dat toen Napoleon aan de macht kwam de positie van de vrouw verslechterde. Er werden wetboeken vervaardigd waarin de vrouw na huwelijkssluiting gezien werd als "handelingsonbekwaam". Zij werd door de wet gelijkgesteld aan verstandelijk gehandicapten qua rechten en onder curatele geplaatsten. Dergelijke benaderingen zijn in strijd met Gods geopenbaarde wil. 

In dit hoofdstuk zullen aan de hand van het Oude en het Nieuwe Testament enkele voorbeelden gegeven worden van hoe de Bijbel spreekt over de positie van de vrouw. In de verwerkingsvormen zal verder ingegaan worden op de maatschappelijke positie van man en vrouw. 

Oude Testament 

We lezen van Sara (Genesis 16) dat zij zeggenschap heeft over haar eigen slavin. Wanneer zij van voornemen is om haar slavin weg te sturen (Genesis 21 : 8-21) wordt zij gesteund door de Heere, ook al is Abraham onwillig daarin. Ze verkeert in de tent die haar eigendom is (Genesis 18 : 9 en Genesis 24 : 67). Na haar sterven wordt ze in een duur en eigen graf gelegd (Genesis 23). Wanneer Petrus de gehuwde vrouwen opwekt om "uw eigen mannen onderdanig" te zijn, wijst hij op Sara als voorbeeld (1 Petrus 3 : 6). Rebekka en Izak zoeken samen Gods aangezicht omdat zij nog geen kinderen hadden (Genesis 27, 28). Rachel en Lea worden door Jakob geraadpleegd wanneer hij Arma wil gaan verlaten (Genesis 31 : 1-21). Tamar weet haar recht op te eisen en te verkrijgen (Genesis 38). Mirjam weet de Egyptische koningin naar haar hand te zetten (Exodus 2 : 8). Later gaat zij als profetes in reizang het volk voor (Exodus 15 : 20). De profeet Micha noemt haar als leidster van Israël, na Mozes en Aaron (Micha 6 :4). Wanneer zij zichzelf teveel gezag toemeet, wordt zij door de Heere terecht gewezen (Numeri 12). Rachab weet haar houding tegenover Israëls God zelf te bepalen (Jozua 2) en haar hele geslacht wordt opgenomen in het volksverband (Jozua 6 : 25). Bekend is ook de geschiedenis van Debora (Richteren 4, 5) die als profetes het volk Israël leidt tegen Jabin, ook al roept zij Barak, die haar bijstaat en de leiding in het openbaar neemt. Jaël (Richteren 4 : 17-22) kiest de zijde van Israël en wordt daarom de gezegende onder de tentbewoonsters genoemd (Richteren 5 : 24-27). Naomi neemt op de juiste tijd de nodige maatregelen ten gunste van haar erfdeel en in het belang van haar schoondochter (Ruth 3). Michal verzet zich tegen de moordaanslagen van Saul op haar man David (1 Samuël 19 : 9-17), maar verliest door haar hooghartig optreden de achting van haar man (2 Samuël 6 : 20-23). Abigaïl redt Nabal voor de wraak van David en wordt uiteindelijk zijn vrouw (1 Samuël 25 : 14-44). Bathseba neemt een grote plaats in bij de strijd om de troonopvolging van David (1 Koningen 1 : 11-31). Hilkia ging naar de profetes Hulda om haar raad te vragen (2 Koningen 22 : 14 en 2 Kronieken 34 : 22). In Gods Woord lezen we meerdere malen dat de koningin grote invloed heeft uitgeoefend. Daarbij kan gedacht worden aan Izebel (1 Koningen 16 : 21-31). Ook Vasthi (Esther 1 : 6-21) en Esther (Esther 7 en 8) waren vrouwen die een invloed hadden op de koning. Over de invloed van de koningin-moeder lezen we over Maächa (1 Koningen 15 : 13) en Athalia (2 Koningen 11 : 1-20).

Regelmatig lezen we dat de vrouw deelneemt aan de dienst des Heeren. Wanneer het volk een overwinning heeft behaald (de mannen streden in de strijd) waren het menigmaal de vrouwen die leiding gaven aan de volksvreugde (Exodus 35 : 22 en 29, Exodus 36 : 6, 1 Samuël 1 : 2-18, Nehemia 8 : 3 en 4, Exodus 15 : 20, 1 Samuël 18 : 6 en 2 Samuël 19 : 4).

Wanneer het loflied op de deugdzame huisvrouw uit Spreuken 31 gelezen wordt, valt het één en ander op. Enkele punten zullen genoemd worden.

• Haar man kan staat op haar maken. Zij dient hem (vers 11)

• Zij is bekwaam en bevoegd om handel te drijven (vers 14, 16 en 18, 24).

• Zij zorgt voor de naaste in nood (vers 20).

• Ze verzorgt haar huis met bedachtzaamheid (vers 21).

• Ze ziet er verzorgd uit (vers 22).

• Haar man geniet de nodige bekendheid (vers 23).

• Ze spreekt met wijsheid en leert anderen om goed te doen (vers 26).

• Haar kinderen zijn 'trots' op hun moeder en haar man is 'trots' op zijn vrouw (vers 28 en 29).

Nieuwe Testament

Ook in het Nieuwe Testament lezen we regelmatig over vrouwen die een belangrijke plaats innemen. Onder de volgelingen van de Heere Jezus bevonden zich veel vrouwen. Maria kreeg een bijzondere plaats aangezien zij de moeder van de Heere was (Lukas 8: 1-3). De Heere Jezus treedt de vrouwen serieus tegemoet. Te denken valt aan het gesprek met de Samaritaanse vrouw (Johannes 4). Andere voorbeelden zijn: Martha en Maria (Lukas 10 :38-42), de Kananese vrouw (Mattheüs 15 : 21-28), Maria Magdalena (Johannes 20 : 11-18) en de bloedvloeiende vrouw (Lukas 8 :43-48). De Heere Jezus werd door veel vrouwen gediend van hun goederen (Markus 14 : 1-11). Na de opstanding kregen vrouwen de opdracht om de opstandingsboodschap aan Zijn discipelen door te geven (Johannes 20 : 17-18).

In de brieven van Paulus komen we verschillende vrouwen tegen die nuttig werk verrichten tot opbouw van de christelijke gemeente. Phebe, Priscilla, Persis, Tryfena en Tryfosa zijn enkele namen die genoemd worden.

Terug naar het begin

Het citaat aan het begin van het hoofdstuk spreekt over "mannenwereld" en 'vrouwenwereld". Bij het lezen van het citaat heb je mogelijk gedacht: "Eigenlijk heeft de overheid gelijk". Het is voor de ongehuwde vrouw niet makkelijk om zich enerzijds voor te bereiden op het staan in de maatschappij en anderzijds zich voor te bereiden op haar plaats binnen een eventueel huwelijk. Wat dat betreft hebben mannen het makkelijker. Het citaat sluit af met de zin: "Dit betekent dat er twee dingen moeten veranderen: zowel de 'mannenwereld' als de denkbeelden over 'vrouwelijkheid'".

We kunnen het er mee eens zijn dat het nodig is om ons te bezinnen op de plaats van de man en de vrouw binnen de maatschappij. Echter niet vanuit de gelijkheidsgedachte zoals de overheid die voorstaat. Wel vanuit de gedachte dat we ons willen laten leiden door Gods Woord. Gods Woord komt op voor de positie van de vrouw. De overheid komt ook op voor de positie van de vrouw. Het verschil is dat de Bijbel de scheppingsgegevens niet aantast, terwijl de overheid de scheppingsgegevens wil ondergraven. Verschillen die door de Heere in de schepping van man en vrouw zijn gelegd, wil men in het streven naar emancipatie van de vrouw, uitwissen. Om deze vraag te beantwoorden zijn bijbelse gegevens nodig.


Genesis 1 : 26-28

En God zei: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op aarde kruipt. En God schiep de mens, naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.

Genesis 2 : 18-25

Ook had de HEERE God gesproken; Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken die als tegen hem over zij. Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zou, dat zou haar naam zijn. Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds; maar voor de mens vond hij geen hulpe, die als tegen hem over ware. Toen deed de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelver plaats toe met vlees. En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Mannine heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. De plaats van de vrouw

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Mivo +16 | 24 Pagina's