Verwerkingsvormen
Vragen
De onderstaande vragen zijn bestemd om bijbelse gegevens, die te maken hebben met het onderwerp "Geldbesteding", aan de orde te stellen. De vragen zijn vooral bedoeld om de zelfwerkzaamheid te bevorderen.
De vragen kunnen gebruikt worden:
a. door de inleider bij het voorbereiden van de inleiding (de inleider gebruikt dan hoofdstuk 3 als uitgangspunt) of
b. door de verenigingsleden. In dit geval zijn de vragen een middel om de bijbelse gegevens aan de verenigingsleden door te geven. Wanneer voor deze aanpak gekozen wordt, kan een programma er als volgt uitzien:
• Opening.
• Korte inleiding waarin naar voren komt wat de bedoeling van deze avond is en hoe de avond ingedeeld zal worden.
• De leden gaan in groepen zitten en beantwoorden de onderstaande vragen.
• Pauze.
• Korte inleiding n.a.v. hoofdstuk 3.
• Gespreksvragen.
1. Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt er gesproken over "Bezit". Ga aan de hand van de volgende teksten na hoe Gods Woord spreekt over het hebben van bezittingen: Lev. 25:23, Lev. 23:13 en 38-42, Hand. 4:32.
2. Ga aan de hand van de volgende teksten na hoe de houding van de Heere Jezus is tegenover bezittingen: Mark. 14:3 t/m 6, Matth. 27:57, Mark. 10:25 t/m 30.
3. Hoe dient onze houding tegenover de bezittingen te zijn? Vergelijk 1 Tim. 6:7 t/m 10, Jak. 5:1.
Geldbesteding in de praktijk
Els en Anneke proberen na schooltijd wat bij te verdienen. Zij ontvangen per maand ieder ƒ 300.-. De eerste keer dat zij geld ontvangen, maken zij voor zichzelf een begroting van de uitgaven. Deze begroting ziet er als volgt uit:
Els: Sparen ƒ 200.-, Kostgeld ƒ 50.-, Bos bloemen voor moeder ƒ 10.-, Cadeautjes ƒ 15.-, Uitgaan ƒ 20.-, Over ƒ 5.-.
Anneke: Kostgeld ƒ 60.-, Giften ƒ 30.-, Cadeautjes ƒ 30.-, Uitgaan ƒ 20.-, Sparen ƒ 160.-.
1. Welke verschillen zijn er in de twee begrotingen en wat vind je daarvan?
2. a. Wat mis je in de begroting van Els?
b. Wat mis je in de begroting van Anneke?
3. Stel dat aan jou wordt gevraagd om een begroting te maken nadat je het onderwerp "Geldbesteding" op de jeugdvereniging hebt behandeld.
a. Welk van de volgende begrotingsposten zou je daarin opnemen? Waarom wel/niet?
I) Sparen; II) Kostgeld; III) Kerkgeld; IV) Giften; V) Uitgaan; VI) Cadeautjes; VII) Lidmaatschap club; VIII) Kleding.
b. Geef een volgorde van belangrijkheid in de begrotingsposten aan.
c. Maak aan de hand hiervan een begroting die je het meest verantwoord vindt. Zie PDF.
Stellingen bespreken m.b.v. vragen
Ga als volgt te werk:
• Ieder verenigingslid vult in wat zijn/haar mening is. Dit dient zo snel mogelijk te gebeuren.
• Deel de vereniging op in groepen.
• De stellingen worden in de groepen besproken aan de hand van de vragen.
1. De bijbelse opdracht om tienden te geven geld niet voor mij > ja / ? / nee
2. Zwart geld verdienen mag, als het maar niet te veel is > ja / ? / nee
3. Aangezien het geven van giften een bijbelse opdracht is, is dit voor mij belangrijker dan geld op het spaarbankboekje zetten > ja / ? / nee
4. Welvaart is armoede voor een volk > ja / ? / nee
Stelling 1: De bijbelse opdracht om tienden te geven geldt niet voor mij.
a. In Lev. 27 vs. 32 staat: "het tiende zal den HEERE heilig zijn". Wat wordt hiermee bedoeld?
b. Welke rijke gedachte zit er in het geven van tienden opgesloten?
c. Het geven van tienden is in onze tijd geen gewoonte meer. Wat vind je hiervan?
Stelling 2: Zwart geld verdienen mag, als het maar niet te veel is.
a. In vraag en antwoord 110 van de Heidelberger Catechismus wordt gesproken over het achtste gebod. Kun je duidelijk maken waarom het verdienen van zwart geld in strijd met Gods Woord is?
b. Wat heeft het vijfde gebod (vraag en antwoord 104 H.C.) hiermee te maken?
c. Wat vind je van de volgende situatie:
Iemand begint met een eigen bedrijf. Vooral in de beginperiode is het moeilijk om rond te komen. Door een klein deel van de inkomsten niet door te geven aan de belasting, is het mogelijk om het bedrijf draaiende te houden. De persoon heeft er geen moeite mee om zwart geld te verdienen (hij noemt dit "grijs geld") mits het niet te veel wordt.
Stelling 3: Aangezien het geven van giften een bijbelse opdracht is, is dit voor mij belangrijker dan geld op het spaarbankboekje zetten.
a. Wat is het verschil tussen een fooi en een offer?
b. Dient een gift een fooi of een offer te zijn?
c. Wat vraagt Paulus van de gemeente van Korinthe (2 Kor. 8:13-15), een fooi of een offer?
d. Wat wordt er van jou gevraagd en waarom is dit (niet) moeilijk?
e. Wat vind je van de stelling?
Stelling 4: Welvaart is armoede voor een volk.
a. Agur bidt: "Armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels" (Spr. 30:8).
Waarom zou Agur geen armoede verlangen? Waarom zou Agur geen rijkdom verlangen?
b. Wat zijn de gevaren van rijkdom en welvaart? Geef enkele voorbeelden uit Gods Woord ter onderbouwing van je antwoord.
c. Wanneer is welvaart "een armoede" voor het volk?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988
Mivo +16 | 28 Pagina's
