JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. De geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. De geschiedenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Ik keur de biddag niet af, maar soms denk ik dat het meer een gewoonte is. Eigenlijk is het raar dat je een biddag houdt als het gewas begint te groeien. Je moet daar toch elke dag weer voor bidden? Het kan best goed zijn hoor, maar voor de rest van het jaar, de periode tussen dank- en biddag in, heb je toch ook een zegen nodig?  Hoe we aan die gewoonte komen? Ik zou het niet weten. Ik vind het ontstaan van die dagen wat duister. Wel kan een bid- of dankdag je stil zetten. Dat je dankbaar moet zijn voor alles wat je allemaal nog mag hebben."

Zomaar een reaktie van een jongen. De vraag hoe we aan de gewoonte komen om ieder jaar een bid- en dankdag te houden, zal in dit hoofdstuk worden besproken door te letten op de geschiedenis.

 

De zonde van het volk

In het verleden werd er een duidelijk verband gelegd tussen het lijden van een volk en de zonden die dat volk had bedreven. Wanneer er iets met het volk gebeurde en er kwam geen verbetering in de situatie, was er volgens velen nog maar één oplossing. Men moest als volk verlossing zoeken in gebed en bekering, "op hope of God den Heere noch beweeght mocht worden tot barmhertigheyt, ende om dese landen van de plagen te verlichten" (citaat uit de 16e eeuw).

Dat de straf op de zonde serieus werd genomen, bewijst het plakkaat dat in 1580 tegen overspel verscheen. Het plakkaat wijst de bevolking erop dat overspel geen klein vergrijp is. Aan het volk werd gevraagd of men dan niet wist dat "nochtans alsulcke schandelycke sonden den toorne Godts verwecken ende ontsteecken over den lande ende volcken, daer onder die regneerden ende ongestraft gelaten worden?" Niet alleen werd er tegen de zonde van overspel gewaarschuwd, maar ook andere zonden van het volk werden afgekeurd. Zo werden in 1587 de toneelvoorstellingen verboden omdat dit Gods ongenoegen over het nederlandse volk zou oproepen. De Gecommitteerde Raden van Holland schreven in 1621 aan enkele politiecommissarissen in Zuid-Holland: "Wij sijn bericht dat in Uwe E. bedrijve ende jurisdictie den sabbathdach des Heere seer groffelick wert geprofaneert, selfs onder de predicatiën voor ende naer de middach, met drincken, caetsen, kolven, dansen ende andere ongebonden lichtveerdicheden, waerdoor den toorne Godts over dese landen wert ontsteecken". In dit schrijven wordt het duidelijk gesteld dat Gods toorn het land zal treffen, wanneer volhard wordt in deze zondige praktijken. Volgens de Gecommitteerde Raden van Holland was dit vast en zeker. Volharden in de zonde roept straf over het land uit. Het spreekt voor zich dat niemand kan voorspellen welke straf het volk zal treffen, maar wel wist men dat Gods straf op de zonde volgt!

Verschillende predikanten zagen, naast de openbare zonden van het volk, ook in de onderlinge verdeeldheid binnen de kerken een oorzaak van Gods oordelen. Zo schreef een predikant uit die tijd: "Duidelijk werd ik ingeleid dat al die oordelen samen zo zwaar niet waren als het allervreselijkste oordeel, dat de kinderen Gods om bijzaken tegen elkander verdeeld waren, terwijl daardoor de Eeuwige Zone Gods in Zijn Hogepriesterlijke bede (Joh. 17:20-23) werd tegengestaan, ja, als in het aangezicht geslagen, miskend, verguisd en als toegeroepen: wij willen uw bede niet opvolgen. Vreselijk werd ik ontroerd over die gruwel, door mij en andere vromen die Majestueuze Koning en Allerliefste Hogepriester aangedaan."

 

Boetedag

Dat hier ernst mee werd gemaakt, wordt bewezen door hetgeen de predikant op een andere plaats schreef: "...als er in drie of vier weken tijds geen nieuwe bekeringen of doorbrekingen plaats hadden, dan bleven de voornaamste vrienden samen, en biddend onderzochten wij met elkander of er ook een ban mocht zijn, om welke de Heere met Zijn genade achterbleef". Toch zijn de officiële biddagen ontstaan naar aanleiding van de volkszonden. Verder was het initiatief om een gebedsdag te houden niet afkomstig van de kerken, maar van de overheid.

Vooraanstaande personen maakten zich zorgen om de zonden van het nederlandse volk. Neem bijvoorbeeld Juliana van Stolberg. Zij schreef in 1566 een brief aan haar zoon Lodewijk van Nassau: "Ik heb met een bezwaard gemoed gehoord dat het krijgsvolk met vloeken als anderszinds zulk een goddeloos leven leidt. Ik vrees, dat Gods toorn over de ganse christenheid komen zal, want waar men ziet en hoort, overal is het een ijdel, moedwillig en goddeloos leven. De goddelijke en broederlijke liefde is bij het merendeel uitgedoofd en er is volstrekt geen verbetering bij ons allen: dit is een zeker teken geweest, dat God met Zijn straf niet lang zal uitblijven. Doch hen, die hun troost en hun hoop alleen op Hem stellen, zal Hij onder straf en kruis niet laten verderven, maar wonderlijk uitredden...."

We lezen dat reeds in 1532 in Straatsburg een biddag werd uitgeschreven. Het is vooral in de 17de eeuw dat we van verschillende bid- en boetedagen lezen. Zo'n bid- of boetedag werd gehouden naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Via een biddagsbrief werd het volk in kennis gesteld van de biddag. De magistraat ontving de brief en overhandigde deze aan de plaatselijke predikant. Op de zondag die voorafging aan de biddag las de dominee de brief voor aan de gemeente. Op de biddag zelf werd al het werk stilgelegd. Openbare gelegenheden werden gesloten en het volk kwam bijeen in de kerk. Op deze dagen waren de kerken vaak vol en werden er drie diensten gehouden.

 

Enkele voorbeelden

Bij bijzondere gelegenheden werd door de overheid een biddag uitgeschreven. Zulke biddagen werden bijvoorbeeld gehouden bij het uitbreken van de pest, bij overstromingen, rampen en politieke gebeurtenissen. Zo werd er een biddag gehouden na de moordaanslag op Willem van Oranje, maar ook bij het beleg van Haarlem en Leiden. Ook bij de ondergang van de "Onoverwinnelijke Vloot". Allemaal gebeurtenissen, die voor het volk aanleiding waren om zich voor de Heere te verootmoedigen.

 


Artikel 66 - De biddagen

In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijd, zware vervolging der kerken en andere algemene zwarigheden, zullen de dienaars der kerken de Overheid bidden, dat door hare autoriteit en bevel, openbare vast- en biddagen aangesteld en geheiligd mogen worden.


 

In 1624 brak de pest uit. Bovendien belegerden de Spanjaarden Breda. Dit was voldoende reden voor de Staten van Holland om Gods straffende hand hierin te zien. Zij riepen de hulp van de predikanten in en verzochten hun om de gemeenteleden aan te sporen "tot hertelijcke opweckinge uyt van de sonden, ende tot beteringe des levens". Nationale boetvaardigheid werd gezien als de enige oplossing. Uit deze regeringsverklaring blijkt duidelijk hoe men in die jaren verband legde tussen de zonden van het volk en Gods oordelen.

In het begin van 1624 spraken de Gecommitteerde Raden in dezelfde geest. Toen schreef men een bid- en boetedag uit "alsoo Godt Almachtich belieft heeft, ongetwijffelt om onse meenichfuldige sonden wille, dese provintie te besoucken met een grooten inbreuck van water."

 

Ds. Smytegelt schrijft ergens: "Wij hebben in ons leven gezien en bijgewoond, op buitengewone biddagen, in het jaar 1672 en 1673, dat de kanonnen van de vloot gehoord werden, en onderwijl gingen de ouders of anderen met hun huisgenoten en vielen in het verborgene op hun knieën; terwijl de grond dreunde, zo riepen zij God aan met hun gebeden; en deze gebeden waren des avonds niet beëindigd, of men kon merken aan het gedreun, dat ze verder van de kust af waren!"

 

Na 1795

Op de biddagen waren de kerken overvol. Juist op deze bijzondere dagen kwamen de mensen naar Gods huis. Veelal ging het "bidden" gepaard met vasten. Kerkgangers maakten alleen gebruik van brood en water op die dag. Velen bleven de hele dag bij de kerk. 's Middags, tussen de kerkdiensten, werd soms een gedeelte uit de Bijbel gelezen.

Tot 1795 is de biddagsviering in stand gehouden. Na 1795 heeft de overheid zich teruggetrokken. Biddagen werden wel gehouden, echter niet meer op bevel van de overheid, maar op initiatief van de kerken. In de 19de eeuw heeft de Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk verschillende keren een biddagsbrief uitgevaardigd. Toch gebeurde dit steeds minder vaak en al spoedig vervaagde de gewoonte om een biddag te houden.

In 1905 werd door de Synode van de Gereformeerde kerken artikel 66 van de Dordtse Kerkorde gewijzigd. Aangezien het houden van een biddag op verzoek van de overheid niet meer voorkwam, werd het artikel zodanig gewijzigd dat de biddag in het vervolg uitgeschreven zou worden door de kerk.

Nu bestond er al geruime tijd een bid- en dankdag in de provincie Overijssel. Deze dagen werden gehouden op de tweede woensdag in maart en de eerste woensdag in november en werden speciaal met het oog op het gewas gehouden. Ook in Zeeland werden vanaf 1653 bid- en dankdagen gehouden.

Deze dagen zijn door de kerken landelijk overgenomen. De biddag is bedoeld "tot afwering van Godes plagen en tot het verkrijgen van een gezegende zomer" en de dankdag "voor de veelvoudigen verkregenen seegeningen en weldaeden".

 


„In Engeland hoe syn se daar niet in gevaar van omgekeert te worden" 

Staten gelastten nationale biddag voor "syn Hoocheyt den Prince van Orange"

MAASSLUIS - Voor stadhouder Willem III in 1688 het ruime sop koos richting Engeland, om daar de godsdienstvrijheid voor de protestanten te redden, werd er in het vaderland voor hem gebeden. Veertien dagen voordat de vloot de haven verliet, hadden de Staten-Generaal alle gewesten gelast op 27 oktober een algemene dank-, vasten- en bededag te houden. In dit Willem- en Maryjaar wordt die gecombineerde dank- en bidstond op dezelfde datum herdacht in de St. Catherijnekerk te Brielle.

De Staten-Generaal hadden deze dag voorgeschreven "omme God den Heere Almachtich te dancken, voor desselfs goedertierenheyt, in het conserveren van den staet in vrede met haer nabuyren, ende de ingesetenen van dien met syne Vaderlycke zegen te begenadigen" en God te vragen of Hij "wil zegenen de desseynen van den staet, ende van syn Hoocheyt den Here Prince van Orange, eeniglyck gaende ende streckende tot de conservatie van de Gereformeerde Religie, de ruste van de Christenheyt in 't gemeyn, ende het afkeeren van alle onrechtveerdig gewelt van buyten."

Ezra's gebed

De meeste kerkeraden volgden dit voorschrift op en gelastten hun predikanten een preek te houden op de voorgeschreven dag. De bid- en dankstonddag van ds. C. van Aken uit Delft is bewaard gebleven. Zijn aantekeningen beginnen met de volgende woorden: "Bededag-predikatie, als de Prince van Orange met 's landsvloot na Engeland zoude vertrekken: gedaan op de 27 october 1688 binnen de stad Delft".

Ds. Van Aken koos als tekst voor zijn overdenking Ezra 8:21-23: "Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier A'hava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. Want ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, om ons te helpen van de vijand, op de weg; omdat wij tot de koning hadden gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onze God en Hij liet Zich van ons verbidden."

Deze tekstkeuze leende zich goed  voor een vergelijking tussen de toestand waarin de Republiek verkeerde en de positie van de profeet Ezra. Ds. Van Aken vergeleek de Prins met Ezra; de Staat en de 7 gewesten met koning Ahasveros en zijn 7 raadslieden; het leger van de Staat, het gezelschap van zijn Hoogheid, de voor de Hollandse kust gereed liggende vloot met al haar kanonnen, munitie...

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1988

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. De geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1988

Mivo +16 | 24 Pagina's