2. Zelfacceptatie
"Wees u zelf!" zei ik tot iemand; maar hij kon niet, hij was niemand.
In deze kernachtige spreuk (van P.A. de Genestet) wordt een serieus probleem tot uitdrukking gebracht. Immers, hoe kun je jezelf zijn als je niemand bent, dat wil zeggen als je het gevoel hebt dat je niets voorstelt?
Bij dit gevoel staan we even stil. Je kent ze misschien ook wel, die mensen die bijzonder geringschattend en negatief over zichzelf denken. Misschien heb je dat zelf wel! Jongeren, maar evengoed ouderen, kunnen het met dit soort gevoelens vrij moeilijk hebben. Het ontbreekt hen aan voldoende zelfacceptatie. Wat daarmee bedoeld wordt en hoe zich dat ontwikkelt, wordt verderop besproken.
Daarbij moet echter de vraag gesteld worden in hoeverre het accepteren van jezelf Bijbels verantwoord is. Kan en mag je jezelf wel aanvaarden zoals je bent?
De mens is immers, om met de Heidelberger Catechismus te spreken, tot het goede onbekwaam, en tot alle kwaad geneigd! Als je zo bent, moet je jezelf dan niet veeleer verafschuwen in plaats van accepteren? Op deze vraag wordt ook een antwoord gezocht.
Het belang van zelfacceptatie
Waarom is een zekere mate van zelfacceptatie belangrijk?
Allereerst wil ik ingaan op een bewering die nogal eens gehoord wordt, namelijk dat zelfliefde onmisbaar is om andere mensen te kunnen liefhebben. Zo merkt Walter Trobisch in één van zijn boekjes op, dat deze gedachte de achtergrond vormt van het gebod: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Hij legde deze tekst zo uit, dat hier niet alleen geboden wordt de naaste lief te hebben, maar ook zichzelf. Met de exegese van het tweede gedeelte van deze tekst, namelijk dat de Heere een gebod tot zelfliefde geeft, ben ik het niet eens. Met de achterliggende gedachte op zich kan ik wil instemmen. Uit de praktijk blijkt immers, dat het voor iemand die erg negatief over zichzelf denkt bijzonder moeilijk is, een positieve houding ten opzichte van andere mensen te hebben.
Ook voor de ander is het niet gemakkelijk, iemand werkelijk te aanvaarden die zichzelf op geen enkele manier aanvaardt. Als iemand voortdurend een negatief beeld over zichzelf ten toon spreidt, is de omgeving geneigd dit beeld over te nemen en negatief op deze persoon te reageren.
Tenslotte is het ook voor de persoon in kwestie niet aangenaam, om voornamelijk negatief over zichzelf te denken. Zo iemand vindt zichzelf waardeloos, een nul, iemand die steeds maar denkt dat hij niets goed doet. Iemand die bang is om te falen zal allerlei dingen niet durven, of ze zo goed mogelijk willen doen om te voorkomen dat hij een fout begaat. Dit kan tot krampachtigheid leiden, en de kans is dan groot dat iets niet lukt, wat dan weer het bewijs levert dat hij inderdaad een mislukking is.
Een stuk zelfvertrouwen is dus noodzakelijk om op school, op het werk, in allerlei kontakten, goed te kunnen funktioneren.
Het ontstaan van zelfacceptatie
Zelfacceptatie is er niet zomaar, dat moet aangeleerd worden. De houding van de omgeving is daarbij erg belangrijk. Om zichzelf te gaan zien als een acceptabel iemand is het onmisbaar, dat men zich geaccepteerd en gewaardeerd weet door mensen om zich heen. Laten we eens kijken hoe dat is in de loop van de ontwikkeling van baby tot volwassene.
Een baby die in feite ongewenst is, groeit op in een omgeving, die op allerlei (soms subtiele) manieren laat merken dat hij er beter niet had kunnen zijn. Voor een gezonde ontwikkeling van een baby is acceptatie, liefde en warmte minstens even belangrijk als voeding en verzorging. Ook bij het ouder worden vormen acceptatie en waardering wezenlijke ingrediënten van de opvoeding. Wanneer een kind steeds maar weer te horen krijgt dat het lui, dom, slecht of een nietsnut is, ontstaat bij hem ook een beeld van zichzelf dat hij lui, dom, slecht of een nietsnut is. Als hij weinig of geen waardering ontvangt, gaat het negatieve zelfbeeld steeds vastere vormen aannemen, en wordt het steeds onwaarschijnlijker dat hij een positieve houding tegenover zichzelf zal krijgen.
Een belangrijke fase voor de vorming van het zelfbeeld is de puberteit. Doordat het lichaam allerlei veranderingen ondergaat, ontstaat er bij een puber een veranderende lichaamshouding. Zon jongen of meisje weet hier niet altijd raad mee, en weet niet goed meer wie hij of zij nu is. Het oude vertrouwde beeld dat men altijd van zichzelf had, moet aangepast worden. Zo leert men op weg naar de volwassenheid te ontdekken wie men nu eigenlijk is. De veranderde persoon die men geworden is, moet men leren aanvaarden als zichzelf. Dit is een grote opgave, die sommigen zonder veel moeite volbrengen, maar die de meesten niet zonder slag of stoot tot een goed einde weten te brengen. Vooral voor meisjes is het geen geringe opgave te aanvaarden dat men vrouw wordt.
In de periode van de adolescentie leert men zichzelf steeds beter kennen zoals men is. Dit toenemende realiteitsbesef brengt de opdracht met zich mee, zichzelf te aanvaarden in al zijn mogelijkheden en onmogelijkheden. Het erkennen en accepteren van de eigen beperkingen kan een pijnlijk proces zijn, waar men niet zomaar mee klaar is. Denk bijvoorbeeld aan de aanvaarding van een bepaalde handicap. Er kunnen vele jaren voor nodig zijn voordat men daarin vorderingen gemaakt heeft.
Bijbelse visie op zelfacceptatie
We hebben gezien dat zelfaanvaarding een aktueel thema is in het proces van het volwassen worden. Nu komen we toe aan de vraag of je wel tevreden kunt zijn met jezelf als je daarnaast toch weet, dat de mens van nature niet goed is. Moet je jezelf niet veeleer haten in plaats van aanvaarden?
Het wordt vaak gedacht dat zelfhaat bijbels is. In de Bijbel wordt inderdaad over het haten gesproken. In Johannes 12:25 lezen we: "Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven". Het gaat hier echter niet over het haten van zichzelf, maar over het haten van zijn leven. In Lukas 14:26 zegt de Heere Jezus: "Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn". Het zal duidelijk zijn dat we hier niet worden opgeroepen onze ouders, man, vrouw, kinderen of familie haat toe te dragen; maar dat de liefde tot hen niet ten koste mag gaan van de liefde tot de Heere Jezus. En dit nu geldt ook voor ons eigen leven, dat wil zeggen voor ons hele bestaan. Zelfhaat wordt ons hier niet geleerd.
Toch ziet het beeld dat de Bijbel van de mens schildert er niet erg rooskleurig uit. In Romeinen 3:9-20 bijvoorbeeld wordt vers na vers een afzichtelijk beeld van de mens getekend. Ga maar na: onrechtvaardig, onverstandig, God niet zoekend, onnut, verkeerd, met een keel als een geopend graf, enzovoorts. Als we de mens zo bezien, moeten we wel een walging van onszelf hebben.
Met het oog hierop spreekt zowel het doopsformulier als het avondmaalsformulier van zelfmishagen. Zo worden we door de doop op de onreinigheid onzer zielen gewezen; opdat wij vermaand worden een mishagen aan onszelf te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken.
Let erop dat het hier gaat over de onreinigheid onzer zielen. Als het gaat om de rechtvaardigheid die God van ons eist, dan heeft de mens niets in te brengen. Dat betekent echter niet, dat ons menselijk bestaan niets voorstelt, of geen enkele waarde heeft. De Heere heeft wel de mens na de zondeval uit het paradijs verdreven. Maar Hij heeft hem niet geheel en al van voor Zijn aangezicht weggedaan. De Heere liet hem in het leven, gaf hem een opdracht op deze aarde, en nog dag aan dag onderhoudt Hij hem. Bovenal heeft de Heere terstond na de zondeval het verbond der genade opgericht. Dat alles overziende heeft de dichter van Psalm 8 in verwondering uitgeroepen: Dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt en 's mensen zoon Uw teerste liefde schenkt.
Als het gaat over het al dan niet kunnen aanvaarden van de gaven en de beperkingen, vind ik altijd de gelijkenis van de talenten veelzeggend. De ene dienstknecht ontving er vijf, de ander twee en de derde één. Zo is het ook in het leven van ons en onze naaste: de één heeft meer of andere talenten gekregen dan de ander. Wij zijn geneigd te letten op de hoeveelheid talenten die we hebben; en als dat er minder zijn dan bij een ander, vinden wij dat moeilijk te accepteren.
De genoemde gelijkenis leert ons echter dat het er niet in hoofdzaak om gaat hoe getalenteerd iemand is. In de allereerste plaats gaat het om het verantwoord gebruik van de gaven die men heeft ontvangen. Immers, zowel de dienstknechten die één of twee talenten hadden als degene die er vijf gekregen had, waren er verantwoordelijk voor met de ontvangen talenten te woekeren.
Besluit
De Bijbel houdt ons niet voor dat wij onszelf moeten haten. Wel worden we geleerd, dat we onszelf moeten mishagen en verootmoedigen, namelijk vanwege onze zonden. Zichzelf mishagen en zichzelf accepteren zijn niet met elkaar in strijd. Zelfacceptatie houdt in de aanvaarding van de mogelijkheden én de onmogelijkheden van zichzelf. Daarvoor is nodig een realistische visie op wie je bent.
Als we onze mogelijkheden en beperkingen niet onder ogen willen zien, leven we in zelfverheffing en menen wij alles zelf te kunnen opknappen. De erkenning van onze mogelijkheden kan juist leiden tot het besef van onze afhankelijkheid van de Heere, zonder Wiens zegen wij niets vermogen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988
Mivo +16 | 28 Pagina's
