JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. Vreemdelingen in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Vreemdelingen in Nederland

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Alle Turken met zwart haar, een Turkse naam en een knoflooklucht, dienen onze schone stad voor 1 augustus te verlaten. Zo niet dan neemt de staat jullie eigendommen in beslag, jullie kinderen worden verkracht en de mannen zullen worden opgehangen. Ga dus weg nu je nog kunt". Ondertekend door het Turken Rot Op Comité, 12 juli 1983 in Arnhem. Zeven geadresseerden doen aangifte. 

Wat vind je hiervan? Grof? Stuitend? Apart? Toch komen zulke uitbarstingen van haat meer voor dan je denkt. Het blijkt slechts een topje van de ijsberg te zijn. 

"Maar bij ons komt zoiets gelukkig niet voor" zeg je misschien. Denk je dat heus? 

Wees eens eerlijk. Kijk eens om je heen. Luister eens goed. Wat hoor je dan zoal? Ook onder ons wordt er vaak negatief, onbarmhartig gesproken als het gaat over vreemdelingen. 

En dat is verbazingwekkend. Het begrip "vreemdeling" is immers een bijbels begrip.

In dit hoofdstuk willen we iets laten zien van de achtergronden van de eerste generatie vreemdelingen. Waar komt de vreemdeling vandaan? Wat betekent het om vreemdeling te zijn? Waarin wijkt de vreemdeling af? Deze en andere vragen komen in de volgende paragrafen aan de orde.

 

Wat verstaan we onder vreemdelingen?

Op het eerste gezicht lijkt deze vraag een simpele vraag te zijn. Het beantwoorden van de vraag is echter niet zo makkelijk. Je zou kunnen zeggen dat een vreemdeling direkt herkenbaar is. Maar laten we eens kijken naar een voorbeeld: de Surinamers. De meeste Surinamers, die in Nederland verblijven, zijn Nederlands staatsburger. Dit houdt in dat die Surinamers voor de wet geen vreemdelingen zijn.

We kunnen de vraag ook anders benaderen. We spreken dan niet meer over vreemdeling, maar over minderheden. In feite is dit niet meer dan een verschuiving van het probleem. Immers, ook de gereformeerde gezindte vormt een minderheid. En ook het aantal vertegenwoordigers van de christelijke partijen in de Tweede Kamer vormt een minderheid enz. Daarom wordt ook wel eens gewerkt met de aanduiding "etnische (etnos = schare, natie) minderheid".

In het algemeen kan gezegd worden dat de vreemdelingen vaak een ander gedragspatroon hebben dan de niet-vreemdelingen. Denk aan bepaalde gewoonten en de godsdienstige achtergronden. Zó vormen vreemdelingen een minderheid(sgroep).

 

Herkomst

Het aantal vreemdelingen, dat na de Tweede Wereldoorlog in Nederland is komen wonen, is lang niet zo groot als velen denken. Het wordt geschat op 650.000 mensen. Deze zijn afkomstig uit ongeveer twintig landen en vier werelddelen. In totaal is dit nog geen 5% van de totale bevolking. Daarbij zijn niet inbegrepen de chinese minderheden, de meer dan 136.000 statenlozen en buitenlanders uit West-Europa, Amerika en Canada.

Het is goed te weten dat het percentage vreemdelingen niet gestegen is in vergelijking met de jaren '30. Ook toen waren er 5% vreemdelingen in ons land. Wel is het aantal toegenomen, omdat de totale bevolking sinds die tijd is verdubbeld.

 


De meer dan drieduizend Tamils in ons land kunnen niet rekenen op een warm omhaal van de Nederlanders. Ze zijn geen echte politieke vluchtelingen; ze zijn naar ons land gekomen om een nieuw bestaan op te bouwen. De regering moet ze niet binnenlaten, dan wel hun komst zoveel mogelijk ontmoedigen.

Een bed en een klein zakgeld is voor de Tamils voldoende, géén bijstandsregeling. Ze moeten zo snel mogelijk over de grens worden gezet. De regering zou wel met ontwikkelingsgeld opvangprojecten in Sri Lanka moeten opzetten.

Dit vindt de meerderheid van het Nederlandse volk, blijkens een enquête die de Nederlandse Stichting voor Statistiek in opdracht van EW heeft gehouden. De resultaten ondersteunen vrij aardig het regeringsbeleid, dat erop gericht is de Tamils terug te zenden naar Sri Lanka. Premier Lubbers zei vorige week vrijdag te verwachten, dat ook de rechter verreweg de meeste verzoeken om politiek asiel zal afwijzen.

De enquête is op 6 en 7 mei via mondelinge gesprekken gehouden onder 774 personen van 18 jaar en ouder en de resultaten zijn representatief voor de totale bevolking.

Nog enkele opmerkelijke uitkomsten: de minderheden met een Nederlands paspoort hebben zich over het algemeen goed aangepast, maar op dit moment zou Nederland niet méér vreemdelingen moeten toelaten, aldus het oordeel van de meerderheid van het volk. Tweederde van de mensen gelooft niet dat de aanwezigheid van vreemdelingen in ons land op den duur een verrijking zal betekenen van de Nederlandse samenleving en cultuur.


 

De redenen voor de komst van vreemdelingen zijn in hoofdlijn de volgende twee:

1. Politiek

De meeste vreemdelingen zijn naar Nederland gekomen om politieke redenen. Het meest aansprekend en bekend zijn de vluchtelingen. Dit zijn mensen die vanwege hun geloof en/of politieke overtuiging vervolgd werden of zelfs met de dood werden bedreigd. Een voorbeeld hiervan zijn de Vietnamese vluchtelingen. In het verleden zijn er meer groepen geweest die naar ons land zijn gevlucht: Chilenen, Oost-Europeanen enzovoort. Het zijn meestal kleine groepen. Deze vluchtelingen leveren in het algemeen weinig problemen op, omdat ze bereid zijn te integreren, dat wil zeggen dat ze bereid zijn om zich zodanig aan te passen dat ze worden opgenomen in de Nederlandse samenleving. Dat is te begrijpen, want voor hen is er vaak geen weg meer terug. Nederland wordt hun nieuwe vaderland. 

Het huidige vluchtelingenbeleid van de West-Europese landen is: vluchtelingen worden in hun eigen omgeving opgevangen. Zo krijgen de bootvluchtelingen in Zuid-Oost Azië, de Ethiopiërs in Soedan en de Oegandezen in Soedan hun bestemming. Dit beleid is voor 75% te verwezenlijken. De vluchtelingen die naar West-Europa of Noord-Amerika gaan, vormen daardoor slechts 25% van alle vluchtelingen. 

Ook met het zelfstandig worden van de vroegere koloniën (dekolonisatie) kwamen groepen mensen naar Nederland. Een voorbeeld hiervan zijn de Nederlands-Indiërs. Het gaat dan vooral om de overeenkomsten die gesloten zijn tussen Nederland en de desbetreffende kolonie. Vaak is daarbij een regeling getroffen, waarbij de bevolking kon kiezen voor de Nederlandse nationaliteit. Van deze regeling is op grote schaal gebruik gemaakt; niet alleen door Surinamers, maar ook door Indonesiërs, de zogenaamde Indische Nederlanders. 

Als gevolg van deze dekolonisatiepolitiek is er één groep (de Molukkers) onder dwang gekomen. Voor hun komst is tot nu toe geen afdoende oplossing gevonden. De laatste groep is verreweg de grootste groep.

2. Economisch

In de tweede plaats kan het economisch motief genoemd worden. Mensen kwamen naar ons land voor het werk. We denken hier onmiddellijk aan gastarbeiders.

In de jaren '20 werden er Chinezen gemonsterd voor Nederlandse stoomschepen. In de jaren '30 kwamen zij aan wal als gevolg van de economische krisis. Ze zochten hun bestaan in de handel. Pas na de Tweede Wereldoorlog zijn er op grote schaal eethuizen ontstaan. 

Direkt na de Tweede Wereldoorlog zijn er gastarbeiders geworven, onder andere voor het werk in de mijnen. Vooral Joegoslaven en Spanjaarden zijn daardoor in ons land gekomen. In de jaren '50 kwamen de Italianen als gevolg van de oprichting van de EG: men kan zich nu overal vrij vestigen binnen de lidstaten van de EG. 

De grote stroom gastarbeiders dateert van het midden van de jaren '60. In het begin kwamen ze "spontaan". Later heeft de regering hierin wat orde op zaken gesteld door middel van de zogenaamde wervingscontracten met de landen waar de gastarbeiders vandaan kwamen. In deze wervingscontracten staan allerlei eisen waaraan een gastarbeider moet voldoen (leeftijd, gezondheid, scholing e.d.) De laatste 5 à 6 jaar zijn er nauwelijks meer gastarbeiders geworven. De groei van het aantal gastarbeiders is toe te schrijven aan de gezinshereniging en het hoge geboortecijfer onder deze mensen. Met gezinshereniging wordt bedoeld dat zowel de vrouw als de kinderen onder de 21 jaar over mogen komen. Het komt ook voor dat kinderen van hier wonende gastarbeiders een huwelijkspartner zoeken in het land van herkomst. Het laatste komt vooral tegenwoordig steeds vaker voor.

De meeste gastarbeiders komen uit de zogenaamde Middellandse Zeelanden (Turkije, Marokko).

 


"Het is makkelijker geworden om als moslim in Nederland te leven", zegt een tevreden islamiet wijzend op het bestaan van Turkse en Marokkaanse slagers. Het aantal moslims ligt op dit moment rond de 300.000.


 

Godsdienst

De godsdienst vormt het "hart" van het leven. Dat geldt zeker voor de godsdiensten van de verschillende groepen vreemdelingen. Er is nauwelijks of geen sprake van scheiding tussen leer en leven. Voor een hindoe is het bijvoorbeeld normaal een bord met eten van een moslim te weigeren omdat de moslim in zijn ogen onrein is. Hetzelfde kan van de moslim gezegd worden: het dagelijks leven is sterk doortrokken van de godsdienst.

Het zou te ver voeren om uitgebreid in te gaan op de verschillende belangrijke godsdiensten van de vreemdelingen. Daar bestaan uitstekende boekjes en brochures over. Ten aanzien van de godsdienst willen we drie opmerkingen maken.

Allereerst zien we dat de invloed van vreemde godsdiensten toeneemt. Het aantal hindoetempels en moskeeën is groter dan menigeen denkt. Vooral in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de gebedsruimten voor islamieten en hindoes te vinden. Eind 1982 bleek dat onze hoofdstad minstens 17 moskeeën had, Rotterdam tenminste 16 moslimse gebedsruimten bezat, Den Haag elf en drie hindoetempels, en Utrecht vijf moskeeën.

De tweede opmerking ligt in het verlengde van de eerste. Het is goed te weten dat de Islam streeft naar uitbreiding van haar invloed. Nu al is het de derde godsdienst in Nederland na het protestantisme en het rooms-katholicisme. In Engeland en Frankrijk is de Islam de op één na belangrijkste godsdienst. In het NCRV-radioprogramma "Kerk vandaag" (informatie over kerk en samenleving) vertelde een voorganger dat hij ernaar streefde een moskee in iedere Nederlandse plaats te stichten. Hij dacht daarbij aan ongeveer 250 moskeeën. Dit streven past goed bij het zoeken naar een eigen identiteit, dat we vinden onder de kinderen van gastarbeiders. Sommige kinderen stellen zich orthodoxer op dan hun ouders, die zich ook al orthodoxer gedragen dan in het land van herkomst.

Een derde opmerking is het gegeven dat met de bouw van de moskeeën nieuwe problemen opdoemen. De vraag kan gesteld worden hoe wij hier tegenover moeten staan? Denk maar eens aan artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar staat onder andere: "En hun (de overheid) ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de politie, maar ook de hand te houden aan den heiligen Kerkedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst, om het rijk van den antichrist te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen".

Vanuit verschillende kerken wordt er onder vreemdelingen zending bedreven of geëvangeliseerd. Dit positieve werk blijkt een zeer moeizaam verloop te hebben met name onder de moslims. Laatstgenoemden sluiten zich nagenoeg helemaal af voor invloeden van buitenaf. Het komt zelfs voor dat wanneer gemerkt wordt dat iemand gevoelig is voor het Evangelie, zo iemand zoveel mogelijk wordt afgezonderd. Daarvoor worden kinderen soms teruggestuurd naar het thuisland.

 


ln de Fannius Scholtenstraat woont de Hindoestaanse familie Ramlal. Drie broers met hun kinderen en kleinkinderen bevolken het hele pand, 24 mensen in totaal. Op de deur zit één naambordje. De familie op de tweede verdieping is thuis. De vrouw scharrelt achter een gordijn in de keuken. De vier dochters kijken ademloos naar Toppop Ze zijn volgens de laatste mode gekleed. Aan de muur hangen twee fluwelen wandlappen, een met een afbeelding van een moskee, de andere met een tulpenveld. Meneer Ramlal kent de klacht dat buitenlanders voor overlast zorgen doordat ze veel kinderen hebben: "Het ligt er maar helemaal aan hoe je ze opvoedt. Eentje kan meer lawaai maken dan vier anderen. Mijn dochters mogen geen kabaal maken. Buiten kunnen ze springen, binnen is geen speelplaats. Om acht uur moeten ze naar bed. Als ze niet luisteren of als ze ongehoorzaam zijn, krijgen ze een klap. Wat ik verschrikkelijk vind is hoe de Nederlandse kinderen zich gedragen in het openbaar.


 

Gezags- en gezinsverhoudingen

De vreemdeling die in Nederland komt, zal niet zoveel van onze gezagsrelaties kunnen begrijpen. Aan de ene kant ziet hij een grote vrijheid, die aan de andere kant niet voor hem geldt. Hij moet immers altijd zijn papieren bij zich hebben om zich te kunnen legitimeren.

Wat hem verder opvalt, is dat in Nederland het respekt voor anderen en in het bijzonder voor oudere mensen ver te zoeken is. Dat komt doordat wij een andere cultuur hebben. In de landen waar de vreemdeling vandaan komt, is ouderdom bijvoorbeeld een eer. Oudere mensen worden hoog geacht! In dat soort landen wordt meer gekeken naar wat je bent dan naar wat je kunt.

In het algemeen zijn de gezagsverhoudingen bij de vreemdelingen duidelijk anders dan in onze huidige samenleving. We zouden kunnen zeggen dat de zaken daar veel duidelijker liggen. Er is sprake van een duidelijke gezagssituatie en iedereen houdt zich daar aan.

Eén van de grootste knelpunten blijkt de gezagsverhouding in het gezin te zijn. De man is duidelijk hoofd van het gezin en baas in huis. Hij eist gehoorzaamheid van zijn kinderen. Daarin ligt heel wat conflictstof opgeborgen.

De kinderen komen in aanraking met Nederlandse gezinnen en zien dat het daar heel anders eraan toegaat. Dit kan voor de nodige problemen zorgen. En als dan ook nog de vader zijn baan verliest, raakt hij een stuk gezag kwijt.

Ook de verhouding man/vrouw is anders dan de Nederlandse samenleving voorstaat. Zo is bekend dat de man in principe alle belangrijke beslissingen neemt en dat de vrouw hem daarin volgt, ook al is zij het in haar hart niet met hem eens. De sluier, die veel islamitische vrouwen dragen, is bijvoorbeeld een teken van onderdanigheid aan de man.

Het Nederlandse overheidsbeleid streeft naar emancipatie van de vrouw. Dat beleid staat haaks op de leefwereld van de vreemdelingen in Nederland.

De orde op de Nederlandse scholen is voor hen vaak onbegrijpelijk. Meestal vinden zij, met name de moslims, het een slappe bedoening. Er zou veel strenger en harder moeten worden opgetreden. Dat vinden zij overigens ook van de overheid. Dit alles verhoogt het respect voor de Nederlandse samenleving niet!

 

Wonen

Wonen is voor vreemdelingen lange tijd een heet hangijzer geweest. In het begin was er nauwelijks plaats. De woningnood tierde nog welig. De behoefte aan behoorlijke huisvestiging werd door bijna niemand gevoeld. Te begrijpen, aangezien de meesten hier maar tijdelijk verbleven. Daar kwam echter geleidelijk verandering in. Na verloop van tijd werd het duidelijk dat de gastarbeiders langer zouden blijven. Dat gegeven loste het woningprobleem niet zo maar op.

Allereerst kreeg men te maken met een cultureel probleem: veel vreemdelingen kwamen van het platteland en hier in een moderne stad. De overgang was groot. Een ander probleem vormden de kosten. Er moest zoveel mogelijk gespaard worden. Woonruimte mocht daarom niet te duur zijn.

Voorts bleek het Nederlandse woningbestand veelal niet berekend op de grote gezinnen van de vreemdelingen. Tot slot bleek ook nog dat de gemiddelde Nederlander niet erg gesteld is op de komst van een "vreemde" buurman.

Over het algemeen reageert de Nederlander tamelijk vijandig. De woningen dalen in waarde, waarmee een uittocht van blanken in gang wordt gezet.

Dit alles betekent dat deze groep mensen aangewezen is op bepaalde soorten wijken. Iedereen kent ze wel: oude, min of meer vervallen of verpauperde wijken waar de Nederlanders uit wegtrekken.

Toch moeten we hier ook een kanttekening bij plaatsen. Het is juist dat de vreemdelingen in het algemeen in een achterstandspositie verkeren ten opzichte van de Nederlanders. Maar er is meer te zeggen. De woonomstandigheden zijn in ons land over het algemeen stukken beter dan in het land van herkomst. Te denken valt aan de riolering, de waterleiding, electriciteit en dergelijke. Dat heft het verschil met de Nederlanders niet op, maar relativeert de problematiek wel enigermate.

We kunnen tot slot de vraag stellen: Hoe moet je vreemdelingen opvangen? Met uitzondering van de Indische Nederlanders wonen ze sterk geconcentreerd in de Randstad en daarbinnen weer in de grote steden en daarbinnen in de oudere wijken. Is dat aanvaardbaar of niet?

Het laatste woord is daarover nog lang niet gezegd. Enerzijds heeft iedereen het recht om te gaan wonen waar hij of zij wil. Maar als hierdoor een ghetto ontstaat, zijn de negatieve gevolgen van zo'n concentratie (criminaliteit e.d.) erger dan de positieve (het bekende en vertrouwde). Spreiding kan problemen veroorzaken. De mogelijkheid is aanwezig dat juist in zo'n geval de vreemdeling gediscrimineerd wordt.

Aan de andere kant zijn er ook voordelen verbonden aan spreiding. Het bevordert namelijk de integratie met de Nederlanders. Dit laatste blijkt echter een hoog gegrepen ideaal te zijn.

De overheid heeft in de jaren '50 spreiding toegepast bij de zogenaamde repatrianten. Dit waren zo'n 250.000 à 400.000 mensen die uit Indonesië terugkeerden, onder wie een groot aantal Indische Nederlanders. Omdat het om Nederlandse staatsburgers ging, lag dat minder gevoelig. 5% van alle woningen per gemeente moest beschikbaar gesteld worden voor deze mensen. Men noemde dit de 5%-regeling. Alle andere groepen vreemdelingen zijn zeer ongelijkmatig over Nederland verspreid.

 

Werken 

"De werkloosheid onder de Molukse beroepsbevolking is in ons land 40%, ruim tweeënhalf maal zo hoog als onder de rest van de bevolking", zo vermeldt een dagblad op 4 september 1985. De werkloosheid onder vreemdelingen is het grootst. We moeten ons daarbij afvragen hoe dat komt. Want tien à vijftien jaar geleden was de situatie totaal anders. Vrijwel alle vreemdelingen hadden toen werk, net als de Nederlanders. 

Door de jaren heen is de ekonomie achteruitgegaan. Ook de vreemdelingen zijn daardoor slachtoffer geworden van de werkloosheid. Vervolgens bleken vooral de sectoren waar vreemdelingen werkten de grootste klappen te krijgen. De Nederlanders waren al vertrokken en hun plaatsen werden door vreemdelingen opgevuld. Vooral voor de mijnen is zeer bewust geworven onder de gastarbeiders. 

De werkloosheid nam toe. Nederlanders waren bereid om minder aangenaam werk te doen. En zo werden de vreemdelingen als het ware uit de arbeidsmarkt gedrukt. Al met al kan gesteld worden dat de werkloosheid onder vreemdelingen tot een toenemende vijandigheid leidt. Enerzijds horen we vaak de uitspraak: Vreemdelingen willen niet werken. Anderzijds zeggen zij vaak: De Nederlanders willen wel mijn handen, maar niet mijn gezicht ...

Steeds vaker gaan vreemdelingen ertoe over om eigen bedrijfjes op te richten. In Amsterdam heeft 20% van de vreemdelingen een eigen bedrijfje. Ook dit gegeven roept bij Nederlanders vragen en scheve ogen op. "Zij mogen zomaar beginnen", wordt vaak gehoord. Vreemdelingen krijgen ontheffing voor tal van diploma's, vergunningen en dergelijke. Begrijpelijk dat zoiets in eerste instantie vragen oproept. Maar: wat dan? Als de vreemdeling geen kans meer krijgt op de arbeidsmarkt, dan is het te prijzen dat hij zélf iets op touw zet. Maar als ook dat niet kan of niet mag, houdt alles op. Laten we daarbij niet vergeten: als zo'n vreemdeling langer dan 5 jaar in Nederland is, heeft hij recht hier te blijven.

 

Wat wordt er gedaan?

Is er dan niets positiefs te melden? Die gedachte zou bij je op kunnen komen bij het lezen van de vorige paragrafen. Toch is dat niet juist. Er zijn ook positieve dingen die kunnen worden opgenoemd. Wanneer je de voorgaande bladzijden goed leest, zul je die ook zijn tegengekomen. Toch willen we in deze paragraaf nog enkele zaken onder de aandacht brengen.

Sinds de Tweede Wereldoorlog probeert de Nederlandse overheid een emigratiebeleid te voeren. Nederland is een emigratieland. De reden is dat Nederland dichtbevolkt is. De praktijk leerde echter het tegenovergestelde. Er kwamen meer mensen in Nederland zich vestigen dan er vertrokken. Ook daarin heeft de overheid een bepaald beleid uitgestippeld. Een van de hoofdlijnen van het overheidsbeleid is positieve discriminatie. Dat wil zeggen dat er onderscheid gemaakt wordt ten gunste van de vreemdeling in plaats van ten koste van de vreemdeling. Dat lukt lang niet op alle terreinen. Daarnaast probeert de overheid de achterstand weg te werken door het verstrekken van extra middelen. Te denken valt aan het onderwijs, het opbouwwerk enzovoort. Ook op het terrein van de huisvesting voert de overheid, zowel landelijk als plaatselijk, vaak een aktief beleid. De overheid kan echter geen ijzer met handen breken. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om te zorgen voor grote huizen voor een lage huur.

Positieve dingen worden ook gedaan door particuliere organisaties. Eén ervan is de Stichting Zuid-Oost-Azië (ZOA). Deze organisatie is niet alleen bezig in het gebied zelf maar probeert ook overgekomen vluchtelingen uit Zuid-Oost-Azië hier te laten begeleiden door middel van een zogenaamd adoptiegezin. Zo zijn er meer instellingen te noemen die zich inzetten voor de vreemdelingen in Nederland.

Tot slot mogen we wijzen op de rol van de individuele burger. Ook die kan positief bezig zijn. We denken dan aan de opvang van Vietnamese bootvluchtelingen. Deze mensen werden via gastgezinnen bekend en vertrouwd gemaakt met de Nederlandse samenleving. Een aanpak die redelijk goed heeft gefunktioneerd.

 

Samenvatting

De vreemdelingen zijn naar Nederland gekomen om politieke of ekonomische redenen. Die komst is overwegend op een teleurstelling uitgelopen, zowel voor de vreemdeling als voor de Nederlanders. Het is niet geworden wat men van beide kanten had verwacht. Dat blijkt in hoofdlijn uit de problemen die de vreemdelingen en de Nederlanders ondervinden.

In het voorgaande is het beeld van de "eerste generatie" geschetst.

Inmiddels kennen we een tweede generatie. Daarmee worden de kinderen van de vreemdelingen bedoeld. Zij hebben zich in Nederland gevestigd of zijn in Nederland geboren. Er is zelfs al sprake van een derde generatie: kleinkinderen van de eerste groepen vreemdelingen. Deze kleinkinderen zijn hier geboren. Beide groepen, zowel de tweede als de derde generatie, hebben zo hun eigen problemen. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de tweede generatie.

 

M. Sinke

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1986

Mivo +16 | 52 Pagina's

2. Vreemdelingen in Nederland

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1986

Mivo +16 | 52 Pagina's