1. De aankondiging van Johannes' geboorte
De aankondiging van Johannes' geboorte is te vinden in Lukas 1:5-25
In de dagen van koning Herodes ( 1 .1) wordt de priester Zacharias (1.2) door het lot aangewezen te offeren in het heilige (1.3). Hier verschijnt hem de engel Gabriël die zegt dat zijn gebed om de kinderzegen verhoord is: zijn vrouw Elisabeth zal een zoon krijgen die Johannes moet heten (1.2).
Deze zoon zal voor zijn gehele leven aan de Heere gewijd zijn (1.4) en overeenkomstig de beloften uit het Oude Testament (1.5) het middel zijn tot bekering van velen. Hij zal de voorloper van de Messias zijn en arbeiden in de geest en de kracht van Elía (1.6).
Omdat Zacharias in zijn ongeloof om een teken vraagt, zegt Gabriël hem dat hij tot op de dag van Johannes' geboorte niet meer zal kunnen spreken. Nadat Zacharias zijn dienst heeft beëindigd gaat hij naar huis {1.7). Overeenkomstig de belofte wordt Elisabeth zwanger en verbergt zich vijf maanden.
1.1 De tijd waarin Johannes geboren is
"Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien" (Jes. 9:1, Matth. 4:15). Deze tekst is ook te betrekken op het volk Israël in de tijd dat Johannes de Doper geboren werd. Zowel staatkundig als geestelijk verkeerde het volk in diep verval. Na de opbouw van de tweede tempel zijn er veel stormen over land en volk heengegaan. Eeuwenlang is Palestina een twistappel tussen de omliggende landen.
Achtereenvolgens hebben Babel, Perzië, Syrië, Egypte en opnieuw Syrië de scepter over het joodse volk gevoerd. Langzamerhand innerlijk steeds meer verzwakt, valt Palestina uiteindelijk in 63 voor Christus in handen van de Romeinen.
Nu is het voorgoed met de vrijheid van het joodse volk gedaan. Het land wordt als een romeinse provincie onder Syrië gesteld en blijft dit tot aan de ondergang van de joodse staat in 70 na Christus.
Herodes de Grote (Luk. 1:5, Matth. 2:1-16) wordt als koning door de Romeinen aangesteld. Deze wrede vorst, die o.a. opdracht geeft voor de kindermoord te Bethlehem (Matth. 2:16- 18), wil enerzijds het volk behagen door bijv. een nieuwe tempel te bouwen (Joh. 2:20), maar zet anderzijds met kracht zijn helleniseringspolitiek door d.w.z. de griekse kultuur en beschaving gaan steeds meer het leven doortrekken. Herodes organiseert o.a. spelen ter ere van de keizer en bouwt talrijke tempels in Palestina die aan Caesar zijn gewijd. Al met al betekent dit dat de joodse staat in diep verval raakt.
Het volk wordt in feite geregeerd door vreemde overheersers (vgl. Joh. 19:15b).
Met het staatkundig verval gaat een geestelijk verval gepaard.
Eeuwenlang heeft de profetie gezwegen. Wel worden de woorden van de Heilige Schrift nog bewaard en onderzocht, maar men blijft steken in uitwendigheden. De strenge onderhouding van de wet dient zich aan als de ware godsdienst.
Naast "Mozes en de profeten" is ook langzamerhand een tweede autoriteit opgekomen: "de inzetting der ouden" (Mark. 7:3, Matth. 15:2). Aan deze traditie wordt zelfs meer waarde gehecht dan aan de wet van Mozes zodat de godsdienst nog meer een dienst van gebod op gebod en regel op regel wordt (vgl. Christus' rede tegen de Farizeeën in Matth. 23). Als kinderen van Abraham (Luk. 3:8) denkt men vanzelfsprekend te delen in het toekomende heil.
In dit geestelijk en staatkundig klimaat is geen ruimte voor Jezus Christus, de lijdende Knecht des Heeren, Die Zijn volk zalig maakt van hun zonden (Matth. 1:21). Het volk verwacht in het algemeen een Messias die het vreemde juk zal afwerpen en Israël weer tot een toonaangevende natie in het midden van de volken zal maken (vgl. ook Hand. 1:6).
Ook is er geen plaats voor Zijn wegbereider, die het volk oproept tot bekering van het hart (Matth. 3:2). Meerdere malen komen dan ook zowel Christus als Johannes in botsing met de Farizeeën en Sadduceeën.
1.2 Zacharias en Elisabeth
Zacharias betekent "de HEERE gedenkt" en Elisabeth "God des eeds". Zacharias is een priester en Elisabeth een priesterdochter. Zacharias heeft zich dus gehouden aan de strikte bepalingen van de Joden in die dagen, die voorschreven dat een priester een vrouw moest kiezen uit de priesterdochters.
Zij gingen hiermee verder dan de Heere in Lev. 21:7 en 13-14 bevolen had. Daar staat dat een priester zich ook een vrouw mocht kiezen uit de Levieten of uit een van de andere stammen van Israël.
Sommigen leiden uit Num. 8:25 en 26 af dat Zacharias niet ouder zal geweest zijn dan 50 jaar. Lukas vermeldt in ieder geval dat zij verre op hun dagen gekomen waren, hetgeen aanduidt dat de mogelijkheid om nog kinderen te krijgen menselijker wijze niet meer aanwezig is (vgl. Luk. 1:18). In Israël werd kinderloosheid ervaren als een smaad (Luk. 1:25).
Het niet hebben van kinderen had ook godsdienstige betekenis. Israëlieten zonder nageslacht ervoeren dit alsof zij hierdoor buiten het heil gezet werden dat de Heere in de toekomst voor Israel werken zou en zou uitmonden in de komst van de Messias.
In de Bijbel komen verschillende gevallen van kinderloosheid voor, waar de Heere op een wonderlijke wijze ingrijpt. Denk aan Sara (Gen. 18:10 e.v.), Rebekka (Gen. 25:21), de vrouw van Manoach (Richt. 13:3), Hanna (1 Sam. 1:2) en Elisabeth.
1.3 Priesterdagorden
Zacharias behoort tot de dagorde van Abía, de achtste van de vierentwintig priesterafdelingen die David heeft ingesteld (1 Kron. 24:2-19). Iedere week deed er één dagorde dienst, waarbij de volgorde door het lot werd bepaald. Per dag werden tevens door loting de priesters aangewezen voor bepaalde werkzaamheden. Omdat er zoveel priesters waren - sommige dagorden hadden wel duizend priesters - was bepaald dat iedere priester slechts eenmaal in zijn leven het reukoffer in het heilige mocht brengen. Het ontsteken van het reukoffer was namelijk het hoogtepunt van de priesterlijke bediening. Het is dus Gods bijzondere leiding dat juist nu Zacharias voor de eerste en enige maal in zijn leven met het reukwerk het heilige ingaat.
1.4 Nazireeërschap
Lukas 1:15 duidt op Johannes' afzondering tot nazireeër. Deze naam is afgeleid van een hebreeuws woord dat "afzonderen" betekent. De inzetting van het nazireeërschap wordt vermeld in Num. 6:1-21. Een nazireeër legt een drievoudige gelofte af: allereerst mag hij geen wijn of sterke drank drinken, in de tweede plaats mag er geen scheermes op zijn hoofd komen en ten derde mag hij het lichaam van een dode niet aanraken. Deze gelofte behoeft echter niet voor het gehele leven te gelden (Num. 6:13 e.v.). Hoewel van Johannes alleen maar gezegd wordt dat hij geen wijn of sterke drank zal drinken (Luk. 1:15), bestaat er geen reden om in twijfel te trekken dat Johannes voor zijn hele leven tot het nazireeërschap wordt afgezonderd.
Zijn verdere leven wijst dat ook uit.
Vóór Johannes de Doper waren Simson (Richt. 13:5) en Samuël (1 Sam. 1:11) voor heel hun leven als nazireeër afgezonderd.
Opvallend is dat, evenals Elisabeth, ook de vrouw van Manoach en Hanna lange tijd onvruchtbaar waren voor hun zoon werd geboren.
1.5 Voorzegd in het Oude Testament
In Lukas 1:17 haalt Gabriël de woorden van de profeet Maleáchi aan (Mal. 4:6). Vier eeuwen tevoren had Maleáchi reeds van Johannes' komst geprofeteerd als "de engel, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal..." (Mal. 3:1). Hier wordt gesproken van de voorloper, de heraut die een weg moet banen voor de Koning. Het is een echo op de woorden die ongeveer 700 jaren daarvoor door Jesaja waren uitgesproken: "Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt de weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onze God" (Jes. 40:3).
Alle vier evangelisten wijzen bij Johannes' optreden in het openbaar op de vervulling van deze profetie (Matth. 3:3, Mark. 1:3, Luk. 3:4 en Joh. 1:23).
De heraut gaat voor de koning uit om het volk van diens komst op de hoogte te stellen. Er moet immers een behoorlijke weg worden gebaand waarlangs de koning kan rijden. Ook Johannes de Doper heeft als wegbereider van "de Koning der koningen" een boodschap. Met "bereidt de weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onze God" kan niet anders bedoeld zijn dan dat bekering noodzakelijk is voordat Jezus komt .
Omdat Johannes in de woestijn zal gaan roepen, betekent het dat de Koning daar langs zal komen. Deze profetie wordt letterlijk vervuld omdat Johannes de woestijn van Judéa tot de plaats van zijn optreden zal kiezen. Daarnaast heeft het roepen in de woestijn ongetwijfeld een diepe symbolische betekenis. Evenmin als een woestijn geschikt is om er een weg voor een koning te banen, is Israël bereid voor de komst van de Messias. Dat Maleáchi's voorzeggingen over de voorloper werden vervuld in de persoon van Johannes de Doper, wordt ook bevestigd door Christus Zelf: "Deze is het van dewelke geschreven staat: ...(Matth. 11:10)" en "Hij is Elía die komen zou" (Matth. 11:14, vgl. Matth. 17:10-13, en Mark. 9:11-13).
1.6 Johannes en Elía
Op grond van Maleáchi 4:5 en 6 verwachten de Joden in die dagen dat de profeet Elía voor het aanbreken van de dag des Heeren zou wederkomen (Matth. 17:10 en 11, Mark. 9:11). Zowel Christus (Matth. 16:14, Mark. 8:27 en Luk. 9:19) als Johannes de Doper (Joh. 1:21) worden door sommigen voor deze profeet Elía aangezien.
De Heere Jezus wijst Johannes de Doper duidelijk aan als de aangekondigde profeet Elía (Matth. 11:14, Matth. 17:12 en 13, Mark. 9:13). Dat Johannes zelf op een vraag van de Farizeeën ontkent Elía te zijn, is hiermee niet in strijd (Joh. 1:21). Hij wijst hiermee de gedachte af, dat de joodse verwachting van Elía's komst in hem vervuld zou zijn. De overeenkomst tussen hem en Elía ligt in de geest en de kracht van Elía (Luk. 1:17). Daarom wijst Christus hem aan als Elía die gekomen is.
De overeenkomsten tussen Elía en Johannes vallen dadelijk in het oog. Wat betreft kleding en leefwijze (vgl. 2 Kon. 1:8 en Matth. 3:4), maar ook wat betreft hun boeteprediking gelijken zij sterk op elkaar. Evenmin als Elía terugdeinst voor Achab (1 Kon. 17:1) ontziet Johannes de Doper ook maar één mens. Niet alleen noemt hij de Farizeeën en Sadduceeën adderengebroedsel (Matth. 3:7, Luk. 3:7), maar ook bestraft hij Herodes (Luk. 3:19). Beiden brengen een groot deel van hun leven door in de woestijn. Beiden hebben zij hun dagen van twijfel en moedeloosheid gekend.
Zeker kan worden gezegd dat de geest en de kracht van Elía en Johannes dezelfde zijn.
1.7 Woonplaats
De woonplaats van Zacharias en Elisabeth wordt in Luk. 1:39 aangeduid als "eeri stad van Juda", ook vaak vertaald met "een stad Juda". Sommigen denken dat hiermee het plaatsje Jutta (Joz. 15:55), ten zuiden van Hebron gelegen, wordt bedoeld. De rabbijnse traditie daarentegen wijst Hebron, de priesterstad die gelegen was op het gebergte van Judéa, aan als geboorteplaats van Johannes de Doper. Naar alle waarschijnlijkheid is dit laatste juist.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1983
Mivo +16 | 40 Pagina's