JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

9. Auditief gehandicapten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

9. Auditief gehandicapten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Gehoorstoornis" is een verzamelnaam voor alle belemmeringen die een tekort van het akoestische zintuig (gehoorzintuig) veroorzaken.

Gehoorgestoorden zijn mensen bij wie de gehoorfunktie geheel of gedeeltelijk is uitgevallen.

De ene gehoorstoornis is daarbij de andere niet. Zoals er blinde mensen zijn en mensen met een verminderd gezichtsvermogen, zo moet ook principieel onderscheid gemaakt worden tussen doof en slechthorend.

We noemen doof:

- wie vanaf de geboorte doof is en helemaal niet kan horen;

- wie nog vóór het leren spreken als klein kind doof geworden is;

- wie pas na het bereiken van een zeker niveau in de ontwikkeling van de spreektaal doof is geworden en daarom in het  bezit van de spreektaal is gebleven.

De verschillen zijn duidelijk: bij de ene groep auditief gehandicapte (dove) kinderen moet de spraak in een langdurig onderwijsproces gevormd worden; bij de andere groep moet de reeds verworven spreektaal behouden worden.

Een slechthorende is iemand die verminderd hoort, maar nog over de mogelijkheid beschikt, spraak en andere akoestische indrukken (eventueel met behulp van hoortoestellen) via het gehoor waar te nemen.

 

Oorzaken

De funktionele opbouw van het gehoororgaan kan in drieën verdeeld worden:

- de geluidstoevoer: uitwendig oor, middenoor, binnenoor;

- de omzetting van de geluidsenergie: orgaan van Corti;

- het doorgeven van de prikkel naar de hersenen: gehoororgaan, gehoorzenuw.

In deze drie gebieden kunnen gehoorstoornissen optreden. We spreken dan ook wel van "geleidingsstoornis" (stoornis in het binnenoor) of van een "perceptiestoornis" (stoornis in de geluidswaarneming).

Gehoorstoornissen kunnen verworven en/of overgeërfd zijn.

De faktoren die een gehoorstoornis teweegbrengen kunnen zeer verschillend van aard zijn.

Een verworven gehoorstoornis kan voor de geboorte ontstaan, bijvoorbeeld door een virusziekte tijdens de zwangerschap, het gebruik van verkeerde medicamenten of zwangerschapsvergiftiging. Een gehoorstoornis kan echter ook door komplikaties bij de geboorte ontstaan. Na de geboorte kunnen voedselstoornissen en bepaalde ziekten een gehoorstoornis veroorzaken.

Ongeveer 1430 kinderen ontvangen momenteel dovenonderwijs, terwijl de scholen voor slechthorenden door ongeveer 3000 kinderen worden bezocht. In procenten uitgedrukt betekent dit dat 0,07% tot 0,04% van de kinderen doof is en 0,15% tot 0,13% van de kinderen slechthorend is.

 

Wat wordt er voor doven gedaan?

Het uitvallen van het gehoor verhindert een "natuurlijke" taalontwikkeling zoals het normaal horende kind die eigenlijk onwillekeurig beleeft. Dove kinderen kunnen net als horenden door gesproken taal omringd zijn en er toch niet ingroeien, omdat de poort van de taal, het oor, gesloten is en het venster, het oog, eigenlijk een onvolmaakte toegang is.

Opdat het dove kind echter toch in de taalwereld kan ingroeien, moet reeds zeer vroegtijdig met taalvorming begonnen worden. Dat gebeurt in het algemeen door zeer zorgvuldig opgezet onderwijs. Dit onderwijs werkt toe naar de verwerving van geselekteerde woordinhouden en geselekteerde taalvormen van de nederlandse taal.

Zonder dit taalvormend onderwijs zou de taal van de horende omgeving voor een dove leerling een geheel vreemde taal blijven. Zijn woordenschat (begripsvorming) en de zinsstrukturen moeten woord voor woord opgebouwd en vorm voor vorm ontsloten en gesteund worden.

In een moeizaam leer- en onderwijsproces dat zich over de gehele schoolperiode uitstrekt, en dan zelfs nog niet afgerond is, moet het kind in de sprekende samenleving ingroeien, opdat het kan deelnemen aan de kulturele en maatschappelijke verworvenheden van zijn omgeving.

Zonder dit taalverwervende werk van de scholen voor doven en slechthorenden zou de dove een buitengesloten mens blijven, want op "natuurlijke" wijze zou hij de taal van zijn omgeving niet leren.

Dit onderwijs gebeurt op 34 scholen en instituten voor slechthorende en spraakgebrekkige kinderen en op 5 instituten en scholen voor dove kinderen.

 

Beroepskeuze

Rondom de dertienjarige leeftijd rijzen er vragen ten aanzien van de beroepsmogelijkheden.

Slechts weinig arbeidsbureaus zijn in de gelegenheid of beschikken over voldoende specifieke kennis om ouders van dove kinderen en de doven zelf deskundig te adviseren inzake de beroepskeuze.

De maatschappelijke diensten, die aan instituten voor doven en slechthorenden verbonden zijn, kunnen een belangrijke bijdrage leveren.

Het is zo dat voor doven een aantal beroepen ten gevolge van hun handicap zoal niet uitgesloten, dan toch wel minder geschikt is. Als je globaal de beperkingen wilt aangeven, zou je kunnen wijzen op de volgende beroepen: 

- waar de mondelinge kommunikatie een overheersende rol speelt;

- waar foutloos schriftelijk taalgebruik een vereiste is;

- waar veel technische en organisatorische kommunikatievormen gebruikt worden;

- die speciale gevaren met zich meebrengen omdat bijvoorbeeld akoestische waarschuwingssignalen een rol spelen die niet door visuele kunnen worden vervangen.

Je komt dan in grote lijnen terecht bij beroepen in de technische en handvaardigheidssfeer en die in het verlengde daarvan liggen. In de administratieve sektor zijn er zeker mogelijkheden, mits zelfstandig korrekt taalgebruik niet een absolute vereiste is.

In onze snel veranderende tijd is van veel belang of er gelegenheid is tot het volgen van een voortgezette opleiding en bijscholing. Doven kunnen met sukses deelnemen aan een leerlingenstelsel. Studie door middel van schriftelijke kursussen biedt goede mogelijkheden, al zal begeleiding daarbij vaak nodig zijn.

De dove kan altijd een beroep doen op de maatschappelijke diensten van de instituten.

Andere voorzieningen voor doven zijn o.a. een bejaardenhuis (Ede), gezinsvervangende tehuizen (Den Haag en Groningen). Verder houden verschillende verenigingen of bonden zich bezig met de dove medemens.

 

Algemene wenken in het spreken met doven 

1. Zorg voor een goede verlichting. In de schemer, in een donkere kamer, bij gezellige verlichting met een enkel lampje is het bijna of in het geheel niet mogelijk iets van de lippen af te lezen. Maar ook fel licht is niet bevorderlijk voor het aflezen en het is tevens nog zeer vermoeiend voor de ogen. De ogen van de slechthorende en dove moeten steeds zeer gespannen naar die kleine mondbewegingen kijken.

2. De plaats die de dove inneemt ten opzichte van het licht is eveneens van betekenis. De spreker dient steeds met het gezicht naar de lichtbron toegekeerd te zijn. 

3. Ook de afstand tot de spreker is van belang. Vaak hoor je als meest gunstige afstand noemen ongeveer anderhalve meter. 

4. De horende moet nooit spreken voordat de dove hem aankijkt. Hoe vanzelfsprekend deze wenk ook is, het tegenovergestelde blijkt steeds weer te gebeuren. Waarschijnlijk vindt dat zijn oorzaak in het feit dat een horende wel kan konverseren zonder daarbij zijn gesprekspartner aan te kijken. Voor de dove die de spraak moet afzien, is dat niet mogelijk. Kijkt hij een moment niet naar de sprekende mond, dan ontgaat hem een gedeelte van de spraak, waardoor ook het vervolg van het gesprokene minder duidelijk wordt, ja vaak geheel onbegrijpelijk.

5. Spreek nooit met iets in je mond (pijp, sigaret, sigaar) of al etende (kauwgum, koekje). Er komen dan allerlei mondbewegingen bij die niets met de spraak te maken hebben. De spraakbewegingen krijgen ook iets krampachtigs en wijken van het normale af.

6. Hoewel in mindere mate geldt dat ook voor het spreken terwijl men lacht of glimlacht. Een belangrijk deel van de kenmerkende mondstanden gaat dan verloren of wordt vager.

7. Het verdient aanbeveling steeds met stem te spreken, ook wanneer het iemand betreft die totaal doof is. Spreek je zonder stem (zonder geluid), dan krijgt het gehele gezicht iets krampachtigs en zijn de mondstanden niet geheel natuurlijk meer.

8. Het voorgaande houdt niet in, dat je naar de andere kant moet overdrijven. Heel vaak moet je ervaren dat tegen een dove heel hard wordt geschreeuwd. Veel mensen hebben hier in het geheel geen baat bij. In bepaalde gevallen is het tegengestelde zelfs waar. Daarnaast vermindert ook schreeuwen de duidelijkheid van de mondstanden en ontstaat er een wat abnormale situatie door, omdat de aandacht op de doofheid gevestigd wordt.

9. Het is niet juist om bij het spreken te veel met het hoofd te bewegen, vooral niet als daardoor steeds een gedeelte van de sprekende mond onzichtbaar wordt. Het volkomen stilhouden van het hoofd is evenmin bevorderlijk voor het aflezen. De gulden middenweg is hier het beste.

10. Probeer te praten met een zoveel mogelijk bewegende mond (dus duidelijk artikuleren).

11. Bij binnensmonds praten kan de dove je in het algemeen niet 'verstaan'. Als je dit echt niet kunt veranderen, schrijf dan even op wat je zegt.

12. Gebruik eenvoudige taal en korte zinnen.

13. Geef de dove niet de indruk, dat je medelijden hebt. Zij zijn precies zulke mensen als jij, alleen kunnen zij niet horen. Als je hen echter met geduld tegemoet treedt, is dat veel waard.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1981

Mivo +16 | 83 Pagina's

9. Auditief gehandicapten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1981

Mivo +16 | 83 Pagina's