JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. De geschiedenis van Gideon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. De geschiedenis van Gideon

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.1 Achtergrond

"Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon..., die door het geloof koninkrijken heeft overwonnen, gerechtigheid geoefend, ...uit zwakheid krachten heeft gekregen, in de krijg sterk geworden is, heirlegers der vreemden op de vlucht heeft gebracht". Bovenstaande tekst uit Hebreeën 11 geeft het goede zicht op de geschiedenis van Gideon.  Gideon wordt getekend als een geloofsheld. Door het geloof heeft hij de Midianieten zodanig verslagen dat de bevrijding van hun juk in de gedachtenis van Israël bleef voortleven. (Dat blijkt uit Psalm 83:10,12 en Jesaja 9:3). Dat de zonde ook hem lichtelijk omringde wordt niet verzwegen (Hebr. 12:1; Ri. 8:24-27). 

 

3.2 Overheersing (Ri. 6:1-10) 

Na veertig jaar rust wordt het volk Israël opnieuw ontrouw en vervalt weer met name in de zonde van afgoderij. De Heere gebruikt de Midianieten om het volk te verdrukken (Ri. 6:10).

Deze voeren weliswaar geen strijd tegen de Israëlieten, maar roven het land leeg, vooral tegen de tijd van de oogst. Zij zijn hierbij vergezeld van Amalekieten en Bedoeïnen (Arabische woestijnbewoners) van over de Jordaan. 

Deze verdrukking is zo erg dat de Israëlieten zichzelf moeten verbergen in holen, spelonken en hoge rotsen die tot vestingen worden omgebouwd. Ieder jaar worden de Israëlieten meer uitgemergeld. Nadat dit zeven jaren achtereen heeft geduurd beginnen ze de HEERE om hulp te roepen. Als antwoord op dit geroep zendt de HEERE een profeet. Deze wees het volk op de oorzaak van de ellende: ongehoorzaamheid aan Gods bevel. Daarbij worden ze herinnerd aan twee grote weldaden die God aan Israël heeft bewezen: de verlossing uit de Egyptische slavernij en het verdrijven van de Kanaänieten uit het land. 

Aantekening: Midianieten 

De Midianieten zijn een volk dat aan Israël verwant is door zijn afstamming van Abraham (uit het huwelijk met Ketûra; Gen. 25:2). Met andere zonen van Abraham en Ketûra wordt Midian tijdens het leven van Abraham weggezonden naar de Syrisch-Arabische woestijn. Verscheidene malen lezen we daarna in de Bijbel van de Midianieten. In Genesis 37:28 komen de Midianieten voor als kooplieden die Jozef naar Egypte verkopen.

Mozes vlucht uit Egypte naar Midian (Ex. 2:15) dat zich dan uitstrekt ten zuiden en zuid-oosten van Kanaän). In de tijd dat de Israëlieten in het Oost-Jordaanland komen, zijn de Midianieten ten nauwste verbonden met de Moabieten (Num. 22:4,7). De Heere beveelt aan Mozes de Midianieten te doden (Num. 25:16-18). Numeri 31 verhaalt hoe de Israëlieten bloedig  wraak nemen op de Midianieten. Als het deze  grote nederlaag is toegebracht, is het toch weer een machtig volk geworden: hun komst wordt vergeleken met de komst van de sprinkhanen in menigte (Ri. 6:5; 7:12). Na de geweldige overwinning, door Gideon op de Midianieten behaald, horen we in de Bijbel niet veel meer van hen (Jes. 60:6; Hab. 3:7). 

 

3.3 Roeping van Gideon (Ri. 6:11-24)  

De Engel des Heeren verschijnt (Ri. 6:11 en andere teksten) in Ofra, een stadje bewoond door de Abiëzrieten, welker dorpshoofd Joas was. (De juiste ligging van Ofra is niet bekend, het moet ten noorden van Sichem hebben gelegen). Diens zoon Gideon is koren aan het dorsen in een wijnpersbak, een plaats waar niemand koren zou zoeken. Dit wijst op de grote vrees voor de Midianieten. 

Aantekening

De Engel des Heeren treedt veelvuldig in Richteren op (Ri. 2:1; 5:23; Ri.6:11; 13:3).  Ga eens na wie hiermee bedoeld wordt (zie ook kanttekeningen). 

 

Ondanks deze vrees wordt Gideon aangesproken met "strijdbare held" en wordt hem toegezegd dat de HEERE met hem zal zijn. Gideon laat deze toezegging op heel het volk slaan en werpt tegen dat, als dit het geval zou zijn geweest, dit alles hen niet overkomen was. De Vreemdeling maakt nu nog duidelijker kenbaar dat de God van Israël inderdaad met hem is. Alleen de HEERE immers kan zeggen: Ga heen in deze uw kracht; en hem toezeggen dat hij de Midianieten zal verslaan. Toch blijft hij nog bezwaar maken: wat betreft stam en huis zal een ander geschikter zijn dan hij.

Als Gideon hoort dat hij de Midianieten zal slaan omdat de Vreemdeling met hem zal zijn, wordt hem duidelijker Wie het is Die met hem spreekt. Uit behoefte aan meer zekerheid verzoekt hij op eerbiedige wijze een teken. Vergelijk dit verzoeken om een teken met dat bij Abraham (Gen. 15:8) en Mozes (Ex.4:1-9). Hij vraagt Hem nog niet weg te gaan zodat hij Hem een maaltijd kan bereiden. De Vreemdeling stemt hierin toe. Gideon maakt een maaltijd klaar en legt het brood en vlees op verzoek van de Engel Gods op een rots. Nu volgt het eigenlijke teken: Als de Engel des Heeren de spijze met zijn staf aanraakt doet Hij vuur uit de rots spatten dat het offer verteert; tegelijk verdwijnt Hij uit Gideons gezicht. Gideon beseft nu ten volle Wie er met hem gesproken heeft en hij vreest dat hij zal moeten sterven (Ex.33:20). Terstond wordt de vrees weer weggenomen, omdat de HEERE hem toeroept dat hij niet zal sterven. Uit dankbaarheid hiervoor bouwt Gideon de HEERE een altaar dat hij noemt: de HEERE is vrede. 

 

3.4 Reformatie (Ri. 6:25-32)

In de volgende nacht krijgt Gideon de opdracht zijn werk te beginnen met een hervormingsdaad: het uitroeien van de Baälsdienst en het herstellen van de dienst des Heeren. Het altaar van Baäl moet worden afgebroken. Dit altaar was met Joas' goedvinden te Ofra gebouwd. In de plaats hiervan moet een altaar voor de Heere gebouwd worden. Zo moet Gideon met de daad tonen dat hij alleen de HEERE erkent als Israëls God.

Uitdrukkelijk bepaalt God, dat het hout van de Asjera-paal als brandhout moet dienen. De Baälsdienst mag niet naast de dienst des HEEREN voortbestaan, maar moet worden uitgeroeid. Al is Gideon niet zonder vrees, toch voert hij de opgegeven daad met doortastendheid uit. Om zijn taak ongehinderd te kunnen volbrengen doet hij het 's nachts. Spoedig is niet alleen het feit maar ook de dader bekend. Op de vraag om uitlevering van Gideon kiest Joas beslist partij tegen Baäl en vóór de God van Israël. Hij drijft zelfs de spot met Baäl: "Indien hij een god is, laat hem voor zichzelf strijden". Naar aanleiding hiervan krijgt Gideon de bijnaam Jerubbaäl, d.w.z. "Baäl streed met hem". Deze naam wordt een erenaam voor Gideon met de bijbetekenis: Baälstrijder. 

Aantekening: Baäl 

Het Hebreeuwse woord betekent heer. Gewoonlijk wordt Baäl in het Oude Testament als aanduiding van een godheid gebruikt, van een afgod. Baäl is de eigennaam van de Kanaänitische mannelijke godheid. Hij is in ieder geval een natuurgod geweest. Veelal wordt hij als een zonnegod gedacht, maar komt ook voor als god van regen en donder. Hij heeft ook te maken met de oogst. Baäl is een vruchtbaarheidsgod en als zodanig wordt zijn onmacht aangetoond. Israël wordt gestraft met een mislukte oogst.

Naast Baäl komt ook meermalen de meervoudsvorm Baäls voor. Oud-testamentisch kan dat worden verklaard dat Baäl op verschillende plaatsen op een bijzondere wijze wordt vereerd, waarbij men aan afzonderlijke godheden denkt. Wij kennen bijvoorbeeld Baäl-Berit, Baäl-Peor, Baäl-Zebub.  

Op dezelfde wijze wordt er in enkel- en meervoud gesproken over de Astarte, de vrouwelijke godheid die als godin van de vruchtbaarheid de vrouwelijke natuurkracht vertegenwoordigt. Nauw verwant aan (misschien identiek met) Astarte is de godin Asjera, wier naam wordt gebruikt voor de aanduiding van een heilige paal of boomstam. De Statenvertaling geeft deze naam weer door bos of de bossen (Ri. 3:7; 6:25). In Richteren 6:25 wordt met bos zo'n heilige paal bedoeld, die door Gideon moest worden afgehouwen en waarvan het hout voor het offer moet dienen. 

 

3.5 Voorbereiding tot de strijd (Ri. 6:33~7:18)

Opmerkelijk in de geschiedenis van Gideon is de uitvoerige beschrijving van de manier waarop de Heere hem heeft voorbereid op zijn taak. De Heere rust hem toe door hem Zijn Geest te geven (Ri. 6:34), hem van een leger te voorzien (Ri. 6:35) en zijn geloof te sterken (Ri. 6:36-40). Ter bevestiging van zijn geloof vraagt Gideon om een teken. Hij herinnert God aan Zijn eigen belofte. De Heere doet heel kennelijk wat Gideon verlangd heeft: de bodem is droog en het vlies is druipnat. Hierdoor vrijmoedig gemaakt (vergelijk Abraham, Gen. 18:32) vraagt  Gideon het tegenovergestelde van het eerste teken, wat nog sprekender is. Omdat het wollen vlies van nature vocht opneemt zal dit tweede  teken tegen de natuur ingaan en nog duidelijker Gods macht aantonen. Door ook deze begeerte van Gideon te vervullen wordt zijn geloof versterkt. Zeer spoedig hierna trekken Gideon en zijn mannen de vijanden tegemoet. Deze liggen in de vlakte van Jizreël. Allereerst geeft de Heere Gideon bevel degenen die het aan moed ontbreekt in de gelegenheid te stellen terug te keren (Deut. 20:8). 

Teleurstellend voor Gideon is dat meer dan tweederde hiervan gebruik maakt. Maar ook het aantal van 10.000 dat overblijft is nog te groot. De Heere wil met dit alles tonen dat Hij de verlossing teweeg brengt. Gideon moet zijn mannen laten drinken uit de bron Harod. Degenen die drinken op de manier van een hond worden apart gezet, de anderen (9.700) moeten naar huis gestuurd worden. De Heere belooft Gideon met het aantal van 300 mannen Israël te verlossen. Deze belofte moet voor Gideon voldoende zijn. 

In een stilzwijgende gehoorzaamheid toont Gideon metterdaad zijn geloof (Hebr. 11:32). Om in Gideon geen  enkele twijfel te laten overblijven, laat de HEERE hem in het kamp van de Midianieten een gesprek afluisteren dat hem de stemming in dit kamp zal verraden. Met zijn knecht Pura dringt Gideon behoedzaam door in het Midianitische kamp, dat als een menigte ontelbare sprinkhanen in het dal lag. De droom en de uitlegging daarvan die zij horen, geven aan dat er door Gideons  optreden vrees is in het hart van de Midianieten; een vrees die van tevoren door de Heere Zelf is verwekt. Dit horende knielt Gideon in dankbaarheid neer. Hij keert terug naar zijn eigen kamp, roept zijn mannen bijeen en geeft zijn maatregelen en instrukties die rekening houden met het angstgevoel dat bij de vijand aanwezig is. Zijn mannen moeten op aangeven van Gideon de trompetten blazen, de kruiken breken en de fakkels ontsteken. De strijdkreet is: voor de Heere en voor Gideon. Van een trekken van een zwaard is geen sprake. De Heere Zelf zal voor Israël strijden. 

 

3.6 Strijd tegen de Midianieten (Ri. 7:19-8:21)

De opzet slaagt. Er ontstaat een enorme paniekstemming en het leger slaat op de vlucht. De vijand begint zichzelf te vernietigen. De geweldige macht van de Midianieten is verbroken. Vergelijk Jesaja 9:3. 

De manschappen van Israël en in het bijzonder de Efraïmieten worden ontboden om te helpen. De laatsten doden twee vorsten Oreb en Zeïb. Zij maken Gideon ten onrechte het verwijt dat hij ze niet eerder had opgeroepen. Gideons wijze antwoord, waarin hij zijn eigen aandeel gering voorstelt in vergelijking met dat van Efraïm, ontwapent hen. Met zijn eigen 300 mannen jaagt hij over de Jordaan de vijand achterna. Sukkoth en Pniël weigeren lafhartig hen van eten te voorzien, waarop Gideon hen dreigt met een strenge maar verdiende straf. Hierop overvalt Gideon het overblijfsel van  het leger van Midian dat nog 15.000 mannen telt en neemt Zeba en Zalmuna, twee vorsten, gevangen. Zijn bedreiging aan Sukkoth wordt aan de 77 oudsten voltrokken, de lieden van  Pniël worden gedood. 

Tenslotte komt het einde van Zeba en Zalmuna, die ervan worden beschuldigd Gideons broeders  te hebben omgebracht. Gideon zelf, uiteindelijk als richter en dienstknecht des Heeren aangesteld, doodt deze vijanden van God en zijn volk. 

 

3.7 Gideon koning van Israël (Ri. 8:22-27)

Uit erkentelijkheid jegens Gideon verzoeken de mannen van Israël hem om koning over hen te worden. Hierbij valt niet aan geheel Israël te denken, maar het zullen naar alle waarschijnlijkheid wel alleen de in Richteren 6:35 genoemde stammen zijn. Omdat in dit verzoek een miskenning ligt van het koningschap van de Heere over Zijn volk, weigert Gideon dit beslist: "De HEERE zal over u heersen!"

Gideon wijst het niet af omdat hij van oordeel is dat er geen koning over Israël mag heersen (zie hiervoor de zogenaamde "koningswet" in Deut. 17: 14-20), maar omdat hij niet tot dat ambt geroepen is. Aan zijn afwijzing verbindt  Gideon een verzoek om van een ieder een voorhoofdsiersel te mogen ontvangen (Ex. 32:2). Aan zijn verzoek wordt voldaan en Gideon ontvangt zo'n 26 kg. goud. Hiervan maakt hij een efod, het met schouderbanden bevestigde opperkleed van de hogepriester (Ex.28 en 29) en legt het neer te Ofra. De efod wordt, ook bij de heidense volken, door de priester gedragen als hij de godheid wil raadplegen. Zo voert Gideon een onwettige eredienst in, los van het hogepriesterlijk ambt dat in de tabernakel van Silo wordt uitgeoefend. Zijn daad heeft droevige gevolgen. Niet alleen het volk, maar ook zijn huis wordt er in meegesleept.

 

3.8 Einde van Gideon (Ri. 8:28-35)

Gedurende Gideons verdere leven geniet het land ongeveer veertig jaren rust. Met een herinnering aan zijn hervormingswerk in het breken van de kracht van de Baälsdienst wordt Gideon Jerubbaäl genoemd. Toch is de invloed  van Gideon niet zo groot dat het volk blijvend met de Baälsdienst gebroken heeft. Wellicht in dit verband wordt niet al te positief over het gezinsleven van Gideon geschreven: hij heeft veel vrouwen en er is geen goede verhouding onder zijn zonen (zie Richteren 9 en de geschiedenis van Abimelech). Op hoge ouderdom, hij is waarschijnlijk zo'n 75 à 80 jaar oud, sterft Gideon. 

Na zijn dood vervalt Israël weer tot de Baälsdienst. Het gaat zelfs zover dat zij Baäl gaat vereren onder de naam Baäl Berith: Baäl des verbonds, waardoor het de HEERE als Verbondsgod bespotte. Men vergeet het werk des HEEREN en evenzo het werk van Jerubbaäl of Gideon, de strijdbare held.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. De geschiedenis van Gideon

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

Mivo +16 | 24 Pagina's