1. De richterentijd
1.1 Inleiding
Om het karakter van de richterentijd goed te begrijpen is kennis van de (voor)geschiedenis onmisbaar. Daarom geven we in vogelvlucht een overzicht van de geschiedenis vanaf Jozua. Aan de hand hiervan komen enkele kenmerken naar voren die het karakter van het richterentijdperk duidelijk aangeven.
Volsta in je inleiding niet met het schetsen van een beeld van de richterentijd, maar ga in op enkele kenmerkende overeenkomsten met de tijd waarin wij nu leven. Maak dit vooral duidelijk met konkrete voorbeelden. De les van het boek Richteren, en daarmee van de richterentijd, heeft ons ook nu nog wat te zeggen. Vergeet daarom ook in dit opzicht de toepassing naar onze tijd niet!
1.2 (Voor)geschiedenis
Het tijdperk van de richteren vangt aan na de dood van Jozua (Ri. 2:8-16). Onder zijn leiding wordt Kanaän veroverd. Zeven jaar heeft de verovering geduurd. Niet alle inwoners zijn echter verdreven: dat wordt overgelaten aan de afzonderlijke stammen (Joz. 10+11), onder wie het land wordt verdeeld. Van de verdrijving van alle Kanaänieten komt weinig terecht (Joz. 13:13). Als een terugkerend refrein lezen we in de laatste hoofdstukken van Jozua: maar de kinderen Israëls verdreven de Kanaänieten niet... (Joz. 15:63; 16:10).
Aan het einde van zijn leven gekomen, roept Jozua eerst de oudsten samen en daarna het gehele volk. Hij herinnert ze aan Gcds leiding in de achterliggende tijd. De Heere, hun God, heeft voor hen gestreden. Het volk wordt opgeroepen zich niet te vermengen met de nog overgebleven volken en hun goden niet te dienen (Joz. 23:2,3). Als ze dit wel zullen doen, zal de Heere deze volken niet verdrijven, maar zullen deze Israël tot een strik worden (Joz. 23:13). Jozua stelt ze tenslotte voor de keus (Joz. 24:15): kiest u heden wie gij dienen zult! Het antwoord van het volk is duidelijk. Tot driemaal toe klinkt het: wij zullen de HEERE dienen! (Joz. 24:18,21,24). Het voegt er aan toe: het zij verre van ons dat wij de Heere verlaten zouden om andere goden te dienen. Hierna wordt het verbond, bij de Siriaï gesloten, vernieuwd. Een steen wordt opgericht als gedenkteken dat het volk het verbond zal houden.
Na de dood van Jozua zetten de kinderen Israëls de oorlog tegen de Kanaänieten eerst nog voort (Ri. 1:1). Al spoedig wordt dit anders. Verschillende stammen laten het erbij zitten (Ri. 1 :27-34). De stam van Dan wordt zelfs door de Kanaänieten teruggedrongen (Ri. 2:1). Het volk wordt bij Bochim door een engel des HEEREN bestraft. Opnieuw wordt het aangezegd dat de goden van de omringende volken hun tot een strik zullen zijn (Ri. 2:3). Het volk weende, maar kwam niet tot bekering. Na Jozua en de oudsten stond er een nieuw geslacht op, dat de HEERE niet kende. Zij deden wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baäls (Ri. 3:5-7). De overgebleven heidenen zijn Israël tot een strik geworden. Zij werden door de HEERE gebruikt om Zijn volk op de proef te stellen. Toch blijft de HEERE Zijn volk trouw omdat het Zijn bedoeling is dat het volk tot Hem wederkeert. Uit hun ellende gaat het volk tot God roepen (Ri. 3:9,15). De HEERE hoort het geroep van het volk en verwekt een richter (Ri. 4:3). Onder zijn leiding verlost de HEERE het volk van de onderdrukking van de vijanden. Maar ook naar de richters luisteren de kinderen sraëls niet (Ri. 2:17). Na het sterven van de richter keert het volk zich weer van God af. Ja, zij verderven het zelfs nog meer dan hun vaderen. Het volk blijft weigeren zich te buigen onder het goddelijk gebod (Ri. 2:19). Zo herhaalt de geschiedenis zich telkens weer. Blijvende vrucht heeft noch de kastijding, noch de uitredding. Steeds dieper zakt het volk weg. Maar God blijft Zijn verbond trouw, zodat Hij iedere keer weer hoort op het roepen van de kinderen Israëls uit de benauwdheid. In de richterentijd blinkt Zijn genade steeds helderder tegenover de voortdurende ontrouw van het volk.
1.3 Karakterisering
Aan de hand van het voorgaande kunnen we enkele kenmerken noemen:
- het is een tijd met een gedurig weerkerend schema:
a. afval van de HEERE en dienen van de afgoden
b. de HEERE zendt vijanden die Zijn volk onderdrukken
c. in zijn benauwdheid gaat het volk tot God roepen
d. de HEERE verwekt een richter die de vijanden verjaagt en de vervallen godsdienst herstelt
e. het land heeft enige tijd rust.
- het is een tijd van grote onrust en verwarring geweest, die het beste valt te karakteriseren met de woorden waarmee het boek Richteren besluit: in die dagen was er geen koning in Israël; een iegelijk deed,wat recht was in zijn ogen (Ri. 21:25).
- het is een tijd waarin treffend Gods onwankelbare trouw uitkomt. Hoe dikwijls het volk ook terugvalt in zijn oude zonde, hoe hardnekkig het ook blijft, God laat Zich iedere keer weer opnieuw verbidden om het uit de nood te redden. God spaart Israël omdat Hij als God des Verbonds Zijn volk niet loslaat.
- het is een tijd waarin heel sterk tot uiting komt wat er van een volk terecht komt als het de afgodendienst gaat verkiezen boven het dienen van de ware God. Het boek Richteren is daarmee een krachtige oproep tot het "alleen wonen" van Israël.
Met name dit laatste punt biedt een geschikt aanknopingspunt voor de vraag wat het boek Richteren ons nu nog te zeggen heeft. Het is een protest tegen een vermenging van Israël met de omringende volken. Daarom roept het ons nu op om, staande in deze wereld, toch niet van de wereld te zijn (Joh. 17).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981
Mivo +16 | 24 Pagina's
