JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

10. Opnieuw een illustratie: Maarten 't Hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

10. Opnieuw een illustratie: Maarten 't Hart

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet ten onrechte wordt Maarten 't Hart de meest gelezen auteur van de jaren zeventig genoemd. Daardoor is hij tegelijkertijd één der bekendsten onder hen. Ook onze jonge mensen komen, wanneer ze de doorsnee-boekwinkel binnenstappen, zonder meer met hem in aanraking. Juist omdat veel van hen als het ware wel tegen het oeuvre van Maarten 't Hart móeten opbotsen, is het goed om enige aandacht aan zijn werk te besteden.

Hét grote onderscheid met de moderne literatuur in existentialistische zin is het feit, dat er in het oeuvre van 't Hart menselijke relaties mogelijk zijn. Daarvan moeten we de homosexuele relatie die 't Hart in zijn eerste twee romans als het ware beëxperimenteert, radicaal afwijzen. Ook het huwelijk dat in sommige verhalen en ook in zijn roman De Droomkoningin een grote rol speelt, is nog niet de ideale relatie. Het heeft zijn voor en tegen, en kinderen zijn vooralsnog niet gewenst. Er is echter wel liefde mogelijk in de verhalen en romans van 't Hart, liefde die in andere moderne literatuur volledig leek op te gaan in sexualiteit.

Verrassend is vooral de ontroerende verhouding tussen de moeder en de ik-fïguur in Een vlucht regenwulpen, terwijl hetzelfde gezegd kan worden van de verhouding tussen de ik-figuur en zijn vader in De Aansprekers. Wel komt aan beide relaties een einde door een slopende ziekte, zowel van de moeder in de ene, als van de vader in de andere roman.

Thema's als jeugd, liefde, dieren, dood en eenzaamheid zijn bij 't Hart erg belangrijk. Hierover wil ik in dit verband slechts zijdelings spreken. Waar het me nu om gaat, is het thema, dat met de trits kerk, geloof, God is aan te duiden. Ik zal me hierbij voornamelijk beperken tot Een vlucht regenwulpen en De Aansprekers, terwijl eveneens de oudere verhalenbundels genoemd worden.

In het eerste verhaal van Het vrome volk is er al direkt de ondertoon van ironie, waarmee een klein jongetje zuigend op zijn pepermunt de kerkdienst doorkomt. De tekst van de dominee "Braakt ulieden een braakland" geeft al te denken. Tijdens de dienst wordt een oude man onwel en deze sterft. Aan zijn mond is braaksel te zien. Het jongetje vraagt zich af of de oude man wel genoeg braaksel heeft voor het braakland. Ronduit godslasterlijk wordt 't Hart als hij in de roman Stenen uoor een ransuil de organist Brikke homosexueel gedrag laat uitvoeren met de jeugdige Ammer Stol tijdens de kerkdienst. Als het erotische spelletje zijn hoogtepunt gaat bereiken, waarschuwt het belletje de organist om te spelen. Psalm 42 vers 3 moet gezongen worden: O mijn ziel, wat buigt g' u neder...

Met een grote vloek zet de organist zich aan het orgel.

Een passage als deze heeft me diep geschokt. Men doet werkelijk beter deze roman ongelezen te laten!

Ook de ambtsdragers moeten het in het oeuvre van Maarten 't Hart nogal eens ontgelden, met name de ouderlingen. In Het vrome volk is al een verhaal opgenomen, Ouderlingenbezoek, waarin de vader opzettelijk allerlei onbehoorlijke dingen tegenover de ambtsbroeders naar voren brengt. De auteur geeft op kwalijke wijze een vertekend beeld van de werkelijkheid. Dit type ouderling bestaat niet en heeft nooit bestaan, 't Hart mag zich hier niet beroepen op fictie, want fictie kan een leugen worden. Dat zien we hier heel schrijnend. Geen ouderling zal bidden in bewoordingen als 't Hart zijn figuren toedicht: "Ook zij is een zondares die voor eeuwig buitengesloten zal worden, die voor eeuwig, ja eeuwig verloren zal gaan als zij zich niet bekeert, tegen wie U zult zeggen: ga weg van Mij, gij ontrouwe dienstmaagd, gaat naar de buitenste duisternis waar het vuur niet uitdooft en de worm niet sterft, waar zij zal lijden, onuitsprekelijk zal lijden om haar zonden van welk lijden U haar nu al een voorsmaak doet proeven ..."

Het moet helaas gezegd: deze manier van schrijven kan niet anders voortkomen dan uit haat. Haat tegenover de kerk, maar vooral haat tegenover God.

Wat begint als verzet tegen de kerk, eindigt als verzet tegen God. In de eerste roman Stenen voor een ransuil is reeds sprake van een innerlijk losweken van het geloof. Niet de hoofdfiguur Ammer Stol is hier de spreekbuis voor de auteur, want deze tracht nog steeds een brave gereformeerde jongen te zijn. Maar een vriend, Hugo Windervanck, heeft zijn atheïstische mening wel gevormd: "Ach, God", zei Hugo, "wat doet het er eigenlijk toe? Je moet gewoon niet de vraag stellen of God bestaat, gewoon zonder dat probleem, zoals een boeddhist. Voor mij betekent God niets, een leeg woord is het voor me".

Ammer Stol tobt met de hel en de uitverkiezing. Dat komt in veel van 't Harts werk naar voren. Waar sprake is van God, daar is tevens sprake van zonde en schuld, van straf en oordeel, van wening en knersing der tanden, van eeuwige wraak. Hier hebben we één der ernstigste misvattingen van Maarten 't Hart gesignaleerd. Natuurlijk besef ik, dat de godsdienstige opvoeding in mindere of meerdere mate in dit licht kan komen te staan, maar dan nóg zeg ik: Maarten 't Hart, je hebt leren lézen.

Je hebt het recht niet om de God van de Bijbel te vereenzelvigen met de God van je opvoeding, wanneer die zó geweest is als je in je werk vertelt.

Deze fundamentele misvatting omtrent God komt het meest schrijnend tot uiting in Een vlucht regenwulpen. Vóór deze roman heeft hij als motto zondag 10, vraag 27 van de Heidelbergse Catechismus geplaatst. "Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?" We kennen het antwoord: alle dingen komen ons niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand toe.

Zeker, we behoeven het lijden, ook het raadsel van het lijden niet te verdoezelen, maar we mogen wél zeggen: zo is God niet. Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, zegt de Heere Jezus. In dit licht hebben we ook deze vraag en dit antwoord uit onze Catechismus te bezien. Wat 't Hart in passages als deze doet, is niet alleen een afwijzen van de uitverkiezing en de voorzienigheid, maar in heel zijn oeuvre wordt een fundamenteel "nee" tegen het hart van de bijbelse boodschap gehoord!

En toch ... zijn er naast de passages waarin het geloof radikaal wordt afgezworen, soms ook gedeelten die verraden dat 't Hart nog niet geheel vervreemd is van zijn vroegere leven waarin God wel essentieel was. Ik zeg dit niet om tenslotte toch nog een klein lansje voor deze auteur te gaan breken, ik constateer alleen een feit. Als de ongelovig geworden Ammer Stol in Ik had een wapenbroeder in bijzonder moeilijke omstandigheden is, prevelt hij al die geliefde teksten zacht voor zich heen: "De psalmen, ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal; de profetieën van Jesaja, de brief aan de Hebreeën en natuurlijk de Openbaring aan Johannes over het levende water en de troon van het Lam". 

Na de scène met de ouderlingen, na de woede-uitval tegen "de god van zondag 10" laat de auteur in Een vlucht regenwulpen zijn moeder zonder enig wrang commentaar zingen uit Ps. 43: "Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd". En als hij aan het einde van het boek van een berg naar beneden tuimelt, komt Ps. 121 hem voor de geest.

Een louter esthetisch-religieus element? Ik geloof het niet, al weet ik er eerlijk gezegd niet zo goed raad mee.

Een ding is wel duidelijk: Maarten 't Hart weet dat het ware geloof vrede en rust schenkt en naar die rust, die geborgenheid kan hij hunkeren, al is en blijft het christelijk geloof voor hem een voorgoed achterhaalde zaak.

We hebben gezien dat Maarten 't Hart vaak onthullend en schokkend kan schrijven. Rauw en onbeschaamd kan hij zijn, soms grof vloekend, terwijl hij daarnaast een heel gevoelige toon kan aanslaan waarvan een meeslepende suggestie uitgaat.

Ik hoop dat enkele dingen wat duidelijk geworden zijn. Eén daarvan is deze, dat 't Hart in zijn haat tegenover de (gereformeerde) kerk, in zijn haat ook tegen God eigenlijk nooit boven de karikatuur uitkomt. Dit doet het waarheidsgehalte in zijn boeken geen goed en maakt het effekt goedkoop! We hebben de plicht om niet mee te huilen met de literaire wolven in het bos, maar door dit schrijven uit haat héén te prikken. In 2 Cor. 4:4 wordt gesproken over de god dezer eeuw die de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het beeld Gods is. Laten we uiterst voorzichtig zijn met lektuur als deze, waarin inderdaad sprake is van een ernstige verblinding ten aanzien van de kern van het christelijk geloof: Jezus Christus en Die gekruist!


Opdracht:

In Een Calvinist leest Maarten 't Hart bespreekt Hans Werkman 't Harts werk tot 1980. In een slothoofdstuk zet hij de plus- en minpunten nog eens bij elkaar. Het is verstandig kennis te nemen van dit hoofdstuk. Probeer één en ander in de inleiding te verwerken.

Ga je accoord met alle constateringen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Mivo +16 | 53 Pagina's

10. Opnieuw een illustratie: Maarten 't Hart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Mivo +16 | 53 Pagina's