Toelichting bij de eerste studie
Haggaï 1:1-2:1
Vers 1
Deze profetie is nauwkeurig gedateerd. De zesde maand, gerekend naar het burgerlijk jaar, is de maand Elul.
Zie verder tijdbalk en kalender. 1e Elul 520 = 29 augustus 520. Feest der nieuwe maan: Num. 28:11, Jes. 1:13.
Zerubbabel is geboren in ballingschap, daarop wijst zijn naam: "Zaad van Babel". Hij was de zoon van Sealthiël en de kleinzoon van koning Jojachin. Hij was uit het geslacht van David. Hij was een van de 12 leiders van het volk bij de terugkeer uit de ballingschap. Hij speelde een rol bij de herbouw van het altaar en de grondvesting van de tempel. Voor 520 moet hij stadhouder van Juda geworden zijn.
Ten onrechte wordt hij vereenzelvigd met Sesbazar, die door Kores (Cyrus) als stadhouder van Juda was aangesteld. Misschien was hij z'n opvolger. Ezra 5:14 spreekt over Sesbazar, als over een persoon uit het verleden.
Onder leiding van Zerubbabel wordt de tempelbouw hervat. Op grond van de toezegging uit Zacharia 4 mogen we aannemen, dat hij de voltooiing van de tempel heeft beleefd (516).
Jozua, de zoon van Josadak stamde uit het hogepriesterlijk geslacht (1 Kron. 6:15). Hij was de eerste hogepriester na de ballingschap.
Vers 2
Het volk had veel verontschuldigingen. Slechte ekonomische toestanden, misoogsten, ongunstige politieke omstandigheden.
Vers 3
De inleiding wordt herhaald om het Woord van God en het woord van het volk scherp tegenover elkaar te stellen.
Vers 4
Gewelfde huizen = beschoten huizen, bedekt, huizen met planken betimmeringen. Het zullen niet zulke luxe huizen geweest zijn, maar wel heel wat beter dan b.v. een tent of een lemen hut. Zie ook Neh. 4:14.
Vers 5
Stelt uw hart op uw wegen: bedenkt wat u overkomen is. Zij wisten dit wel maar hadden dit niet juist uitgelegd. Ze hadden er niet de straf Gods in gezien over hun laksheid en ongehoorzaamheid aangaande die dingen des Heeren.
Vers 6
In juni was de korenoogst ten einde. Nu, eind augustus, lag de laatste misoogst nog goed in het geheugen.
Wie loon ontvangt: wie zich voor loon verhuurt.
Een doorboorde buidel: deze houdt geen geld, de arbeider was z'n verdiende loon direkt weer kwijt, misschien had hij schulden die afbetaald moesten worden. Zie verder Pred. 5:11, Spr. 15:17.
Vers 8
Gebergte: Hier wordt blijkbaar het bergland van Judea bedoeld, daar was vroeger meer bos dan nu.
Er moet nog cederhout in voorraad geweest zijn, dat 17 jaar geleden bij de Feniciërs was gekocht. Ezra 3:7.
Ik zal daarin een welgevallen hebben. Calvijn vertaalt: Ik zal daarin genadig zijn.
Ik zal verheerlijkt worden: Dit is de kern van de oproep. Dat de tempel niet gebouwd wordt, komt Gods eer te na.
Vers 9
Ik blaas er in: Het stoof weg. Zie hfdst. 2:17.
Vers 10
Dauw: Er is in Palestina een sterke dauwvorming. In de regenloze maanden kan de dauw niet gemist worden.
Vers 11
Most: ongegist druivensap.
Vers 12
Overblijfsel des volks: dit zijn de teruggekeerden uit ballingschap, en zij die na de verovering van Judea in 586 in het land waren blijven wonen, met hun nakomelingen.
Vreesde: Met dit woord wordt de uitwerking van de prediking sanengevat; het volk ziet in de rampen Gods straf en vreest voor nieuwe rampen, ze worden met ontzag voor God vervuld en zijn bereid Zijn bevel te gehoorzamen.
Vers 13
In de boodschap des Heeren: God gaf opdracht deze boodschap te brengen.
Hoofdstuk 2:1
Hier vordt verteld op welke dag men de tempelbouw hervatte. In de hebreeuwse Bijbel is deze tekst het 15e vers van hoofdstuk 1. Sinds de preek van Haggaï zijn er 23 dagen voorbij. Deze tijd is waarschijnlijk nodig geweest voor de voorbereidende werkzaamheden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1981
Mivo +16 | 36 Pagina's