JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

10. Christelijk dienstbetoon en diakonaat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

10. Christelijk dienstbetoon en diakonaat

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het aantal instellingen en organisaties dat zich de hulpverlening aan hen die in bijzondere omstandigheden verkeren ten doel stelt, is zeker niet gering. De vele huis-aan-huis kollekten en de talrijke schriftelijke verzoeken om een financiële bijdrage vormen er het bewijs van. Er is sprake van een grote aktiviteit op dit terrein en de grote sommen gelds die veelal bijeen gebracht worden, geven bovendien blijk van grote offervaardigheid en milddadigheid. Een schrijven over en een opwekking tot dienstbetoon en diakonaal bezig zijn, lijkt dan ook in eerste instantie wat overbodig.

We storten immers onze bijdrage en laten het graag aan de hulpverleners over de gelden zo goed mogelijk te besteden, waarbij doelmatigheid vooral niet uit het oog moet worden verloren! Je kunt nu eenmaal niet alles zelf doen en op die manier is ook deze taak prachtig gedelegeerd. 

Toch is een nadere bezinning over wat moet worden verstaan onder christelijk dienstbetoon en diakonaat gewenst. Ook in een boek dat gewijd is aan een specifieke vorm van christelijk dienstbetoon, namelijk de vluchtelingenhulp! Immers, ook hier tellen niet de daden, maar geldt het: „De Heere ziet het hart aan".

 

Dienen en dienst 

Voor een recht verstaan van de opdracht tot het christelijk dienstbetoon is het goed om na te gaan wat de Heere ons Zelf hieromtrent in Zijn Woord meedeelt. We willen ons daarbij nu beperken tot het Nieuwe Testament. 

Dienen en dienstbetoon zijn woorden die in het Nieuwe Testament dikwijls afgeleid zijn van het griekse woord diakonia, hetgeen letterlijk dienst betekent. Dit woord diakonia vinden we ook terug in de onder ons bekende woorden: diakenen en diakonaat. Onder diakonaat moet dan meestal de kerkelijke dienst der barmhartigheid worden verstaan en de diakenen zijn dan de ambtsdragers die in het bijzonder met dit dienstwerk belast zijn.

Door velen is terecht opgemerkt dat voor een goed verstaan van het diakonaat onze aandacht bepaald dient te worden bij hetgeen Christus tot Zijn discipelen zegt in Markus 10:45 : „De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen". Christus is de grote Diaken van Zijn gemeente die in het midden van Zijn volk verkeert als Één die dient (Lukas 22:27). Treffend betoonde Hij zich een dienstknecht te willen zijn toen Hij de voeten van Zijn discipelen waste, een voor de Joden wel zeer minderwaardig werk (Johannes 13).

In het bijzonder echter is Hij de dienende Hogepriester, die Zichzelf opofferde en gaf tot een rantsoen, niet voor vrienden, maar voor vijanden. In dit dienen is het wezen van alle diakonaat gegrond. Immers wie in de vruchten van dit dienen, waarin de Goddelijke liefde tot verloren zondaren zo wonderlijk openbaar komt, delen mag voor eigen persoonlijk leven, weet zich ook genoopt tot wederliefde. Dan ontstaat naast de liefde tot de Heere, ook het ware diakonaat, het dienen door de liefde van de naaste. Dan is diakonaat een werk der dankbaarheid, een uit de liefde opkomende en door haar gedreven dienst der barmhartigheid.

Tot deze dienst wekt Christus Zijn gemeente ook op. We noemden reeds het voorbeeld dat Hij Zelf gaf door als een dienstknecht Zijn discipelen de voeten te wassen. Zeer in het bijzonder echter worden we tot de dienst der barmhartigheid aangespoord in de bekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37). Hier vinden we een uitnemend voorbeeld van christelijk dienstbetoon waaruit blijkt hoe de ware liefde niet vraagt, maar juist geeft zonder aanzien des persoons.

 

Diakonaat en gemeente

In het Nieuwe Testament komen we op vele plaatsen het woord diakonia (dienst) en diakonein (dienen) tegen als aanduidingen voor het dienen en het dienstbetoon waartoe de gemeente door Christus en de apostelen wordt opgeroepen.

Ook het ambtelijk werk dat in het midden van de gemeente plaats vinden mag, wordt als dienstbetoon, als een diakonaat, aangemerkt. Zo wordt de prediking als de bediening (diakonia) des Woords aangeduid (Handelingen 6:4) en als de bediening der verzoening (2 Kor. 5:18). De apostel Paulus spreekt op meerdere plaatsen van de bediening die hij verkregen heeft (Rom. 11:13, 2 Kor. 4:1).

In het bijzonder echter - en gaandeweg is dat de specifieke betekenis gaan worden - wordt het woord diakonia gebruikt om de dienst der barmhartigheid, het diakonaat, aan te duiden. Het gaat dan over de hulpverlening aan de armen en behoeftigen. De nieuwtestamentische gemeente wordt door de apostelen ook bijzonder opgeroepen tot deze dienst der barmhartigheid en verschillende voorbeelden worden ons gegeven. In Handelingen 11:27-30 lezen we hoe de christenen in de gemeente Antiochië een inzameling houden ten behoeve van de broederen in Judea. Paulus maakt op verschillende plaatsen melding van de inzameling die in de gemeenten van Macedonië en Achaje gehouden is ten behoeve van de christengemeente in Jeruzalem (Rom. 15:26, 2 Kor. 8:3,4 en 2 Kor. 9:1,12).

De Galaten worden door de apostel bijzonder aangespoord tot milddadigheid: "Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs" (Galaten 6:10).

Uit deze enkele voorbeelden blijkt dat het elkaar dienen door de liefde, ook in de dienst der barmhartigheid, in de eerste christengemeenten zeker de aandacht heeft gehad. Zoals we zagen strekte zich dit diakonaat ook uit tot buiten de grenzen van de eigen gemeente. Men droeg elkanders lasten en vervulde alzo de wet van Christus (Galaten 6:2).

 

Diakonaat en ambt

In Handelingen 2:45 lezen we hoe de leden van de gemeente te Jeruzalem in eerste instantie de verzorging van de armen zelf ter hand genomen hebben. Men verkocht de bezittingen en de opbrengst werd aangewend ten behoeve van de armen. Al spoedig echter is de situatie in die zin veranderd dat de "dienst der barmhartigheid" meer specifiek het werk der apostelen is geworden. Handelingen 4:34 en 35 meldt dat de opbrengst van de verkochte goederen overgedragen werd aan de apostelen die "aan een iegelijk uitdeelden, naar dat elk van node had". Dankzij de zegenrijke uitbreiding van de gemeente worden de apostelen al spoedig echter zo zeer in beslag genomen door de prediking van het Woord, dat de verzorging van de armen in de knel dreigt te geraken (Handelingen 6:1). Het besluit wordt genomen om over te gaan tot de instelling van het diakenambt, waartoe in een vergadering van de gemeente een zevental godvrezende mannen wordt verkozen.

Alhoewel we hier een splitsing zien tussen de dienst des Woords, hetgeen de specifieke taak van de apostelen wordt, en de dienst der barmhartigheid, aan de diakenen opgedragen, mogen we deze scheiding toch niet te absoluut zien. Het optreden van Stefanus en Filippus, die niet alleen als diaken maar ook als evangelist gearbeid hebben, toont ons hoe diakonaat en Woordverkondiging samen kunnen gaan. Nooit zullen we het diakonaat dan ook los mogen maken en geheel mogen scheiden van de verkondiging van het Woord. Juist dit samengaan van Woord en daad bij de kerkelijke en ambtelijke dienst der barmhartigheid doet het christelijk dienstbetoon, het diakonaat, ook in de uitoefening onderscheiden zijn van ander dienstbetoon en andere hulpverlening.

Overigens wijst ook het bevestigingsformulier voor de ouderlingen en diakenen hierop, wanneer ten aanzien van het ambt der diakenen opgemerkt wordt dat bij de uitdeling der gaven: "het zeer goed is, dat zij niet alleen met de uiterlijke gift, maar ook met troostelijke redenen uit het Woord van God, aan de armen en ellendigen hulp bewijzen".

Met nadruk zij hier nog gewezen op het feit dat ook na de instelling van het diakenambt het diakonaal bezig zijn van de gemeente als zodanig zeker niet is komen te vervallen. De diakenen zijn gekozen en geroepen juist om de gemeente daartoe op te roepen en daarin voor te gaan.

Het zou een misvatting zijn te denken dat de gemeente van haar diakonale roeping zou zijn ontslagen. Zij wordt daarentegen opgewekt om "de diakenen met goede middelen tot hulp der armen te voorzien, weldadig en mild te zijn, en gaarne mede te delen". De gemeente mag daarbij ook het gebed voor haar ambtsdragers niet vergeten, opdat zij bij de uitoefening van hun ambt, ook dat van de diakenen, wijsheid van de Heere verkrijgen mogen en ook dit werk der barmhartigheid gezegend mag worden.

 

Werelddiakonaat

Dit boek is gewijd aan de hulpverlening aan vluchtelingen. Deze vorm van diakonaat plaatst ons midden in de problematiek van het werelddiakonaat, het dienstbetoon aan hen die onze hulp behoeven buiten de gemeente en zelfs buiten onze landsgrenzen.

Het christelijk dienstbetoon, zowel dat van de gemeente als van hen die in het bijzonder ook ambtelijk daarmee belast zijn, richt zich allereerst op degenen in de gemeente zelf, die onze bijzondere zorg behoeven. Daarin moet tot uitdrukking komen met welke band der liefde men als leden van dezelfde gemeente aan elkaar verbonden is.

Het diakonaat echter beperkt zich niet tot de eigen gemeente alleen, maar strekt zich waar nodig over haar grenzen uit. We noemden reeds het voorbeeld van de hulpverlening door de gemeenten in Macedonië en Achaje aan de gemeente te Jeruzalem. Evenals de gehele wereld het terrein is voor de Woordverkondiging, denk slechts aan de zendingsopdracht in Matth. 28:19, zo strekt ook het diakonaat zich in principe over de gehele wereld uit. Er is dan ook terecht sprake van werelddiakonaat. Deze vorm van diakonaat heeft de laatste jaren aanzienlijk aan betekenis gewonnen. Dankzij de moderne kommunikatiemiddelen worden we in onze tijd snel en indringend gekonfronteerd met de bijzondere noden die, op welke plaats in de wereld dan ook, worden aangetroffen. De wereld is ook wat dit betreft als het ware kleiner geworden. De in dit boek beschreven problematiek betreffende de vluchtelingen is hiervan een duidelijk voorbeeld. 

Juist door deze betere informering en, niet op de laatste plaats, ook dankzij de veel grotere (technische) mogelijkheden heeft het diakonaal bezig zijn ook in andere delen van de wereld een belangrijke betekenis verkregen. Vele instellingen en organisaties, zowel kerkelijke als niet-kerkelijke, zijn heden ten dage op de een of andere wijze bij het werelddiakonaat betrokken.

Binnen de kring van onze Gereformeerde Gemeenten is het met name het Deputaatschap tot Hulpverlening in Bijzondere Noden dat zich met hulpverlening in het buitenland bezig houdt. De opdracht daartoe werd haar op de Generale Synode van onze gemeenten in 1971 verstrekt. Evenals de diakenen in de gemeenten bij de uitoefening van hun ambtelijke taak, heeft ook dit deputaatschap de opdracht middelen bijeen te brengen en uit te delen aan hen die in bijzondere nood verkeren, waarbij het aksent de laatste jaren meer en meer is komen te liggen op hulpverleningsprojekten in het buitenland. Middels de eigen uitgave "De Noodklok" worden de gemeenten over dit werk geïnformeerd, terwijl ook via diakonale vergaderingen de diakoniën van de gemeenten nauw bij het werk van het deputaatschap worden betrokken. Zonder daarop diep in te willen gaan, zal het een ieder wel duidelijk zijn dat, wanneer het werelddiakonaat een echt diakonaal karakter wil dragen, de vragen en problemen die zich daarbij voordoen waarlijk niet weinige zijn. Om slechts enkele te noemen: hoe moet een keuze worden gemaakt uit de veelheid van noden waarmee we worden gekonfronteerd, komen de aangedragen middelen wel daar terecht waar ze werkelijk nodig zijn, met welke andere organisaties en instellingen kan op een verantwoorde wijze worden samengewerkt enz. enz.

Bovendien zal het werelddiakonaat toch ook altijd onderscheiden dienen te zijn van andere vormen van (humanitaire) hulpverlening als bijvoorbeeld de ontwikkelingshulp. Ook bij het werelddiakonaat zal zoveel mogelijk gestreefd moeten worden naar een samengaan van Woord en daad, een samengaan van Woordverkondiging en dienst der barmhartigheid. Die hulpverleningsprojekten waarbij dit tot de mogelijkheden behoort, verdienen dan ook onze voorkeur. Daarnaast zal ook bij het werelddiakonaat bedacht moeten worden dat de Heere ons oproept goed te doen aan allen, maar "meest aan de huisgenoten des geloofs".

 

Jongeren en diakonaat

Zoals reeds eerder is opgemerkt is diakonaat niet alleen zaak van de daarmee belaste ambtsdragers, maar gaat deze de hele gemeente aan. Dat betekent dat ook de jongeren in de gemeente daarbij betrokken kunnen en moeten worden. Ook de jeugd dient opgeroepen te worden tot dienstbetoon. In de prediking, op de catechisatie en ook op de jeugdvereniging, dient aan de diakonale opdracht van de gemeente aandacht besteed te worden. Met name is het de taak van de diakenen om, ook bij de jeugd, het diakonaat "levendig" te houden.

Een verenigingsavond van de jeugdvereniging waarop één of meer diakenen één en ander vertellen over het diakonaat, zowel dichtbij als veraf, zou daartoe dienstbaar kunnen zijn! Overigens zullen we dienen te waken voor een zodanig jeugdig aktivisme waarbij van een waarlijk christelijk dienstbetoon geen sprake meer is. Ook wanneer onze jeugd wordt betrokken bij het diakonaat, en de mogelijkheden daartoe zijn zeker aanwezig, dient de hulpverlening niet te verschralen tot een, wellicht enthousiaste, humanitaire aktie, maar zal het wezen van het ware diakonaat steeds weer onder de aandacht moeten worden gebracht. Juist hier ligt ook een taak en verantwoordelijkheid voor ambtsdragers en leidinggevenden.

Overigens is het toe te juichen als onze in welvaart opgroeiende jeugd zich voor de hulpverlening aan hen die in bijzondere nood verkeren in wil zetten en reeds vroeg een "diakonale" levenshouding wordt aangeleerd. Laten ouderen dat niet afremmen maar trachten in goede banen te leiden, daarbij er op wijzend dat van werkelijke "diakonia" dan sprake is wanneer die vrucht is van de oprechte liefde tot de Heere en de naaste.

Weten we van de liefde van Christus die kwam, niet om gediend te worden, maar om te dienen? Die vraag is ook bij alle diakonale aktiviteit van het hoogste belang. Opdat we zouden beseffen dat diakonaat meer inhoudt dan geld inzamelen en daar waar het nodig is uitdelen of aanwenden.

 

Dienstknechten

Het diakonaat bepaalt ons bij de vele en vaak ontstellend grote noden die er op de wereld zijn. Nood die vrucht is van de zonde, want immers: "waren er geen zonden, er waren geen wonden". Wie door het ontdekkend licht van de Heilige Geest bij de oorzaak van alle nood bepaald mag worden, zal moeten opmerken dat de Heere onderscheid maakt waar het niet is.

Waarom werden wij nog bewaard voor datgene dat anderen trof? Dan zingen we met de dichter: "Uw goedheid, HEER', is hemelhoog". Maar dan wordt ook de liefde in het hart gevonden tot God en de naaste. Dan wordt diakonaat geen moeten, of alleen een zedelijke plicht, maar een mogen, een vrijwillig en liefdevol dienen. In het besef dat Christus als de grote Diaken hen diende, dient Zijn Gemeente Hem en dienen ze elkaar. Dan wordt de wet van Christus, elkanders lasten te dragen, vervuld uit dankbaarheid. Ben je door genade al zo'n dienstknecht van de Heere geworden? Dan zul je het diakonaat beginnen, en met de dichter zeggen: "Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten".

Zulke dienstknechten heeft de Heere een rijke toekomst voorzegd: "Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk U bereid is van de grondlegging der wereld. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt en gij hebt mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen." (Matth. 25:34-36).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

Mivo +16 | 102 Pagina's

10. Christelijk dienstbetoon en diakonaat

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

Mivo +16 | 102 Pagina's