JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

7. De uitroeiïng van een volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

7. De uitroeiïng van een volk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

"De minst bekende grote categorie vluchtelingen in Indochina zijn de Hmongs uit Laos", schreef Karel van Wolferen in augustus 1979 in N.R.C. In dit artikel schrijft hij over de verschrikkelijke vervolgingen waaraan de Hmongs blootstaan, hoewel de wereld zich er niet over schijnt te bekommeren.

Het laotiaanse regiem is in samenwerking met de Vietnamezen en de Russen een verdelgingscampagne begonnen tegen de Hmongs door middel van gifgassen.

De Hmongs proberen naar Thailand te vluchten. Dit land staat echter voor de bijna onmogelijke opgave deze mensen op te vangen en probeert daarom zoveel mogelijk vluchtelingen buiten de deur te houden. Wat de gevolgen van dit alles zijn, blijkt uit het volgende citaat uit het bovengenoemde artikel in N.R.C.:

"Op 150 kilometer van het thaise plaatsje Nongkhai staken thaise dorpelingen op 28 juli de rivier over om 189 leden van de bergstam Hmongs te helpen uit Laos te vluchten. De thaise politie echter onderschepte hun boten en dwongen de Hmongs achter te blijven op een laotiaans eiland midden in de Mekong. De thaise distriktsbestuurder (die in Nederland heeft gestudeerd) weigerde op instruktie van Bangkok hun verzoek om asiel in te willigen. De Hmongs begonnen daarop vlotten te bouwen, die hen echter op 30 juli door de thaise politie afhandig werden gemaakt. De volgende dag arriveerden ongeveer 20 laotiaanse soldaten, die de vluchtelingen vanuit hun schepen met B 40-raketten en automatische wapens bestookten. De Hmongs, voor de helft kinderen en oude vrouwen, schreeuwden en smeekten om genade terwijl ze werden neergeschoten. De laotiaanse soldaten verzamelden later de doden en gewonden, en verdwenen met de overlevenden over de laotiaanse oever".

 

In "Trouw" schreef Johan ten Hove in augustus 1979 dat bijna 40% van de vluchtende Hmongs onderweg sterft.

In oktober 1980 verscheen in "Het Beste" een artikel van de hand van Jane Hamilton-Merrit dat we hier gedeeltelijk overnemen.

"Het kamp biedt geen opwekkende aanblik. Er druppelt infuus in broodmagere armen. Dokters en verpleegsters reppen zich van de ene planken ligplaats naar de andere, in antwoord op hulpgeroep. Ik ben in Ban Vinai, een vluchtelingenkamp langs de rivier de Mekong, nog net in Noord-Thailand. Het is bevolkt met 35.000 vluchtelingen van de stam Hmong uit de bergen van Laos. Ze lijden aan ernstige ondervoeding, malaria, amoebendysenterie, tuberculose, longontsteking en een menigte parasieten. Voor velen komt er een tragische komplikatie bij: ze zijn door gas aangetast.

Een van hen is een vriend van me. Toch herken ik hem niet, ofschoon ik zeker al twintig keer langs zijn ligplaats ben gekomen. Tenslotte herkent hij mij, door zijn pijn heen, en stuurt een familielid om me bij hem te brengen.

Nhia Yang Vang, ongeveer 40 jaar oud, was vroeger sterk en energiek.

Nu is hij een skelet met ingezonken, wilde ogen. Met zwakke stem vertelt hij me dat hij, na onze ontmoeting in januari, naar Laos was teruggekeerd. Uit bezorgdheid over het lot van verwanten was hij teruggegaan met een groep van negentien man en ze waren drie maanden gebleven. In die tijd, vertelt hij, was zijn groep in gebieden geweest die negenmaal met giftige chemicaliën waren besproeid.

Iedere paar minuten worden zijn woorden onderbroken door een slopende hoest die hem bijna wurgt. Hij spuwt bloedig speeksel in een blik. Een Hmong-verpleegster vertelt mij dat hij pijnen in de borst heeft, moeilijk ademt en niets kan eten.

Nhia vervolgt: "Ze hebben ons eind mei in Nam Khing met de gele chemicaliën geraakt. Het was een wit vliegtuig dat leek op een russische helikopter en het vloog zo laag dat ik de figuren van twee piloten kon zien. Zodra ze het gas uitwierpen, viel ik op de grond en braakte bloed. Mijn ogen brandden. Ik kon niets zien. Ik had 'rode' diarree. Het was een poeder. Toen het mijn huid raakte, werd het kleverig, als een zalf, en als er water op komt, wordt het vloeibaar".

Hij wordt door een nieuwe hoestbui onderbroken. "Weet u, na een regenbui komen de chemicaliën in het water en vergiftigen het. Het is nu regentijd, het zal heel gemakkelijk zijn om ons allemaal te vergiftigen".

 

Net als de Joden

In 1960 waren er minstens 500.000 Hmongs in Laos. Nu zijn er in Laos misschien nog 70.000 in leven, van wie velen ziek zijn of sterven aan ondervoeding. Nog eens 50.000 zijn er in thaise vluchtelingenkampen en zo'n 35.000 hebben een toevlucht gevonden in westerse landen. De Hmong overlevenden in Laos staan nu voor een verschrikkelijke toekomst, want zij zijn het doelwit van een welbewuste, berekende uitroeiingspolitiek.

Die politiek is de tragische nasleep van de hulp die Hmongs gaven aan Amerika's poging om een kommunistische machtsovername in Vietnam en Laos te voorkomen. De Verenigde Staten waren niet bereid hun eigen troepen naar Laos te sturen en kozen een ander soort leger: een guerrilla-strijdmacht, grotendeels gerekruteerd uit de Hmongs, maar ook uit andere laotiaanse stammen, zoals de Yao's, Lahu's en Lao Teung's. De Hmongs, opgeleid door de amerikaanse strijdkrachten en de CIA, vormden de ruggegraat van het verzet tegen de kommunistische strijdkrachten in Laos, die werden gesteund door Noord-Vietnam, China en de Sovjet-Unie. Ze saboteerden oorlogsmateriaal dat langs de Ho-Tsji-Minh-route zuidwaarts werd vervoerd en redden 95 procent van de in Laos neergeschoten amerikaanse piloten. Zij bleken bekwaam in het inlichtingenwerk en vergaarden vitale gegevens over troepen-, tank- en bevoorradingsbewegingen.

Generaal Vang Pao, die bevelhebber was van de Hmong-troepen en nu in de Verenigde Staten woont, vertelde me dat zijn strijdkrachten voor miljoenen dollars aan uitrusting, medicijnen en voedsel vernietigden die tussen 1962 en 1975 langs de Ho-Tsji-Minh-route op weg waren naar Zuid-Vietnam. "Om dat te doen gaven 12.000 van mijn mensen hun leven".

Toen de Amerikanen wegtrokken uit Vietnam en Laos bleven de Hmongs - en de offers die ze hadden gebracht - vrijwel onbekend. Maar de Vietnamezen en de Pathet Lao vergaten hen niet. Li Chai, die nu in Denver (Colorado) woont en daar een van de leiders is van de Hmong-vluchtelingengroep, vertelt waarom: "De kommunisten weten dat wij de handen, armen, voeten en monden van de Amerikanen waren. Daarom vinden ze dat ze alle Hmongs moeten doden: soldaten, boeren, kinderen. Wij lijden en sterven net als de Joden gedurende de Tweede Wereldoorlog, maar ons kent de wereld niet".

 

In holen

Generaal Vang Pao vertelt: "De kommunisten begonnen met het vergassen van het Hmong-volk in augustus 1975, in Mung Om en Nam Fen, ten zuiden van Phu Bia, waar 17.000 mannen, vrouwen en kinderen werden gedood. Ik hoorde van een Pathet Lao-deserteur dat het gas van 1975 tot 1978 alleen in het gebied Phu Bia 50.000 Hmongs had gedood. In die jaren stierven er ongeveer 45.000 van honger en ziekte of werden neergeschoten bij pogingen om naar Thailand te ontsnappen".

Op het ogenblik vertellen Hmong-vluchtelingen in stamkampen in Noord-Thailand van verhongering, verkrachting, tot het verminken van kinderen wier vaders voor de Verenigde Staten werkten, van massamoorden. Maar wat hen het meest verbijstert zijn de gifsoorten die ze "regen", "gas" of "rook" noemen, want ze kunnen zich niet verbergen voor de chemicaliën die hen, hun water, dieren, planten en velden vergiftigen.

Overlevenden spreken van verschillende soorten "regen". Geel en rood zijn zeer ernstig, en een voltreffer betekent een zekere dood. Groene en blauwgroene regens zijn niet direkt even dodelijk. Een kleine hoeveelheid opium kan slachtoffers doen overleven, maar ze lijden aan brakingen, bloeddiarree, koorts, neusbloedingen en duizeligheid. Onlangs is nog een andere chemische stof, een lichtgeel poeder door viermotorige vliegtuigen of door helikopters uitgeworpen.

Een Hmong-boer, die er veel ouder uitziet dan zijn 40 jaar, zegt: "Ze vallen al twee jaar mijn streek in Laos aan. De vliegtuigen overdekken ons met rook en de mensen en dieren sterven. We kunnen geen rijst verbouwen of vee houden. We moeten ons in holen verbergen".

"In 1978 en 1979 hadden ze tweehonderd keer vergif op ons gegooid. De eerste keer stierven vijf mensen onmiddellijk. Rode rook golft over de streek en iedereen wordt ziek. Het ruikt als brandende rubber. Ik slikte wat opium, maar gleed op de grond en kon me niet bewegen. Na ongeveer een uur kon ik opstaan, maar ik kon niet eten of drinken. Ik werd heel mager. Nog twaalf mensen in mijn dorp zijn gestorven".

 

Kroniek van gruwelen

De verhalen zijn ontelbaar. In het vluchtelingenkamp Ban Vinai in Thailand zit een man voor me, met "bewijzen" van de voortgaande gasaanvallen in Laos. Deze vroegere Hmong-luitenant was op 6 juni de Mekong overgestoken naar Thailand. In een miniatuurdagboek dat hij op wonderbaarlijke wijze op zijn vlucht had weten mee te nemen, heeft hij vastgelegd wat er met hem gebeurde nadat de Amerikanen zich in april 1975 uit Laos hadden teruggetrokken.

"De eerste gasaanval was in oktober 1975. De kommunisten konden ons dorp niet door middel van gevechten innemen, maar ze kwamen terug met vliegtuigen. Een ervan vervoerde rood gas, een ander geel. Zij die dichtbij waren toen de gifraketten ontploften, vielen bewusteloos, bloedend uit mond en neus, neer. Velen stierven. Kort daarop vloeide er geel water uit hun lichaam".

"Ze vielen ons drie dagen met gas aan. 75 mensen stierven onmiddellijk. Nog eens honderd stierven binnen korte tijd. Ik had geluk, want ik was toen niet in het dorp".

"Drie jaar lang werden we voortdurend zo aangevallen. We moesten als dieren in het oerwoud leven. Sinds begin 1980 zijn de mensen zo hongerig dat ze aan de chemicaliën blootgestelde bladeren eten. In mijn streek zijn 715 mensen gestorven. Ik groef in de grond naar wortels en water, maar velen waren te zwak om dit te doen. We hadden geen kledingstof om ons lichaam tegen muskieten te bedekken, zodat we allemaal malaria hebben. We hebben geen medicijnen; dus we zijn allemaal ziek".

 

Injektie in de arm

Tijdens een bezoek aan Thailand in januari vertelde mijn vriend Nhia Vang, die juist uit een Vietnamees gevangenkamp in Laos was ontsnapt, mij een verhaal, niet alleen over genocide, maar over nog een andere gruwel: onder medisch toezicht uitgevoerde experimenten met chemische middelen op gevangen mannen, vrouwen en kinderen.

"In november 1978 maakte een Vietnamese strijdmacht van 3500 man zich meester van ongeveer 1200 mannen, vrouwen en kinderen van de Hmongs - waaronder de mijne - in het oerwoud, waar de rode en gele rook ons had gedwongen te leven. We werden naar een kamp gebracht, Tong Mien genaamd, dat tweeduizend Hmong-gevangenen bevatte. We kregen alleen maar iedere vijftien dagen een kleine portie rijst, en velen van mijn volk werden neergeschoten bij pogingen om voor voedsel het oerwoud te bereiken.

Toen, op 25 maart, vlogen twee MIG-straalvliegtuigen laag over ons gevangenenkamp en besproeiden ons met witte regen. Honderd mensen stierven meteen. De overigen van ons hadden twintig dagen diarree, toen koorts, en we konden niet lopen of onze armen opheffen. Er stierven nog veel meer mensen.

In mei gaven vier Pathet Lao-hospitaalsoldaten injekties in de arm aan dertig Hmongs, ook aan mij. Het had de kleur van water. Ik werd onmiddellijk duizelig en kon niet ademen. Bloed spoot uit mijn neus en ik viel bewusteloos op de grond. Een familielid blies urenlang opiumrook over me heen en eindelijk hield het bloeden op. Na twaalf uur kon ik weer zien en de volgende dag kon ik lopen.

De volgende dag kwamen er vier nieuwe hospitaalsoldaten. Deze keer hadden ze injekties en pillen voor veertig gegaste slachtoffers. Sommige soldaten gaven onze mensen injekties en groene en witte pillen. Twaalf uur lang gebeurde er niets; toen hadden ze moeilijkheden met zien, konden niet spreken en raakten bewusteloos. Vijftien mensen stierven; de rest was lange tijd ziek. De hospitaalsoldaten schreven rapporten over de mensen die medicijnen hadden gekregen".

 

In het kamp Ban Vinai wordt Vang Che, een 18-jarige jongen die door gas is aangetast, op een brancard het ziekenhuis binnengedragen. Zijn borst zwoegt door de heftige krampen en hij hijgt naar adem. Zijn gezicht is bezweet en ik zie een traan blinken. De eerste traan die ik ooit bij een Hmong-soldaat heb gezien. Ik buig me voorover om met hem te praten.

"Ik vind het zo erg dat mijn land sterft", zegt hij zacht, met een stem vol pijn. "Doet u alstublieft iets".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

Mivo +16 | 102 Pagina's

7. De uitroeiïng van een volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

Mivo +16 | 102 Pagina's