JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De verborgen Bron

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verborgen Bron

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

James Fraser - zendeling in China

James Fraser was een bekende zendeling in China. Zijn leven wordt beschreven in 'Als het regent in de bergen', uitg. Overzeese Zendingsgemeenschap. Het is naverteld door Marianne van Pelt - van der Wilt.

'Zullen we nog eens het lied zingen dat al drieduizend jaar geleden gezongen werd?' Een jonge man achter een oud orgeltje kijkt de omstanders aan. Ze knikken instemmend. Even later klinkt het uit alle monden Psalm 23. 'Hij leidt mij zachtjes aan zeer stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel.'
Wie is deze wonderlijke jongeman, die zo sjofel gekleed gaat dat sommige mensen hem voor een koelie houden? Zijn naam is James Fraser. Hij werkt al enkele jaren in China. Het is nog maar een paar jaar geleden dat hij peinzend in de bibliotheek zat, gebogen boven een traktaatje dat hij van een vriend had gekregen. 'Dit moetje eens lezen!' had Bob gezegd. Nog een keer leest hij het kleine foldertje. Hij kan er niet onderuit. 'En je studie dan?' fluistert een klein stemmetje in zijn hart. 'Maar je kunt God toch ook gewoon in Engeland dienen? Jij hebt zoveel kansen?'
'Wie zegt dat je ooit beroemd zult worden met je pianospel, wanneer je je gaat begraven in de rimboe, ver hier vandaan?'
'Je moeder is alleen. Het is jouw taak om voor haar te zorgen. Denk eens wie je hier allemaal achterlaat?' Het is allemaal waar. James studeert voor werktuigbouwkundig ingenieur. Hij onderscheidt zich nu al van zijn medestudenten door zijn kennis en ijver. Hij studeert al jaren niet onverdienstelijk muziek. En toch... hij kan het niet laten dit kleine papiertje nog eens te lezen. Hij kan het niet in de prullenbak gooien en gewoon doorgaan met zijn studie en muziek. Het mag niet. 'God heeft een beter plan. Een groter vooruitzicht!' En wat staat er nu nog meer? Heel even ziet James het voor zich, hoe zal het zijn als God terugkomt! Wat zou hij kunnen zeggen? Niets! Zijn besluit staat vast. James is niet iemand die van halve maatregelen houdt. Nu hij zijn besluit heeft genomen, is er maar een ding dat telt: een leven in dienst van God. Van zijn piano zal hij afscheid moeten nemen. Een glanzende carrière na zijn studie kan hij wel vergeten. Maar toch weegt dit alles niet op tegen het leven dat hem te wachten staat.
Na zijn studie meldt James zich aan bij de China Inland Mission. Dat is een zendingsgenootschap dat niet erg in aanzien staat. Meer dan duizend medewerkers worden door dit genootschap onderhouden. Toch vragen zij nooit om geld. 'God meent wat hij zegt', is het devies. Als God roept, zal hij ook voor de rest zorgen. Wie denkt dat James met open armen wordt ontvangen, heeft het mis. 'Als jij zendeling moest worden, zou je wel gezond zijn,' wordt James verteld. 'God zendt alleen mensen met een goede gezondheid.' Pas de derde keer, als James van een oorontsteking is genezen, wordt hij aangenomen! Hij volgt een trainingsjaar aan het hoofdkwartier van China Inland Mission. Aldus toegerust vertrekt James Fraser, omstreeks 1906 op 22-jarige leeftijd naar China.
James komt terecht in het bergachtige gebied van zuidwest China. Meestal zal hij er te paard of te voet door reizen, vergezeld door een koelie. Een koelie is een soort hulpje, dat door James betaald wordt voor het dragen van zijn bagage. De plaats waar James gaat wonen, heet Tengyeugh. Hij neemt een kamer in een herberg. Het grote werk gaat beginnen! Beginnen? Hoe wil je ooit Chinezen iets over de Bijbel vertellen als je de taal niet spreekt? Dus ziet James zich gesteld voor de grote taak om Chinees te leren! Hij doet dat op zijn kamer in de herberg. Hij praat met de mensen in de herberg. Soms kijkt hij verlangend naar de mensen op straat. Kon hij ze maar iets van het evangelie vertellen. Kon hij ze maar vertellen dat er meer is dan dit dagelijkse leven. Hij schrijft lange brieven naar Engeland. Als hij niet studeert, zoekt hij een plekje op in de heuvels om alleen te zijn met God. Hij beseft, dat zijn werk met veel gebed gepaard moet gaan, ook nu hij 'alleen nog maar' Chinees leert, en nog niet preekt. Hij moet wachten, en nu zijn werk goed doen. God dienen ligt niet alleen ver in de toekomst, maar heel dichtbij!
Als hij niet bidt of studeert, gaat hij de stad in om met de mensen te praten. Op de markt ontmoet hij voor het eerst de Lisu, onder wie hij later zal gaan werken. Het zijn bergbewoners, die van heel weinig leven. Ze zijn naar de markt gekomen om dingen te kopen en verkopen. James deelt er wat boekjes uit. Het is een drukte van belang. Wie maar geïnteresseerd is, krijgt een boekje. Tussen alle mensen staat een klein jongetje met donkere ogen. Verlangend kijkt hij naar de boekjes, die die vreemde man uitdeelt. Hij zal er wel geen krijgen, hij is te klein. Maar vader, die houdt zo van lezen... Zal hij er een vragen? Kijk wat er nu gebeurt! Er loopt iemand in het gedrang tegen James aan. Alle boeken van James rollen op straat. Vlug rent het kleine ventje erheen. Hebbes, dit boekje is voor zijn vader. Het boekje is een Markusevangelie.
Het leven in China is niet ongevaarlijk. Er breekt in Tengyeugh, waar James logeert, een revolutie uit. Buitenlanders worden opeens heel argwanend bekeken. Het is niet langer veilig in Tenyeugh. James vertrekt naar Bhamo, waar het zendelingenechtpaar Selkirks woont. James leeft in grote zorgen. Door alle ongeregeldheden is zijn geld niet aangekomen. Nog een paar dagen, dan zal hij zijn koelie moeten uitbetalen. Nog even, en hij heeft zelfs geen geld meer om eten te komen. Misschien weten de Selkirks een oplossing. Maar wat een teleurstelling! Als hij in Bhamo aankomt, zijn de Selkirks vertrokken. James mag eten van het voedsel dat zij in huis hebben achtergelaten. Helaas, erg veel is het niet. Zal men het geld naar zijn nieuwe adres weten te sturen? Zou het op tijd zijn? James weet echter dat hij ook in zulke aardse zaken op God aan kan! Hij bidt elke dag of God het geld op de goede bestemming wil brengen. Het geld komt geen dag te laat aan! Op de dag dat hij zijn koelie moet betalen, arriveert het kleine pakje. Het had een reis moeten maken van 24 kilometer door allerlei revolutionaire ongeregeldheden... Niet lang daarna kan James terugkeren naar Tengyeugh. Nog steeds studeert hij Chinees. Elke dag gaat hij nu de straat op om de mensen over God te vertellen. Na verloop van tijd komen er vier mensen tot bekering. Een wonder, maar zoveel minder dan James verlangt... Kwamen er maar meer mensen tot bekering! In de bergen leven nog zoveel Lisu. Wat voelt James zich aan deze mensen verbonden! Dan vraagt de zendingsorganisatie aan James om eens een rapport te schrijven over de Lisu. Hoeveel Lisu leven er in de bergen? Hoeveel stammen? Hoeveel gezinnen? Dat is een taak die James wel aanstaat. Samen met Oude Vijf -een man die als enige in zijn familie tot bekering is gekomen- gaat hij lopend(!) de bergen in. Het is een lange reis. Hij moet vaak over onbegaanbaar pad. Soms slaapt hij in de open lucht. Zijn voedsel is het eten dat hij mee heeft genomen en het eten dat hij soms in dorpen krijgt. Meestal eet hij rijst en eieren. Maar het komt ook voor dat hij bergratten en wezels vangt en opeet. In elk dorp waar hij komt, vertelt hij de mensen over God. Maar wat beseft hij hoe deze mensen in de duisternis leven. De Lisu geloven in geesten en demonen. In elk huis is een afgodenplank, waarop het gezin voedsel neerzet voor de voorouders. Onderschat de macht niet van deze afgodendienst! Geslachtenlang geloven de Lisu in de macht van de voorouders. Wie tot bekering komt, krijgt het moeilijk! Je hoort niet meer bij de mensen in je dorp, je staat alleen. Je bent enige in je gezin. De duivel houdt deze mensen gevangen! Als er iemand is, die zich bekeert, kan het gebeuren dat hij kort daarna ernstig ziek wordt. 'Zie je wel,' zeggen de Lisu, 'dat komt omdat je christen bent geworden.' Het is dus heel gevaarlijk om je te bekeren! En toch, hoe onmogelijk het ook lijkt, James voelt dat hij juist deze mensen het evangelie moet brengen! Hij beseft ook heel sterk, dat hij maar de enige zendeling in dit gebied is. Niemand is er om hem bij te staan in dit grote werk. Er zijn wel meer zendelingen in China, maar die wonen ver bij hem vandaan. James schrijft zijn moeder in Engeland om een groep mensen op te zoeken, die elke week op een bepaald tijdstip voor hem bidt. Hij kan het niet alleen!
Na verloop van tijd gaat James wonen in een plaatsje dat Kleine Rivier heet. Stel je van zijn huis maar niets voor! Het is een schuurtje van bamboe met een strodak. Een gammel geval dat eigenlijk op instorten staat. Het dak lekt. Oude Vijf heeft hem wat blad gegeven om het dak te maken. Zijn tapijt is gemaakt van aangestampte aarde. Maar James is er heel tevreden mee. Hij heeft zijn Griekse Nieuwe Testament en wat boeken om in te lezen. Rijst en groente krijgt hij van de bewoners van het dorpje. Zijn badkamer is 'zevenhonderd meter lager gelegen in de kolkende stroom van de rivier,' zoals hij aan zijn moeder schrijft. Hoewel hij de mensen veel over de Bijbel vertelt, komen er maar heel weinig tot geloof. Hij wordt moedeloos, zeker als Oude Vijf ook nog ziek wordt. Hij bidt God al zo lang om de bekering van de Lisu. Dat kan toch geen verkeerd gebed zijn? James moet leren, dat hij niet bidt, zoals het hoort! Hij bidt met de gedachte, dat zijn gebed nog wel eens verhoord zal worden, maar de Heere maakt hem duidelijk dat zijn gebed al verhoord is! James vraagt of de Heere enkele honderden gezinnen wil bekeren. Lisu die tot geloof komen, moeten een duidelijke keus maken. Zij moeten de afgoden uit hun huis verbranden. Dat kan alleen als de vader en moeder van een gezin de keus maken, om met de afgoden te breken. Op James' gebed worden niet opeens honderden Lisu bekeerd. Het lijkt alleen maar slechter te gaan. Is de macht van de duivel groter dan de macht van God? Tijdens een zwaardladderfeest beklimmen mensen zelfs een hoge ladder waar zwaarden op gebonden zijn, met blote voeten! Dit gebeurt om de goden gunstig te stemmen. James wacht op vrucht op zijn werk, maar het wachten duurt zo lang... Het leven wordt er ook niet aangenamer op. In de winter is de wind bitterkoud. In de lente regent het aanhoudend. Het vuile huis kan hem soms mateloos irriteren. Zijn beddengoed zit vol ongedierte. Maandenlang heeft hij alleen maar rijst gegeten. Wat zou hij graag iets zoets eten of boter, of kaas. Zijn lichaam heeft erg te lijden gehad van al zijn reizen; het doet hem overal pijn. Toch is de Heere is James niet vergeten. Hij bemoedigt James op een heel bijzondere manier! Wanneer hij op de markt in Tsantsah is, staat er net een toneelgezelschap hun spullen uit pakken. James bedenkt zich niet en pakt zijn accordeon. Door zingen en spelen weet hij de aandacht van de mensen te krijgen. Al gauw staan er een heleboel mensen om hem heen. Ongeveer honderd mensen luisteren aandachtig naar wat James tegen hen te zeggen heeft. Voordat hij stopt met praten vraagt James: 'Is er iemand die nog meer wil weten over Jezus Christus, de Redder der wereld?' Zou er iemand zijn? Een man komt onmiddellijk naar voren. Hij wil wel iets weten, nee, hij wil alles weten. Moh-tah is zijn naam. Hij heeft een kleine banketwinkel. James gaat met hem mee. Achter in dat kleine winkeltje komt de grote schat van Moh-tah te voorschijn. Het is een beduimeld boekje. De eigenaar hiervan moet het wel erg vaak gelezen hebben! Dat boekje kent James! Jaren geleden heeft hij die eens uitgedeeld op de markt. Moh legt uit dat zijn zoontje het eens meegebracht heeft. Nog nooit heeft gestolen goed zo goed gedijd! 'Ik heb het verhaal al zo vaak gelezen', zegt Moh. 'Wil jij mij meer over Jezus vertellen?'
Zo praten James en Moh tot het ochtend wordt. De volgende dag blijft de winkel van Moh dicht. Hij heeft belangrijker dingen te doen! James praat met Moh een week lang. James verwondert zich wel over het afgodsbeeld dat Moh in huis heeft. Als Moh echt in God gelooft, moet dat de deur uit. Moh is echter bang voor zijn familie wanneer hij dit wegdoet. Samen knielen James en Moh neer en vragen aan God wat ze moeten doen. Moh vraagt God om kracht om met de afgoden te breken. Na het gebed staat hij op en verbrandt alles wat er staat.
Moh wordt een goede vriend van James. Hij bemoedigt James als hij somber is. James preekt nu al zes jaar onder de Lisu. Het wachten duurt hem lang. Samen bidden ze God om wijsheid. Was het Gods bedoeling dat James onder de Lisu het evangelie ging brengen? Wat moet James nu doen? Dan besluit James om nog een keer een rondreis te maken langs de Lisudorpen. Hij is bereid om naar andere streken te gaan, wanneer Gods tijd nog niet was gekomen om de Lisu te bekeren. 
Samen met twee Lisu uit Tsantsah trekt hij de bergen in. Het is geen reis waarop hij veel zou doen. Hij zal de mensen niet meer overtuigen. 'Hij geloofde dat er eens een dag zou komen, dat de Lisu zich in grote aantallen tot God zouden bekeren. Maar nu zou hij het geduld hebben van de landbouwer. Na de inspanning van het ploegen, zaaien en water geven moest hij nu wachten op de oogst.' James reist door onherbergzaam gebied, van dorp naar dorp. In een dorp waar hij al vaker geweest is, brengt hij de nacht door. Als hij 's ochtends gereed staat weer verder te trekken, komt een van zijn Lisu metgezellen hem haastig roepen. 'We moeten hier nog even blijven,' zegt hij. 'Er is een gezin dat christen wil worden.' James zet zijn bagage op de grond. Hij zal wel even mee gaan. Geduldig legt hij alles nog eens uit. Daar komt de vader van het gezin al aanlopen. In zijn armen draagt hij de voorwerpen waarmee de afgoden gediend worden. Uit zichzelf verbrandt hij alles. James besluit om nog een poosje te blijven. Deze jonge christenen hebben meer onderwijs nodig. Geduldig neemt hij stukjes uit de Schrift met hen door. En terwijl hij daarmee bezig is, komt een ander gezin naar hem toe. 'We willen ook christen worden,' zeggen ze. Uiteindelijk komen zeven gezinnen tot geloof. De demonenaltaren worden afgebroken. Ze willen nu niet langer de voorouders dienen, maar de levende God. James hoeft er niets voor te doen. Zijn gebed is verhoord. In elk dorp waar hij komt, zijn mensen, die hun afgoden verbranden en de Heere willen dienen. James hoeft niemand te overtuigen. Hij hoeft zijn best niet te doen. Het is God, Die mensen bekeert. James mag stil zijn en de redding zien, die er is voor mensen die in God geloven.
Het zou te ver voeren om alles uit het leven van James Fraser te beschrijven. Dat heeft zijn dochter, Eileen Crossman, gedaan in een boekje over het leven van haar vader. In het totaal kwamen er 151 gezinnen tot bekering. Er kwamen mensen tot bekering, zonder dat James er iets aan hoefde te doen. De lange donkere maanden van beproeving waren niet een fout van God, ze waren Gods volmaakte plan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Mivo +12 | 32 Pagina's

De verborgen Bron

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Mivo +12 | 32 Pagina's