JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Onesimus, een slaaf die terug moest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onesimus, een slaaf die terug moest

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brief van Paulus aan Filemon

Opschrift en groet (vers 1 - 3)

Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en... In dit particuliere briefje noemt Paulus zich niet zoals in zijn andere brieven apostel, maar een gevangene van Christus Jezus. Dit is een merkwaardige uitdrukking, want hij is volgens Handelingen 28: 16 een gevangene van de Romeinen. Over de haat en laster waaraan hij zijn gevangenschap te danken heeft, lezen we in Handelingen 21-23, terwijl de karakterloosheid en politieke corruptie van zijn rechters voor zichzelf spreken in Handelingen 24 en 25: 10 en 11. Waarom noemt Paulus zich dan een gevangene van Christus Jezus? Het antwoord is onder andere te vinden in Romeinen 14: 7 en 8 en Galaten 6: 17. Eén van de kerkvaders vond het heel verstandig van Paulus zich te richten tot Filemon als "de gevangene van Christus". Het appèl dat hij op Filemon doet, krijgt daardoor meer klem. Zou men niet luisteren naar een gevangen vriend?
Paulus schrijft graag mede namens anderen. Hier mede namens Timotheüs. Dan volgt de naam van de geadresseerde Filemon, dat geliefde of beminde betekent. Vandaar zijn woordspeling in hetgeen volgt: de geliefde. Deze man woont in Kolosse (Kolossensen 4: 9), waar door Epafras (Kolossensen 4: 12) enkele huisgemeenten zijn gesticht. "Onze medearbeider" duidt erop dat Filemon in deze huisgemeente de leiding had.
Verder worden nog genoemd in de aanhef van zijn brief Appia, waarschijnlijk de vrouw van Filemon en (hun zoon?) Archippus, van wie we ook in Kolossensen 4: 17 lezen. Paulus wenst de zijnen genade (charis) en vrede (sjaloom): een prachtige combinatie van de heidense groet (chaire = verheug u, het goede) en de Hebreeuwse groet (sjaloom = vrede). Genade en vrede vloeien voort uit de verzoening met God door Christus.

Dankzegging en gebed (vers 4-7)

De apostel Paulus is steeds voorbidder voor de gemeenten geweest (Filemon 1: 3 en 4; Kolossensen 1: 3 en 4). De zaak waarvoor hij God dankt (vers 5) is dezelfde als waarvoor hij bidt (vers 6), namelijk het geloof in Christus, dat werkzaam is door de liefde "jegens al de heiligen" (=gelovigen, kinderen Gods). Geloof en liefde zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden in het leven der genade. Het is voor Paulus de graadmeter die de stand van het geloofsleven van Filemon aangeeft: "Alzo ik hoor uw liefde en geloof" (vers 5). De volgorde van deze twee woorden doet vreemd aan in verband met hetgeen volgt: liefde - aan de Heere Jezus; geloof - jegens al de heiligen. Gewoonlijk gebruikt Paulus een andere volgorde (1 Thessalonicensen 3: 16; 1 Timotheüs 1: 14; 2 Timotheüs 1: 13). In de orde des heils gaat het geloof voorop (Galaten 5: 6). Paulus gebruikt echter in vers 5 een stijlfiguur, chiasme of kruisstelling, die in de Griekse literatuur veel voorkomt. Elk van beide woorden liefde en geloof worden in de volgende zin nader aangeduid door een toevoeging: "aan de Heere Jezus en al de heiligen", maar dan in omgekeerde volgorde. Het is in vers 7 niet duidelijk welke bijzondere liefdedaad Filemon aan de heiligen of gelovigen van Kolosse bewezen heeft. Wel is duidelijk dat zijn bewijs van liefde de teerste zielesnaren geraakt heeft. Paulus spreekt namelijk van "de ingewanden der heiligen" die door Filemon verkwikt zijn. Dit is een oudtestamentische spreekwijze (Psalm 22: 15; Jesaja 63: 15).

Verzoek voor Onesimus (vers 8-12)

Daarom...

Na bovenstaande inleiding komt Paulus tot het eigenlijke onderwerp van zijn brief: de weggelopen slaaf Onesimus. In het licht van vers 7 valt het Paulus gemakkelijker met zijn verzoek te komen. Daarop wijst het woordje "daarom". Heel fijntjes laat Paulus doorschemeren dat hij Filemon ook zou kunnen bevelen (Kanttekening bij vers 8 en vergelijk 1 Korinthe 9: 1).
Paulus spreekt in deze brief liever als broeder onder de broeders en laat zijn verzoek beheerst worden door de liefde (vers 9). Deze liefde kan slaan op vers 7, de liefde van Filemon, die Paulus de vrijmoedigheid geeft, dat zijn verzoek zeker zal ingewilligd worden. Het kan ook een aanwijzing zijn van de liefde van Paulus voor Filemon, die tegenover zijn autoriteit als apostel geplaatst wordt (vers 8). Terwille van de liefde geeft Paulus de voorkeur aan een verzoek. Met het vervolg in vers 9 doet hij opnieuw een poging Filemon in het hart te treffen. Hij noemt zich een "oud man" echter niet om medelijden op te wekken, want de "ouden" (mannen boven de 50 jaar) waren de aanzienlijken, die geëerd werden. Het kan ook "gezant" betekenen en ziet dan op zijn lange en bewogen loopbaan als apostel van Jezus Christus. Tevens herinnert hij voor de tweede maal aan zijn gevangenschap.
Dan komt Paulus eindelijk met zijn verzoek, om zijn geestelijke zoon Onesimus, de weggelopen slaaf, weer in genade aan te nemen. Paulus gebruikt tere bewoordingen om de innige band tussen hem en de slaaf aan te geven: "mijn zoon die ik in mijn banden geteeld heb" (vers 10). Tijdens zijn gevangenschap heeft deze weggelopen slaaf, die in de grote wereldstad ronddoolde, in zijn radeloosheid zijn toevlucht tot hem genomen. Paulus heeft Onesimus het Woord Gods voorgehouden en dat is hem tot een eeuwige zegen geworden (Romeinen 10: 17). Daarom is er zo'n innige band, namelijk de band des geloofs tussen Paulus en deze slaaf gegroeid (vers 10). Paulus gebruikt voor het "krijgen" van bekeerlingen vaak het beeld van het vader- of moederschap (1 Korinthe 4: 15; Galaten 4: 19).
In vers 11 houdt de apostel door middel van een prachtige dubbele woordspeling een nieuw pleidooi voor Onesimus. Liefde maakt vindingrijk! Onesimus, een gewone Griekse naam, betekent nuttig of bruikbaar. Filemon weet over die bruikbaarheid mee te praten! Voor het woord "nuttig" in vers 11 staat in het Grieks "chrestos", dat doet denken aan "Christus". Er staat dus eigenlijk: Broeder Bruikbaar, die vroeger onbruikbaar (of a-chrestos = tegen Christus) was, is nu zeer bruikbaar (of chrestos = voor of van Christus).
In vers 12 doet Paulus een laatste poging om Filemons toorn te stillen: Neem hem, een weggelopen slaaf en dief, dat is "mijn ingewand", dat wil zeggen die ik hartelijk liefheb, weer aan.

4. Veranderde verhoudingen (vers 13-20)

In vers 13 beveelt Paulus Onesimus nog eens extra aan bij zijn meester door te wijzen op de goede diensten die Onesimus hem in zijn gevangenschap bewezen heeft. Daarom zou de apostel hem graag bij zich houden. Maar Paulus heeft dat niet willen doen zonder de goedkeuring van Filemon (vers 14) omdat hij het recht van de eigenaar van de slaaf ten volle erkent. Duidelijk komt hier naar voren dat Paulus de bestaande slavernij erkent en eerbiedigt, maar anderzijds aantast in de wortel! Niet een revolutionaire maar een vrijwillige afschaffing van de slavernij. Paulus verwacht stellig iets van de doorwerking van het Evangelie in het leven van Filemon, namelijk iets van de nieuwe gehoorzaamheid des geloofs ten opzichte van zijn slaaf. Daarop wijst het woord "uw goeddadigheid" met andere woorden het goede dat ik van u verwacht. Het woordje "want" wijst erop dat Paulus een goede reden heeft voor zijn verwachting. De vlucht van Onesimus is in Gods voorzienigheid een middel geweest tot zijn bekering. Welk gevolg dat had ook voor Filemon zegt vers 11.
De zaak gaat echter nog dieper: Filemon ontvangt zijn wettig eigendom nu anders terug: voor eeuwig - niet als slaaf, maar als een geliefde broeder (vers 15 en 16). Broeder zowel in het vlees (in de verhouding heer-slaaf) als naar de geest (in de verhouding van de gemeenschap der heiligen, een broeder in de Heere). De conclusie uit het voorgaande ligt nu voor de hand: Filemon, wanneer gij mij dus als vriend en broeder beschouwt, neem dan Onesimus gelijk als mij aan. Paulus schaamt zich niet zich op voet van gelijkheid te stellen met een weggelopen slaaf! Is er echter nog iets dat de inwilliging van Paulus' verzoek in de weg staat, dan moet Filemon dat maar op rekening van Paulus schrijven. Onesimus heeft misschien geld van zijn meester gestolen of hem op andere wijze materiële schade berokkend: Ik, Paulus, onderteken de schuldbekentenis (vers 18 en 19). Natuurlijk, zo herinnert Paulus Filemon eraan, wil dat niet zeggen dat gij mij niet veel meer schuldig zijt dan Onesimus u: naast God dankt Filemon zijn bekering aan Paulus, Filemon staat dus bij Paulus in de schuld! Wat Paulus nu schuldig is voor Onesimus wil hij afboeken op Filemons eigen schuldrekening bij Paulus. Op deze wijze herinnert hij met diepe ernst Filemon er aan hoe hijzelf Gods genade om niet ontvangen heeft. Moet dit hem niet bewegen zijn slaaf, die nu zijn broeder in Christus geworden is, alle schuld kwijt te schelden? Paulus besluit zijn verzoek met een fijne woordspeling op de naam Onesimus. Hij gebruikt het Griekse werkwoord onimèni = voordeel hebben van of genieten (vers 20 en kanttekening), dat duidelijk zinspeelt op Onesimus (voordelig, nuttig, bruikbaar). De betekenis van deze woordspeling die in het Nederlands niet kan worden weergegeven, is: Wees gij nu eens een echte Onesimus voor mij in de Heere; laat de gemeenschap in Christus mijn ingewand, mijn hart verkwikken.

5. Persoonlijke bijzonderheden en afscheid

Paulus verwacht niet anders dan dat Filemon doen zal wat hij hem vraagt, ja zelfs meer dan dat (vers 21b). Hoewel hij zijn apostolisch gezag niet uitdrukkelijk laat gelden, laat hij deze verpakt in termen van vriendelijkheid en vertrouwen toch fijntjes doorschemeren, want hij rekent op gehoorzaamheid (vers 21a). Paulus blijkt goede moed te hebben spoedig uit de gevangenis te komen en wil dan graag bij Filemon logeren. Dat hij deze vrijlating niet zuiver menselijk ziet, bewijst het vervolg van vers 22.
Tot slot brengt hij nog verschillende groeten over van zijn medewerkers die hem in zijn gevangenschap niet alleen gelaten hebben (ook Kolossensen 4: 10-18).
De brief eindigt met een zegenbede, waarmee hij ook begint (vers 2 en 3; Galaten 6: 18; Filippensen 4: 23). Het is de bedoeling dat Filemon deze brief in de samenkomst van de gemeente te zijnen huize voorleest. Daarop wijst het meervoud "ulieden" (vers 3 en 22). Er zijn echter nog meer brieven voor te lezen, want Tychicus, die op de derde zendingsreis van Paulus met hem meereisde van Korinthe naar Efeze (Handelingen 20: 4) brengt de brieven van Paulus uit de gevangenis te Rome over aan de gemeenten van Efeze en Kolosse (Efeze 6: 21, 22 en Kolossensen 4: 7, 8). Onesimus, die het briefje voor Filemon bij zich heeft, reist met Tacticus mee (Kolossensen 4: 9).

Filemon

Dit korte, persoonlijke briefje is geadresseerd aan Filemon, een christen uit Kolosse (Kolossensen 4: 9 en 17). Hier zijn enkele huisgemeenten gesticht (Filemon : 3 en Kolossensen 1: 7 en 4: 15), maar niet door Paulus. We lezen nergens dat Paulus in Kolosse is geweest en toch kent hij Filemon en is hij geestelijk nauw aan hem verbonden (Filemon : 4 en 19b met kanttekening). Kolosse lag niet ver van Efeze, zodat ze elkaar waarschijnlijk tijdens Paulus' verblijf daar op zijn derde zendingsreis hebben leren kennen. Filemon moet een rijk man geweest zijn. De handelstermen die Paulus gebruikt in vers 18 en 19, wijzen er misschien op dat Filemon koopman van beroep is geweest. Zijn christelijke levenswandel is ook bij Paulus bekend (Filemon : 5 en 7).

Aanleiding

De brief aan Filemon is door Paulus geschreven naar aanleiding van een alledaagse gebeurtenis: een weggelopen slaaf. Deze slaaf, Onesimus, is er waarschijnlijk met geld van zijn meester vandoor gegaan (vers 18) en naar Rome gevlucht. Daar is hij in aanraking gekomen met Paulus van wie hij ongetwijfeld wel gehoord zal hebben in het huis van Filemon. Paulus is door Gods genade het middel tot bekering van Onesimus. Paulus stuurt hem weer terug tot zijn meester met dit aanbevelingsbriefje, waarin hij Filemon vraagt om zijn slaaf Onesimus, die nu ook zijn broeder in Christus geworden is, weer in gunst aan te nemen (vers 12, 15 en 16),

Tijd en plaats

De brief aan Filemon behoort samen met de brieven aan Efeze, de Kolossensen en de Filippensen tot de zogenaamde gevangenschapsbrieven, die naar men aanneemt, door Paulus geschreven en verzonden zijn tijdens zijn gevangenschap in Rome. Anderen menen dat als plaats van zijn gevangenschap ook Caesarea (Handelingen 24: 27) of Efeze in aanmerking komen, omdat bijvoorbeeld Efeze dichterbij Filippi ligt dan Rome (Filippensen 2: 24). Ook het verzoek van Paulus aan Filemon wijst hierop (Filemon : 22). De grote wereldstad Rome komt voor een weggelopen slaaf meer in aanmerking, omdat heel wat slaven hier ondergedoken waren (zie Sizoo: De antieke wereld en het Nieuwe Testament; blz. 109, 110). In dit geval moet het briefje tegen het einde van Paulus' gevangenschap zijn geschreven.

Betekenis

In tegenstelling tot alle andere brieven van Paulus komen in deze brief geen theologische onderwerpen of kerkelijke zaken aan de orde. Het is zuiver een persoonlijk briefje. Daarom is in de oude christelijke kerk de vraag aan de orde geweest of een briefje van zo geringe betekenis wel tot de canonieke brieven gerekend moest worden. Toch heeft de brief aan Filemon door de inspiratie van de Heilige Geest wel degelijk betekenis. Het briefje werpt een blik in een christelijk gezin en licht tevens de houding van de kerk toe ten aanzien van de sociale vraagstukken, in dit geval de slavernij. Paulus schaft de slavernij niet ogenblikkelijk af, maar zendt de weggelopen slaaf zelfs terug naar zijn meester. Het evangelie werkt niet revolutionair, als dynamiet, maar als zuurdeeg, dat de gehele samenleving doorzuurt en tracht alle verhoudingen te reformeren naar Gods heilige wil (Mattheüs 13: 33). Door genade verenigt de band van geloof en liefde wat door de zonde gescheiden werd zonder de maatschappelijke verhoudingen geweld aan te doen.

Brieven in de tijd van Paulus

In de dagen van de apostel Paulus moet er al een drukke briefwisseling bestaan hebben, ook onder de gewone bevolking. De vele papyrusbrieven, die in Egypte op mestvaalten gevonden zijn, getuigen hiervan. De Romeinse staatspost zorgde uitstekend voor de bestelling van de vele keizerlijke staatsstukken en particuliere brieven van de ambtenaren. Er waren overal in het rijk "Postitae stationes" (gevestigde standplaatsen) met wagens, paarden en lopers of "postbodes". Het woord post komt van het hier genoemde Latijnse woord. Tevens waren er postschepen, maar minder welgestelden moesten voor hun eigen post zorgen. Ze verzonden hun brief "per vriendelijke gelegenheid", met andere woorden: ze gaven deze mee aan mensen die naar de plaats van de geadresseerde reisden. Zie bijvoorbeeld Kolossensen 4: 7. Een brief uit die tijd had ook een bepaalde vorm en stijl en zag er als volgt uit: Eerst een prescript of voorschrift (=aanhef), waarin de naam van de schrijver (Handelingen 15: 23; 23: 26), het adres en de groet aan de geadresseerde vermeld werden (Filemon : 3; 3 Johannes : 2), daarna volgden de zakelijke mededelingen en tenslotte een korte groet (Handelingen 15: 29; 23: 30). In die tijd werden de brieven ook vaak gedicteerd. Paulus heeft ook van een secretaris gebruik gemaakt (Romeinen 16: 22; 1 Korinthe 16: 21). Als de brief voor een goede vriend bestemd was, voegde de afzender er zelf nog een paar woorden aan toe. Paulus deed dit ook (Kolossensen 4: 18). De eigenhandige ondertekening was tevens een bewijs van echtheid van een brief (2 Thessalonisensen 3: 17). Waarschijnlijk is Filippensen 4: 21 - 23 ook eigenhandig door Paulus geschreven. Dit is in elk geval wel zeker van Galaten 6: 11-18. Ook het briefje aan Filemon zal wel door Paulus zelf geschreven zijn (zie vers 19).

Literatuur

Ds. J.W. Kersten: Het verlorene gevonden. Uitg. De Banier B.V., Utrecht
Ds. K. de Gier: De brief aan Filemon. Uitg. Den Hertog B.V., Houten
Ds. W.Chr. Hovius: Een gouden kleinood van Paulus. Uitg. Stichting Prot. Per. Pers, Uithoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Mivo +12 | 24 Pagina's

Onesimus, een slaaf die terug moest

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Mivo +12 | 24 Pagina's