JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De bezetene van Gadara

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bezetene van Gadara

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het landschap ten oosten van het Meer van Galilea is een woest landschap. Bergen en rotsen strekken zich ver uit. Het is een verlaten gebied. Het is er woest en als je goed kijkt, zie je in de rotswanden openingen. Sommige zijn afgedekt, andere zijn open. De mensen die hier in de omgeving wonen, weten wel wat dat voor openingen zijn. Het zijn begraafplaatsen. En ze komen niet graag bij die plaatsen waar ze hun doden begraven. ledereen loopt er maar liever met een grote boog omheen. Waarom? Zijn ze bang voor dingen die aan de dood doen denken? Dat staat niet in de Bijbel. Toch zijn er, ook nu nog, mensen die inderdaad liever niet aan de dag van hun dood denken.
Maar hier, in deze streek, is er iets anders dat de mensen angst aanjaagt. Of, nog beter gezegd, er is iemand anders die de inwoners angst aanjaagt. Er woont een bezetene in deze graven. Deze man maakt de streek onveilig. Zó onveilig "... dat niemand door die weg kon voorbij gaan." Deze bezetene is sterk, hij is niet te vertrouwen en hij valt de mensen aan. Wat voor man is dat dan? Waarom doet hij al deze dingen? Er staat van hem dat hij een onreine geest heeft, die hem helemaal in bezit neemt. Ja, hij is door de duivelen bezeten. En deze boze geest geeft hem bovenmenselijke kracht. Niemand is sterker dan hij, niemand is sterker dan deze boze geest.
De mensen hebben geprobeerd hem gevangen te nemen. Ze zijn met elkaar naar de graven gegaan. "Zo kan het niet langer doorgaan", hebben ze gezegd. "Er moet een einde aan komen." En ze zijn op weg gegaan, met elkaar. Boeien hebben ze bij zich, en ketenen. Daarmee zullen ze hem binden. Dan zullen ze hem veilig opbergen, ergens ver weg, waar niemand last van hem heeft. Het lukt hen inderdaad om de bezeten man te boeien. "Ha", denken ze, "zo gaat het goed!" Maar dan schrikken ze geweldig! Want met één beweging verbreekt de bezetene zijn boeien. En de mannen vluchten. Wie kan hier tegenop? Toch proberen ze het nog verschillende keren. Maar elke keer weer moeten ze vluchten als de bezetene zijn boeien en ketenen verbreekt. Tenslotte geven ze de moed op. "Niet te temmen", zeggen ze tegen elkaar. Na die tijd proberen ze niet meer om de man gevangen te nemen. En zo wordt dit gebied een eenzaam gebied. Niemand durft gebruik te maken van de weg. Want als je de bezetene tegenkomt! ledereen is bang voor hem.
En toch... toch is deze man eigenlijk maar een arme, een zielige man. Kijk hem nu eens. Bijna geen kleren aan zijn lijf. Regelmatig brult hij het uit. Roepend en schreeuwend gaat hij rond door dit gebied. Hij is al van ver te horen. Af en toe raapt hij een grote steen op en beukt er mee op zijn eigen lichaam. Hij doet zichzelf pijn. Dag en nacht zwerft hij over de bergen en in de graven rond. De boze geest in deze man gaat tekeer zoals alleen de duivel zelf maar tekeer kan gaan. En het is inderdaad de satan die dit alles doet. Het is niet de man zélf die roept, die schreeuwt en die zijn boeien verbreekt. Het is niet de man zélf die zijn lichaam met stenen kapot slaat. Nee, dat laat die boze geest, dat laat de duivel hem zichzelf aandoen. Zie je wat een verschrikkelijke macht de satan heeft? Als hij je eenmaal in zijn macht heeft, laat hij je niet gemakkelijk meer los! Ook deze man is niet meer te redden. Hij zal tot het bittere einde toe in de macht van satan moeten blijven. Niemand kan hem de baas. Niemand is sterker dan satan. Niemand van de mensen uit de omgeving kan deze man bedwingen. Niemand durft meer dichtbij hem te komen.
Niemand....? Daar gaat tóch weer Iemand! Er zijn alleen twaalf mannen die Hem, op een afstand, volgen. Hij heeft één wapen bij zich: Zijn Goddelijke almacht. In Zijn hart voelt Hij geen angst, maar medelijden. Daar gaat Hij, Jezus Christus, de Zoon van God. Wat doet de bezetene als Hij Jezus ziet komen? Stormt hij op Hem af, net zoals hij dat bij alle andere mensen doet? Zal hij Jezus wegjagen of Hem pijn doen? De bezetene komt inderdaad naar Jezus toe! Maar, als hij dichterbij gekomen is, valt hij op zijn knieën voor Jezus neer. Hij aanbidt Gods Zoon. Hij vereert Hem. En hoor...! Hij roept. Nee, niet het verwarde geroep en geschreeuw zoals de mensen uit de omgeving dat weleens hoorden van hem. Dit keer is het goed verstaanbaar wat hij roept: "Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten?" Hij kent Jezus! Hij noemt Hem bij Zijn naam! Ja, zou de duivel Jezus niet kennen? Want het is de satan die hier de bezetene laat spreken. O, de satan heeft Jezus zien aankomen en hij weet het: niemand kan hem verslaan dan God alleen. Hij weet het: als Jézus hem iets gebiedt, zal hij móeten gehoorzamen! En daar klinkt de gebiedende stem van Jezus al: "Gij onreine geest, ga uit van de mens!" Maar satan wil zijn prooi niet loslaten. Hij doet nog een wanhopige poging en roept het uit: "Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt!" Hoor je het? De satan weet dat Jezus hem de eeuwige pijn in kan sturen. Hij weet dat hij het al verloren hééft! En hier smeekt hij Jezus om uitstel van zijn eeuwige straf. Geeft Jezus hem dat? Weer klinkt de stem van Jezus: "Welke is uw naam?" Wij zouden zeggen: "Hoe heet u?" En de satan móet antwoorden. "Legio", zegt hij, "want wij zijn met velen." Er waren veel duivelen in deze arme man. Wat een vreselijke pijn moet hij geleden hebben! Maar nu is de redding nabij! De duivel zal Jezus móeten gehoorzamen. Maar hij geeft het zó gemakkelijk niet op. "Hij bad Jezus zeer, dat Hij hen buiten het land niet wegzond." Alles wil hij proberen om maar niet in die buitenste duisternis geworpen te worden. Elke andere plaats is hem nu goed genoeg. Maar waar? Ja, een eind verderop lopen een paar varkenshoeders met hun kudde zwijnen. Onmiddellijk grijpt de satan deze kans aan: "Zend ons in die zwijnen," zegt hij, "opdat wij in dezelve mogen varen." Hoor je het wel? Steeds weer moet de satan erkennen dat Jezus sterker is dan hijzelf. Ja, Jezus is God. Jezus is de Almachtige! "Laat ons alstublieft in die varkens gaan," smeekt de duivel. En Jezus stemt er direct in toe. Dan gebeurt er iets fijns en iets verschrikkelijks tegelijk. De bezeten man wordt bevrijd van zijn kwelgeesten, ze móeten hem laten gaan. Maar nu gaan deze duivelen in de varkens die daar verderop gehoed worden. En dan worden deze zwijnen werkelijk dol! In blinde razernij stormen ze er ineens vandoor. Zonder ergens op te letten, draven deze dieren achter elkaar aan. Steeds dichter en dichter naar de steile helling toe die daar vlakbij is. Geen mens die deze wegstormende kudde kan tegenhouden. En zélf stoppen de beesten ook niet bij de rand van de steilte. Achter elkaar tuimelen ze over de rand en verdwijnen in de diepte. Achter elkaar storten ze in het water van het Meer van Galilea en verdrinken jammerlijk. Tweeduizend varkens, in enkele ogenblikken dood, verdronken. De varkenshoeders staan even stijf van schrik te kijken. Maar dan slaan ze op de vlucht. Wég van deze verschrikkelijke plaats! Wég van deze plek van onheil! Naar het dorp! Buiten adem vertellen ze wat ze met hun eigen ogen hebben zien gebeuren. "Tweeduizend varkens, in één keer kwijt! Als bezetenen hebben de zwijnen zich over de rand gestort en zijn verdronken. Allemaal!" Het duurt niet lang of iedereen weet het. En dan duurt het ook niet lang meer of hun boosheid is groter dan hun schrik. Zo'n groot verlies. "We moeten gaan uitzoeken wat er gebeurd is!" roept iemand. Anderen beginnen ook te roepen. "Jullie zeiden toch dat de bezetene bij Jezus stond? Laten we naar hen op zoek gaan, zij kunnen ons vast meer vertellen." Al snel zien ze Hem zitten. Mét de bezetene! Alle andere keren zouden de mensen niet dichterbij hebben durven komen. Ook nu zijn ze bevreesd. Maar toch is het anders. Ze zien het al van een afstand: rustig zit de man naast Jezus. Hij is gekleed, zijn ogen staan kalm en aan alles is te zien dat hij zijn volle verstand weer terug gekregen heeft. Aarzelend komen ze dichterbij. En ja, ze zien het nu ook duidelijk met hun eigen ogen: de bezetene is niet langer bezeten! Hij is weer gezond. Maar... hun varkens zijn weg! Er staat niet in de Bijbel dat ze blij zijn omdat de man genezen is. Er staat niet dat ze in aanbidding voor Jezus neervallen en Hem loven en prijzen omdat Hij de Almachtige is. Er staat ook niet dat ze beseffen dat Jezus de Zoon van God is, ja, God Zélf, en dat ook de duivel aan Hem onderworpen is. Wat staat er dan wél in de Bijbei? "En zij begonnen Hem te bidden..." Dus toch? Heeft dit teken van Zijn almacht hun harten tóch geraakt? Nee, ze beginnen wel te bidden tot Hem, ze gaan Hem op een vurige manier wél iets vragen. Maar het is een vraag uit eigenbelang. "Wilt u alstublieft uit onze landstreek weggaan?" Deze mensen denken alleen aan zichzelf. Ze zijn bang dat Jezus hen nóg zwaarder zal treffen. Ze zijn bang dat ze nóg meer verliezen zullen lijden. Tweeduizend varkens! Nee, de gezondheid van één mens is hen minder waard dan hun zwijnen. Deze Man, deze Jezus, moet maar liever verdwijnen uit hun gebied. Ze kijken nauwelijks meer naar de gezond gemaakte man en richten al hun aandacht op Jezus. Hij moet weggaan! Jezus heeft hun vraag gehoord. Hij weet precies waarom ze Hem dat vragen. Hij weet immers alle dingen? Verdriet is er in Zijn hart om deze mensen die zich zo vastklampen aan aardse goederen en rijkdom. Verdriet omdat ze alleen maar aan zichzelf denken. Verdriet in het hart van God? Kan dat? Jazeker! Elke zonde die we doen, doet God pijn. Als we, net als deze mensen van Gadara, alleen maar denken aan onszelf en geen oog hebben voor anderen, dan heeft God daar verdriet over. Hij heeft Zelf het grote gebod gegeven. Het grote gebod waarin Hij ons vertelt om Hem lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Dat is wat! De Heere Jezus vraagt dat van ons. En, Hij laat het Zelf in Zijn eigen leven op aarde ook zien. Als ons grote Voorbeeld. Jezus heeft hun vraag gehoord. En Hij gaat. Hij loopt naar de oever van het meer en stapt weer in het schip. Eerder die dag is Hij al met Zijn discipelen over het Meer van Galilea gevaren. Nog maar net is Hij aangekomen in deze landstreek of Hij wordt weer teruggestuurd. Gaat Hij zómaar? Nee, Hij gaat niet zómaar. Hij gaat met pijn in Zijn hart. Maar Hij gaat wel! De Heere heeft veel geduld met ons, Hij roept en nodigt ons steeds weer om tot Hem te komen, maar als we ongehoorzaam blijven aan Zijn Woord en als we blijven weigeren ons hart aan Hem te geven, gaat Hij weg. Bid om Zijn genade in je hart! Jezus heeft hun vraag gehoord en nu staat Hij al in het schip. Maar opeens komt de genezen man naar voren. En ook hij vraagt de Heere Jezus iets. Ook hij bidt tot de Heere, dus, op een indringende manier vraagt hij iets van de Heere Jezus. Maar wat een verschil! De inwoners van dit gebied vroegen Jezus om maar weg te gaan, bij hen vandaan. De man die door Jezus genezen is vraagt precies het tegenovergestelde. Hij vraagt: "Mag ik met U meegaan. Mag ik bij U blijven?" Hij is vol van dankbaarheid en wil graag bij zijn Weldoener blijven. Dat is goed te begrijpen. Bovendien, de inwoners van Gadara zullen het hém wellicht kwalijk nemen dat zij hun zwijnen kwijt zijn. Nee, hij wil maar liever met Jezus mee. Gespannen wacht de man op het antwoord van de Heere Jezus. Maar dat valt anders uit dan hij verwacht. Hij mag niet mee met de Heere Jezus. Maar, hij ontvangt wel iets anders. Een grote opdracht: "Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun wat grote dingen u de Heere gedaan heeft en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft." Is de man teleurgesteld? Misschien wel. Maar hij gaat heen en begint in het land van Dekapolis te verkondigen welke grote dingen Jezus aan hem gedaan heeft. De man is gehoorzaam! Hij doet wat de Heere van hem vraagt, ook terwijl hijzelf veel liever wat anders had gedaan. Het was echt geen gemakkelijk werk. Maar de Heere geeft Zelf de kracht om het werk te doen wat Hij ons oplegt. En Hij geeft ook Zelf de vruchten.
Zo is het ook met deze man. Hij vertelt van zijn ziekte en van het vreselijke leven dat de duivel hem liet leven. Maar vooral ook vertelt hij van het grote wonder dat de Heere Jezus aan hem gedaan heeft. Hij vertelt het keer op keer. En de mensen verwonderen zich over hetgeen ze horen. De mensen luisteren naar deze man. Deze zelfde mensen, die de Heere Jezus wegstuurden, horen nu toch over de Zaligmaker. Wat een wonder dat de Heere ze tóch genade wil schenken. Ze luisteren naar de man, ze zien hem, ze kennen hem zoals hij geweest is en weten het maar al te goed: "Hier is een wonder van God gebeurd!" Ze verwonderen zich allen. Zo bereikt de Heere, net als altijd, wat Hij bereiken wil. Zo bereikt de Heere dat Zijn Koninkrijk uitgebreid wordt en dat de macht van satan gebroken wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Mivo +12 | 24 Pagina's

De bezetene van Gadara

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Mivo +12 | 24 Pagina's