JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Eén ding is nodig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén ding is nodig

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het onderstaande verhaal is een bewerking van een oud boek geschreven door A.K. Straatsma. Het speelde zich af ver voor de Tweede Wereldoorlog. Daar moetje bij hel lezen we! rekening mee houden. Sommige woorden of uitdrukkingen zijn verouderd maar konden niet veranderd worden omdat ze bij de sfeer van het verhaal horen.

"En hier woont een weduwman met een juffrouw", vertelde de oudste ouderling aan de jonge dominee, die enkele dagen geleden zijn intree had gedaan. Ze waren op verkenning zodat de nieuwe pastor een overzicht zou krijgen van zijn arbeidsveld. De ouderling gaf de nodige informatie. "Hier woont mijnheer Schippers. Enkele jaren geleden is zijn vrouw gestorven. Nu woont hij met een huishoudster." "Hoort die mijnheer bij onze kerk? Is hij een meelevend man?" "Ik weet niet wat ik daarvan zeggen moet", zei de ouderling voorzichtig. Het is een eigenaardige. Vroeger kwam hij iedere zondag naar de kerk. Hij heeft nog in de kerkenraad gezeten, maar de laatste jaren zie je hem niet meer. Hij heeft ook een ziekte, zoals ze zeggen. Maar géven kan hij! Er is niemand die zoveel aan de kerk geeft." De dominee wilde die mijnheer en die juffrouw in dat witte huis wel eens zien. Ze stapten door het hekje de tuin binnen. De deur werd geopend. Een oud, grijs mannetje, met dikke pantoffels keek hen aan. "Mijnheer Schippers?" "Die hebt u het genoegen te zien dominee. Ik zeg maar "dominee", want u bent met de ouderling. Blijft u alstublieft niet op de stoep staan, maar kom binnen. U bent er vlug bij met huisbezoek. Of ben ik misschien de eerste?" De man ging hen voor. En deftige gang, een indrukwekkende kamer. En bij het raam: de juffrouw. "Of dominee ook getrouwd was," informeerde ze. "En of hij kinderen had". Ze vertelde dat haar moeder in Amsterdam woonde en dat ze werkte om een levensvulling te hebben. Voor het geld hoefde ze het niet te doen. Van huis uit was ze remonstrant, maar dat behoefde haar niet te beletten zo nu en dan eens bij de dominee te kerken. "Ik vind dat overal nog wel iets goeds te leren valt, nietwaar?" Ze was er van overtuigd dat zoveel verdraagzaamheid bij de dominee wel in goede aarde zou vallen. Mijnheer Schippers had alles ongeduldig aangehoord. Het kon toch eigenlijk niet dat de huishoudster die door hem betaald werd, zo'n beslag op zijn gasten legde, al was ze dan honderd maal "de juffrouw". "Hm...eh... juffrouw, zou het niet goed zijn als u een kop thee voor de heren zette?" Zo, een stille herinnering aan het feit dat zij toch maar ondergeschikte was. Nu was de dominee er voor hem. Het streelde hem dat hij zo gauw bezoek kreeg, al had hij op die voorkeur ook wel een beetje recht. Hij zou de dominee eens laten raden hoe oud hij was. "Dominee, raad eens hoe oud ik ben." De dominee kende de vriendelijke leugentjes nog niet, die soms nodig zijn in de omgang tussen mensen. Hij zei dus regelrecht en eerlijk: "Een eindje in de zeventig bent u zeker wel". Mijnheer Schippers probeerde z'n verbazing en teleurstelling te verbergen. "Hoe is 't mogelijk.. . hoe is 't mogelijk. U hebt goede ogen. De meeste mensen geven me ruim zestig. Ik ben achtenzeventig, maar nog kras, al zeg ik het zelf." De dominee vroeg zich af wat de man de hele dag zou doen. Voorzichtig informeerde hij. "Vindt u de dagen lang duren mijnheer Schippers?" De aangesprokene ging er gemakkelijk voor zitten. "Lang?", vroeg hij met een triomfantelijk lachje. "Ze worden hoe langer hoe korter. Kijk, daar voor 't raam heb ik mijn vaste plekje. Daar zit ik meestal. Een mooi uitzicht over het land waar ijverige mensen bezig zijn. Dat verveelt nooit. Ik mag op een ijverig leven terugzien, al zeg ik het zelf. En dan de krant. Elke dag staat er wel iets in. Soms neem ik voor mijn stichting Het Boek. Maar daar maak ik geen gewoonte van. Daar is Het Boek te heilig voor." De dominee begreep niet goed hoe iemand die zo van vaste gewoonten hield, tegenover Het Boek van geen gewoonte wilde weten. Maar de gastheer gunde hem geen tijd om daarover na te denken. "Ik zit maar over mezelf te praten. Dat is niet beleefd. Hoe bevalt het u hier? Goed? De meeste predikanten hebben hier zich nog al gauw thuisgevoeld. Ik heb er heel wat meegemaakt. Eerst was ik diaken, toen ouderling. Later werd alles wat anders. Daarom dacht ik dat het beter was er maar uit te stappen." "Wat werd er dan anders?", vroeg de dominee. Mijnheer Schippers kreeg het moeilijk. Moest die nieuwe dominee bij de eerste de beste gelegenheid nu al merken dat hij van een andere richting was en dat hij niet bij die zwaren wilde horen? Voorzichtig zei hij: "Och de dominees werden anders en de tijd werd anders. Toen ben ik er maar uitgestapt. Maar ik blijf grote belangstelling voor de kerk hebben en als het nodig is Iaat ik me niet onbetuigd. U bent nog niet bij m'n verjaardag geweest." "Uw verjaardag?", vroeg de dominee verbaasd. Mijnheer Schippers deed of hij aarzelde. "Ziet u... nou ja... eh...Als de diakenen dan de collecte tellen, zitten er net zoveel guldens in als ik jaren tel. Maar eh... 't Is dat u het vroeg. .". De dominee voelde zich van binnen wat wee worden. Hij had plotseling behoefte aan frisse lucht en stond op. Mijnheer Schippers deed zijn gasten vriendelijk uitgeleide. De dominee kon zijn weeheid van binnen niet zo maar kwijtraken. "Net zoveel guldens als hij jaren heeft", mompelde hij. Dat lijkt wel een contract met de hemel: weer een jaar er bij, weer een gulden er bij. Hoe oud was de man ook al weer? Achtenzeventig jaar. Dat is dus achtenzeventig gulden. Bijna de helft van wat de diaconie in een jaar collecteerde.
De eerste winter was voor de dominee een moeilijke winter. Er waren veel sterfgevallen. Vooral oude mensen. En ze verlangden allemaal van hun dominee dat hij hun het sterven licht zou maken. Ook al hadden zij nooit van sterven willen weten. Op een dag zat ook mijnheer Schippers niet meer op zijn vertrouwde plekje voor het raam. De dokter moest komen. Het was wel niet zo nodig, maar je mocht toch niet wachten tot het te laat was. De juffrouw moest er verder maar niet over praten. De mensen zouden er zo'n ophef over maken. De dokter keek bedenkelijk. Een langdurige geschiedenis. En mijnheer was oud. Vooral het bed houden en voorzichtig zijn. Toen kwam er in zijn hart dat echte menselijke verlangen naar meeleven. De mensen zouden het moeten weten: "Heb je 't al gehoord? Mijnheer is ziek." Hij liet z'n gedachten gaan. De een zou zeggen: '"t Is toch te hopen dat hij gauw opknapt." En de ander: "Nou dat is te hopen, zo'n man is een voorbeeld voor het hele dorp". Misschien zou er in de kerk wel voor hem gebeden worden. De dominee had nu z'n verjaardag meegemaakt. En de arme mensen die wel eens iets van de diaconie kregen... Hij zag ze voor zich. Stel je voor, morgen plotseling de tijding: "Mijnheer is overleden!" "Wat zeg je? Overleden? Daar schrik ik van." Zo zouden de mensen praten. De luiken van het witte huis zouden dicht zijn. Veel mensen op het graf... toespraken... een stukje in het Streekblad. Maar dan was 't ook voorbij. Sterven dat betekende... een doodskist. En je hoorde niets van de toespraken... Wat kreeg hij het warm onder de dekens... De koorts werd zeker weer hoger. "Juffrouw laat de dominee halen."
Een paar uur later zat de dominee aan het ziekbed van mijnheer Schippers. Hij probeerde belangstellend te luisteren. '"t Is helemaal niet zo erg. Maar omdat ik oud ben, heb ik niet meer zoveel weerstandsvermogen. Hoewel, oud... Vader werd achtentachtig en grootvader in de negentig. Als ik daarnaar kijk ben ik nog niet eens zo oud." Hiermee was het eigenlijke ziekenbezoek afgelopen. De dominee mocht nog wel vertellen wat er op het dorp allemaal gebeurd was. Graag zelfs. Maar meer niet. Voor een gebed was het nog geen tijd. Zo erg ziek was hij nu ook weer niet. Iedere poging van de dominee om over belangrijker dingen te spreken, werd resoluut afgekapt. Wat voelde de dominee zich onvoldaan toen de deur van het witte huis achter hem gesloten werd. Hij had wel gemerkt hoe bang de man voor de dood was, maar hij had het Woord niet kunnen laten spreken.
Een week later zat de dominee weer bij het ziekbed van mijnheer Schippers. Met een gebed in z'n hart was hij gekomen. De zieke was hard achteruit gegaan. De angst voor de dood was duidelijk op zijn gezicht te lezen. Hij begon te klagen over zijn ziekte. De dokter deed er alles aan, maar niets hielp. De pijn werd erger. Het eten smaakte niet meer. Als dat zo doorging... Biddend koos de dominee z'n woorden. Hoe kon hij bij het hart van de man komen? "En als het nu eens sterven wordt...?" Even was het stil. Er kwam een trek van afkeer op het gezicht van de zieke. "Daar maak ik me niet ongerust over dominee. Ik heb m'n plicht gedaan." De dominee schrok omdat er een man voor hem lag die straks aan de hemelpoort zou kloppen en zich voor zou stellen: "Hier ben ik, mijnheer Schippers, oudkerkeraadslid, doe mij recht." Zo'n zelfvoldaanheid had de dominee nog nooit meegemaakt. Hij stotterde iets over zonde. De zieke die merkte dat de dominee onzeker was, werd strijdvaardig. "Natuurlijk, m'n zonde, dat menselijke, ieder heeft z'n verkeerde dingen. Maar ik heb in vrede geleefd met mensen. Ik ben zelfs wel eens de minste geweest, om ruzie te voorkomen. Ik heb ieder het zijne gegeven. Ik heb m'n best gedaan in de kerkeraad. Toen zweeg hij. En de dominee zweeg ook. Toen richtte de zieke zich plotseling op. "Ik had het niet willen vertellen, maar u dwingt me, dominee. Die nieuwe toren van de kerk... die komt van mij... Hoeveel heb ik de kerk niet gegeven. Is dat misschien verkeerd. Zou God me daarvoor straffen?" Triomfantelijk liet hij zich weer achterover zakken. Hij was benieuwd wat de dominee daar tegen kon zeggen. Ja natuurlijk, dat oude praatje... Daar had je het al. Met tegenzin lag hij te luisteren naar de dominee die sprak over Jezus. Hij kende het wel. Hij had zich al dikwijls genoeg zitten ergeren in de kerk. Altijd weer over zonde, genade en bekering. Van zulke praatjes was hij niet gediend. "Hoor eens dominee, dat is geen antwoord. Ik heb gevraagd of het zonde is wat ik voor de kerk gedaan heb." "Goed", zei de dominee, "ik zal zeggen hoe ik er over denk. Maar op één voorwaarde: u mag niet boos op me worden. Als ik u niet kende en hoorde dat een rijke man het niet goed vond dat hij in zo'n mooi huis woonde en de toren van de kerk er zo verwaarloosd bij stond en hij daarom een nieuwe toren schonk, dan zou ik zeggen: dat is mooi. Gelukkig dat er zulke mensen zijn. Maar nu u die toren als een soort toegangsbewijs voor de hemel wilt gebruiken, is dat niet mooi. Wordt u nu niet boos. God weet wat een hekel ik er aan heb om hard te zijn. Maar het gaat nu toch niet om kleine dingen, nu u vlak voor de eeuwigheid ligt. Daarom moet ik eerlijk zijn. Anders zou ik het niet waard zijn om een herder te zijn. U vraagt of het zonde was, die toren, dat geld met uw verjaardag. Dan moet ik zeggen: ja dat was zonde. Die toren was niet voor God, maar..." De zieke zat ineens recht overeind in zijn bed. "Leugenaar, ik wil geen woord meer van je horen. Zonde...! Zonde...! Ga er uit! Ik krijg nog een beroerte door jouw schuld". Verslagen liep de dominee naar huis. Nu wist hij wat vijandschap was. Nu was het tevoorschijn gekomen. Hier ontmoette hij de trotse ongebroken mens die zich tegen de eis van het evangelie om alles los te laten, verzette. Was hij een slechte herder? Had hij een dwalend schaap weggejaagd in plaats van teruggebracht? De drift van Mijnheer Schippers zakte al gauw af. Hij moest voorzichtig zijn. Z'n hart bonsde in z'n keel. Hoe was het mogelijk zoiets zonde te noemen! Als hij weer jarig was, zouden de diakenen het merken. Ze zouden het zakje omkeren en niets vinden dan centen en een paar dubbeltjes. Hij mocht immers niet zondigen. Wat voelde hij zich ziek! Wat bonsde zijn hart! Als dat nu eens het einde betekende? Daar had hij nooit over na willen denken. Altijd weggestopt. De hemel? Allemaal sprookjes. Of niet...? Tobbend viel hij in slaap. Toen droomde hij. Hij liep op een donkere weg. Hij vroeg zich af of er nooit een eind aan zou komen, want hij was zo moe. Z'n hart bonsde zo. En toen werd het ineens licht. Er stond een grote weegschaal om het goede en het kwade te wegen. Op de ene schaal lag iets, een hele stapel Toen hij goed keek, schrok hij. Daar lagen allemaal verkeerde dingen. Op de andere schaal lag niets. Hij begreep dat hij daar iets op moest leggen. Liefst iets dat zwaar woog. Ha, daar zag hij het. Daar stonden zakjes met guldens. Ha, wat waren die zwaar. Dat zou helpen. Maar toen hij het eerste zakje optilde kwam de dominee en nam het uit z'n handen. Maar hij zou er voor vechten: "Afblijven, afblijven!" Hij schreeuwde zich wakker... De geschrokken juffrouw moest potlood en papier brengen. Hij moest iets uitrekenen. Bevend zette hij het onder elkaar: 60, 61, 62. Het werd een lange lijst van getallen. 76, 77, 78. Grote ongelijke getallen. Toen een streep er onder en optellen. Negen en acht is zeventien en zeven is... zeventien en zeven is... Toen de juffrouw kwam, lag hij dood in z'n kussens. In z'n ene hand het potlood, in z'n andere het verkreukelde papier. De dokter kwam. Hij staarde op het stuk papier. Hij schudde z'n hoofd. Het leek wel een optelsom. Zat hij zo vast aan z'n geld? Toen kwam de dominee. Ontroerd luisterde hij naar de juffrouw. "En kijk", zei ze, "dit had mijnheer nog in z'n hand. Ik begrijp er niets van. "De dominee nam het aangeboden papier en ontroerde nog meer toen hij zag wat er op stond. "Dat is het toegangsbewijs voor de hemel, dat hij klaargemaakt had, maar hij heeft het niet kunnen meenemen..."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Mivo +12 | 28 Pagina's

Eén ding is nodig

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Mivo +12 | 28 Pagina's