JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Drieduizend jaar Jeruzalem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drieduizend jaar Jeruzalem

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naast de oudste synagoge in Jeruzalem woont Jaacov (Jakob). Hij woont daar al bijna dertien jaar, vanaf het moment waarop hij geboren werd. Dat is nu om precies te zijn twaalf jaar en elf maanden. Nog vier weken dus... en dan is hij jarig.
Dertien jaar worden, is in Israël de grootste belevenis van je leven, tenminste als je een Joodse jongen bent. Alle familieleden worden uitgenodigd, alle vrienden, de buren, ja zelfs z'n hele klas mag komen. Ze komen om vier uur 's middags en ze mogen blijven eten. Dan gaat het feest door tot het donker is. Het kost erg veel maar daar hebben vader en moeder ook bijna dertien jaar voor gespaard. Want toen ze wisten, dat hun eerste kindje een zoon was, hebben ze direct gedacht: dat zal een groot feest worden als onze jongen zijn 'barmits-wa' viert!
Bar-mits-wa betekent: zoon der wet. Dat heeft met de wet der tien geboden te maken. Jaacov moet op 8 juni een stuk in de synagoge voorlezen uit de wet, of zoals Jaacov zegt: uit de Tora. Dat is iets geweldigs. Natuurlijk ziet Jaacov daar wel wat tegenop, want het moet beslist zonder fouten gaan en hij moet erg goed op toon lezen. Daarom is hij daar al weken geleden aan begonnen: het stuk kan hij nu al haast uit z'n hoofd opdreunen. Maar dat mag niet, want je zou je best kunnen vergissen omdat je 't wat griezelig vindt, zomaar in een volle synagoge. Daarom moet hij de woorden een voor een aanwijzen: een fout maken is onheilig en oneerbiedig.

Nog vier weken

De dagen lijken voorbij de kruipen totdat er ineens iets gebeurt dat Jaacov's hele leven zal veranderen. Zo veranderen dat hij later zelfs liever nooit meer aan z'n verjaardag wil terugdenken. Zo'n verschrikkelijke dag is dat geworden.

Nog vier dagen

Alle dingen waren klaar voor de achtste juni: iedereen had een uitnodigingskaart gekregen. Jaacov zelf kende de tekst op z'n duimpje. Nog maar vier dagen. Op school was hij onrustig en hij lette ook niet erg op wat de meester zei. Hij schoof maar wat heen en weer in z'n bank en dan zag hij door het raam nog net de staart van een ezel, dan weer een stel kwetterende musjes - hij kon z'n gedachten er gewoon niet bijhouden. Toen ging eindelijk de bel die vierde juni in 1967. Ze roetsten allemaal de klas uit, de gangen door en weg de straat op. Samen met Berit, z'n buurmeisje, holden ze naar huis. Langs de Sionsberg, dwars door het nieuwe gedeelte van Jeruzalem. Het andere deel, waar de oude muren omheen liggen, was van de Arabieren. Daar mochten ze beslist niet komen. Trouwens dat kon niet eens: overal was prikkeldraad en stonden soldaten. En van dat oude Jeruzalem, daar had Jaacov al zo veel van gehoord: daar stond 'de Klaagmuur': de enige muur, die was overgebleven van de tempel. Dolgraag zou Jaacov daar eens naar toe willen, maar... Opeens stond Berit stokstijf stil.
'Wat is er?', vroeg Jaacov, die al een eind verder doorgehold was.
'Merk je dan niets?', vroeg Berit, "t is doodstil joh, op straat. Zelfs de Rechov Ben Jehuda (de Judastraat) is verlaten. Je ziet er niemand meer'.
Jaacov keek eens rondom zich en ja, nu hij erop letten ging - je zag inderdaad bijna niemand. De drukste winkelstraat was leeg en stil. Toen ze dichter bij huis kwamen, zagen ze een oudere man planken tegen z'n winkelraam spijkeren.
'Wat doet die nou? En moet je daar kijken Jaacov, die vrouw plakt allemaal plakband tegen de ramen'.
'Wat zullen we nou krijgen?', riep Jaacov uit. Toen Jaacov thuis kwam, was vader er niet! Z'n moeder was zenuwachtig in de keuken bezig, de radio stond aan.
'Waar is vader?', vroeg hij snel.
Stilte. - En toen: 'Vader is weg, Jaacov. Hij is vanmorgen via de radio opgeroepen om zo snel mogelijk in het leger te komen. Er kan ieder ogenblik oorlog uitbreken met Egypte. Stil... Luister...' En een heel stille Jaacov luisterde naar wat de omroeper te zeggen had. Het klonk zo somber, zelfs zijn stem was anders dan gisteren. Toen het nieuwsbericht afgelopen was, bleef het stil in de keuken. Angstig stil. Nu begreep hij waarom de straten zo leeg waren, en waarom die man z'n winkel dichttimmerde. Maar dat plakband dan?
'Moeder, waarom plakken ze de ramen vol met plakband?'.
'Dat is veiliger. Als er bommen vallen en de ruiten zouden stukkletteren, dan zijn de scherven voor de mensen, vooral voor hun ogen zo gevaarlijk. Nu blijven ze aan het plakband wat vastkleven. En de kelder, Jaacov, moet leeg: alles moet naar boven en de bedden moeten naar de kelder'.
'Wat?', roept Jaacov geschrokken. 'Alles uit de kelder?' Alle vruchten, limonade, koek, vlees, snoep en alles dat ze klaargemaakt hadden voor z'n verjaardag, zijn bar-mits-wa?
'Ja jongen, is ons leven niet meer waard dan dat allemaal bij elkaar?'.
Het hele huis leek een grote bende, 't Was net of alles op de kop stond: wat onderin 't huis hoorde, stond boven en wat altijd boven stond, stond nu in de kelder: bedden, wat kleren, verband en... gasmaskers. Dingen, die je op je hoofd moet zetten als er gasbommen gegooid waren die je adem zouden vergiftigen. En met zo'n masker op kon je nog een hele tijd goede lucht binnen krijgen. En natuurlijk de radio, waar niets anders doorkwam dan nieuws van de grenzen en allerlei raadgevingen. Ze moesten bijvoorbeeld alle ramen met zwart papier beplakken: geen straaltje licht mocht erdoor komen. En iedereen moest een 'vluchttas' klaarzetten met het allernodigste.

Toen werd het avond

En dat zal Jaacov ook nooit vergeten: Jeruzalem, 's avonds een lichtstad, was nu pikkedonker. Niet een lantaarn brandde. Zelfs de auto's zag je bijna niet: alle koplampen waren zwart geverfd op een smal streepje na. Brrr - 't leek nu wel een dodenstad. Ineens moest hij aan een verhaal denken uit z'n geschiedenisboek, 't Leek immers zo veel op die laatste nacht in Egypte, toen heel vroeger zijn volk uit dat land wegtrok. 'Angst en donker - donker en angst dat hoort bij elkaar', dacht hij. Al heel vroeg werd Jaacov die morgen, 5 juni 1967 wakker door twee dingen. Allereerst doordat de radio aan stond en moeder huilde. 'Er is oorlog, Jaacov, oorlog niet alleen met Egypte, maar ook met Syrië en met Jordanië'. 'Met Jordanië, met de Arabieren aan de andere kant van het prikkeldraad, met de mannen uit de oude stad? Drie tegen een, da's gemeen, moeder!'
Van vader hoorden ze niets die dag. Straaljagers gierden over Jeruzalem. In de verte kon je een dof gerommel horen, dat al dichterbij kwam. Grote kelders, die overal in de stad, diep onder de grond verborgen lagen, werden in orde gebracht. De mensen die op straat zouden lopen als er bommen gegooid werden konden dan snel naar zo'n schuilkelder toe.

Twee dagen later

Een dag voor Jaacov's verjaardag. Omdat ze zich thuis zo verveelden, waren Berit en Jaacov de stad in gewandeld. Nou ja, je mocht natuurlijk niet ver. Trouwens dat kon ook niet: overal waren soldaten, legerwagens, tanks. En hier en daar stonden groepjes vrouwen en kinderen. Overal hoorde je de radio's die spraken over ontzettende gevechten langs alle grenzen. Overal vielen doden. Vooral in Sinaïwoestijn: daar was vader wist Jaacov.
Onderaan de heuvels rond Jeruzalem kropen tanks omhoog - overal soldaten. Aan de andere kant, achter de oude muren klonken schoten.
'Ook daar zullen tanks tegen de heuvels opklauteren', dacht Jaacov.
'En wij, hier, zitten er precies tussen. Aan de ene kant de Arabieren. Waar zouden die twee legers elkaar ontmoeten? Misschien bij de oude poorten, in het Kidrondal, bij de Olijfberg of... misschien bij ons in de straat?'
'Kom, Berit, we moeten naar huis, het is al laat, kom vlug'.
En gelukkig maar dat ze hard hadden gelopen, want toen een gillende sirene over de stad loeide, waren ze vlakbij een schuilkelder. Die sirene betekende: daar komt de vijand met vliegtuigen vol bommen. Snel, de schuilkelder in. Toen ze al struikelend binnen kwamen, zagen ze dat het al propvol was.
Toen gebeurde dat verschrikkelijke, waar ze altijd al bang voor geweest waren - de grond schudde - huizen stortten in elkaar - mensen schreeuwden. En een lawaai, zo erg dat je oren bijna knapten. Jaacov hield zich muisstil en dacht aan moeder. Had zij ook op tijd een schuilkelder kunnen vinden? Of zat ze thuis in de kelder, onder 't bed misschien. Nog een ontzettende knal en daarna... stilte. Even maar, toen een lange, lange sirene: dat betekende Veilig. Zo snel ze konden, holden ze weg, naar hun straat van de oude synagoge. Maar na heel lang hollen, hadden ze nog hun huis niet gevonden - overal puin - overal gaten in de grond - rook - vlammen. Geen huis, geen synagoge, geen straat was er meer. 'Moeder!' Waar was ze. Angstig keek Jaacov rond en zocht. 'Moeder!' Berit schreeuwde zo hard ze kon. Opeens kwam vanuit de verte een bekende stem: 'Berit, Jaacov, kom hierheen'. 't Was Berits moeder. Snel trok ze beide kinderen weg uit de puinhopen. Maar Jaacov wilde niet: 'Waar is moeder?' 'Ik zal 't dadelijk allemaal vertellen. Ga eerst nu maar met me mee, Jaacov'. Na een tijd lopen kwamen ze bij een groot gebouw, daar gingen ze naar binnen. Ontzettend veel mensen liepen daar door elkaar: iedereen was natuurlijk vreselijk geschrokken. Jaacov zocht snel. Maar niemand die op moeder leek. En toen hoorde hij het verschrikkelijke: moeder was er niet meer, onder het puin van hun huis was ze gestorven. Jaacov weet zich daarna niet veel meer te herinneren.
Toen vader terugkwam (wel mager en doodmoe, maar gelukkig hij leefde) zijn ze samen naar de oude stad gegaan. Want ze hadden 't gewonnen, die vreselijke oorlog en daarom was de oude stad Jeruzalem met de klaagmuur nu van hen. Toen zijn ze samen gegaan. 't Was sabbat, een dag na z'n verjaardag. Nee, daar had niemand meer aan gedacht. Zelfs Jaacov wilde daar toen niet aan denken, en ook nu nog niet. Want toen vader en hij bij de oude tempelmuur stonden en vader bad tot de God van Israël, toen was dat voor Jaacov echt een klaagmuur. Een groot stuk verdriet van stenen, grote klaagstenen...

Bewerking van een verhaal dat eerder in Bouwstof verscheen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Mivo +12 | 28 Pagina's

Drieduizend jaar Jeruzalem

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Mivo +12 | 28 Pagina's