JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Jefta, een geloofsheld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jefta, een geloofsheld

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jozua en de tijd van de richters

Uit het hele land komen de mensen naar Sichem. Sichem ligt dichtbij Silo in het midden van het land Israël. Jozua roept het volk voor de tweede keer bij elkaar. Hij voelt dat zijn einde snel zal komen en nu wil hij afscheid nemen van het volk. Het wordt heel stil als Jozua het woord tot hen richt. In zijn afscheidsrede staat de Heere centraal. Jozua wijst op Gods verkiezende genade. De Heere riep Abram, die een afgodendienaar was. Hij maakte Abram tot een groot volk. Wat zorgde Hij trouw voor Zijn volk! In Egypte, in de woestijn tot in het land Kanaän! Aan het einde van zijn afscheidsrede komen de belangrijke woorden: 'Kiest u heden, wie gij dienen zult!' Jozua heeft door genade de goede keus al mogen maken. 'Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen'. Hij wijst het volk erop hoe moeilijk het is om de Heere te dienen, want Hij is een heilig God en wij zijn zondaren. Jozua maakt een verbond met het volk en schrijft alles in het wetboek Gods. Niet lang daarna is Jozua gestorven. Hij mag ingaan in het hemelse Kanaan. Jaren gaan er voorbij. De oudsten, die met Jozua geleefd hebben zijn ook gestorven. En... de Israëlieten doen niet wat ze bij het afscheid van Jozua zo plechtig beloofd hebben. De Heere heeft Israël bevolen de Kanaänieten uit te roeien, maar ze hebben het niet gedaan. Ze gaan zich vermengen met de Kanaänieten. Er worden huwelijken gesloten. Dit heeft de Heere streng verboden. Het wordt steeds erger... Israël gaat naast de Heere de afgoden van de Kanaänieten vereren. Nu komt de straf van de Heere. Hij geeft hen over in de handen van de vijanden. Ondanks Israëls ontrouw en het verbreken van Zijn verbond laat de Heere Zijn volk niet los. Hij geeft het volk een richter. De richter bevrijdt het volk uit de handen van de vijand. Hij regeert het volk zolang hij leeft. Als de richter gestorven is, verlaat het volk de Heere weer, weer komen de vijanden...

De tijd van Jefta - Richteren 10

Het is oorlog. Israël wordt aangevallen door de Filistijnen en Ammonieten. De Ammonieten bezetten het Oost-Jordaanland. Daar wonen de stam van Ruben, Gad en de halve stam van Manasse. Ze dringen ook door naar het westen, waar ze strijden ook tegen Benjamin, Juda en Efraïm. Deze bezetting is een straf van de Heere die volgt op de afgoderij van Israël. Na het sterven van de richters Thola en Jaïr zijn de Israëlieten steeds meer de afgoden gaan dienen. Vroeger dienden ze de Heere en de afgoden, nu dienen ze alleen de afgoden. Ze verlaten de Heere. Achttien lange jaren lijden ze onder de verdrukking van de Filistijnen en Ammonieten. En dan... eindelijk buigen ze hun knieën voor de Heere. Ze erkennen hun schuld. 'We hebben tegen U gezondigd'. Het lijkt echter alsof de Heere niet naar hen luisteren wil. God helpt hen niet direct. Hij bestraft hen eerst. Hij wijst hen op Zijn verlossingen in het verleden. Ondanks alles hebben ze Hem toch verlaten. Ze moeten nu hun toevlucht maar bij de afgoden zoeken, die ze gediend hebben. Israël heeft dit antwoord verdiend. Toch blijven de Israëlieten in het gebed aanhouden. Ze belijden weer hun schuld en geven zich aan Gods straf over. De afgodsbeelden worden stuk geslagen, de Heere wordt weer gediend. Dan lezen we in de Bijbel: Toen werd Zijn ziel verdrietig over de arbeid van Israël'. Er wordt hier op een mensvormige manier over God gesproken. We kunnen zeggen, zoals de ongehoorzaamheid van een kind een verdriet is voor een vader, zo zijn de zonden van Zijn volk een verdriet voor de Heere. De Ammonieten vallen Gilead binnen. De soldaten van het leger van Israël slaan hun kamp op te Mizpa. Ze missen echter iemand. Ze hebben geen generaal. Wie zal het leger aanvoeren in de strijd tegen de Ammonieten?

Jefta geroepen

Aan de oostgrens van het land Kanaän, tegen de woestijn aan ligt het land Tob. Het is een onvruchtbare streek. In het land Tob zwerft een groep mannen rond. De aanvoerder van deze groep heet Jefta. Jefta is geboren in Mizpa. Zijn vader heet Gilead. Gilead heeft méér dan één vrouw gehad. Nu is Jefta een zoon van Gilead en een zondige vrouw. Zijn broers zijn kinderen van een andere vrouw. Het zijn dus Jefta's halfbroers. Die halfbroers dulden Jefta niet in huis. Hij hoort niet bij hen. Ze jagen hem weg. Jefta wordt verstoten door zijn broers. Maar juist hem wil God gebruiken om Zijn volk te redden. Daar gaat Jefta... hij vlucht. Waar moet hij nu heen? Hij komt in het eenzame land Tob. Toch is de Heere bij hem en dan ben je nooit alleen. Op een dag komen er mannen naar hem toe. IJdele mannen, staat er in de Bijbel. Dat zijn mannen, die alles zijn kwijt geraakt en niets meer hebben om van te leven. Na een poosje heeft Gideon een heel legertje. Met dit legertje onderneemt hij rooftochten. Op een dag krijgt Jefta bezoek. De oudsten van Gilead komen bij hem met de vraag of hij aanvoerder van het leger wil worden. Jefta luistert met verbazing naar hun vraag. 'Jullie hebben mij toch gehaat, waarom komen jullie nu je in grote angst zit naar mij?' De mannen van Gilead herhalen hun vraag weer: We willen graag dat u ons aanvoert in de strijd tegen de Ammonieten. Als u dat doet, zult u het hoofd zijn van alle mensen van Gilead. In zijn antwoord laat Jefta zien, dat hij zijn vertrouwen op de Heere stelt. De oudsten van Gilead beroepen zich op Gods alwetendheid. 'De Heere zij een toehoorder.' Jefta gaat mee naar het legerkamp te Mizpa. Hij spreekt ze toe. Met Gods hulp zal hij hun aanvoerder zijn.

Jefta stuurt eerst boden

De oorlog begint nog niet. Jefta probeert eerst door onderhandelingen met de koning van Ammon zijn doel te bereiken. Hij stuurt, in navolging van het bevel van de Heere in Deuteronomium. 20: 10 een gezantschap naar de koning van Ammon. De Ammonieten zijn, als nakomelingen van Lot, een broedervolk, dat ook bij de intocht in Kanaän op Gods bevel is ontzien (Genesis 19: 38, Deuteronomium 2: 19). De boden komen bij de koning en stellen hem de vraag: 'Waarom vallen de Ammonieten het land Israël binnen?' Het antwoord van de koning luidt: 'Toen Israël uit Egypte kwam, heeft het een deel van het gebied van de Ammonieten in bezit genomen, namelijk de streek tussen de Jabbok en Arnon'. Daarop volgt zijn eis: 'Geef mij dat land terug en er zal vrede komen'. Als Jefta deze eis hoort, stuurt hij voor de tweede keer boden. Zij geven een uitvoerige uiteenzetting van wat er eigenlijk gebeurd is in het verleden. Israël kwam op zijn woestijnreis te Kades. Ze trokken op het bevel van de Heere om het land van de Edomieten en Moabieten heen. Het land van de Ammonieten was in die tijd bezet door Sihon, de koning van de Amorieten (Numeri 21: 26). Israël stuurde boden naar Sihon, de koning van de Amorieten met het verzoek om door zijn land te mogen trekken. Het antwoord was afwijzend. Sihon verzamelde al zijn soldaten tegen Israël. Israël moest zich toen rechtmatig verdedigen. De Heere verdreef de Amorieten en Israël nam hun land in (Deuteronomium 2: 34 t/m 37). Het stuk land, waar de koning van de Ammonieten over praat, was dus bezet door de Amorieten. Ammon heeft niets met het gebied te maken. De Heere heeft aan Israël het stuk land vanaf de rivier de Arnon tot aan de Jabbok gegeven. Op grond van Gods grote daden in de geschiedenis is het land een erfdeel des Heeren. Bovendien heeft Israël er al driehonderd jaar gewoond. Jefta geeft de zaak over in de handen van de rechtvaardige Rechter. 'De Heere, die Rechter is, richte heden tussen de kinderen Israëls en de kinderen Ammons'. De koning van Ammon weigert toe te geven, hij breekt de onderhandelingen af en...

De gelofte van Jefta

Nu komt het moment, dat de strijd tussen Israël en Ammon zal beginnen. De wapens zullen beslissen, nee... God Zelf zal beslissen. De Heere roept Jefta. Jefta, de uitgeworpene, en toch niet bij God veracht. We lezen in de Bijbel: 'Toen kwam de Geest des Heeren op Jefta'. De Heilige Geest maakt hem bekwaam tot de strijd. Hij geeft hem dapperheid, kracht en wijsheid. Jefta trekt het land door om een leger te werven. Voordat hij aan de strijd begint, legt hij een gelofte af. Hij zegt: 'Heere, als U mij de volledige overwinning geeft, dan zal ik het eerste dat uit mijn huis mij tegemoet komt aan U offeren.' Jefta twijfelt niet aan de overwinning maar hij doet de gelofte uit dankbaarheid, in de zekerheid dat God hem zal doen overwinnen. Hij laat het aan de Heere over wat Hij hem na terugkeer van de strijd uit zijn huis tegemoet doet gaan.
De strijd begint. De Ammonieten worden door Jefta het land uitgejaagd en duizenden sneuvelen er. Er is blijdschap in het hart van Jefta over de grote overwinning, die God hem geeft. Zo trekt hij op huis aan. De dochter van Jefta zit thuis. Ook zij wacht met spanning op de afloop van de strijd. Ze hoort het blijde nieuws dat de Heere de overwinning gegeven heeft. Met een koor van trommelende en zingende meisjes komt ze haar vader tegemoet om hem te begroeten. Ze weet niets van de gelofte van haar vader. Als Jefta haar ziet, verandert zijn blijdschap in droefheid. Dan herinnert hij zich de gelofte, die hij gedaan heeft. Hij scheurt zijn kleren en zegt: 'Ach mijn dochter, ik word verscheurd door verdriet'. Hij vertelt dat hij zijn mond tegen de Heere heeft opengedaan. Jefta heeft de Heere een gelofte gedaan en nu is hij zijn woord aan God kwijt. Hij kan niet meer terug. Een belofte is heilig, die mag nooit verbroken worden. Jefta denkt er niet aan dat de Heere in zijn wet in Leviticus 27: 4 geschreven heeft, dat iemand een gelofte kan lossen met dertig sikkels. Jefta's dochter onderwerpt zich aan de wil van haar vader. Het meisje vreest de Heere. De eer van God gaat haar meer ter harte dan haar eigen leven. Ze offert zichzelf aan de Heere op. Haar hart spreekt: niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Jefta heeft zijn dochter niet echt geofferd. De Heere verafschuwt een mensenoffer (Leviticus 18: 21). Het is geen lichamelijk, maar een geestelijk offer. Ze wordt door Jefta aan de Heere gewijd. Jefta zondert z'n dochter af van de wereld. Zij krijgt geen huwelijksleven zoals blijkt uit de toevoeging, dat zij geen man heeft gehad. Jefta's dochter vraagt twee maanden uitstel. Ze wil zich dan samen met haar vriendinnen terugtrekken in de bergen. Daar in de eenzaamheid treurt ze over de toekomst van haar leven. Ze zal nooit kinderen krijgen. Kinderloosheid is een vloek en schande in Israël. Twee maanden moet ze leren met gekoesterde wensen en gevormde plannen te breken en zich aan de Heere te wijden (Psalm 143: 10). Na twee maanden keert ze tot haar vader terug. Jefta heiligt haar de Heere. Hij buigt onder de keuze van de Heere en geeft Hem zijn enig kind over. Zij trekt zich terug in de eenzaamheid en wijdt haar leven aan de Heere. Haar vriendinnen vergeten haar niet. Het wordt een gewoonte, dat ze haar elk jaar vier dagen opzoeken om haar te vertroosten en op te beuren in haar eenzaamheid.

Jefta en de staf van Efraïm

Weer is er oorlog in het land Israël. Zijn de Ammonieten terug gekomen? Nee, 't is nu veel erger. Jefta moet vechten tegen mannen van zijn eigen volk. Tegen de stam van Efraïm. Waarom? De Efraïmieten zijn boos en jaloers op Jefta. Ze denken dat ze de belangrijkste stam van Israël zijn. Jozua was immers ook een Efraïmiet. Efraïms grondgebied was vaak uitgangspunt voor ondernemingen in de tijd van de richters (Richteren 3: 27, 4: 5). Jefta komt evenals Gideon uit de stam van Manasse. Manasse en Efraïm zijn vaak jaloers op elkaar. De Efraïmieten verzamelen zich en trekken de Jordaan over. Ze verwijten Jefta dat hij zonder hen te waarschuwen de strijd met de Ammonieten is begonnen. Ze dreigen Jefta en zijn huis met vuur te verbranden. Jefta verdedigt zich. In de strijd met Ammon heeft hij boden naar Efraïm gestuurd om hulp, maar de Efraïmieten weigerden te komen. De Efraïmieten blijven ontevreden en dan breekt er een oorlog uit tussen mannen van hetzelfde volk. Een burgeroorlog. De mannen van Gilead vechten tegen de Efraïmieten. De Efraïmieten noemen de Gileadieten het uitvaagsel van de stam van Jozef. Gilead ligt tussen de stam van Efraïm en Manasse. De Efraïmieten menen dat Gilead geen recht heeft op een zelfstandig bestaan. Ze horen óf bij Efraïm óf bij Manasse. De Heere strijdt voor Jefta en Efraïm wordt verslagen. Willen ze hun land weer bereiken, dan moeten ze de Jordaan oversteken. De soldaten van Jefta bezetten de veren van de Jordaan. Dat zijn de doorwaadbare plaatsen, waar men de rivier kan oversteken. Ze snijden zo de Efraïmieten de terugkeer naar hun land af. Als iemand de rivier wil oversteken, gebruiken ze een list om te onderzoeken of ze met een Efraïmiet te doen hebben. In het Efraïmitisch dialect is er geen verschil tussen de beide medeklinkers, die in het Hebreeuws bestaan, namelijk de s en sch. De Efraïmieten spreken de sch uit als een s. De mannen van Gilead laten alle mensen die de rivier willen oversteken, het woord 'schibboleth' (dat wil zeggen: stroom of vloed) zeggen. De Efraïmieten zeggen 'sibboleth'. Ze worden gegrepen en gedood. Er sterven op die dag tweeënveertigduizend mensen.

Een geloofsheld

Jefta is zes jaar richter geweest in Israël. Hij heeft de vijanden verslagen door het geloof. Hij is een geloofsheld. We lezen van hem in Hebreen 11: 32. Hij krijgt door genade een plaats in de geloofsgalerij. Jefta, een verstotene, een vergetene door zijn broers. Maar de Heere denkt aan hem. Hij is een nietig instrument in Zijn hand. Jefta volbrengt zijn belofte. Dat komt omdat er Eén op aarde kwam, die al Zijn beloften de Heere, Zijn Vader betaald heeft. Die het offer dat Hij heeft beloofd, ook voldaan heeft. Zelfs tot in de dood!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's

Jefta, een geloofsheld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's