John Wiclif, de morgenster van de Reformatie
Het is in de winter van het jaar 1377, ergens in Londen. Voor de grote kerk van St. Paul staan 's morgens vroeg honderden mensen te wachten. De meesten staan druk te praten met elkaar. Velen kijken af en toe om zich heen om te zien of hij er nog niet aankomt. Wie eigenlijk? De bisschop? Nee, die is al naar binnen gegaan, samen met een groot aantal geestelijken, waaronder monniken en afgezanten van de paus. Maar wie moet er dan ook nog aankomen? De nieuwsgierige menigte wacht op iemand, die door hun bisschop zal verhoord worden. Het is John Wiclif. Hij heeft zich verzet tegen de paus. Wiclif staat bekend als een groot geleerde. Hij is professor aan de universiteit van Oxford en pastoor in het plaatsje Lutterworth. Wiclif moet wel een moedig mens zijn, want hij heeft openlijk de paus gewezen op zijn zonden. Hij heeft de paus een dief genoemd, omdat hij zoveel belasting vraagt van het Engelse volk. Veel mensen zijn het diep in hun hart met Wiclif eens. Sommigen uit de wachtende menigte weten te vertellen, dat de paus woedend is en dat hij het liefst deze opstandige Engelsman gevangen wil nemen. 'HIJ komt de kerk vast niet meer uit', zegt een ander. 'Die sturen ze gelijk in de boeien naar de paus. Die weet met deze ketter wel raad!' 'Geloof dat maar niet', zegt een klein vrouwtje, 'mijn man heeft gehoord, dat Wiclif beschermd wordt door een gewapende bende soldaten. Hij heeft ook horen zeggen, dat Jan van Gent erbij is, de hertog van Lancaster. Hij is een zoon van de koning en hij schijnt een grote vriend van Wiclif te zijn'. 'Dat kan nog spannend worden', zegt een lange slungel naast haar. Meteen komt er beweging in de grote massa mensen. 'Daar komen ze!', wordt er geroepen. En inderdaad, langzaam nadert een troep soldaten. In het midden loopt een magere man in een zwarte mantel. Hij valt het meest op door zijn lange, golvende, witte baard en zijn doordringende ogen. Vastberaden kijkt hij voor zich uit. Naast hem loopt Jan van Gent, de hertog van Lancaster. Aan de andere kant loopt de graaf Henri Percy. En achter hen een viertal geleerden van de universiteit van Oxford. Als het gezelschap de kathedraal is binnengegaan, drommen zeer veel mensen ook naar binnen, wat eigenlijk helemaal niet mag. Na een lange tijd verstomt het geroezemoes. Plechtig loopt bisschop Courtenay nu het gezelschap tegemoet. Grimmig kijkt hij graaf Percy aan en zegt: 'Als ik geweten had, dat u op deze manier de baas zou komen spelen, dan had ik u verboden binnen te komen. Nog voordat Percy kan antwoorden, roept hertog Jan van Gent: 'De graaf zal doen, wat hij goed vindt!' Graaf Percy kijkt naar Wiclif en geeft hem een stoel. 'Ga zitten, Wiclif, u zult veel vragen moeten beantwoorden en u mag niet moe worden van het staan'. 'Wat, zitten?' roept de bisschop verontwaardigd, 'iemand, die beschuldigd wordt, staat altijd voor zijn rechters. Ik wil, dat u staat, meneer Wyclif!' 'En ik zeg u, dat hij zitten zal!' roept Jan van Gent. Nu ontstaat er een heftige woordenwisseling tussen de bisschop en de twee edelen. De hertog is woedend en brult, dat hij deze bisschop bij de haren uit de kerk zal slepen. Dreigend heft hij zijn vuist omhoog... Maar nu gaat het volk zich roeren. Het dringt op in de richting van de hertog. Velen willen het voor hun bisschop opnemen. De graaf en de hertog zorgen nu, dat ze met hun gezelschap snel de kerk verlaten. Zo ontkomt men aan een dreigende vechtpartij. John Wiclif keert weer terug naar zijn stille pastorie in Lutterworth. God heeft ervoor gezorgd, dat zijn vijanden hem geen kwaad konden doen.
Maar wat was er nu eigenlijk precies aan de hand? Waarom wilde de bisschop John Wiclif veroordelen?
Zo'n twaalf jaar geleden schreef de paus een brief aan de Engelse koning. Hierin eiste hij een heel groot bedrag aan belasting van het Engelse volk. Dat weigerde de koning. Er ging toch al zoveel geld vanuit Engeland naar het pauselijke hof. Het Engelse volk betaalde in die tijd vijf keer zoveel aan de Roomse kerk dan aan hun eigen koning. En meer dan de helft van alle landerijen waren in het bezit van de kerk. Daar verdiende de paus dus ook aan. John Wiclif gaf de koning groot gelijk, toen deze weigerde extra belasting te betalen aan de paus. Het liefst zag Wiclif dat alle bezittingen van de kerk gegeven werden aan de Engelse staat. Hij vertelde dat zijn studenten en zei tegen hen dat de kerk niet in ri|kdom, maar in armoede moet leven. Wiclif vond het vreselijk dat de paus wilde heersen over alle landen in Europa. 'God is de Eigenaar van alles en niet de paus', zei hij dikwijls. Wiclif noemde de paus een geldwolf. De paus moet in armoede leven, zoals de Heere Jezus en de discipelen, vond hij. Eigenlijk keerde de paus zich tegen Christus. En daarom noemde hij de paus ook wel de 'Antichrist'. De paus wilde natuurlijk Wiclif graag in handen krijgen. Maar dat gebeurde gelukkig niet. Daar zorgde de Engelse koning wel voor. Hij was blij dat Wiclif aan zijn kant stond. Als beloning hiervoor had hij Wiclif aangesteld als pastoor in Lutterworth. Dat plaatsje lag niet zo heel ver van Oxford vandaan. Toen Wiclif nog student was, had hij heel dikwijls in de Bijbel gelezen. Bijna iedereen vond dat vreemd. De geestelijken vonden het beter dat je verhalen van heiligenlevens las. Wie las er nu in de Bijbel? Maar Wiclif deed het wel, al sidderde hij als hij dacht aan het eeuwige oordeel en aan de buitenste duisternis. Dat schreef hij in een van zijn boeken. De Heere heeft het ernstig lezen van de Bijbel gezegend in zijn leven. Dat gebeurde tijdens een vreselijke pestziekte. Duizenden mensen stierven. Ook Wiclif dacht dat hij sterven moest. Wat kreeg hij het vreselijk benauwd. Hij was nog onbekeerd. Maar toen liet de Heere hem zien dat er vergeving is, zelfs voor hem, John Wiclif. De Heere bewees hem genade. Daardoor ging Wiclif van harte de Heere dienen en liefhebben. Hij kreeg toen het Woord van God nog meer lief en met nog meer ijver ging hij de Bijbel bestuderen. En zó kwam het dat hij langzamerhand allerlei dwalingen in de kerk ontdekte. We hebben er één genoemd: de macht en de geldzucht van de paus. Niet de paus, maar de Heere Jezus moet over de kerk regeren, vindt Wiclif. Christus is het Hoofd van Zijn Kerk. Dat staat in de Bijbel. Maar Wiclif ontdekt nog meer verkeerde dingen in de kerk: de verering van heiligen, zoals Maria en de apostelen, het knielen voor beelden, de aflaat en het bidden voor doden. Wiclif gelooft ook niet in het vagevuur. Ook vindt hij de biecht grote onzin. Hoe kan nu een priester de zonden vergeven? Dat kan God alleen. Het vereren van relikwieën vindt hij belachelijk. Ook vindt hij het bespottelijk dat geestelijken, zoals priesters en bisschoppen niet mogen trouwen. De Roomse kerk noemt dat 'het celibaat'. Wiclif moet ook niets hebben van het kloosterleven. In de Bijbel leest hij nergens dat Gods kinderen apart van de wereld moeten gaan leven. Jullie begrijpen wel dat veel monniken Wiclif beginnen te haten. Vooral de bedelmonniken, die bedelend langs de deur gaan, zijn hem zeer vijandig gezind. De ergste dwaling binnen de kerk vindt Wiclif nog wel de gedachte dat het brood en de wijn in het Heilig Avondmaal veranderen in het lichaam en het bloed van Christus. Dat zou gebeuren, wanneer de priester de zegen erover uitspreekt. De Roomse kerk leert dat nog steeds. Wiclif had het ook jarenlang geloofd, totdat hij ongeveer 55 jaar is. Dan schrijft hij twee boeken tegen deze verschrikkelijke dwaling. Dat doet hij om de mensen te waarschuwen. Het belangrijkste wat Wiclif doet, is nog niet verteld. Wiclif ontdekt dat veel mensen heel weinig van de Bijbel weten. Dat is eigenlijk geen wonder. De Roomse Bijbel was in het Latijn vertaald. En wie kan er nu Latijn lezen? Alleen de geleerden. Dat moet veranderen, denkt Wiclif en hij gaat de Bijbel vertalen uit het Latijn in het Engels. Twee vrienden helpen hem daarbij. Honderden studenten en vrienden van Wiclif schrijven de vertaalde bijbelboeken over De boekdrukkunst was immers toen nog niet uitgevonden. Wiclif stelt ook predikers aan, die twee aan twee, net zoals vroeger de discipelen van de Heere Jezus, in armoede heel Engeland moeten doorgaan. Ze dragen lange gewaden van rode ruwe wol en lopen op blote voeten. Ze worden na verloop van tijd 'Lollarden' genoemd, omdat ze zo mooi preken en zingen konden. Overal waar deze volgelingen van Wiclif komen, luisteren de mensen naar hun ernstige preken en kopen ze gedeelten van het Woord van God, die in hun volkstaal zijn vertaald. Veel geestelijken zijn woedend dat dit allemaal gebeurt in Engeland. Graag willen ze hem vermoorden, maar dat durven ze niet. Ze zijn bang voor het volk. Op een keer wordt Wiclif ernstig ziek. Zijn vrienden zijn bang, dat hij zal sterven. Zijn vijanden juichen. Enkelen zullen hem een bezoek brengen, zogenaamd uit belangstelling. Het zijn vier bedelmonniken. Heel zacht openen ze de deur van de kamer, waar Wiclif doodziek in bed ligt. Wiclif kijkt hen vriendelijk, maar ook verbaasd aan. Dit had hij niet verwacht. De mannen beginnen tegen Wiclif te praten. Ze wijzen hem op de verschrikkelijke toekomst, die hij tegemoet gaat. 'Nog maar enkele uren, Wiclif, en ge zult door de hel verzwolgen worden. Maar wie weet, kun je nog gered worden, als je alle dwalingen herroept'. De monniken hopen vurig, dat deze ketter op zijn sterfbed zal toegeven, dat hij gedwaald heeft. Dan zullen zijn volgelingen diep teleurgesteld zijn en zullen ze stoppen met hun werk. Dan is het gebeurd met zijn invloed in Engeland. 'Straks is het te laat, Wiclif! Zeg toch eerlijk, dat je het volk bedrogen hebt!' zeggen ze tenslotte. Met gesloten ogen heeft Wiclif alles aangehoord. Plotseling kijkt hij zijn vijanden aan, fel en doordringend. Hij richt zich half op in bed en terwijl hij zijn arm uitstrekt, zegt hij tegen de monniken, kalm en beslist: 'Vertrekt, gij leugenprofeten! Ik zal niet sterven, maar leven om de boze daden van de bedelmonniken bekend te maken.' Het viertal heeft snel de kamer verlaten en Wiclif? Door Gods goedheid geneest hij snel van deze ziekte. Het is dan in het jaar 1381.
In datzelfde jaar zorgt een groot aantal bedelmonniken ervoor, dat Wiclif geen les meer mag geven aan zijn studenten. Hij heeft twaalf stellingen aangeslagen, waarin hij de dwaling over het Heilig Avondmaal fel afkeurt. Dat gaat ook het bestuur van de universiteit te ver. Wiclif wordt beschuldigd van ketterij. Daarom mag hij geen hoogleraar meer zijn.
Het jaar daarop, in het voorjaar van 1382, gebeurt er iets bijzonders. In een klooster in Londen wordt een kerkvergadering gehouden om de leer van John Wiclif te veroordelen. De aartsbisschop vindt het niet nodig, dat Wiclif erbij is. Naar een ketter hoef je niet te luisteren, vindt hij. Alle aanwezigen zijn felle tegenstanders van Wiclif. Op een rustige morgen zijn ze bezig om de stellingen van Wiclif te onderzoeken en te veroordelen. Plotseling begint de grond onder hun voeten te schudden. Buiten horen ze gebouwen instorten. Overal is het angstgeschreeuw van mensen te horen. Verbijsterd staan de leden van de kerkvergadering op en staren elkaar aan. Een aardbeving! Dat gebeurt bijna nooit in Engeland. De bisschop komt binnen en spreekt hen moed in. 'Mannenbroeders, ga door met uw werk. God wil u met dit teken bemoedigen en versterken in uw taak'. Wiclif denkt er anders over, als hij later hoort wat er gebeurd is. Hij ziet de aardbeving als een oordeel van God over deze kerkvergadering. Op deze kerkvergadering in Londen zijn veel stellingen van Wiclif vervloekt als ketterijen. Nu breekt er een verschrikkelijke tijd aan voor de volgelingen van Wiclif. De nieuwe koning van Engeland staat toe, dat ze vervolgd worden, omdat ze ketters zijn. En dat gebeurt! Duizenden Lollarden zijn in gevangenissen geworpen of ter dood gebracht. John Wiclif wordt met rust gelaten. Hij heeft trouwens de ergste vervolgingen niet meer meegemaakt. Als hij een avondmaalsdienst bijwoont in de kerk van Lutterworth zakt hij plotseling bewusteloos ineen. Drie dagen later overlijdt hij op oudejaarsavond van het jaar 1384. Op zestigjarige leeftijd mag hij ingaan in de eeuwige rust. Het goede zaad van Gods Woord heeft hij mogen strooien. God gaf hem de moed, de kennis en de standvastigheid om dat te doen. Door zijn lessen aan de universiteit van Oxford, zijn preken, zijn vele boeken, maar vooral door zijn bijbelvertaling en het evangelisatiewerk van zijn volgelingen zijn veel mensen de ogen geopend voor allerlei gruwelijke dwalingen in de kerk.
Toch breekt het licht van Gods Woord nog niet helemaal door. Dat zal ruim honderd jaar later gebeuren door middel van het werk van de Reformatoren: Luther, Zwingli, Calvijn en zovele anderen. Maar de eerste lichtstralen van de Reformatie zijn wel te zien geweest in het leven en werk van John Wiclif. En daarom is hij ook wel genoemd: 'De morgenster van de Reformatie'.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995
Mivo +12 | 28 Pagina's