JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Esther - Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Esther - Israël

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Esther

Voorspel

Het boek Esther beschrijft een stuk geschiedenis uit de tijd na de zogenaamde ballingschap van de Joden in Babel. In dit land, dat in de tijd van Esther deel uitmaakte van het rijk van de Meden en Perzen, was na terugkeer van het grootste deel van de Joden onder Ezra een aantal achtergebleven. Ze hadden het in het vreemde land goed en verlangden niet terug naar hun vaderland. Tot deze groep behoorde ook Esther en haar oudere neef en voogd Mordechai.

Het boek Esther 

De schrijver van het boek is ons onbekend. Het boek ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon: Esther. Zij speelt de grootste rol en wordt door God als instrument gebruikt om de moorddadige plannen van Haman te verijdelen. Ter herinnering hieraan vieren de Joden, ook thans nog steeds, eind februari het vrolijke purimfeest. Dit boek wil tevens verklaren, waarom het purimfeest is ingesteld. Merkwaardig is, dat in dit gehele bijbelboek de naam van God niet genoemd wordt. Nergens in het Nieuwe Testament wordt dit boek aangehaald. En toch ... al staat de naam van God niet in het boek, Zijn vinger is er wel: Gods voorzienigheid! Hij zorgt door middel van Esther dat Zijn volk gered wordt.
Het boek Esther is eigenlijk een verkondiging van het almachtig ingrijpen van de eeuwige Koning, waardoor het heilige zaad bewaard blijft, waaruit Christus zal geboren worden. De strijd tussen de machten der duisternis en die van het licht, tussen het slangen- en vrouwenzaad, dateert al van Adams val. Het conflict tussen Haman en Mordechai is er slechts een episode uit. Het boek Esther wijst op de uiteindelijke overwinning van de Heere Jezus Christus.

Hoofdpersonen 

Ahasveros: zoon van Darius, regeerde van 485-465 (v. Chr.) over het Perzische rijk dat zich uitstrekte van Indië (India) tot Morenland (Ethiopië). Hij wordt getekend als een echt oosters despoot, lichtzinnig, zinnelijk en wreed. Iemand die zich makkelijk laat leiden door vleiers en vrouwen. Iemand voor wie een mensenleven niet gold, maar die regeerde naar willekeur. We weten van een veldtocht (in het derde jaar van zijn regering te Susan voorbereid vgl. Esther 1 : 3) tegen de Grieken, die slecht afliep: twee miljoen Perzen kwamen om. 
Vasthi: een hoogstaande vrouw, de voornaamste gemalin van Ahasveros, een Perzische, want volgens de Perzische gewoonte mocht de koning zijn officiële gemalin slechts kiezen uit een zevental van de voornaamste Perzische families. Vasthi liet zich niet tentoonstellen aan mannen in dronkemansroes, ook al wist ze dat het haar val zou zijn. Liever stond ze haar positie af dan haar eer als vouw.
Mordechai: een Benjaminiet, die zijn vaderland nooit gezien heeft. Z'n overgrootvader heette Kis, evenals vroeger Sauls vader. Deze Kis werd met koning Jojachin ten tijde van Nebukadnezar in ballingschap weggevoerd: 597 v. Chr. Kis behoorde waarschijnlijk tot de meer aanzienlijken, want de armen bleven achter (zie 2 Kon. 24 : 8 v.v.) Dit verklaart misschien ook Mordechai's positie aan het hof, al had hij hoogst waarschijnlijk een ondergeschikte betrekking, bijvoorbeeld lakei of portier. In deze positie ontdekte hij een aanslag tegen het leven van Ahasveros (Esther 2 : 21 v.v.). Zijn naam is aangepast aan de heidense omgeving: Mordechai herinnert aan Marduk, een Babylonische godheid. Hij was een - kennelijk veel oudere - neef van Esther, geen oom (zie Esther 2 : 7).
Esther: de belangrijkste figuur in het boek. Haar Joodse naam is Hadassa. Deze naam betekent: mirt (plant met heerlijk geurende bladeren en fijn witte bloemen). Haar Perzische naam is Esther. Deze naam betekent jonkvrouw of ster. Ze is een zeer knappe, bescheiden jonge Israëlitische vrouw. Esther 2 : 15 geeft een aanwijzing dat ze niet stond te popelen om een bijzonder gunstige indruk op de koning te maken. We leren haar kennen als een vrouw, die niet zonder geloof blijkt te zijn. Ondanks het feit, dat ze niet tot de koning durft te gaan, omdat ze zijn straf vreest, gaat ze toch, na drie dagen gevast en gebeden te hebben. 'Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om' (Esther 4 : 16). Anderzijds is het treffend, dat ze met en zekere vrouwelijke list zeer behoedzaam te werk gaat: ze dost zich fraai uit, komt niet direct met haar verzoek, maar bereidt de koning psychologisch voor op wat ze te vragen heeft. Op buitengewoon fijne, tactvolle wijze weet ze de gunst van de koning te zoeken voor haar volk, Haman te ontmaskeren en daardoor haar volk te redden.
Haman: een Agagiet. Volgens 1 Sam. 15 is Agag de koning der Amelekieten ten tijde van Saul. Mordechai zien we staan tegenover Haman, de eerste minister. Maar hier herhaalt de geschiedenis zich niet. Mordechai weigert de knieval voor Haman. Haman zal geen goddelijke hulde ontvangen. Die komt alleen de Heere toe. In Haman zien we de verpersoonlijking van sluwheid en opgekropte haat, voortkomend uit een waanzinnige hoogmoed, omdat een man niet naar zijn zin handelt, moet een heel volk eraan! Maar hoogmoed komt voor de val. De Heere laat niet met Zich spotten. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Dat hebben de Jodenhaters van Haman tot Hitler ervaren.

De plaats van handeling

Susan, de oude hoofdstad van het Perzische rijk bestond uit de burcht, waar de koning heerste, en de stad. De stad Susan lag in het landschap Susiana, ten oosten van Babel, en was de voormalige hoofdstad van Elam aan de rivier Klai. Reeds koning Cyrus had Susan tot buitenverblijf en residentie gemaakt, waar hij in de lente verblijf hield. Darius woonde het grootste deel van het jaar in Susan. Het was z'n hoofdresidentie, een voorbeeld dat door Xerxes werd opgevolgd. De stad lag in een vruchtbare, welvarende streek, met rivieren en kanalen doorstroomd. Dicht bij de stad lag de burcht met het daaraangrenzende paleis, een groot complex van gebouwen met veel grotere en kleinere zalen, gangen, binnenplaatsen en met een grote tuin.

De voorzienigheid

De catechismus noemt de voorzienigheid van God een almachtige kracht. Niets kan deze kracht tegenhouden. Behalve dat deze kracht almachtig is, is deze ook alomtegenwoordig. Omdat God Zelf overal is, daarom is ook Zijn voorzienigheid overal en gaat deze over alle dingen. Met behulp van de H.C. en de N.G.B. kunnen we nagaan welke daden van God in Zijn voorzienigheid naar voren komen. We zien dan dat deze bestaat uit onderhouding, regering en medewerking.

Onderhouding God doet de schepping voortbestaan.

God doet de schepping voortbestaan. Alle schepselen zijn afhankelijk. Als God ook maar een ogenblik Zijn hand terug zou trekken zou de schepping in het niet wegzinken: alle dingen bestaan te samen door Hem (Kol. 1 : 17) en Hij draagt alle dingen door het Woord Zijner kracht (Hebr. 1: 3). De onderhouding gaat zowel over de hemel als over de aarde. De engelen werden in een bepaald getal geschapen en zij vermeerderen of verminderen niet. God onderhoudt hen, evenals de gezaligden die in de hemel zijn. Op welke wijze God dat doet, is ons niet bekend, daar spreekt de Bijbel niet over. Op de aarde maakt God gebruik van de door Hem geschapen wetten en middelen. Hoewel Hij Zelf geen middelen nodig heeft, is het Zijn wil geweest om meestal door de middelen te werken. God gaf de mensen voedsel om hun lichaam te onderhouden, een huis om in te wonen, kleding ter bescherming van het lichaam, medicijnen om ziekten te kunnen bestrijden enzovoorts. Dat God niet aan de middelen gebonden is, blijkt op vele plaatsen in de Bijbel. Zo werden Mozes en Elia gedurende veertig dagen in leven gehouden zonder dat zij voedsel gebruikten (Ex. 34: 28; 1 Kon. 19: 8).
Ook bij de dieren en de planten draagt God er zorg voor dat de geschapen soorten blijven bestaan. Ook zij worden door voedsel onderhouden. Hoewel de dieren en de planten afsterven, toch blijven er telkens andere planten en dieren van dezelfde soort komen. Wel moeten we hierbij opmerken dat ook hierin de zonde zijn doorwerking heeft. Mensen hebben onvoldoende kleding, sterven soms zelfs van hoger, dierenrassen sterven uit en plantensoorten verdwijnen: de schepping is een gebroken schepping geworden.

Regering 

Niets gebeurt er in de hemel of op de aarde of het valt onder het bestuur van God: de Heere regeert (Ps. 93: 1). De Heere doet dat soeverein, dat wil zeggen dat God niemand rekenschap hoeft te geven van Zijn handelen. Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil (Ef. 1: 11). De Heere regeert over de hemel en de aarde, over engelen en mensen, over planten en dieren, maar ook over de satan en de duivelen. Niets is er van Zijn regering uitgesloten. Gods regering heeft ook maar één doel: het is gericht op de verheerlijking van Gods naam. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de beproeving van Job door de satan. Uiteindelijk ontving God daarvan toch de eer want Job zondigde in dit alles niet en schreef Gode niets ongerijmds toe (Job 1: 22).
Een ander duidelijk voorbeeld daarvan vinden we in de kerkgeschiedenis. Toen de christenen het meest vervolgd werden, was de bloei van de kerk het grootst: het bloed van de martelaren was het zaad van de kerk. Daarom bestuurt God alle dingen zo dat Zijn naam verheerlijkt wordt. En uiteindelijk zal alles leiden tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar God volkomen gediend zal worden.

Medewerking 

Hoewel in de H.C. en de N.G.B. alleen de onderhouding en regering genoemd worden als daden van Gods voorzienigheid, wordt bij het bespreken van Gods voorzienigheid meestal nog een derde daad gevoegd, namelijk de medewerking.
De medewerking zegt ons iets over de verhouding die God tot Zijn schepselen heeft. Het betekent dat het schepsel niets kan doen zonder dat God hem daarvoor de kracht geeft. Dat geldt voor het natuurlijke leven, want in Hem leven wij en bewegen ons, en zijn wij (Hand. 17: 28). We moeten beseffen dat we niet zouden kunnen ademen, lopen, denken, als God ons daartoe de kracht niet gaf. Hetzelfde geldt voor het geestelijke leven, want het is God Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filip. 2: 13). We zouden ook niet kunnen bidden wanneer de Heilige Geest ons niet te hulp kwam (Rom. 8: 26). Toch is de mens door het feit dat God in alle dingen moet 'medewerken' niet lijdelijk. God werkt niet 'in stokken of blokken' maar in de mens als een schepsel dat kan denken en overleggen. Gods Woord zegt dan ook dat de mens gelooft, bidt, zondigt. De mens blijft verantwoordelijk voor alles wat hij wel of niet doet. Dat betekent niet dat elk mens op dezelfde manier met zijn verantwoordelijkheid omgaat. Een aansprekend voorbeeld vinden we daarvan bij Ezra en Nehemia. Twee profeten die, in een gelijke situatie, een tegengestelde beslissing namen. Toen Ezra vanuit Babel terugkeerde naar Israël wilde hij van koning Arthasasta geen leger ter bescherming aanvaarden: hij geloofde dat de Heere voor hen zou zorgen (Ezra 8: 22, 23). Nehemia echter aanvaardt, in dezelfde omstandigheden als Ezra, wel een leger van Arthasasta ter begeleiding op de reis (Neh. 2: 9). Beiden namen de beslissing in het geloof. Het betekent voor ons dat niet de beslissing op zichzelf, maar hoe we tot een bepaalde beslissing gekomen zijn, bepalend is of het overeenkomt met Gods wil. Denk hierbij aan sollicitaties, vaccineren, verzekeren, etcetera.

Het geloof in Gods voorzienigheid 

In zondag 10 van onze Heidelbergse Catechismus wordt het geloof in de voorzienigheid van God op heel persoonlijke wijze beleden. We horen daar tot drie keer toe over Gods hand, Zijn vaderhand. En dat is een ander woord voor Gods voorzienigheid. Wij gebruiken die uitdrukking ook: die en die heeft daar de hand in gehad. Veel mensen hebben een karikatuurbeeld gemaakt van zondag 10. 'O ja', hoor je dan, 'daar wordt toch beleden dat ook alle ellende in de wereld van God komt! Zo'n God kan toch de God van de Bijbel niet zijn. Nee, als het waar is dat God voor alle schepselen zorgt, waarom sterven er dan miljoenen mensen in deze wereld van de honger? Onderhoudt Hij die dan niet? En als Hij alle dingen regeert, waarom heeft Hij dan de massamoorden in Auschwitz toegelaten, en de atoombom op Hirosjima? Wat is dat voor een God, die voor dit alles verantwoordelijk is?' Om te huiveren, vind je niet? Is dat waar? Geeft zondag 10 aanleiding tot zulke gedachten? Werkt God de gevreesde ziekte? En multiple sclerose? Is Hij de werkende oorzaak van de oorlog en de massamoorden? Laat dat je nooit aanpraten! Wel is het zo dat we op vele vragen in dit leven geen pasklare antwoorden krijgen, maar één ding is zeker, van het kwaad kunnen we nooit God de schuld geven. Wij mensen en de duivel zijn daarvoor verantwoordelijk. De oorsprong van het lijden ligt in de zondeval. En wie dat vergeet, maakt van zondag 10 een karikatuurbeeld. Zeker, die vragen over het wereldleed blijven wel vragen, maar in zondag 10 gaat het over iets heel anders.
Zondag 10 is niet een 'leer' over Gods algemene voorzienigheid, een soort objectieve theorie van Gods wereldbestuur. Wie dat denkt, komt inderdaad tot de conclusie dat alle daar genoemde ellende door God gewerkt is. Waar gaat zondag 10 dan wel over? Het gaat daar over Gods allerbijzonderste voorzienigheid namelijk Gods vaderlijk zorg over het leven van Zijn kinderen. We horen hier de belijdenis van een christen, een ware gelovige, die heel dicht bij zijn hemelse Vader leeft. Hier wordt verteld hoe Gods kinderen alle dingen beleven in hun persoonlijk leven. Niet als een noodlot, of als een keten van toevalligheid, maar als komende uit Gods hand. Het gaat hier om een levend vertrouwen op de leiding van Gods vaderhand.

Antisemitisme

Antisemitisme is een woord dat pas in de vorige eeuw gebruikt is bij de Dreyfuss-affaire.
Dreyfuss was een Joodse kapitein in het Franse leger die in de vorige eeuw ten onrechte voor hoogverraad veroordeeld is. Het begrip drukt de haat tegen de Joden uit. Maar het is een kwaad dat al van veel oudere datum is. Omdat Israël door God verkoren is tot Zijn volk, heeft de tegenspeler van God, de satan, alle moeite gedaan om Israël tot ontrouw aan te zetten. En hij is daar vaak nog in geslaagd ook. Farao neemt maatregelen om het volk van de Joden op lange termijn uit te roeien: alle pasgeboren jongetjes moeten gedood worden (Ex. 1 - 2). Als dat mislukt, komen er nieuwe maatregelen. Nebukadnezar verbant het tweestammenrijk naar Babel; het volk der Joden zal uitgeschakeld worden. Haman heeft ook geprobeerd om het volk uit te roeien. Hij is het klassieke voorbeeld van een antisemiet: de vijand der Joden (Esther 9: 10).
Het verzet tegen de Joodse godsdienst zie je ook bij de Romeinen rond het begin van onze jaartelling. Volgens de Romeinen waren de Joden god-loos; ze hadden immers geen (zichtbare) goden. Dat maakte de Joden verdacht en weldra werden er allerlei verhalen in omloop gebracht. Er zouden afschuwelijke dingen gebeuren tijdens de besloten godsdienstige samenkomsten. De aparte opstelling van de Joden gaf veel ergernis en leidde tot maatregelen om de Joden te vervolgen.

Overlast

Niet alleen de heidenen gaven veel overlast aan de Joden, ook de christenen. We denken bijvoorbeeld aan de periode van de kruistochten, hoewel de oorsprong ervan beslist niet antisemitisch was. Jeruzalem, bedreigd door de Turken, moest bevrijd worden: God-wil-het. Maar gedurende de drie jaar lange tocht werden er in Zuid- Duitsland meer dan 10.000 Joden verdreven of vermoord. En bij de inneming van Jeruzalem werden er zelfs meer Joden gedood, dan Titus had gedaan in 70 na Christus. De Joodse annalen spreken over het kruisbloedbad. In de middeleeuwen werd de Joden verweten dat ze de hostie - het gewijde brood van het misoffer - uit de kerk gestolen hadden en daarna tot bloedens toe geslagen hadden: Christus opnieuw gekruisigd. Bij de rituele slachtingen zouden de Joden christenkinderen geslacht hebben, die ze eerst gestolen hadden toen de pest, de zwarte dood uitbrak (1350) en veel slachtoffers maakte: de Joden zouden de bronnen vergiftigd hebben met een mengsel van kikkers, spinnen, hagedissen, harten van christenen en de hostie.
De Reformatie brengt niet veel verandering in de positie van de Joden. Het boekje van Luther (1543) 'Over de Joden en hun leugens', waarin hij harde maatregelen tegen de Joden bepleitte, is in het Neurenberg-proces door de nazi Julius Streicher geciteerd om de anti-Joodse wetten van het Hitlerregime te legitimeren.
Calvijn was milder tegenover de Joden. Maar in theologisch opzicht bleef Calvijn aanhanger van de opvatting (door Augustinus met kracht verdedigd) dat de kerk, als het nieuwe geestelijke Israël, de plaats van het volk Israël ingenomen heeft.

Gematigd

Naast religieuze factoren gingen in de laatste eeuwen ook sociaal-economische motieven een rol spelen bij de jodenhaat. Hitler schold de Amerikaanse Joden uit voor 'plutokraten' omdat ze de handel, de kapitaalmarkt en daarmee de politiek beheersten. In de dertiger jaren was het Duitse volk gematigd antisemitisch. De Duitsers waren anti-Joods maar geweld zouden ze niet gebruiken. Het antisemitisme was er, maar het was niet de reden waarom men Hitier politieke macht gaf. Maar het was echter wel Hitiers dictatorschap dat aan het aanwezige antisemitisme zijn gewelddadige vorm gaf. Een kleine elitegroep in Duitsland gebruikte het anti-semitisme om bepaalde doeleinden te bereiken. Datzelfde fenomeen zien we in Rusland en in de Arabische moslimwereld. Sinds de zesdaagse oorlog van Israël (1967) hebben zo'n 600 antisemitische boeken en brochures in Rusland het licht gezien waarin men het op de Joden voorzien heeft.

Moslimlanden

Ook in het Midden-Oosten is er een opleving van het antisemitisme. In een boek van Khomeini wordt gesteld dat de Joden het Westen in hun macht hebben. De Joden/zionisten hebben een gedeelte van een moslimland veroverd, Israël, om op deze manier het Midden-Oosten te beheersen. De werkelijke vijand, die gesteund wordt door Amerika en Rusland, is het Joodse volk.
Typische voorbeelden van jodenhaat zijn ook te vinden in de Egyptische pers. Het vredesproces tussen Egypte en Israël wordt gesteund, maar aan de andere kant wordt geschreven dat de Joden een plaag zijn; dat Hitler gelijk had en een groot man was en wist wat hij met de Joden doen moest; dat de Joden bedriegers zijn en niet te vertrouwen.

Klankbeeld Israël

Half februari 1992 verschijnt een +16 klankbeeld over Israël. Het gaat over de geschiedenis van de Joden en onze visie op het Joodse volk. Het sluit goed aan bij deze schets en is voor +14 verenigingen goed bruikbaar. Het duurt ongeveer een half uur. Reserveer het bij het Bondscentrum.

Mivo +16 Israël

Eind januari 1992 verschijnt in het kader van de winterthemadagen een Mivo+16 project over Israël. Wie op de vereniging een avond aan dit onderwerp wil besteden, kan hieruit veel extra achtergrondinformatie halen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Mivo +12 | 24 Pagina's

Esther - Israël

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Mivo +12 | 24 Pagina's