JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Hoe vier je de zondag?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe vier je de zondag?

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Algemeen

Wanneer deze geschiedenis precies gebeurd is, zegt Lukas niet. Ook niet op welke plaats. Het zal misschien in Galilea of Perea gebeurd zijn, in het laatste halfjaar van Christus' omwandeling op aarde (zie vers 22). Het gaat er Lukas om, door middel van dit verhaal te tonen hoe de Heere Jezus Zich als de Messias openbaarde in het werken van heil en het brengen van het Evangelie. Hij vermeldt slechts dat het wonder plaatsvond in de synagoge op de sabbat, omdat het de vraag betrof wat wel of niet op de sabbat gedaan mocht worden. Het is ook niet duidelijk of de vrouw tijdens de prediking van de Heere Jezus is binnengekomen of daarvoor al.

De ziekte

Omdat Lukas niet duidelijk zegt welk soort ziekte het was, waardoor de vrouw gebogen was, is het waarschijnlijk geen gewone ziekte geweest, waarmee de geneesheren wel raad wisten. Hoofdoorzaak was hier een werking van het duivelenrijk, zoals de Heere Zelf zegt in vers 16. Toen de Heere Jezus de vrouw genas, gaf Hij zowel blijk van Zijn macht als van Zijn genade, want Hij legt er getuigenis door af dat Hij gekomen is om de ongelukkigen te helpen.

Een dochter van Abraham 

De vrouw was niet slechts naar het vlees, maar ook naar de geest een dochter van Abraham. Haar geloof in de Heere openbaarde zich duidelijk in haar danken en prijzen van God.

Hoe is de sabbat ontstaan?

De rustdag is niet pas ingesteld bij de Sinaï, toen de Heere de tien geboden gaf aan het volk Israël. Luister maar naar het vierde gebod: 'Gedenk de sabbatdag dat gij die heiligt'. Gedenken betekent: denken aan. De sabbat was er dus al. Ze vindt haar oorsprong in de schepping. We noemen het daarom wel een scheppingsordinantie. We kunnen dit lezen in Gen. 2: 2 en 3. God stelt Zijn Eigen werk ons tot voorbeeld. Calvijn zegt: 'God wil dat Zijn voorbeeld ons tot een regel zal zijn'. Zes dagen werken, een dag rusten: de sabbat. De sabbat was er dus al voor de zondeval. Na de zondeval heeft de Heere de sabbat niet ingetrokken. De mens mocht een rustdag houden. Daarom klinkt in dit gebod Gods grote goedheid door voor de mens. De sabbat is een zegen en is als teken gesteld tussen God en de mens (Ez. 20: 12 en 20: Daartoe ook gaf ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat ze zouden weten dat Ik de Heere ben, Die hen heilige... En heiligt Mijn sabatten en zij zullen tot een teken zijn tussen Mij en tussen u, opdat gij weet dat Ik de Heere uw God ben). Met het teken wordt de eeuwige rust aangeduid die er overblijft voor het volk van God.

De sabbat

* De sabbat is een zeer oud Joods feest, dat gevierd werd, en nog steeds gevierd wordt, op onze zaterdag. Eén van de geboden in de wet van Mozes had betrekking op de sabbat: 'Gij moet de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u'. In het scheppingsverhaal wordt verteld, dat God op de zevende dag rustte en dat hij die dag zegende en heiligde.
* De boeken van Mozes bevatten verschillende wetten en bepalingen aangaande de sabbat. Op de sabbat mocht men geen grote afstanden gaan: een sabbatsreis = 2000 el = ongeveer 1000 meter. Men mocht geen vuur ontsteken of arbeid verrichten. Wie de sabbatswetgeving schond, werd met de dood bestraft (Num 15: 32-36).
* Langzamerhand kwamen er steeds meer sabbatsverboden. De schriftgeleerden en farizeeërs hadden zoveel sabbatsvoorschriften, dat het voor gewone mensen onmogelijk was deze allemaal bij te houden. Het was verboden te zaaien, te oogsten, lasten te dragen, een knoop los te maken, twee steken te naaien en twee letters te schrijven.
* De sabbat begon op vrijdagavond, bij het vallen van de schemering. Het hoofd van de synagoge gaf een aantal signalen met een speciale trompet van een hooggelegen plaats. Alle arbeid werd afgebroken en in ieder huis werd de 'sabbatslamp' aangestoken. Op de vrijdag was alles in huis klaargemaakt voor de sabbat. De vrijdag werd daarom de dag van Voorbereiding genoemd. Op de dag van de sabbat zelf ging men 's morgens naar de godsdienstoefening in de synagoge. Op zaterdagavond werden nieuwe trompetsignalen gegeven ten teken, dat de sabbat voorbij was.
* De christenen begonnen langzamerhand de zondag als hun heilige dag te vieren. Op deze dag immers was Jezus opgestaan uit de doden. In het Nieuwe Testament wordt de zondag 'de eerste dag der week' genoemd. [Hand. 20: 7]
* Dat de sabbat een scheppingsordinantie is, blijkt uit het feit dat er overblijfselen bij veel volken gevonden worden. Zo worden er sporen van de sabbat aangetroffen bij andere volken, die echter bepaalde dagen als ongeluksdagen beschouwen. Op die dagen werkt men niet, want dan lukt er toch niets. De vijftiende dag van de maand heette bij de Babyloniërs 'sjapata' (zesde dag van het midden). Dat was een soort bede- en boetedag.

De Heere Jezus en de sabbat

Het zijn de farizeeërs en schriftgeleerden geweest die het oorspronkelijke sabbatsgebod hebben aangevuld met een scala van regels en geboden. Nauwkeurig werd bepaald welke arbeid en handelingen verboden waren. Men bracht dit onder in 39 soorten ('hoofdwerken') met diverse onderverdelingen. Ragfijn werd uitgemeten wat wel of wat niet op de sabbat was toegestaan. In Zijn omwandeling op de aarde kwam de Heere Jezus verschillende malen in conflict met deze wettische sabbatsviering. Hij heeft zich niet verzet tegen de sabbat als scheppingsordinantie, en ook niet tegen het specifiek Israëlietische karakter van deze dag, maar tegen de vrome, menselijke inzettingen. De Heere Jezus heeft als Mens en als Israëliet de sabbat gehouden (Lukas 4: 16 en 31, Matth. 5: 17, Joh. 5: 14). Hij leerde zelfs in hun synagogen (Markus 1: 21, 6: 2, Matth 15: 34, Lukas 6: 6, 13: 10). Hij wijst Zijn volgelingen juist op een nauwe wetsbetrachting vanuit een waar geloof en een heilige liefde tot God. Zonder afbreuk te doen aan de sabbatsviering in het Oude Testament wil Hij hen leren dat weldadigheid en barmhartigheid op de sabbat evenzo geboden is als het waarnemen van de godsdienstige plichten (Joh. 7: 22). Iets waar de farizeeërs en schriftgeleerden moeite mee hadden (Joh. 9: 16, 5: 16, Markus 2: 23 en 24). Zolang er van een zekere noodzaak sprake is, houden zij zich stil (Markus 1: 23-31, Lukas 4: 33- 39, Matth. 8: 14 en 15), maar zo gauw deze echter volgens hun inzichten niet aanwezig is, barsten zij in vijandschap los. Lees ter verduidelijking enkele van de volgende geschiedenissen:
- genezing van de verlamde in Bethesda (Joh. 5: 1-18)
- de discipelen plukken aren op de sabbat (Markus 2: 23-28)
- de genezing van een verdorde hand in de synagoge (Matth. 12: 9-14, Lukas 6: 1-11)
- de genezing van een verlamde vrouw in de synagoge (Lukas 13: 10-17)
- de genezing van de waterzuchtige man aan de sabbatsmaaltijd (Lukas 14: 1-6)
- de genezing van de blindgeborene in Jeruzalem (Joh. 9: 1-41)

Als antwoord op al deze beschuldigingen laat de Heere Jezus duidelijk uitkomen: 'Dat de sabbat gemaakt is om de mens, niet de mens om de sabbat' (Markus 2: 27). Lees bij dit vers ook de kanttekening van de Statenvertaling na. 'Zo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van de sabbat' (Markus 2: 28). Niet de mens maakt uit hoe hij de sabbat wil gebruiken, maar Hij, de Messias, Gods eniggeboren Zoon, weet wat de wil van Zijn Vader is. Hij alleen kon vragen: 'Wie van u overtuigd Mij van zonde?' (Joh. 8: 46).

De sabbat voor de ballingschap

Het houden van de sabbat bestond voor de ballingschap uit de volgende elementen:
- het houden van een heilige samenkomst (Lev. 23: 3)
- verdubbeling van het dagelijks te brengen brandoffer (Num. 28: 9 en 10)
- zingen bij de offers (Psalm 92 bij het morgenoffer)
- het verwisselen van de toonbroden (Lev. 24: 8).

Sabbatsviering na de ballingschap

Tijdens de ballingschap kwamen de Joden op de sabbat bijeen. Zo'n bijeenkomst droeg de naam 'synagoge' (samenkomst). Na de ballingschap ging men hier mee door en ontstonden de synagogen. Helaas zien we dan ook een ontaarding van de sabbatsviering doordat vooral de farizeeërs alle mogelijke bepalingen gingen maken van wat wel en wat niet mocht.

De synagoge

* In de tijd van Jezus hadden de meeste dorpen en steden een of meer synagogen. De synagoge was geen tempel, maar herinnerde de Joden aan de tempel te Jeruzalem met zijn eredienst. Ook in Jeruzalem waren er synagogen. Op de sabbat en bij de grote Israëlietische feesten vonden in de synagoge diensten plaats. Bovendien was de synagoge driemaal per dag open voor gebed.
* De synagoge moest gebouwd worden op de hoogste heuvel in de omtrek. De ingangen waren gekeerd naar Jeruzalem.
* In de grote zaal van de synagoge stond een zevenarmige kandelaar en een eeuwig brandende lamp. In de synagoge stond geen altaar. Men droeg er geen offers op. Daarom deden in de synagoge nooit priesters dienst. Gebed, tekstlezing en lofzang zijn altijd het belangrijkst geweest in de eredienst van de synagoge. In een kast, die waarschijnlijk verplaatsbaar was, werden de heilige Thorarollen bewaard. Vrouwen en kinderen moesten plaatsnemen op een speciale galerij.
* Grenzend aan de eigenlijke hoofdruimte, hadden de grotere synagogen een bijgebouw. Deze bestond uit kleine vertrekken, gelegen rond een open binnenplaats. Deze konden gebruikt worden als klaslokaal of als logeerruimte voor pelgrims. 
* De synagogen werden in de regel opgericht en in stand gehouden door heel de gemeente; een enkele maal gaf een vermogend man er een aan de gemeente (Lukas 7: 5).
* Aan elke synagoge waren verbonden:
1. een college van oudsten, dat de leiding van de gemeente in handen had en tucht over haar oefende; 
2. een leider, 'overste der synagoge' (Luk. 8: 41 enz.) die toezicht hield op de synagoge, de godsdienstoefeningen leidde, aanwees wie de Wet moest lezen, in gebed moest voorgaan, geschikte personen uitnodigde om te prediken (Hand 13: 15); 
3. een dienaar, die bij de godsdienstoefeningen de heilige schriften aanbracht en wegzette (Luk.4: 20). 

Zondagsheiliging 

In het vierde gebod heeft heiligen de betekenis van afzonderen. De zondag is een afgezonderde dag, anders dan de andere zes dagen. De dag die de Heere Zelf geheiligd heeft. Zo moet ook de zondag voor ons een afgezonderde dag zijn. Helaas is dat zo anders als je om je heen kijkt. Vooral als het mooi weer is, trekken duizenden naar het strand of de bossen. Voor de sport is de zondag de belangrijkste dag. Inderdaad, ook dan is de zondag een dag die anders doorgebracht wordt dan andere dagen, maar... zou de Heere het zo bedoeld hebben? Heeft Hij deze dag geheiligd om hem door anderen te laten ontheiligen?
We moeten echter niet alleen naar anderen kijken. Ook tot ons komt de vraag: hoe brengen wij de zondag door? Is de zondag voor ons een afgezonderde dag? De meesten zullen hier wel 'ja' op zeggen. Toch blijft de vraag: hoe vieren wij de zondag?

Zondagsviering

Is de zondag voor ons een rustdag, een dag waarnaar we uitzien? Een dag die we willen vieren zoals God van ons vraagt? Een dag waarop we naar de kerk gaan, waarop we van God zingen of over Hem spreken?
Of is de zondag een dag waaraan we eigenlijk een hekel hebben? Is de zondag voor ons misschien de dag waarop we 'niets' mogen doen? Een dag met allemaal verboden? Lees dan zondag 38 van de Heidelberger Catechismus maar eens. 
Wat gebiedt God in het vierde gebod? 'Eerstelijk, dat de kerkdienst, of het predikambt, en de scholen onderhouden worden, en dat ik inzonderheid op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstiglijk kome, om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen, en de armen christelijke handreiking te doen; ten andere, dat ik al de dagen mijns levens van mijn boze werken ruste, de Heere door zijn Geest in mij werken late, en alzo de eeuwige sabbat in dit leve aanvange.'
Als we goed lezen, zien we dat er niet staat: 'Wat verbiedt God', maar: 'Wat gebiedt God'. In het antwoord op deze vraag vinden we geen opsomming van wat wel en wat niet mag, wat wel goed is en wat niet goed is. Maar mensen hebben de zondag gemaakt tot een dag die aan elkaar hangt van verboden. De Heere zegt ons alleen wat we wel mogen doen. En dat is heel wat. Wanneer we dat allemaal doen, dan is de zondag de drukste dag van de hele week. Als de Heere ons de ware liefde tot Hem geeft, dan wordt de zondag een feestdag, een dag om te vieren. Dan zouden we willen dat het iedere dag zondag was. Dan zijn we blij als het eindelijk weer zondag is. Dan gaan we graag naar de kerk. Dan wordt de kerkdienst iets anders dan om de paar minuten op je horloge kijken. Dan moet je niet meer van je ouders naar de kerk, dan mag je. Dan ga je met vreugde in het huis des Heeren om daar met lof Zijn grote naam te danken.

Is de vorm belangrijk?

Vorm en wezen zijn niet gelijk, maar wel zijn beide noodzakelijk. Wie water wil drinken, heeft daarvoor een beker (een vorm) nodig, hoewel het niet het belangrijkste is hoe die beker er precies uit ziet. Zo is ook voor een goede zondagsviering een vorm nodig.

De sabbatsstrijd en de synode van Dordrecht 

In de 17e eeuw is in ons land de zogenaamde sabbatsstrijd gevoerd. Sommigen stelden toen dat het vierde gebod door Christus vervuld is en dat onze zondag dus niets met het vierde gebod te maken heeft. Onze zondag zou dan geen goddelijke instelling zijn, maar alleen een kerkelijke instelling, een dag, waarop we herdenken de opstanding van Christus.
Je voelt, dat men zo op een gemakkelijke manier over de zondagsheiliging kan denken, want we zouden dan niet meer te maken hebben met een goddelijk gebod dienaangaande.
Tegenover deze 'Coccejanen' stonden mannen als Voetius, Teelinck en Udemans die met grote kracht handhaafden dat het vierde gebod ook nu nog geldt. Zij betoogden dat de rustdag een scheppingsordinantie is en dat een scheppingsordinantie nooit tijdelijk kan zijn, maar altijd zijn geldigheid behoudt. Deze sabbatsstrijd, die grote beroering bracht, is uiteindelijk ook op de Dordtse Synode aan de orde gekomen. De aanleiding daartoe vormde de klacht van de Engelse afgevaardigden over de vergaande ontheiliging van Gods dag in de stad waar de Synode vergaderde, in Dordrecht. De melkboeren uit Barendrecht kwamen immers ook op zondag gewoon hun melk venten in Dordrecht, terwijl de winkels op zondag geopend waren. Een ouderling-afgevaardigde uit Middelburg, een jurist, Hosbergius, wierp toen de handschoen in de strijd door te zeggen dat als de Engelse afgevaardigden gelijk hadden, men ook het vierde gebod helemaal moest handhaven, en de sabbat op de zevende dag houden. Deze ouderling was een volgeling van ds. Buis uit Middelburg, een Coccejaan. De Dordtse Synode heeft toen een commissie benoemd om de zaak van de sabbat te onderzoeken en rapport uit te brengen op de volgende synode. Deze commissie bestond uit de Zeeuwse afgevaardigden en de theologische hoogleraren. Een volgende synode is nooit meer gehouden, waarop de zaak definitief gesteld kon worden, maar wel is het rapport van de commissie verschenen. In dat rapport wordt gesteld dat onze zondag wel degelijk gefundeerd is in het vierde gebod van Gods heilige wet, maar dat dit gebod iets ceremonieels en iets moreels heeft. Het ceremoniële van het vierde gebod is de strenge rust, die de oudtestamentische sabbat kenmerkte en de zevende dag.
Die strenge rust onder het Oude Testament, waarbij zelfs op het sprokkelen van hout de doodstraf stond, had immers een doel in zichzelf. Zij diende namelijk om de rust af te schaduwen, die Christus zou aanbrengen. Die rust is nu door Christus aangebracht en daarom heeft nu de rust van de zondag geen doel op zich, maar is zij middel geworden. We rusten op Gods dag van onze arbeid, om daardoor in staat te zijn die dag te besteden in de dienst van de Heere. Ook de zevende dag was ceremonieel en is door Christus vervuld. Maar, zei de commissie, het morele, het blijvende van het vierde gebod is, dat een dag in de week in het bijzonder bestemd zal zijn voor de dienst van God. Zo sprak ook de Dordtse Synode uit:
'De christenen moeten de zondag volmaaktelijk heiligen. Deze dag is in de oude Katholieke kerk altijd onderhouden geweest. Op die dag moet men rusten van alle slaafse arbeid (uitgezonderd die der liefde en der noodzakelijkheid) mitsgaders van alle recualien die de godsdienst verhinderen.'

Zondagsheiliging en zondagsviering

De bijbelse gegevens over de rustdag zijn zo uitgebreid, dat het te ver zou voeren er hier uitvoerig op in te gaan. De strijd die hierover in de zeventiende eeuw in ons land is gevoerd, heeft geleerd dat de stelling, dat de oudtestamentische sabbat bij de ceremoniële wetten hoort, niet houdbaar is. Niet alleen in de tien geboden, maar reeds bij de schepping gebiedt God een dag voor Hem af te zonderen, te heiligen tot een 'sabbatdag' (dat is rustdag). En dit gebod geldt nog, als scheppingsinstelling en als zedelijke wet, voor ieder! Maar al gauw wordt het afzonderen van de zondag, het nalaten van allerlei zaken, het 'heiligen' dus, in verband gebracht met een wettische geest. Dit behoeft echter niet wettisch te zijn. Het kan heel wettig zijn. Hoe kan er immers van heiligen gesproken worden als er geen grenzen getrokken worden? Toen Israël bij de Sinaï gelegerd was en God Zijn wetten gaf, was de berg heilig. Daarom werd ze afgepaald. De dienst der offeranden was een heilige dienst. Daarom stond nauwkeurig vast, wie er wel en wie er niet bij mochten helpen.
Waar sprake is van heiliging, daar zijn grenzen nodig. Zo ook bij de heiliging van de rustdag. En wie dat wettisch vindt, mag wel eens nazien of hij zelf niet met een wettische geest bevangen is. Want onder wettisch te zijn, verstaat men: te steunen op eigen werken, op een eigengerechtigheid. Wie er prat op gaat niet op zulke werken te steunen, loopt groot gevaar op deze houding te steunen, waardoor hij in het kwaad valt, dat hij in een ander veroordeelt. Gods Woord laat er trouwens geen twijfel over bestaan dat het heiligen van de sabbat het nalaten van veel werkzaamheden inhoudt. De plaats ontbreekt hier om het met voorbeelden aan te tonen.
Moeilijker lijkt het te worden als we gaan vragen waar de grenzen liggen of waar ze getrokken moeten worden. Wat doen we wel en wat niet? Juist over deze zaak wordt vaak onverkwikkelijk gediscussieerd. Wie de grens wat strakker trekt, verkettert degenen, die meer geoorloofd achten - en toont zo zijn hoogmoed. Wie een ruimere opvatting heeft over de zondagsviering, ziet minachtend neer op de 'enghartigen' - en geeft er daardoor blijk van uit hetzelfde hout gesneden te zijn. We stellen ons zo gauw boven de ander. De geest die uit God is, handelt anders. Wie God liefheeft, leeft anders met Gods wet en met Gods dag. Die beseft, dat hij nooit zijn pas recht kan houden, nooit kan zeggen: als ik dat en dat doe, en dat nalaat, dan zal het wel gaan. Maar hij is ervan doordrongen dat zijn beste werken met zonde besmet zijn. Die heeft - om ons tot de zondag te beperken - last van de afleidende gedachten in de kerk, van het in gedachten bezig zijn met het werk van de komende week en dat op de rustdag, ja van alles, wat afleidt van het doel waartoe God deze dag gegeven heeft. Wie de Heere liefheeft, die heeft ook Zijn dag lief. Daarom zoekt hij deze dag aan te wenden tot het doel dat God met het geven ervan op het oog had: de geestelijke rust (zie ook Hebr. 4). En als dit beginsel, dat uit God is, de leiding heeft, dan geeft het trekken van grenzen geen moeilijkheden meer. Dan heeft men geen zin in wat afleidt, maar dan is er een lust om te horen, te spreken, te lezen of te zingen over Gods werk tot 's mensen zaligheid. Dan is men blij met deze dag, die men dan ook zoveel mogelijk vrijmaakt om bezig te zijn met geestelijke zaken, ouders samen met hun kinderen, vertellend, in een onderling gesprek, zingend rond het orgel, of ieder voor zich delvend in de schatten, die onze vaderen ons nagelaten hebben. Wie 'in deze dingen leeft' - om met Hizkia te spreken - ervaart de zondag als een feestdag. Dan ziet men er verlangend naar uit en wil men ieder uur wel vrijmaken om aan te wenden ter verkrijging van geestelijke goederen, voor onszelf en voor anderen.
De Heere heeft met het gebod van de heiliging van de rustdag niet bedoeld de mens een dag te geven zonder inhoud, waarvoor alleen de verboden zouden gelden. Het 'heiligen' is een 'afzonderen tot', en wel tot de dienst des Heeren. De Heere Jezus wees erop, dat de mens niet is gemaakt voor de sabbat, maar de sabbat voor de mens (Markus 2: 27). Het is een gave van God, de mens ten goede. Hierbij rijst de vraag, wat dan wel de inhoud, de waarde van dit geschenk mag zijn. Als we de bijbelse gegevens met elkaar vergelijken dan zien we, dat de rustdag in de eerste plaats gegeven is tot bezinning op de voleinding, de vervolmaking van de schepping. Met de zevende dag (het getal zeven is het getal van de goddelijke volmaaktheid) is de week vol. Op deze laatste dag moest de mens zich bezinnen op, en rusten in het uiteindelijke doel van Gods werk, en dan ook van zijn eigen werk, namelijk de verheerlijking Gods en de heiliging van Zijn naam. Maar niet alleen de bezinning hierop, ook het in praktijk brengen ervan is dan het doel van deze dag van afzondering. Na de zondeval is dit niet veranderd. Alleen kon de mens toen niet meer bereiken waartoe ze gegeven was. Het rusten in het volmaakte is van zijn kant onmogelijk geworden, de volmaaktheid is voor hem onbereikbaar geworden. Toch bleef de rustdag enerzijds een herinnering aan de rust die er was in het paradijs; anderzijds werd ze tot belofte van de rust, die Christus zou verwerven. Toen deze rust verworven was, werd daarom de eerste dag van de week geheiligd tot rustdag. Nu mag Gods Kerk leven vanuit het volbrachte werk van de Rustaanbrenger. Nu is deze dag geworden tot een herdenkingsdag van Christus' opstanding, van Zijn overwinning over de dood en van Zijn volbrachte middelaarswerk. Daarom is ze nu inzonderheid een feestdag voor Gods Kerk, een dag om zich te verlustigen in de aangebrachte rust. Wie durft dan nog te beweren, dat men door uit te slapen en door een extra te nemen aan lichamelijke rust, deze dag als rustdag viert?! Moet het dan niet - zoals Mc. Cheyne zegt - de drukst bezette dag van de week zijn? Past het ons niet veeleer vroeg op te staan en laat naar bed te gaan en alle middelen waar te nemen, die God ons nog gegeven heeft om deze dag aan Zijn doel te laten beantwoorden? Hier past geen uitvlucht zoals: we zijn nog onbekeerd, we kunnen er ons hart toch niet bijkrijgen, we missen de ware lust. Ligt de oorzaak van het verval van Gods Kerk niet mede in ons verachten en nalaten van het gebruik van de middelen? Zo stelt de Heere het tenminste dikwijls voor (lees onder meer Jes. 56: 1-7).
Laten we daarom de dag des Heeren heiligen en vieren, dat wil zeggen afzonderen van onze dagelijkse bezigheden en vullen met een biddend waarnemen van de door God gegeven middelen, want 'indien gij uw voet van de sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heilige dag; en indien gij de sabbat noemt een verlustiging, opdat de Heere geheiligd worde, die te eren; en indien gij die eert, dat gij uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt; dan zult gij u verlustingen in de Heere, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde, en Ik zal u spijzen met de erve van uw vader Jakob; want de mond des Heeren heeft het gesproken' (Jes. 58: 13 en 14).

Zondagsarbeid

Er zijn altijd werkzaamheden die op zondag moeten gebeuren en veel van deze zaken liggen zo duidelijk dat niemand er een probleem van zal maken. Patiënten in ziekenhuizen en verpleeghuizen moeten geholpen worden, maar hoever kan men daarmee gaan? Nu de grenzen meer gaan vervagen en werken op zondag steeds algemener wordt, wordt het ook moeilijker om je houding te bepalen. Ook in christelijke kringen gaat men in dit opzicht een steeds ruimer standpunt innemen. Bezwaren tegen werkzaamheden die niet direct noodzakelijk zijn, ziet men als een wettische opvatting van de zondag. Dit gevaar is niet denkbeeldig. Aan de ene kant dreigt het gevaar van een inhoudsloze oppervlakkigheid en aan de andere kant van een dor wetticisme.
Wanneer men in een situatie verkeert dat men 's zondags meer moet werken dan strikt noodzakelijk is, dan zouden we de raad willen geven om in de week te tonen dat men echt wel werken wil en zich ook niet strak aan de tijd houdt, om daarmee aan te geven dat bezwaren tegen bepaalde zondagsarbeid niet voortkomen uit luiheid of te proberen je er op een gemakkelijke manier van af te maken, maar dat het je ernst is. Anderzijds zijn er ook onder ons die 's zondags werken wel prettig vinden. Op deze manier heb je een wettig excuus om niet naar de kerk te gaan en je behoeft je ook niet te vervelen. Door deze handelswijze berokken je jezelf en anderen veel schade. In noodsituaties zullen we, ook op zondag, doen wat nodig is. Denk aan de watersnood in 1953, bij brand en ongelukken, maar veel zondagswerk komt voort uit onrust, verveling, angst om minder te verdienen, slechte cijfers te behalen, kortom ongeloof. Doordat steeds meer mensen de zondag als een 'werkdag' beschouwen, worden ook steeds meer mensen in een gedwongen werksituatie geplaatst. Ook wat de zondagsopvatting betreft veranderen de normen snel en zal het steeds moeilijker worden om als christelijk gezin deze dag op christelijke wijze door te brengen. Laten we beseffen wat in het vierde gebod van ons geëist wordt.


1. Ingang, naar Jeruzalem gewend
2. Kast met boekrollen
3. Spreekgestoelte
4. Bank voor de oudsten
5. Galerij voor vrouwen en kinderen
6. Bijgebouw, waar vaak leslokalen en een gastverblijf voor pelgrims gevestigd waren

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1991

Mivo +12 | 28 Pagina's

Hoe vier je de zondag?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1991

Mivo +12 | 28 Pagina's