Geschied om mijne zonden?
't En zijn de Joden niet, Heer Jezu, die U kruisten,
Noch die verraderlijk U togen voor 't gericht,
Noch die versmadelijk U spogen in 't gezicht,
Noch die U knevelden en stieten U vol puisten.
't En zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
Den rietstok hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht,
Of over Uwen rok tezaam dobbelden en tuisten.
Ik ben 't, o Heer, ik ben 't die U dit heb gedaan,
Ik ben den zwaren boom die U had overlaan,
Ik ben de taaie streng daarmee Gij gingt gebonden,
De nagel en de speer, de gesel die U sloeg,
De bloedbedropen kroon die Uwen schedel droeg
Want dit is al geschied, eilaas! om mijne zonden.
Jacobus Revius (1586-1658)
tuisten - twisten
boom - kruis
streng - touw
Gespreksvragen
1. In het gedicht hierboven beschrijft de dichter het lijden van de Heere Jezus. Waarom schrijft hij dat de Joden dit niet hebben gedaan?
2. Vrouwen uit Jeruzalem weenden bij de kruisiging van de Heere Jezus. Revius dichtte: Want dit is al geschied, eilaas om mijne zonden. Wat is het verschil tussen de vrouwen uit Jeruzalem en Revius? Wanneer lijk jij op die vrouwen?
3. Waarom schrijft Revius Ik ben 't, o Heer? Waarom is het een grote genade, als iemand dat van zichzelf zeggen kan?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1987
Mivo +12 | 24 Pagina's