JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Vertelschets -12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vertelschets -12

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al Het is het jaar 1561. In zijn werkkamer staart een man peinzend voor zich uit. Hij denkt diep na over wat er allemaal gebeurt in zijn land, in Nederland. Er zijn veel mensen die niet meer naar de roomse kerk gaan. Die mensen gaan nu luisteren naar dominees, die vertellen uit de Bijbel, zoals Maarten Luther dat deed. Ze willen de beelden in de kerk niet meer aanbidden. De Heere heeft hen in Zijn Woord laten zien dat ze Hem alléén mogen aanbidden. Maar daar zijn de roomse leiders het niet mee eens.

"Het zijn ketters", roepen ze. "Die ketters moeten gestraft worden, ja, ze moeten gedood worden! Ze komen maar in opstand tegen de kerk en de koning. Die ketters maken oproer!". En zo worden vele gelovigen vervolgd en gedood. Daarom zit die man nu zo bezorgd te kijken. Het is Guido de Brés, een dominee, die ook niet meer naar de roomse kerk gaat. Hij weet wel dat degenen die door de Heere bekeerd zijn geen oproermakers zijn. Maar koning Filips II gelooft dat niet.

Eigenlijk zou hij de koning moeten kunnen vertellen, wat die "ketters" nu voor mensen zijn, wat zij geloven en hoe zij willen leven. Maar hoe moet hij dat doen? Hij kan immers niet zelf naar de koning toegaan ?.

Dan weet hij het. Hij zal het op gaan schrijven. Moeilijk is dat, om precies op te schrijven, wat je nu gelooft. Maar dominee De Brés heeft de Bij- A2 bel en nog een paar andere boeken, die zal hij goed bestuderen. En zo gaat hij aan het schrijven. "Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond..........".

Hij schrijft over de Bijbel, over de Heere God, over de zonde van de mensen, over de verlossing door de Heere Jezus, over de kerk, over de gehoorzaamheid aan de koning, over de wederkomst van de Heere Jezus.

37 verschillende stukjes, 37 artikelen zijn er dan eindelijk af. Maar hoe moet dat nu bij de koning terecht komen?

Het is nacht. De nacht van 1 op 2 november 1561.

Door het donker loopt onhoorbaar een man. Hij heeft een pakje in zijn hand. Scherp luistert hij naar de geluiden om hem heen. Lopen daar geen soldaten? Nee, toch niet!

Wie is die man? Waar gaat hij naar toe met dat pakje? Waarom doet hij zo voorzichtig?

Wel, hij is voor Guido de Brés op weg naar het kasteel van de stad, waar de bevelhebber verblijft. Hij gaat daar brengen, wat Guido de Brés heeft geschreven, de Belijdenis van het Geloof. Dat is het, wat zo stevig ingepakt zit, met een brief erbij, bestemd voor de koning. De Brés heeft in een brief aan de koning gevraagd of hij de gelovigen toch niet langer wil vervolgen. Maar niemand mag weten, dat hij dat geschreven heeft. Daarom is die man met dat pakje zo voorzichtig. Kijk, daar ziet hij het donkere kasteel voor zich opdoemen. Onhoorbaar sluipt hij dichterbij. Hij kijkt zoekend rond, daar ziet hij een goede plaats. Zijn arm met het pakje gaat naar achteren. En dan........... met al zijn kracht gooit hij het pakje in de richting van het kasteel. Zou het goed terecht komen? Heeft hij te laag gegooid? Dan zal het tegen de muur afketsen. Vol spanning luistert hij: een plof! Ja, hij heeft goed gegooid. Het pakje met de geloofsbelijdenis en de brief ligt nu binnen de muren van het kasteel. Morgen zullen ze het wel vinden. Met een tevreden gevoel zoekt hij voorzichtig zijn weg naar huis terug.

De volgende morgen ziet een schildwacht het liggen.

Snel brengt hij het bij de bevelhebber van de stad. "Aan koning Filips II leest hij. en even verder: "Wij zijn geen opstandelingen, vervolg ons toch niet langer". En dan ziet de bevelhebber ook het boekje dat er bij is. Hij leest: "Wij geloven allen......."

Wie zou dat hebben geschreven? Al spoedig ontdekt men, dat dominee De Brés dat heeft gedaan. De brief en de belijdenis gaan naar de koning, maar Guido de Brés moet vluchten!

Het is ruim jaar later, maart 1567.

Guido de Brés heeft in de afgelopen jaren veel gepreekt . Nu wordt hij opnieuw gezocht. Geholpen door een rijke vriend vlucht hij, met nog een dominee, die ook gezocht wordt. Na een hele nacht lopen, komen ze 's morgens bij een herberg aan. Daar zitten al een paar boeren.

Eén van de boeren kan hen juist goed zien. "Wat een wonderlijk stel", denkt hij. "Twee van die magere, onverzorgde en armoedige kerels, en dan die andere. Aan hem kun je zo wel zien dat hij rijk is. Wat zou die nu met die twee armoedige mannen te maken hebben? Maar wacht eens........Zijn dat niet?!

Hij kijkt nog eens goed. Ja hoor, vast en zeker. Vooral die ene herkent hij nu: mager, een rossige baard en een oude zwarte mantel om zijn schouders. Haastig staat de boer op en loopt de herberg uit. Hij gaat de burgemeester waarschuwen. Want in de herberg......!

Even later draven soldaten te paard over de weg. Met een ruk houden ze halt bij de herberg. De deur wordt opengegooid: "Guido de Brés en Peregrin de la Grange" klinkt het luid.

Verschrikt kijken de dominees naar de deur. Daar zijn soldaten! Ze zijn ontdekt! Kunnen ze nog vluchten? Nee, daar komen ze al. Ruw worden ze beetgepakt en vastgebonden. Te laat! Ze zijn gevangen. Hun vriend kan hen nu niet meer helpen. Buiten de herberg staat de boer tevreden te knikken. Hij had het dus toch goed gezien.

"Och", denkt De Brés, "hadden we het maar anders gedaan! Waren we maar niet naar die herberg gegaan!" Verdrietig en terneergeslagen laat hij zich meevoeren. Nu moet hij de gevangenis in.

Maar God laat Zijn kinderen nooit alleen. Ook al lijkt het soms van wel. Want in die gevangenis komt de Heere over. Wat een wonderlijke rust komt er dan in zijn hart. De Heere heeft het niet verkeerd gedaan.

"Uw wil geschiede, Heere, alles wat Gij doet is goed!", bidt hij dan.

Na een poosje worden Guido de Brés en Peregrin de la Grange naar een andere gevangenis gebracht. Daar zitten ze nu, met dikke zware boeien aan hun handen en voeten, in een donkere, vochtige cel, onder de grond. Ze krijgen alleen lucht door een stinkend gat. En de duivel zit niet stil.

"Nu, De Brés , je hebt toch zo prachtig geschreven in je geloofsbelijdenis, over de macht van God, over de Verlosser Jezus Christus? Waar blijkt dat dat nu? Wat heb je nu aan dat geloof?

Maar de Heere is er ook. Hij is machtiger dan de satan. Het geloof, waarover Guido de Brés geschreven heeft, wordt door de Heere versterkt. Door dat geloof ontvangt De Brés kracht van de Heere Jezus, Die Zélf eenmaal de duivel verslagen heeft. Zo is er in dat donkere hol toch blijdschap.

Het is zaterdag 31 mei 1567, drie uur in de nacht. Hard wordt er op de deur gebonkt van de cel van dominee De Brés. "De Brés", roept de gevangenisbebewaarder hem toe, "bereidt u voor op de dood. Vandaag zult gij sterven"!

O, nu zal hij toch wel schrikken, en bang zijn en verdrietig. Hij is immers pas 45 jaar! Maar nee, daar klinkt het in de gangen en cellen van de gevangenis: "Broeders, wat een blijdschap! Mijn hart springt op van vreugde, ik ben vandaag uitgenodigd tot de bruiloft van mijn Heere, de Zoon van mijn God!"

Ja, hij heeft nu wel geschreven in zijn geloofsbelijdenis dat hij die dag verwacht met groot verlangen, maar nu het zover is, is het nog wel wat anders! Nu wordt het echt!

Is het nu werkelijk anders? Nee, voor Guido de Brés niet. Ook nu het echt zal gaan gebeuren, nu hij zal gaan sterven is hij niet bang. Hij verlangt naar de Heere. Wat is dat een wonder. Ken je daar iets van? Ben je daar jaloers op?

's Morgens om zes uur Worden allebei de predikanten uit hun cel gehaald. Ruw worden ze meegevoerd naar het marktplein. Daar staan de galgen al klaar, met de ladders eronder, het volk is van alle kanten samengestroomd Eerst wordt dominee De la Grange opgehangen. Dan wordt Guido de Brés naar de ladder gevoerd. Hij knielt neer om te bidden, voor hij zal sterven. Hardhandig trekken de beulen hem overeind, hij mag niet bidden.

Daar beklimt hij de ladder. Hij waarschuwt het volk, dat ze gehoorzaam moeten zijn aan de koning. Dat ze zullen blijven geloven in de Heere zoals hij het hen altijd gepreekt heeft. Dat.............Terwijl De Brés nog spreekt, met de strop om de hals, wordt de ladder onder hem weggestoten. Nog één zucht, dan wordt het zwart voor zijn ogen. Nee... toch niet! Zie het wordt licht voor zijn ziel! Eeuwig, hemels licht! De hemel gaat voor hem open. De Heere haalt Zijn kind thuis. "Komt, gij gezegende van de Vader, en ga in, in de vreugde van uw Heere!"

Weg is alle pijn, alle vervolging, alle verdriet. Weg is alle zonde. Guido de Brés is thuis. Voor eeuwig bij zijn Heere en Zaligmaker.

In de stad treuren de mensen om de doden aan de galg. In de hemel is er blijdschap om de thuiskomst van twee getrouwe dienstknechten.

Sterven betekent thuiskomen. Waar zal jouw thuis zijn? Bij de Heere, of......bij de duivel? Ben je niet jaloers op Guido de Brés?

Zijn leven is een voorbeeld: de Heere vraagt van jou en mij om daarop te letten. Hij zegt ons: "Gedenkt uwer voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandeling" (Hebr. 13:7).

De letters en cijfers die voor de vertelschets staan afgedrukt, verwijzen naar het hoofdstuk achtergrondinformat ie.

Voorbeeld: A4= Achtergrondinformatie,onderdeel 4

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1985

Mivo -16 | 36 Pagina's

Vertelschets -12

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1985

Mivo -16 | 36 Pagina's