JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

C Achtergrondinformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

C Achtergrondinformatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De Filistijnen

De Filistijnen zijn met een groot leger Israël binnengevallen en waren al diep het land binnengedrongen. Ze hebben reeds de gehele kustvlakte met de passen door de Karmel in hun bezit en doen een poging de vlakte van Jizreël te veroveren. Ze hebben zich gelegerd bij Sunem.

2. David

David was, uit angst voor Saul,gevlucht naar de Filistijnse koning Achis. Hiermee heeft hij zichzelf in grote moeilijkheden gebracht, want Achis verwacht van hem dat hij met de Filistijnen mee zal strijden tegen zijn eigen volk, de Israëlieten. Als de nood op het hoogst is, vlucht David echter niet zoals Saul, van God af, maar naar de Heere toe. Dan is er redding voor hem, 1 Sam. 30:6 en 7.

3. Saul

Het koningsschap van Saul leek in het begin veelbelovend. Hij was bescheiden, moedig, en werd na zijn overwinning op de Ammonieten door het hele volk geëerd. Hij roeide alle waarzeggers en duivelskunstenaars uit, die gevonden werden in het land. Toch miste Saul de oprechte liefde tot de Heere, Saul wijkt hoe langer hoe meer van de Heere af.

* I.p.v. te wachten op Samuël, gaat Saul zelf offeren.

* (1 Sam. #3:7-14) In de strijd tegen de Amalekieten krijgt hij de opdracht alles te verbannen, dit is alles wat leeft te doden. Saul doodt echter de koning Agag niet, en het beste van het vee houdt hij ook in leven. Als Samuël dan komt vertelt hij, dat het volk dit gedaan heeft, om aan de Heere te offeren. Saul krijgt dan de boodschap, dat het koninkrijk van hem afgenomen zal worden.

Hij vernedert zich niet, hij is alleen bang voor zijneer t.o.v. het volk (1 Sam. 15).

* Saul is jaloers op David en probeert vele malen hem te doden.

* Saul laat de priesters te Nob doden, 85 mannen, omdat één van hen David geholpen had op zijn vlucht.

Bovendien wordt alles wat leeft in de priesterstad Nob gedood. Mensen en dieren.

* Tenslotte gaat Saul om raad bij een waarzegster, terwijl hij weet dat alle waarzeggerij van God vervloekt is. Hij doet of er geen God in Israël is, bij Wie raad is.

* Als gevolg van dit alles kunnen we lezen, dat de Geest Gods van Saul week. Die Geest maakte van hem een verstandige koning

1 Sam. 10:9.

Ook als koning faalde hij daarom aan het eind van zijn leven: zijn leger werd op Gilboa door de Filistijnen verslagen.

In Sauls leven zien we bewaarheid worden: "Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen".

Toch kunnen we nergens lezen, dat Saul als méns door de Heere verworpen was, tijdens zijn leven. Zijn verwerping betrof zijn koningsschap.

Als Saul gebogen had in ootmoedige schuldbelijdenis, zou er voor hem genade geweest zijn, als mens. Saul weigerde echter te buigen, zodat we aan het einde van zijn leven, toen hij zichzelf doodde, moeten konstateren, dat hij geen genade bezat.

4. Het oproepen van doden

Bij opgravingen is een huis blootgelegd van een oosterse dodenoproepster. Daaruit blijkt de gebruikelijke gang van zaken bij het oproepen van doden.

Het medium (zie bijlage), de dodenoproepster, maakte gebruik van twee kamers die verbonden waren een door elleboogvormige gang. Ze zette de "klant" in de ene kamer en ging zelf in de andere kamer staan.

In deze laatste kamer, de "werkkamer" van de dodenoproepster, was een diep gat gegraven of uitgehakt. Deze kuil zou dan volgens de dodenoproepster uit die tijd, in verbinding staan met onderwereld, het dodenrijk, waaruit zij de geesten der doden liet opstijgen. De klant en de dodenoproepster konden d.m.v. het smalle gangetje met elkaar in gesprek blijven.

5. De gebeurtenis te Endor

De meningen over wat bij Endor gebeurde, lopen sterk uiteen:

1. De meeste kerkvaders, de reformatoren Luther en Calyijn en ook de kanttekenaren van de Statenbijbel geloven dat mengier moet denken aan "een boze geest in de gedaante van Samuël, welke zij door haar duivelskunst had doen opkomen". Zie kanttekening bij 1 Sam. 28:12.

2. Bisschop Theodoretus van Cyrus, overleden in 457, dacht als eerste aan een werkelijke aanwezigheid van de geest van Samuël, die dan onder de toelating Gods Saul zijn einde voorspelt.

Deze vrouw is volgens hem evenals Bileam een instrument in Gods hand om Zijn raad uit te voeren. Zie Snoek, a.w., blz. 269. Deze mening is schriftuurlijk moeilijk te aanvaarden.

3. De eenvoudigste uitleg is die van Balthasar Becker in zijn bekende boek "De betooverde Waerelt" uit 1691. Volgens hem zou die waarzegster helemaal niets gezien of gehoord hebben, maar alles aan Saul hebben voorgelogen. Deze mening moet echter als te rationeel worden afgewezen. De macht van de duivel wordt hierdoor verkleind.

4. Dan is er nog de mening van De Graaf in I, II Samuël. Vooral voor jonge kinderen is het echter verstandiger niet te diep op deze problemen in te gaan. De Graaf zegt over de gebeurtenis te Endor het volgende:

"In Saul leefde sterk de figuur van Samuël. Langs telepatische weg kon de tovenares die gedachten van Saul waarnemen. Niet Saul, maat de tovenares zag Samuël. En als zij Samuël "ziet" weet ze dan ook meteen wie Saul is.

Ze heeft kontakt met de geest van Saul, en daardoor ook met de gedachten van Saul over Samuël. Saul moet bepaalde verwachtingen gehad hebben over de mening van Samuël, hij zal een verwijt verwacht hebben en de aankondiging van een naderend oordeel.

Door telepatie kon de vrouw, het medium, dit waarnemen, en ze laat Samuël antwoorden, wat Saul zelf verwacht te horen.

En zo is het eigenlijk niet een gesprek tussen Saul en Samuël, maar een gesprek van Saul zelf, met de anwoorden van Samuël, die hij zelf verwacht.

Door de duivelse machten kon de vrouw Sauls sombere gedachten en verwachtingen waarnemen. Daar speelde zij op in, en gaf zo de antwoorden die Saul zelf verwachtte.

Niettemin blijft nog veel duister.

We moeten echter ook niet vergeten, dat de geest van deze vrouw gewend was aan een leugensfeer. Verder zijn er vele duivelse invloeden. In het antwoord dat Saul ontving, was iets van het lachen van de hel. Dit alles werd echter door de Heere beheerst en Hij heeft daardoor Saul het oordeel aangekondigd" .

Tot zover De Graaf.

6. Het oproepen van doden nü

De satanskerk

In ons land is o.a. in Amsterdam een satanskerk. Openlijk wordt daar de satan aanbeden, hoewel natuurlijk niet iedereen daar zo maar in mag.

Het volgende stukje is enigszins verkort overgenomen uit "Toch gered" van J.W. v.d. Berg (blz. 131).

't Is een donkere avond. Bij het voormalige Nederlands Hervormde kerkje in de duinen is het druk. Tientallen auto's rijden aan Mensen stappen uit en gaan zwijgend het kerkgebouw binnen. De zwarte gordijnen voor de ramen zijn zorgvuldig dichtgeschoven Geen 1 ichtstraaltje komt er door. Voor in de kerk staat een zwarte doodskist. Er bovenop branden een paar kaarsen Naast dat lugubere altaar staat een man. Hij is in 't zwart gekleed en heeft een helderwit priesterboord om. In zijn donkere ogen weerspiegelen de flakkerende kaarsvlammetjes. Hij staat daar, de armen over elkaar, zonder zich te verroeren. Langzaam vult het gebouwtje zich. Voor het altaar ligt een rode mat. Over de elektrische lampen zijn zwarte doeken gedrapeerd. Er hangt een griezelige, een onzegbaar lugubere sfeer in de nu bijna geheel gevulde ruimte. Op de plaats waar vroeger de preekstoel stond hangt een kruis, een satanskruis. Dat is het teken van de gebroken Jood, van een gebroken Christus. De man met het priesterboord om, staat als een standbeeld. De deuren van het kerkje worden gesloten.

Er kan nu niemand meer binnenkomen. De dienst kan beginnen.

Afschuwelijke dingen gebeuren er in het kerkje bij de zee. Vreselijk wordt gespot met het lijden en sterven van de Heere Jezus.

Teksten uit het Oude en Nieuwe Testament worden verdraaid en verminkt, zodat Gods Naam op een verschrikkelijke manier gelasterd wordt. Maar 't ergste is het offer. De priester neem een zwarte kat en doodt hem met ëéh haal van zijn scherpe mes. Een lange magere jongen vangt het bloed op in een schaal. Zijn afwezige blik doet vermoeden dat hij onder invloed is van drugs. Er wordt wat bloed in een beker gegoten. De priester heeft deze hoog op en spreekt lasterlijke woorden over het Avondmaal des Heeren. En terwijl hij er van'drinkt, maakt hij opnieuw een pakt, een verbond met satan. "KumbarJa my Lord". Kumba, de voornaamste demonische geest van satan wordt plechtig aangebeden. Ieder zingt mee, smekend, klagend, biddend, ja aanbiddend "Kumba-Ja my Lord". Satan wordt hier openlijk geëerd, duidelijk kiest men voor de vorst der duisternis.

"De godsdienstoefening" ontaardt in een bandeloos, gruwelijk festijn, waarbij alkohol en sex de boventoon voeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1984

Mivo -16 | 41 Pagina's

C Achtergrondinformatie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1984

Mivo -16 | 41 Pagina's