JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Overzicht van de stof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overzicht van de stof

Van Een Vietnamese Jongen In Een Vreemd Land

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

OM TE VERTELLEN OF VOOR TE LEZEN

"Daar zijn we dan", dacht Sin toen hij aankwam op Schiphol, de grote luchthaven in Nederland. Het leek nog maar zo kort geleden dat het grote vliegtuig waarin ook Sin met zijn ouders zaten in Hongkong opsteeg. Het was een leuke tocht geweest door de lucht, vond Sin. Hij had heerlijk gegeten en lekker geslapen. Lekker zacht en groot waren de stoelen en je kreeg zelfs nog een deken en kussen ook.

En nu uitstappen. Via een lange smalle gang met raampjes komen ze in een geweldig grote hal.

Er is een druk geroezemoes van lopende en pratende mensen. Sin blijft dicht bij zijn vader. Oei, wat een drukte hier.

"Zo", zegt vader, "hier zullen we wachten Sin. We worden opgehaald door Lahn-nan. Het is lang geleden dat ik hem in ons eigen vaderland gezien heb, maar ik denk dat ik hem terug ken".

Samen zoeken ze, na hun bagage te hebben gehaald, een lege zitbank op, die in een rustig hoekje staat.

"Zo, even bijkomen", zegt moeder. "Weer zoveel vreemde mensen om me heen. Daar word ik moe van".

Sin gaat tussen zijn vader en moeder in zitten en denkt na terwijl hij deze nieuwe wereld om hem heen bekijkt. Wat is er de laatste weken veel gebeurd. Wat heeft Sin veel gezien en meegemaakt. Hij ziet opeens weer Hongkong voor zich. Wat een stad was dat. Zoveel mensen, zoveel wegen met druk verkeer. En dan het wonen daar in het kamp. Sin woonde in een klein houten huis met daarin ook nog veel kleine kamertjes .Aan de ene kant was een houten wandje, maar aan de andere kant van de kamer hing alleen een grote mat als afscheiding met hun buren.

Er was altijd lawaai en veel kinderen huilden 's avonds als ze op hun matjes niet konden slapen.

"Nee", denkt Sin, "dat was niet fijn".

Wel was er elke dag eten. Soms heerlijke rijst met groenten en vis. Er was een vrouw die lekkere sausen klaar kon maken. Vaak kreeg Sin er iets van in de ronde kleine kom.

Ook waren er een echte dokter en zusters. Die waren aardig en wat zorgden ze goed voor moeder toen ze steeds zo moe en duizelig was. Ook waren er mensen die veel vertelden over het nieuwe land waar Sin zou gaan wonen. Vader en moeder leerden al wat van de nieuwe taal. Sin ging in het kamp ook naar school. De juf was erg aardig.

Veel woorden weet Sin nog niet. Wel "Khoede dakh". Wanneer zei je dat ook al weer? 0 ja, dat moest je zeggen als je iemand tegen kwam.

Sin heeft het nu nog niet geprobeerd. Straks zeg ik het tegen iemand, denkt hij. Gelukkig is het hier in de grote hal lekker warm. Hoe zal het buiten zijn? Soms valt er in Holland zo maar ijs uit de lucht, vertelde de juf uit het kamp.

Toch was het kamp fijner dan het grote nederlandse schip, denkt Sin verder. Daar waren ook veel mensen. Allemaal vreemden. En je moest beneden blijven in kleine kamertjes, diep in het ruim van het schip.

Soms mocht Sin naar buiten boven op het dek. Daar was het leuk. Die matrozen, wat waren dat een leuke kerels. Ze hadden voor Sin een kleir. houten zwembad gemaakt. Er hing een groot zeil in en daarin pompten ze water uit de zee. En lekker dat dat water was. Heerlijk als je het van je lippen aflikte. Het smaakte gewoon echt naar zout.

0, wat waren vader en moeder blij geweest toen ze zagen dat het grote schip vaart minderde op zee. Het was naar hun wrakke bootje gevaren. De mensen -Sin ook- hadden gejuicht en gehuild van blijdschap. Ze hadden toen de vlag gezien en daardoor wisten ze dat het een schip uit het verre Hoa-land (Holland) kwam. Dan denkt Sin verder na over de tocht vóór het varen op het grote schip. Toen was het soms zo erg. Sin zou alles wel willen vergeten van die verschrikkelijke reis. Overdag lukt het aardig. Vlug aan iets anders denken. Maar vaak ziet Sin 's nachts nog allerlei dingen. Het lijkt net of je dan niet meer de baas bent over je eigen gedachten. En dan zie je weer de zee. De grote golven waren vaak net grote handen die grijpen konden. Ze sleurden het bootje mee over het bruisende water. Als ze een groot schip zagen, al was het nog zo ver weg, gingen de mensen roepen zo goed als het ging in het lawaai van de golven. Ze zwaaiden dan ook met lange stokken met hemden er aan, rood of geel. Het was een teken van een roep om hulp.

En toen die vreselijke dag. Dat vergeet Sin ook nooit meer. Hij krijgt het er ook nu weer koud van en houdt zijn ogen even dicht... De oude oma verstopt in een grote doek langzaam van het bootje neergelaten in de donkere diepte van het water. Ze was gestorven nadat ze ziek werd en niets meer wilde eten.

En toen die andere dag. Wat was het ook toen naar. De zee was zo wild en een jongen was zo onvoorzichtig. Hij hing over de reling. Een grote golf kwam op, sloeg over de boeg heen en sleurde het ventje zo mee het sterke water in.

"Nooit zie ik die weer terug", zegt Sin opeens fluisterend voor zich heen. Dan denkt Sin nog verder. 0 ja, eens begon de vlucht, weg van huis, uit z'n eigen dorp. Ze mochten mee met een boot van een visser uit het dorp. Wel moesten ze veel betalen, maar toch wilde moeder het.

Nee, Sin was toen ook niet blij, maar één ding veranderde er bij het begin van deze vreemde lange tocht. Op de boot zagen ze vader weer. Daar hoopte moeder zo op en het was gebeurd. Vader had al maanden lang rondgezworven, dan weer hier, dan weer daar. Thuis kon hij niet meer zijn, ze zochten vader. Ook hij moest soldaat worden en dat wilde vader niet. Ja, vader weer bij hen. Een blij moment aan het begin van een angstige tocht

"Hallo, welkom in Holland".

Sin schrikt wakker uit zijn diepe gepeins. En dan ziet hij het direkt: een Vietnamees. "Halle, welkom in Holland. Ik heet Lahn-nan en hoe heet jij?" 0 ja, ik weet het weer, denkt Sin en in plaats van zijn naam te neomen antwoordt hij in z'n eigen taal: "Ja, ik moet ook in Holland wonen".

Op een vroege morgen staat Sin voor het raam in de grote kamer van het huis waar hij nu enkele weken woont. Het is stil vanmorgen. De meeste mensen zijn weggegaan. De vader en moeder van Sin ook. Vader en moeder zijn op reis naar een klein dorpje met meneer Lahn-nan. Misschien kunnen ze daar gaan wonen. Vader zal proberen er werk te vinden. Sin zal dan ook naar school gaan. Hij is al ouder dan twaalf, maar hij zal eerst nog bij jongere kinderen naar school moeten en later pas naar een andere school. Dat Sin wat ouder zal zijn, vindt hij niet erg. Hij is toch veel kleiner dan nederlandse jongens van zijn leeftijd en dan valt dat niet meer zo op.

Wat een veranderingen weer, denkt Sin. Verhuizen van hier, vindt hij eigenlijk niet erg. Hier in dat grote huis met maar weinig mensen is het niet leuk meer. Toen Sin hier aan kwam woonde er nog een jongen uit Vietnam. Die dagen waren leuk. Wat hadden ze samen afgekletst over hun belevenissen op weg naar Hoa-land. Jammer, z'n vriend was al verhuisd en er waren nu geen jongens meer in dit huis. Jongens uit het dorp kende Sin nog niet. Hij durfde er eigenlijk bok niet goed alleen op uit te gaan. De mensen spraken overal zo vlug. Sin snapte er meestal niets van.

Sin maakt met z'n hand een open plaats in de beslagen ruit. Zo, nu kan hij tenminste wat zien. Het ziet er buiten wat druilerig uit.

"Zou het koud zijn?" denkt Sin.

Hee, dat is waar ook, hij heeft wat geld gekregen van moeder. "Ga maar naar die grote winkel dichtbij. Je mag daar iets lekkers halen voor jezelf", zei moeder bij het weggaan.

Alleen boodschappen doen? Dat heeft Sin nog niet gedaan. Hij weet het wel, moeder wil graag dat hij wat zelfstandiger wordt, ook in dit vreemde land.

"Wij kunnen niet steeds bij je blijven en steeds met je mee blijven gaan Sin. Bedenk dat je al een kerel van dertien bent. Je zult zien dat er best veel zal lukken, wanneer je het goed probeert" .

Vlak bij, even de andere straat in, staat een heel grote winkel. Wat ze daar al niet verkopen. Gewoon niet te geloven, vindt Sin nog steeds als hij er met vader en moeder door heen loopt. Zal hij nu even gaan? Sin weet dat het er nu nog niet zo druk zal zijn met die vele mensen, die zo snel lopen en zo vlug naar alles grijpen.

Vaak vindt Sin dat de mensen in zijn nieuwe vaderland altijd haast hebben. Zouden ze er nu zoveel mee opschieten door altijd zo gejaagd te leven? Sin houdt er niet van. Hij neemt graag de tijd voor allerlei zaken.

In de winkel hoeft Sin niet zo lang te zoeken naar wat hij lekker vindt. In dit land zijn kleine en grote zwarte koekjes, die zo heerlijk zout zijn. Kostelijk vindt Sin ze en hij besluit ze ook nu weer te kopen.

Sin kijkt eerst rond voor hij een zak uit het rek neemt. Hij heeft van moeder een grote ronde munt gekregen en hij weet dat het voldoende is om zijn inkopen er mee te betalen.

Hij vindt het niet fijn als hij door de mensen van dit land bekeken wordt. Hij kijkt nog eens rond.

Opeens loopt er een jongen naar Sin toe.

"Dag, ik ben Cor en ik ken jou. Ik weet waar je woont. Het is niet ver bij mij vandaan. Heb je zin om met me mee te gaan. Ik hoef niet naar school, we hebben een dag vrij".

"Ja, ja", zegt Sin. Meer weet hij niet te zeggen. Veel begrijpt hij nog niet van het hele verhaal dat hij zojuist gehoord heeft. Cor merkt aan Sin dat hij de zaak niet goed door heeft en wacht buiten op de stoep weer op hem.

Hij probeert nu wat langzamer te praten en met behulp van gebaren wordt het Sin duidelijk dat Cor met hem spelen wil.

Samen lopen ze naar het grote huis waar Sin woont en dan ziet hij dat het huis van Cor dichtbij is.

Niet lang daarna doet Sin volop mee met een spel handbal op een veld aan het eind van de andere straat.

Er zijn daar nog meer jongens en iedereen vindt het best dat Sin meedoet. Eerst houdt Sin zich een beetje afzijdig, maar al gauw begrijpt hij het spel. Wat een plezier heeft hij nu. Zo'n leuk spel was voor hem lang geleden. Af en toe roept hij in zijn enthousiasme in het Vietnamees naar z'n medespelers. Dit spelen met andere jongens heeft Sin een hele tijd moeten missen. Hij geniet dan ook volop.

Cor is de eerste die bij het spelen weer aan de tijd denkt. Hee, hij moet naar huis. Het is voor hem etenstijd.

Het spel stopt en de jongens gaan uit elkaar.

Sin begrijpt na een poosje dat hij wel met Cor mee mag, als hij zelf niet naar huis moet.

Bij het grote huis ziet Sin ook dat z'n ouders nog niet thuis zijn. Daarom gaat hij met Cor mee.

Daar staat de tafel gedekt. Cor wijst van het brood op de tafel naar zijn mond en knikt dan heftig van ja met z'n hoofd tegen Sin. Sin kijkt ook even. Ja, brood vindt hij lekker al eet hij het niet zo vaak.

Iedereen komt aan tafel. Er is nog wat gekwebbel en ze letten eigenlijk niet zo erg op Sin. Wel groeten ze hem en zijn ze vriendelijk.

Dan wordt het stil. Handen worden gevouwen en Sin ziet dat de ogen worden gesloten. Sin doet het ook.

Cors vader bidt hardop. Sin begrijpt er niet veel van, maar schrikt wel even als hij z'n eigen naam hoort noemen. Hij moet opeens weer denken aan vroeger. Z'n oude opa bad ook altijd tegen Boeddha en zijn eigen voorouders. Opa had op z'n slaapkamer een groot koperen beeld van Boeddha. Hij poetste het zelf altijd op en soms hing hij een prachtige krans van bloemen om zijn nek. Die was met zorg gemaakt. Lang was opa er mee bezig. Hij kweekte er speciale bloemen voor in z'n tuin.

Ja, een offer voor Boeddha moest goed zijn.

Sins ouders baden haast nooit meer. Ook gingen ze zelden naar een tempel.

Even doet Sin zijn ogen open en kijkt de kamer rond. Is hier ook een beeldje van Boeddha? Nee, hij ziet het niet. 0 nee, bedenkt Sin dan snel, de mensen hier kennen Boeddha niet.

Dan hoort Sin "Amen". Het eten gaat beginnen.

Maar dan krijgt Sin het opeens benauwd. Hij wil weg, weet hij, weg naar huis. "lek wek", zegt Sin, terwijl hij Cor aankijkt met angstige ogen.

Cor ziet dat Sin zich niet meer op z'n gemak voelt en laat hem gaan. Snel geeft hij Sin nog een boterham.

Sin loopt weer op straat. Hij heeft een naar gevoel in z'n maag. Er werd gebeden, weet hij in het huis van Cor. Hij heeft ook zijn naam gehoord. Maar tegen wie baden ze? Zijn het vooroudergeesten van die familie of een andere God van de Hollanders misschien? Sin weet het niet, maar hij is er bang van geworden. Vanmorgen had hij wel een vriend aan Cor, vond hij. Maar wat

Vanmorgen had hij wel een vriend aan Cor, vond hij. Maar wat begrijpt hij van de mensen hier?

Nee, in dit land ben'ik nog echt een vreemde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

Mivo -16 | 42 Pagina's

Overzicht van de stof

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

Mivo -16 | 42 Pagina's