JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Alzo wies het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alzo wies het Woord

Tovenarij en occultisme

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tovenarij werd niet alleen in Efeze gevonden, maar is er in onze tijd nog. Denk maar aan allerlei vormen van occultisme. Mw. J.W. v.d. Berg vertelde hierover enkele jaren geleden op onze bondsdag een prachtig verhaal. Dit heeft ze uitgewerkt in een boek "Toch gered", een uitstekend boek voor jongelui vanaf veertien jaar. Een citaat:

Aan de ingang van het kermisterrein staat een groepje jongens. ,,Zullen we dwars oversteken? Nou kan 't nog, morgen kun je er met je fiets aan de hand niet meer overheen". Arie van Dam zet z'n woorden kracht bij en loopt het terrein op. De laatste van het groepje is Henk van Wingerden. Het is bijna twee uur en het regent een beetje. „Hier komen de botstautootjes". wijst Arie. De tent staat al overeind, de vloer ligt er in en de autootjes staan gereed om naar binnen gereden te worden. Een lange reeks lampjes wordt opgehangen.
,,lk ga naar huis", kondigt Henk aan. ,,'k Heb geen zin hier nat te regenen."
„Doe niet zo flauw, samen uit samen thuis." Verontwaardigd klinken de stemmen van de jongens.
„Nou hebben we tijd zat en zonder dat iemand het thuis merkt, kunnen we alles op ons gemak bekijken en nou knijp jij er tussenuit." Henk schokschoudert. Hij juichte ook mee toen er werd omgeroepen dat voor de jongens van 3d de lessen om halftwee eindigden. De meisjes hadden nog gym.
„Nou kun je best even mee' , had Arie gefluisterd. Had 'ie 't maar niet gedaan, wat heb je aan dat geslenter hier.
"Jongens, kijk es, daar zit ze." Meyndert van de Boogaard wijst in de richting van een groen gebouwtje. Er staan sterren en halve maantjes op geschilderd. Maar dat bedoelt Meyndert niet. Voor de deur van dat gebouwtje zit een vrouw. De vrouw van de platen die door heel de stad te zien zijn: madame Weleda. Ze zit roerloos als een wassen beeld. In het hoogopgemaakte haar steekt een kam met felgekleurde steentjes. Haar ogen staren in het niet, aan haar vingers met lange blauwgroene nagels, schitteren vijf, zes ringen. Van de regen schijnt zij zich niets aan te trekken, het is trouwens bijna droog. Met open mond bekijken de jongens de beroemde waarzegster.
"Wat een wijf hè?" fluistert Kees. Heeft ze 't gehoord? Er komt beweging in het beeld. Onwillekeurig houden de jongens hun adem in. Henk schuift wat opzij, achter Meyndert. Wat is dat in de ogen van die vreemde vrouw? Ze kijken dwars door je heen en ze houden je gevangen. Je móét naar haar kijken, je kan niet anders. Plotseling begint het standbeeld te spreken met een ietwat hese stem.
"Jij daar, kom eens hier." Haar spitse vinger met de blauwgroene nagel wijst.
Henk kruipt nog verder weg achter de brede rug van Meyndert.
„Nee, niet doen, jou bedoel ik." Haar vinger priemt in zijn richting, haar ogen halen hem achter die rug vandaan. Hij móét aan die dwingende blik gehoorzamen.
"Doen joh", fluistert Kees dringend, ,,'t is nou voor niks." Peter Barendregt neemt z'n fiets en Meyndert duwt hem in de richting van madame Weleda. Ze is opgestaan en wacht tot Henk bij haar is. Dan pakt ze zijn arm en trekt hem mee naar binnen. Henk griezelt van die aanraking. Blindelings stommelt hij achter haar aan, een paar klapdeurtjes door.
„Ga hier zitten." Willoos gehoorzaamt hij aan die hese stem. Was hij maar niet meegegaan. Nou zit hij hier bij die vreemde vrouw, wier ogen hem vasthouden, vastgenageld houden op de roodpluchen stoel. Op het ook al rode tafelkleed tegen een kristallen bol aan, ligt een grote zwarte kat. Henk gaat even verzitten. De groen-glanzende ogen van het beest kijken hem aan. Het puntje van de staart zwaait even heen en weer. Het huilen staat Henk nader dan het lachen. Hij voelt zich misselijk worden.
,,Van tafel Boeddha." De kat staat op, rekt zich lui uit en vol afgrijzen ziet Henk dat de nagels van het dier blauwgroen geverfd zijn, net als die van zijn meesteres. Onhoorbaar springt het beest van de tafel en sluipt naar de deurtjes. Daar gaat het zitten, zijn roofdierenblik op Henk gericht. Deze wil opspringen en weghollen. Weg uit dat geheimzinnige, dat griezelige hol. Maar hij kan het niet. Hij voelt zich ijskoud worden van binnen, z'n benen wegen als lood en zijn hart bonkt alsof het barsten zal. Het zweet breekt hem uit, hij kokhalst bijna. De hese stem van madame Weleda verbreekt de gespannen stilte. ,,Ik moet jou de toekomst voospellen, ik kan niet anders. Mijn opdrachtgever beveelt het, geef me je hand." Henk heeft zijn rechterhand tot een vuist gebald in zijn zak. De gruwelijke betovering waarin hij gevangen was, is een ogenblik verbroken. Een fel verzet rijst in hem op. Hij recht z'n rug. Nooit zal hij dat doen, hij heeft er toch niet om gevraagd. Madame Weleda ziet zijn verzet, ze lacht, een lach zonder vreugde, kort, haast vijandig. Ze steekt haar hand uit en hoe komt dat toch, willoos legt Henk zijn rechterhand in de hare. Hij móét, hij is totaal geen baas over zijn gevoelens, zijn wil is gebroken, zijn verzet kapot. Hij griezelt als hij de aanrakingmvan haar vingers voelt. Die hand, 't is net een klauw van een roofvogel, die zijn weerloze prooi vastpakt om hem nooit meer los te laten. De blauwgroene nagel volgt de lijnen in zijn hand. Even is er een korte verwondering als hij ziet hoe lang en puntig die nagel is. Maar even snel als de verwondering kwam, verdwijnt zij, als de hese stem hem dingen vertelt die hem de haren ten berge doen rijzen. „Nee!" wil hij roepen, „nee, laat los, laat los!!" Maar geen woord komt over zijn lippen, geen kreet ontsnapt zijn dichtgeknepen keel. Voelt madame Weleda zijn angst, zijn ontzetting? Ze kijkt hem aan, haar ogen slaan het laatste restje verzet in hem neer. Zijn angst ebt weg, zijn ontzetting verdwijnt. En als madame Weleda de kristallen bol naar hem toeschuift en hem zegt dat hij daarin moet kijken en haar vertellen wat hij ziet, gehoorzaamt hij onvoorwaardelijk. Hij kan trouwens niet anders, hij móét naar die geheimzinnige bol kijken. Onhoorbaar is Boeddha naar Henks stoel geslopen, de ogen tot spleetjes geknepen. Er hangt iets griezeligs, iets onzegbaar lugubers in de kamer. Een duistere geheimzinnige sfeer vervult die kleine, schemerige, rode ruimte. Het rumoer van buiten dringt er niet door. Het is alsof het donkerrode behang met de ingeperste drakenkoppen alle geluid absorbeert. Henk slikt, het gaat moeilijk. Z'n keel is droog, z'n tong lijkt opgezet. Diep in de bol ziet hij iets bewegen. Vaag, heel vaag herkent hij de vorm van een gezicht. Maar dat kan toch niet! Daarnet was het een gewone glazen bol, zonder iets geheimzinigs. En nu! Gefascineerd kijkt hij toe. De omtrek van het gezicht wordt duidelijker. De ogen van madame Weleda zijn strak op Henk gericht. Ze knikt bijna onmerkbaar. Ja, ze heeft de goeie voor, dat kan niet missen. Hij werd haar aangewezen door de stem waaraan zij nu al zovele jaren gehoorzaamt, de stem die niemand hoort, dan zij alleen „Ik ben jouw opdrachtgever, ik ben jouw meester, je moet mij gehoorzamen."
Hoewel vanavond de kermis pas officieel open is, had zij om twaalf uur alles al in orde gemaakt. Ze had de blauwgroene nagels gekozen. Toen zij ze zorgvuldig over haar eigen afgebeten nagels schoof, was die stem er weer. ,,Er is werk voor je. Ga naar buiten naast de deur van je kamer zitten en wacht." Ze had gewacht, bijna een uur. Toen stonden ze daar, die jongens. Duidelijk werd haar die ene aangewezen, de jongen die wegkroop achter de rug van zijn vriend. Ogenblikkelijk had ze invloed op hem. Hij is een goed medium. Daar zit hij nu, de ogen strak op haar kristallen bol, die ze als kind al van haar grootmoeder kreeg. Madame Weleda ziet ook wat Henk in de bol meent te zien. Het gezicht van een man. Zijn donkere ogen jagen schrik aan. Zijn smalle gelaat met het kleine snorretje, zijn gitzwart achterovergekamde haar, 't is alles duidelijk te onderscheiden. "Pas op voor die man, hij zal je hele leven gaan beheersen, je zult hem in alles gaan gehoorzamen." De hese stem verbreekt de betovering waarin Henk gevangen is. Hij komt met een schok terug tot de werkelijkheid. Wat verdwaasd staart hij rond in het kleine vertrek. Het donkerrode behang, de wonderlijk gevormde spiegel, het rode tafelkleed, de rode stoelen en vooral die vrouw, dat....... dat wijf! Als een flits schiet het door hem heen: hij moet hier weg! Weg uit deze beklemmende sfeer, weg van deze gevaarlijke vrouw. Die muren, dat tafelkleed, die stoelen, al dat rood, 't benauwt hem. Hij zal nog stikken. 't Starre uit Henks houding verdwijnt. Hij wrijft met de hand over zijn ogen. ,,Nee". stoot hij plotseling uit, ,,Nee, weg!" Hij springt op, z'n stoel valt met een bons achterover, hij geeft een woeste stomp tegen dat gezicht in die bol, tegen die dwingende hypnotiserende ogen. Hij maait met één zwaai het spel kaarten van de tafel en is met enkele stappen bij de deurtjes. Boeddha blaast dreigend, z'n rug gekromd, de staart dik van boosheid. Henk geeft het dier een schop en duwt blindelings de klapdeuren open, stommelt het donkere portaal door en springt de buitenlucht in. Woest wrijft hij met de mouw van zijn jack over zijn ogen. Daar lijkt een vlies voor te zitten. Hij rukt z'n fiets uit de handen van Peter, springt op het zadel en spurt weg.

Uit: J.W. v.d. Berg: Toch gered, uitgave Stark, Texel

(Voor meer informatie: Mivo-16, 3e jaargang nr. 6)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Mivo -16 | 32 Pagina's

Alzo wies het Woord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Mivo -16 | 32 Pagina's