Het Bijbelboek Esther

Gods "oogappel" (Israël)

a. De Naam van de Heere wordt in het Boek Esther genoemd. Bij de bespreking zul je wel bemerken, dat met name Mordechaï de Wet des Heeren goed kende èn gehoorzaamde. Hij weigert een man te eren, die een bittere vijand van de Heere is èn wiens volk (de Amalekieten) uitgeroeid moest worden. Vergelijk (later) maar eens Esther 3: 1 en 5 met Deut. 25: 19 en 1 Sam. 15: 3. En dan, wat Mordechaï in hoofdstuk 4: 14 zegt tegen Esther, geeft duidelijk aan, dat hij gelooft in de voorzienigheid Gods (Lees maar eens Zondag 10). Ook dit: Esther zélf vast met de andere Joden drie dagen, vóór ze naar de koning gaat, toont ons, hoe zij van de Heere alléén hulp verwacht, (hoofdstuk 4: 16).
Zeer duidelijk komt het bestuur (de regering) van de Heere over alle dingen uit in hoofdstuk 2: 21-23, vergeleken met hoofdstuk 6: 1-3.
b. Zeer ingewikkeld (maar toch zéér duidelijk!) is het, na te gaan, in welke tijd deze ontzettende bedreiging van geheel het nageslacht van Abraham, Izaak en Jacob (maar inzonderheid voor de stam van Juda) plaats vond. We moeten hier even een duidelijk overzicht van geven. De jaartallen zijn aan de ongewijde geschiedenis ontleend. Jullie weten: vóór de geboorte van de Heere Jezus tellen we de jaartallen af, terug. Wie dit overzicht goed bekijkt, bemerkt wel:
1. dat na 70 jaar ballingschap Kores de terugkeer bevordert van Juda en Benjamin (Ezra 1: 1 en 5);
2. dat onder Darius (koning van Perzië) de tempel wordt herbouwd; uit de lijsten van teruggekeerden (in Ezra 2 en Neh. 7) blijkt, dat het nageslacht van Jozef (van Nazareth) wèl is teruggekeerd; het voorgeslacht van Maria (moeder van Jezus) nog niet. Zij keerden een 100 jaar na de eerste terugkeer pas (met Ezra) terug naar Jeruzalem;
3. Wat de Amalakiet, Haman, beoogt, zal allereerst het voorgeslacht van Maria treffen; trouwens ook het voorgeslacht van Jozef zal niet verschoond blijven. Onder de 127 landschappen behoort immers ook „het landschap Juda" (Ezra 2: 8), waar dit geslacht vertoefde. Vergelijk Haman's vreselijke plan eens met de kindermoord te Bethlehem (Herodes de Grote).
c. Het is opmerkelijk, hoe nauwkeurig de door de Heilige Geest geïnspireerde (inspireren = ingeven, inademen) schrijver van het Boek Esther alles heeft beschreven. Hij noemt de hofambtenaar, zelfs de tien zonen van Haman. Zelfs de geslachtslinie van Mordechaï en Esther. (Hoofdstuk 2: 5-7), alsook heel nauwkeurig de officiële regeringsstukken. Eén en ander klopt nauwkeurig met wat ongewijde geschiedschrijvers vermelden. Zelfs komt de Mordechaï (Perzisch: Mardoeka) voor als hoge functionaris aan het hof van Ahasveros (Perzisch: Xerxes I). Het jaartal, dat bij deze naamsvermelding voorkomt, is 497 voor Christus.
Door alle eeuwen heen heeft Amalek (kleinzoon van Ezau) getracht, samen met Edom, het volk des Heeren uit te roeien. Belangrijk is hier de profetie van Bileam: „Zijn (Israëls) koning zal boven Agag (titel van koningin der Amalekieten) verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd worden". Num. 24: 7; „Amalek is de eersteling (de voornaamste) der heidenen; maar zijn uiterste is ten verderve" (vs. 20); „Och, wie zal leven, als God dit doen zal!" (vs. 23).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen