JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Kananese vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kananese vrouw

18 minuten leestijd Arcering uitzetten


Lezen. Mattheüs 15 : 21-28

Zingen
Psalm 13 : 1 en 2
Psalm 22 : 1
Psalm 42 : 1, 3, 5
Psalm 77 ; 1, 6, 7
Psalm 86 : 1, 3, 8
Psalm 130 : 1, 3, 4
Psalm 145 : 4 en 5

Kerntekst: O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt.


Ver van de bewoonde wereld staat een grote groep mensen. Het wordt al donker, maar nog steeds zijn ze daar. Wat doen zij daar in dat verlaten gebied? Waarom zijn ze daar nog nu het al donker wordt? Moeten ze niet naar huis?
Moeten ze niet eten? Midden tussen de mensen staat de Heere Jezus. Hij spreekt met hen. Hij troost en geneest de zieken. Hij is innerlijk met ontferming over hen bewogen. Hij weet dat velen ongelukkig zijn. Ongelukkig door hun zonden. En dat ze een Redder, een Verlosser nodig hebben. Hij wil de mensen vertellen dat Hij daarvoor gekomen is. Hij is Jezus, de Zaligmaker, die zondaren gelukkig wil maken, ledereen luistert aandachtig en zo vergeten ze de tijd.
Dan valt snel de schemering. De discipelen merken dat het eerst. "Meester, stuur de mensen naar huis! Het wordt al laat. Ze moeten eten en hier in de buurt kunnen ze dat nergens halen!" De Heere Jezus kijkt Zijn discipelen aan en zegt: "Het is niet nodig om de mensen weg te sturen om te gaan eten. Geven jullie ze maar te eten!" De discipelen kijken elkaar eens aan. Hoe kan de Meester dat nu zeggen? Er is hier geen eten, hoe kunnen ze de mensen dan eten geven? Zoveel mensen? Duizenden? Zelfs al waren ze in de bewoonde wereld geweest, dan nog hadden de discipelen niet al die mensen te eten kunnen geven! Ook de mensen mompelen tegen elkaar. "Eten, wie heeft er eten bij zich? Is er genoeg om samen te delen?" Vlak bij de Heere Jezus en Zijn discipelen staat een jongetje. Hij knikt hard met zijn hoofd en zegt: "Ja hoor, ik heb wel eten bij me. En dat mogen de discipelen best hebben om uit te delen." En meteen geeft hij zijn mandje met daarin vijf broden en twee vissen. Maar dat is toch niet genoeg? Nog lang niet! "Geef maar hier." wenkt de Heere Jezus. Hij pakt het brood aan van het jongetje. Daarvan breekt hij stukken die de discipelen uit mogen delen. En ook van de visjes. Steeds maar weer komen de discipelen bij de Heere Jezus terug om brood en vis te halen. Net zolang tot iedereen genoeg gegeten heeft. En dan is er nog over.

De volgende morgen komt de Heere Jezus met Zijn discipelen in het land van Gennesaret. Als de mensen de Heere Jezus herkennen, gaat het al gauw als een lopend vuurtje rond: "Jezus van Nazareth is hier. Hij kan zieken genezen.
Kreupelen kunnen weer lopen, blinden weer zien, doven weer horen! Ben je ziek? Dan moet je naar Hem gaan!"
Van alle kanten komen er mensen aan. Ze brengen alle zieken en zwakken bij Hem. Het is zo druk om de Heere Jezus heen. Er zijn er zoveel die door Hem genezen willen worden. Maar niet iedereen kan tegelijk geholpen worden. En niet iedereen kan tegelijk door de Heere Jezus worden aangeraak. "Heere, als U dan niet Uw handen op ons kunt leggen, mogen wij dan Uw kleed aanraken? Dan zullen we gezond zijn!" En zovelen Hem aanraakten werden gezond!
En wij? Wij weten dat de Heere Jezus vooral gekomen is om zondaren zalig te maken. Hij is innerlijk met ontferming bewogen. Vertellen we dat ook aan anderen? "Heb je last van je zonden? Dan moet je naar Hem gaan!"

Daar loopt een vrouw. Een heidense vrouw. Ze hoort niet bij de Joden.
Als je naar haar gezicht kijkt, kun je zien dat ze zorgen heeft. Grote zorgen. Haar dochter is heel erg ziek. Ze is van de duivel bezeten. Een vreselijke ziekte. Een ziekte waar alle dokters en genezers machteloos tegenover staan. Als de duivel je in zijn macht heeft, kan geen mens je verlossen. Iedere dag is het meisje in gevaar. De duivel laat haar vreselijk lijden. De moeder probeert wat ze kan om haar kind te helpen, maar ze kan zo weinig doen.
En toch is er hoop in het hart van deze moeder gekomen. Vanmorgen hoorde ze een gerucht. "Er is een Rabbi bij de Joden, die wonderen kan doen. Hij trekt door het land om te leren, maar Hij geneest ook zieken. De laatste dagen is Hij In Galllea geweest en heeft daar heel veel zieke mensen gezond gemaakt. Allen die bij Hem gebracht werden, heeft Hij genezen!
Als dat eens waar is... Dan is Hij vast de Messias die de Joden verwachten, de Zoon van God. Als Hij al die zieken kon genezen, kan Hij ook haar dochter beter maken! "Waar kan ik Hem vinden?" heeft ze gevraagd. "Hij komt in de buurt!" zeiden de mensen. Nou, dan moet ze er heen.
Als de vrouw de Heere Jezus en Zijn discipelen ziet, begint ze te roepen. Al haar nood en verdriet komen naar bulten. "Jezus, Glj Zoon van David, ontferm u over mij. Mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten!"
De vrouw gelooft het zeker: nu zal de Heere stilstaan en Zich omkeren. Hij zal haar wanhoop zien. Hij zal medelijden met haar krijgen en vriendelijk vragen: "Wat wilt u dat Ik u doen zal?" Maar nee, niets van dat alles. De Heere Jezus loopt gewoon door. Hoort Hij haar niet roepen? Dat bestaat niet. De vrouw roept luid en blijft roepen. Al roepend loopt ze achter Jezus en de discipelen aan. Ze geeft het niet op. Ze kàn het niet opgeven. De Heere Jezus is de enige Die haar helpen kan. Hij is haar laatste hoop! Als Hij haar niet helpt, dan is haar dochter verloren.
De Heere Jezus loopt gewoon door. Alsof er geen vrouw achter Hem aankomt die Hem roept. Hij praat met Zijn discipelen alsof er niets aan de hand is.
De discipelen kijken geërgerd om. Ze willen geen aandacht. Maar zo zullen weer veel mensen achter Hem aankomen. En die vrouw roept maar. Ze ziet toch dat Hij niet luistert? Toch blijft ze roepen terwijl de Meester doorloopt.
De discipelen weten niet, dat hier iets wonderlijks aan de hand is. Ze zien het grote geloof van de vrouw niet. Ze begrijpen niet wat er gebeurt. Hun Meester, die nooit iemand terugstuurt, luistert niet als deze vrouw Hem roept. Ten slotte houden ze het niet langer uit.
"Heere, luistert U toch naar die vrouw, help haar maar gauw en stuur haar weg, want zij roept ons na!" Wat? Is het medelijden van de discipelen groter dan dat van de Heere Jezus? Nee, de discipelen willen alleen maar dat de vrouw stopt met roepen.
En wat antwoordt de Heere Jezus? "Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis van Israël." Hoe kan dat nu? De Heere Jezus is altijd zo met ontferming bewogen over alle zieken en treurenden die tot Hem komen. Hij, Die nooit iemand heeft weggestuurd, zegt nu: "Ik ben gekomen voor de mensen van het volk Israël. Hen moet Ik helpen. Hen zal Ik verlossen. Maar Ik ben niet voor deze vrouw gekomen!" De Heere zegt dit niet tegen de vrouw. Maar Hij zegt het zo, dat ze het zeker hoort.
Wat schrikt ze van de woorden van de Heere Jezus. En, wat doet ze nu? Draait ze zich om? Geeft ze de moed op? Het is nu toch wel duidelijk dat de Heere haar niet wil helpen. Eerst laat Hij haar maar roepen. Dan zegt Hij dat Hij niet voor haar is gekomen... Het is om moedeloos van te worden.
"Heere, help mij!" De vrouw blijft roepen. Ze gaat niet weg. Dat is het werk van de Heilige Geest in haar hart. Het lijkt wel of de Heere Jezus haar afwijst en wegstuurt. Maar tegelijkertijd houdt HIJ haar vast. Ze kin niet weggaan. Nergens anders is redding voor haar en voor haar dochter te vin-den. Niemand anders kan haar helpen. Jezus alleen. Ze blijft. En ze roept. Ze knielt voor Hem neer en aanbidt Hem. Al stuurt Hij haar weg, zij aanbidt Hem. "Heere, help mij!"
Hoe is dat bij jou? Je bidt ook tot de Heere.
Maar als de Heere je gebed niet verhoort? Als je niet meteen krijgt waar je om vraagt? Stop je dan met bidden? Misschien ben je zelfs wel eens boos. Of geloof je dat de Heere op Zijn tijd je gebed zal verhoren, op de manier die Hij het beste vindt?
De vrouw blijft bidden, ook al wordt ze weggestuurd: Heere, help mij...
Nu zal de Heere toch wel in ontferming naar haar omzien. Nu zal Hij toch wel horen. Nu zal Hij toch wel zeggen: "Vrouw, u hebt een groot geloof!"
Maar nee. De Heere spreekt de vrouw nu wel aan. Maar het is geen verhoring! "Het is niet betamelijk om het brood van de kinderen te nemen en dat voor de honden te werpen." Het is niet netjes, het hoort niet dat je zoiets doet. Een hond hoort toch niet het brood van de kinderen op te eten? "Nou," denken de discipelen, "nu zal ze toch wel naar huis gaan!" Een hond was in die tijd een verachtelijk, onrein dier. Je zult er maar mee vergeleken worden. Dat is zeker geen compliment, maar een belediging! Hoe kan de Heere Jezus dat nu doen? Dat past toch niet bij Zijn boodschap van liefde voor zondaren?
Maar nog steeds houdt de Heere Jezus deze vrouw vast. Hij kent het hart van deze vrouw. Daarin heeft Hij Zelf het geloof gewerkt. Daardoor kan de vrouw niet weggaan.
Daarom wordt ze ook niet boos. Ze weet, de Meester heeft gelijk. Zij heeft niet verdiend dat Hij naar haar zou omzien. Maar Hij, alleen Hij, kan haar en haar dochtertje redden, van de duivel en van de dood. Geloof jij dat ook? Buig je ook al voor Hem? Geloof jij ook dat je het niet waard bent dat de Heere naar je luistert, maar kun Je Hem toch niet loslaten? Of heb je het opgegeven: "De Heere hoort mij toch niet. Ik heb het al zo vaak gevraagd, maar de Heere geeft mij geen nieuw hart."
De vrouw kan het niet opgeven. Daarom buigt ze nog dieper. "Ja Heere, ja ik ben een hond. Ik ben het brood van de kinderen niet waard. Maar Heere, er vallen toch ook kruimels van de tafel, als de kinderen eten. Geef me dan een kruimel. Meer is niet nodig." Het is alsof ze wil zeggen: Ja Heere, Uw zegen is voor Uw volk Israël, maar U hebt toch nog meer te geven? Bij U is toch een overvloed aan zegeningen? Dan is er toch ook voor een arme zondares nog wel wat over?" Nu draait de Heere Jezus zich helemaal om naar de vrouw. Nu kijkt hij haar vol liefde en medelijden aan. Lang heeft Hij haar geloof beproefd. Maar nu is dat voorbij. Nu krijgt ze het antwoord waarop ze zo heeft gehoopt: "O vrouw. Groot is uw geloof. U geschiede gelijk gij wilt." Op hetzelfde moment krijgt ze verhoring op haar gebed. Haar dochtertje is genezen. Maar wat nog veel groter, veel belangrijker is: haar ziel is gered van de eeuwige dood. Ook voor haar heeft Christus aan het kruis geleden en gezegd: "Het is volbracht!" Niemand hoeft te denken dat hij te zondig Is, dat hij het niet waard is om door de Heere Jezus gehoord te woorden. Deze vrouw Is er een voorbeeld van dat de Heere Jezus ook zulke mensen wil verhoren als ze tot Hem roepen. Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot! Roep jij tot Heere? Hij hoort!

Achtergrondinformatie

VERWORPEN
Aan deze geschiedenis gaat een twistgesprek met de farizeeërs vooraf. Steeds weer blijkt dat het Joodse volk niet in de Heere Jezus als Messias gelooft. Na drukke dagen van prediken en genezen en het twistgesprek met de farizeeërs, zoeken de Heere Jezus en Zijn discipelen rust in het buitenland. Maar net als bij Zijn ontmoeting met de Samaritaanse vrouw, móést de Heere Jezus hier ook zijn. Een profeet die in zijn eigen vaderland niet geëerd is, wordt in den vreemde verlangd en begeerd. Ook hier is een ziel die gered moet worden. Het is een voorspel op de toekomstige roeping van de heidenen. Voor de discipelen is het een les.

BELIJDENIS
Het gebed van de vrouw is eenvoudig. Toch is het van rijke inhoud. Zij legt met de woorden "Heere, Gij Zone Davids" een belijdenis af, die, zeker voor een heidense vrouw, opmerkelijk is. Met deze woorden belijdt zij dat de Heere Jezus de van God gezonden Verlosser is.

ECHTE ONTFERMING
De discipelen schijnen meer met de vrouw begaan dan hun Meester. Maar schijn bedriegt. Zij vragen: "Laat haar van u!" en niet: "Ontferm U over deze moeder!" De enige reden waarom ze de vrouw 'te hulp' komen, is omdat ze het vervelend vinden dat de vrouw hen naroept. De Heere wil echter de vrouw niet helpen om haar 'van zich te laten', maar Hij wil meer geven dan waar de vrouw om vroeg. Hij wil haar door een vast en onwankelbaar geloof aan Zich binden.

BEPROEVING
Heel vaak gaat in Gods Woord de beproeving aan de zegepraal vooraf. Naaman moet zich eerst zeven maal baden, de muren van Jericho vallen pas na vele rondgangen, Abraham moet eerst het mes opheffen om zijn zoon te doden voor de Engel ingreep. Hoewel de Heere Zich onbegrijpelijk hard opstelt tegenover de vrouw, kan zij Hem niet loslaten. In haar hart is zoveel liefde en geloof tot Hem, dat hoe harder Hij haar wegstoot, hoe dichter zij aan Hem gebonden wordt. Zij kan niet meer zonder Zijn ontferming en genade. Alles hangt ervan af. Daarom laat ze zich niet ontmoedigen door Zijn woorden, maar grijpt ze juist aan. Is het brood in de eerste plaats voor de kinderen? Dat is goed, maar er blijft toch altijd wat over? Daar maakt zij dan aanspraak op. Dat Hij haar een hondeke noemt? Dat maakt haar niet uit, hoge gedachten heeft ze niet meer van zichzelf. Als Hij haar gebed maar verhoort. Zo, als een onwaardige tot Hem te gaan, alles alleen van Hem verwachtend, is de weg naar eeuwig behoud. De Heilige Geest heeft deze geschiedenis op laten tekenen om moedeloze, beproefde mensen te steunen.

EEN GOED GERUCHT
De vrouw gaat af op een gerucht. Door dit gerucht is het geloof in haar hart gewerkt. Een beschamend voorbeeld voor ons. Wij hebben Gods Woord en mogen elke week Zijn Woord horen in Zijn huis. Maar hoeveel mensen hebben een geloof als deze vrouw?

VERKIEZING
Ik ben niet gekomen dan tot de verloren schapen van Israël. Dit is een verwijzing naar de uitverkiezing. Maar er staat ook in Gods Woord: Ik ben gekomen om zondaren zalig te maken. De uitverkiezing is niet gebaseerd op verdiensten of waardigheid in een mens, maar alleen op het welbehagen van God. Daarom is er hoop, juist omdat er een uitverkiezing is.

HOND
De Heere Jezus vergeleek de vrouw met een hond, hoewel in een iets afgezwakte vorm: hondeke. Veel verklaarders zien dat als een grote belediging omdat een hond in het (oude) oosten als een zeer onrein dier werd beschouwd . Ook nu wordt door bijv. islamieten de term 'christenhond ' zeer beledigend bedoeld. Anderen menen dat het zo erg niet was. Hoe dan ook wil de Heere Jezus de vrouw een plaats wijzen die veel lager is dan de plaats van de kinderen. Een hond was altijd nog minder dan een knecht.

Tyrus en Sidon is het noordelijk grensgebied, eigenlijk al over de grens.

Aantekeningen bij de tekst

Mattheüs 15:21-28
21
de delen van Tyrus en Sidon: de omstreken van deze steden in Fenicië. De Heere Jezus gaat naar dit heidense land ter wille van deze ene vrouw. Zo moest hij eens ook door Samaria gaan voor een Samaritaanse vrouw en velen van haar volksgenoten. Elia moest daar ook al heengaan om dezelfde reden.
22 een Kananese vrouw: zij stamt af van de oude bewoners van Israël, van wie er velen naar Fenicië zijn gevlucht, toen Israël het land Kanaan in bezit nam. God beval Zijn volk destijds alle Kanaänieten te doden. De aanduiding 'Kananese' klinkt verachtelijk.
Uit die landpalen komende: uit die streek komt zijn naar Jezus toe. Het laat zien dat de Heere Jezus net even over de grens van Israël is.
Heere, Gij Zone Davids: dè gebruikelijke titel voor de komende Messias. Door Jezus zo aan te spreken belijdt zij dat Hij de Messias is.
Deerlijk: jammerlijk, ellendig.
23 Doch Hij antwoordde haar niet één woord: Jezus negeert de vrouw volkomen en doet alsof zij niet bestaat. Dit moet een hard gelag voor haar geweest zijn. Toch houdt ze aan.
Laat haar van U: de discipelen raken geïrriteerd door haar geroep. Geërgerd vragen ze de Heere haar te helpen, dan zijn ze van haar af. De discipelen zijn niet zo barmhartig als hun Meester.
24 Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls: dit zegt de Heere Jezus niet tot de Kananese vrouw, maar tot de discipelen. Hij verantwoordt Zijn zwijgen en wil hen leren dat Hij in de eerste plaats voor Israël is gekomen. Het Evangelie zal pas naar de heidenen gaan als Zijn eigen volk Hem afwijst.
26 Het is niet betamelijk: het hoort eigenlijk niet.
Het brood van de kinderen: het heil aan de Israëlieten beloofd.
De hondekens voor te werpen: De Heere Jezus gebruikt hier m t een verzachtend verkleinwoord de gebruikelijke benaming voor heidenen. De Israëlieten noemen de heidenen verachtelijk onreine honden. Een vernedering voor de vrouw, maar ze vindt het niet erg met een hond vergeleken te worden.
27 Doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel: ze wil genoegen nemen met het minste, als ze maar mag eten. Ze vindt het niet erg achtergesteld te worden bij de Joden. In werkelijkheid gaat ze hen voor in het Koninkrijk der hemelen.

Markus 7 : 24-30
24de landpale: het gebied.
26 een Griekse vrouw, een heidense vrouw
Syro-Fenicië: Fenicie ligt in de Romeinse provincie Syrië. Dat Hij de duivel uitwierp van haar dochter, de Heere Jezus is met name gekomen om de duivel te overwinnen.
29 om dezes woords wil: dat getuigt van uw nederig geloof.

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. h
2. O
3. n
4. d
5. e
6. k
7. e

Om over te praten

VRAAG 1
Een waar geloof Is: zeker te weten dat wat in Gods Woord staat waar Is; en vertrouwen dat ook mijn zonden om Jezus Christus wil vergeven zijn. Een waar geloof zoekt die redding dan ook alleen uit genade In Christus. In eigen kracht of door een ander zal niemand zalig kunnen worden.

VRAAG 2
Dat je niet meteen antwoord krijgt, betekent niet dat de Heere je gebed niet hoort. Maar Hij antwoordt op Zijn tijd. Wie aanhoudt in het gebed, mag geloven dat Hij op Zijn tijd en op Zijn wijze zal antwoorden.

VRAAG 3
a. In deze hoofdstukken staan de geschiedenissen van koning Manasse, de discipelen in de storm en de blinde Bartimeüs. Deze hebben allen in hun nood de Heere aangeroepen in de overtuiging dat Hij de Enige was die hen kon redden uit hun nood. Wijs erop dat in deze geschiedenissen de Heere kun gebeden ook verhoorde.
b. Psalm 50 : 15: En roep Mij aan In de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. Psalm 149 : 9: Die het vee zijn voedsel geeft, de jonge raven als zij roepen. Johannes 6 : 37: ...en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
De Heilige Geest heeft dit op laten schrijven om moedeloze mensen te bemoedigen. Het is steeds weer nodig dat Gods kinderen leren dat ze zonder de Heere niets kunnen doen. Soms brengt de Heere hen In grote nood, zodat ze tot Hem gaan roepen en door Hem verlost worden. Het kan dan tot troost zijn dat de Heere zelfs naar raven luistert als zij krassen. Zou Hij dan niet naar Zijn kinderen luisteren? Hij belooft het Zelf In Zijn woord.

VRAAG 4
a. Nee! De Heere Jezus is wel in de eerste plaats bij het volk Israël gekomen, maar nadat Zij Hem verworpen hadden, moest het Evangelie ook naar de heidenen gebracht worden. De Kananese en de Samaritaanse vrouw waren voorbeelden van heidenen die het volk van de Joden voorgaan In het Koninkrijk der hemelen.
b. Ruth, Rachab, de melaatse uit Samarla, de hoofdman van Kapernaüm.

Puzzel
O vrouw groot is uw geloof U geschiede gelijk gij wilt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Mivo -12 | 22 Pagina's

De Kananese vrouw

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Mivo -12 | 22 Pagina's