JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Kerstschets Verwachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstschets Verwachten

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verwachten

Vertelschets


ZINGEN:
Ps. 127 : 1, 2
Ps. 84 : 1, 2
Ps. 105 : 5
Ps. 118 : 1
Ps. 147 : 6
Lofzang van Simeon

LEZEN: Haggaï 2 : 1-10
(Haggaï 2 : 1-10 alleen lezen als u het declamatorium niet gebruikt.)
Lukas 2 : 25-35

KERNTEKST: Haggaï 2 : 10:
"De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan van het eerste, zegt de Heere der heirscharen; en in . deze plaats zal ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen."

Mattheüs 6 : 33: "Maar zoekt eerst het Koninkrijk van God..."


Verdrietig staan ze daar. Ze kijken naar de zwartgeblakerde stenen. Je kunt niet meer zien dat hier vroeger de tempel stond. Sommige Joden moeten huilen als ze dat zien. Ze weten nog hoe de tempel eruit zag. Wat was dat een mooie tempel. Koning David had bouwmaterialen verzameld en zijn zoon Salomo mocht van de Heere de tempel bouwen. En nu is er niets meer van over. De stad Jeruzalem is verwoest, de poorten zijn verbrand en de tempel is één grote puinhoop.

Na zeventig jaar ballingschap in Babel, mochten de Joden van koning Kores terug naar hun eigen land. Hij gaf hun alles mee wat koning Nebukadnezar uit de oude tempel had geroofd. Zou Kores het weten dat Jesaja dit al twee eeuwen geleden had voorzegd?

Een jaar later wordt er hard gewerkt op de vroegere tempelplaats. Mannen dragen en rollen grote brokken puin weg. De berg Sion, de tempelberg wordt helemaal schoon en vlak gemaakt. Niets mag meer herinneren aan de verwoesting van Jeruzalem. De tempel zal worden herbouwd. Dat moest van de Heere. Jozua en Zerubbabel hebben de leiding.
Elke dag wordt er nu gebouwd aan de fundamenten van de tempel. Mannen graven een geul. Daarin worden grote, zware stenen gelegd. Daarop zullen straks de muren gebouwd worden. Als de fundamenten klaar zijn. komen alle Joden kijken, ledereen ziet nu waar straks de tempel komt. De Levieten zingen en ze spelen op hun muziekinstrumenten. De mensen juichen en ze loven de Heere. Nu staat er alleen een brandofferaltaar en het fundament ligt klaar, maar straks zal hier de nieuwe tempel staan. Hier zullen de mensen straks weer de Heere danken, hier zullen ze weer hun zonden aan de Heere vertellen en om vergeving vragen, hier zullen mensen bidden om de komst van de Messias, hier zullen ze hun Zaligmaker verwachten.
Niet iedereen juicht. Een paar oude mensen huilen. Ze denken terug aan die prachtige tempel van Salomo, waar ze als kind kwamen. Die was veel groter. Deze tempel zal nooit zo groot worden, dat kan je zien aan de fundamenten. Die zijn veel kleiner. Het gehuil van de oude mensen wordt luider, maar het gejuich van de blijde mensen overstemt alles.

"Mogen wij ook meehelpen met de tempelbouw?" Vragend kijken de Samaritanen Jozua en Zerubbabel aan. "Wij wonen al meer dan zeventig jaar in dit land. Toen jullie zijn weggevoerd naar Babel, mochten wij hier gaan wonen van de koning van Assyrië. Wij dienen jullie God en wij offeren aan jullie God", zeggen ze. Maar Jozua en Zerubbabel vinden het niet goed. Het mag niet van de Heere. De Samaritanen offeren wel aan de Heere, maar dat doen ze ook aan hun eigen goden. Ze dienen de Heere maar half. En dat kan niet. De Heere half dienen is de Heere niet dienen. "Nee", zeggen Jozua en Zerubbabel, "dit werk moeten wij alleen doen, jullie mogen niet helpen."
De Samaritanen worden boos. Wat? Mogen ze niet helpen? Dan zullen ze die Joden ook niet helpen, Ze zullen hen voortaan tegenwerken. Nu blijkt nog duidelijker dat de Samaritanen de Heere niet echt dienen. Ze hebben Hem niet lief. Anders zouden ze niet boos, maar verdrietig zijn. Ze zouden het aan de Heere vertellen. Maar dat doen de Samaritanen niet. Ze vertellen het aan de koning van Perzlë. Ze sturen een brief waarin leugens staan.
De Perzische koning luistert naar de Samaritanen en hij stuurt de Samaritanen een brief terug. Daarin staat dat ze de Joden moeten verbieden om verder te gaan met de tempelbouw. De Samaritanen laten de brief lezen aan de Joden. Ze moeten nu stoppen met de tempelbouw. Wie toch verder gaat zal gedood worden.

Jaren later liggen de fundamenten van de nieuwe tempel er verlaten bij. Het brandofferaltaar staat eenzaam naast de fundamenten. Er groeit wat gras tussen de stenen. De tempelbouw ligt stil. Veel mensen denken er ook niet meer aan. Ze zijn het huis van de Heere vergeten. En als je het huis van de Heere vergeet, dan vergeet je de Heere zelf ook.
Sommigen verwachten niet dat de tempel ooit nog afgebouwd wordt.
Veel mensen hebben ook geen tijd om aan de tempelbouw te denken. Ze zijn aan het werk. Ze bouwen aan hun huizen. Ze maken ze mooier, groter, sterker. Ze kopen hout en stenen voor hun huizen. Geld om hout en stenen te kopen voor het huis van de Heere is er niet. In de velden rond Jeruzalem zijn ook mensen aan het werk. Ze halen de oogst binnen. Er is veel gezaaid dit jaar. De mensen hoopten op een grote oogst. Maar de opbrengst valt tegen. Het is een slechte oogst. Er is te weinig regen gevallen.
Veel Joden zijn vergeten dat de Heere regen en droogte geeft. Velen zijn gestopt met bidden om een goede oogst. Velen zijn de Heere zelf vergeten. Maar de Heere vergeet de Joden niet. Hij weet wel dat er veel Joden zijn die niet meer verwachten dat de tempel ooit afkomt. Hij weet wel dat veel Joden Zijn Koninkrijk niet verwachten. Hij weet dat ze Zijn Koninkrijk niet zoeken. Ze denken aan hun mooie huizen. Die moeten op tijd afgebouwd worden. Ze maken zich druk over de slechte oogst. Die moet volgend jaar groter zijn. Aan de Heere denken ze niet. Maar de Heere denkt wel aan hen...

Op een dag komt de profeet Haggaï in Jeruzalem. Hij zoekt Jozua en Zerubbabel op. Hij spreekt met hen. Haggaï vertelt een boodschap van God aan het volk. "Weten jullie hoe het komt dat de oogsten zo slecht zijn?", vraagt hij. "Weten jullie waarom het zo weinig regent? Jullie wonen in mooie huizen en jullie maken ze steeds mooier, maar het huis van de Heere is vergeten. Het wordt niet meer afgebouwd en er wordt geen geld meer ingezameld. Jullie zorgen dat je het goed hebt, maar jullie vergeten de Heere. Jullie maken je bezorgd om de oogst en daarna pas om de Heere, maar je moet het omkeren. Je moet eerst Gods Koninkrijk zoeken, je moet eerst die tempel afbouwen en dan zal de Heere Zelf zorgen voor een goede oogst. Ik ben met ulieden, spreekt de Heere."
Jozua en Zerubbabel knikken. Ze worden niet boos. Ze worden blij. Haggaï heeft gelijk. Ze zullen weer gaan bouwen. Het volk zal weer gaan bouwen. De tempel zal er toch komen. Nu wordt er hard gewerkt. Er wordt geld ingezameld en er worden stenen en hout gekocht. Nu is het weer druk op de berg Sion.
Op een dag spreekt Haggaï opnieuw tot het volk. "Wie van u heeft de oude tempel nog gezien?", vraagt hij, "weet u nog hoe mooi en groot die was? Is deze tempel die nu gebouwd wordt daarbij vergeleken niet veel kleiner en minder mooi? Maar jullie moeten sterk zijn, spreekt de Heere; en werkt, want Ik ben met u, spreekt de Heere der heirscharen. Ik heb een verbond met jullie gemaakt. Deze tempel, die veel minder lijkt dan de vorige tempel, zal ik met heerlijkheid vervullen."
Sommige mensen kijken blij. Ze worden blij van de woorden van de Heere. Ze vertrouwen op de Heere. Ze verwachten dat eens de Messias komt, die al aan David en Salomo was beloofd.
Haggaï gaat verder: "De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan van het eerste, zegt de Heere der heirscharen; en in deze plaats zal ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen. Deze tempel zal veel heerlijker zijn dan de tempel van Salomo, want eens zal de Messias, de Heere Jezus in dit huis van de Heere zijn. De Zoon van God, de Zaligmaker zal hier spreken. En hij zal niet alleen een Zaligmaker zijn voor Joden, maar ook voor heidenen."
Ja, dat verwachten die blijde mensen. Ze kijken naar de half afgebouwde tempel. Hier zal hun Verlosser eens zijn. God heeft het beloofd.

Het is honderden jaren later. In de velden rond Jeruzalem zijn mensen aan het werk. Ze halen de oogst binnen. Na het werk praten ze met elkaar. Ze praten over de oogst en over de Romeinen. Aan die gehate Romeinen zullen ze een deel van de oogst moeten afstaan, want ze moeten steeds belasting betalen aan de Romeinse keizer. De Joden hebben een hekel aan de Romeinen.
In de stad Jeruzalem zijn ook mensen aan het werk. Ze bouwen aan hun huizen. Ze maken ze mooier, groter, sterker. Veel mensen denken aan hun oogst en aan hun eigen huis. Aan het huis van de Heere denken ze niet. Aan de Heere denken ze niet. Ze zoeken Gods Koninkrijk niet. Ze komen wel in de tempel, maar het is gewoonte geworden. Ze offeren wel, maar ze verwachten geen verlossing van hun zonden.
Bijna niemand denkt nog aan de woorden van de profeet Haggaï: De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan van het eerste, zegt de Heere der heirscharen; en in deze plaats zal ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen. Er zijn maar weinig mensen die de Messias verwachten. Er zijn wel mensen die hopen dat de Verlosser komt, maar dan om de Romeinen weg te jagen. Om van hun land weer een sterk land te maken. Maar ze hopen niet op een Messias die hen van hun zonden verlost. Ze hebben geen Zaligmaker nodig.
Er is ook bijna niemand die weet dat die Zaligmaker in Bethlehem is geboren. Veel mensen weten niet dat de herders uit de velden van Efratha een Koningskind in een kribbe aanbeden hebben. En de mensen die de verhalen van de herders zelf gehoord hebben verwonderen zich erover. Een Koningskind geboren in een stal? Wat wonderlijk.
In Jeruzalem weet bijna iedereen dat wijze mannen helemaal uit het Oosten kwamen omdat ze de ster van een Koningskind volgden. Ook Herodes weet het. Hij kent hun plannen. Die wijze mannen willen een Koningskind aanbidden. Een bedreiging voor hem! Maar niemand uit Jeruzalem was erbij toen de Wijzen dat Koningskind aanbeden hebben. Alleen de Heere weet, dat hun harten overvloeiden van aanbidding, verwondering en blijdschap toen ze dat Koningskind geschenken gaven.

In het huis van de Heere, in de tempel worden elke dag de morgen- en avondoffers gebracht. De priesters doen elke dag hun werk. Ze offeren dieren op het brandofferaltaar, ze sprenkelen bloed op de hoornen van het reukofferal taar. Ze zegenen het volk. Zouden ze denken aan de Verlosser als ze dat bloed sprenkelen? Zouden ze bij het slachten van een lam denken aan Het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt? Zouden ze eraan denken dat de heerlijkheid van deze tempel groter zal worden dan van de eerste tempel? Op het tempelplein staat een man die er wel aan denkt. Als er geofferd wordt, is hij vaak ontroerd. Uit zijn hart stijgt dan een zucht omhoog: "Heere, wanneer? Heere, U heeft toch beloofd dat ik de Verlosser nog zou zien, voordat ik sterf?" Simeon verwacht de Verlosser.

Op een dag is Simeon weer in de tempel. Hij is van huis gegaan en naar de tempel gelopen. Hij weet zelf niet precies waarom, maar in zijn hart voelt hij dat de Heere hem daar brengt. In de tempel ziet hij een man en een vrouw binnenkomen. Ze hebben een baby bij zich.
Ze komen het reinigingsoffer brengen. De priester zal twee duiven voor hen offeren. Simeons ogen beginnen te stralen van blijdschap. Hij loopt op de mensen af! Kent hij hen dan? Nee, die mensen kent hij niet, maar hij kent dat Kind wel. Dat Kind is een Koningskind. Dat Kind is zijn Verlosser! Nu weet hij waarom hij in de tempel is. De Heilige Geest bracht hem daar. De Heere maakt Zijn belofte waar. Nu ziet Simeon zijn Zaligmaker.
Hij neemt het Kind in zijn armen en hij looft God. Hij zegt: "Nu laat Gij Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, Die Gij bereidt hebt voor het aangezicht van al de volken; Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw Volk Israël. Nu kan ik sterven Heere, want U hebt Uw belofte vervuld!" Jozef en Maria, de vader en moeder van het Koningskind staan erbij. Ze verwonderen zich over de woorden die Simeon over hun kind, de Heere Jezus, zegt.
Dan zegent Simeon Jozef en Maria, en hij profeteert: "Niet alle mensen zullen In Hem geloven. Er zullen mensen zijn die Hem niet verwachten. Er zullen mensen zijn die Hem verachten. Voor hen zal Hij tot een val zijn. Maar er zullen ook mensen zijn die het Koninkrijk van God zoeken, die Hem liefhebben, die Hem nodig hebben om hen te verlossen van hun zonden. Voor hen zal hij tot een opstanding zijn."
Simeon zegt ook nog tegen Maria dat er een zwaard door haar ziel zal gaan, als openbaar zal komen dat veel mensen Hem verachten. Dan gaat Simeon naar huis. Nu kan hij sterven in vrede. Zijn ogen hebben de zaligheid gezien. Wat hij verwachtte en hoopte is waar geworden. God maakte het waar. Het Koninkrijk dat hij zocht heeft hij gevonden.

Ruim dertig jaar later staat Maria op de heuvel Golgotha. Ze ziet haar zoon hangen aan het kruis. Ze ziet haar Zaligmaker. Ze hoort de spottende woorden van de Romeinse soldaten. Ze hoort hoe de Joden de Heere Jezus vervloeken. Een zwaard gaat door haar ziel.
Jezus is onschuldig veroordeeld. Hij moet sterven voor schuldige zondaren. Hij sterft om zondaren het eeuwige leven te geven.
Maar Hij staat ook weer op! Hij vaart ten hemel en Hij wordt met engelengejuich de hemel binnengehaald.

Het is tweeduizend jaar later. Er zijn mensen aan het werk. Er zijn mensen die huizen bouwen. Er zijn mensen die hun huizen mooier of groter maken. Ze denken aan hun werk, ze denken aan wat ze morgen willen doen, ze denken aan de dingen die overmorgen moeten gebeuren en aan hoeveel geld ze volgend jaar verdienen. Maar ze denken niet na over hun dood. Ze verwachten niets van né dit leven. Ze verwachten geen koninkrijk van God en ze zoeken er ook niet naar.
Er zijn ook mensen die weten dat hun Verlosser leeft. Ze weten dat hun zonden zijn vergeven door die Verlosser. Ze weten dat de Heere Jezus in de hemel voor hen bidt. Ze weten ook dat Hij eenmaal terugkomt. Dan zullen ze voor altijd bij Hem mogen zijn. Dat verwachten die mensen. Daar hopen ze op. Ze zochten eerst Gods Koninkrijk en ze hebben het gevonden.
Bij welke groep mensen hoor jij?
Eens komt de Heere Jezus terug op de wolken. Zijn komst zal dan nog veel heerlijker zijn dan Zijn komst in de tempel. Alle mensen zullen Hem zien in al Zijn majesteit. ledereen zal voor Hem knielen, zelfs de ergste spotters. Dan zal Hij Zijn Kinderen binnenhalen in de eeuwige heerlijkheid.
Niemand weet wanneer Hij komt. Dat hoeft ook niet. Als je Hem verwacht, dan komt Hij nooit onverwachts. Als je Zijn Koninkrijk zoekt, dan zul je het vinden. Want als je dat verlangen in je hart voelt; als je weet dat je zonder de Heere Jezus niet kunt leven, als je Hem nodig hebt voor de vergeving van je zonden, dan heb je dat niet zelf bedacht. Dat heeft de Heilige Geest in je hart gewerkt! Hij geeft die verwachting. Hij laat je zoeken naar dat Koninkrijk. En Hij laat je dat Koninkrijk ook vinden.
Eens komt de Heere Jezus terug om te oordelen de levenden en de doden. Eens komt Hij terug om jou te oordelen. Wat zal hij vinden in je hart? Verachting of verwachting?

Achtergrondinformatie

VERHAALLIJN
De vertelling begint in het Oude Testament. De Joden zijn net teruggekeerd uit hun ballingschap in Babel. Ze zullen Jeruzalem en de tempel opnieuw opbouwen. Maar door allerlei tegenslagen komt de tempelbouw maar niet van de grond. De mensen vergeten de Heere. Totdat de Heere Haggaï stuurt om de mensen te vermanen, aan te sporen tot de tempelbouw en te wijzen op de komst van de Messias in de nieuwe tempel. Vanuit het Oude Testament wordt de lijn doorgetrokken naar het Nieuwe Testament. De tegenstelling tussen de Heere Jezus verwachten of verachten wordt benadrukt. Er wordt een verbinding gelegd tussen het oudtestamentische verwachten van het volk Israël en de vervulling van de belofte van de komst van de Heere Jezus, zoals Simeon die meemaakt. Van Simeon wordt de lijn doorgetrokken, via de dood en de opstanding van de Heere Jezus naar Zijn wederkomst.

DECLAMATORIUM
Het declamatorium kan gebruikt worden rond de vertelling. Verschillende clubleden kunnen ingeschakeld worden bij de spreekstemmen. De psalmen en gezangen kunnen begeleid worden met behulp van orgel en andere muziekinstrumenten.

EZRA 1-5

KORES
Kores, de Pers verovert In 550 v. Chr. Medië samen met Darius, de Meder, in 539 v. Chr. Babel en daarmee tegelijkertijd Assyrië, dat aan Babel behoort. Hij sticht het grote Medo-Perzische rijk, waarvan ook Judea deel uitmaakt, dat duurt van 559-331. In dit rijk overheersen de Perzen, maar houden de Mediërs een bevoorrechte positie. Darius wordt koning van Babel tot 536 v. Chr.

OFFER VAN CHRISTUS
Het eerste wat de teruggekeerde Joden doen, is het brandofferaltaar opbouwen. Dat is het meest nodig. Want zonder offer is er geen verzoening van de zonde, en zonder verzoening is er geen gemeenschap met God mogelijk.

ANDERE GODSDIENSTEN
In ballingschap heeft Israël geleerd wat het is om tussen andere volkeren te leven die andere goden hebben. Ze leren dat elke vermenging met andere godsdiensten uit de weg gegaan moet worden. Daarom wijzen ze ook het aanbod van de Samaritanen af. Dat aanbod is onoprecht omdat de Samaritanen doen voorkomen dat ze de God van Israël willen vereren, maar ze willen tegelijkertijd vasthouden aan hun eigen goden. Hun geveinsdheid blijkt uit hun vijandschap.

TWEEDE TEMPEL
In de tempel van Zerubbabel ontbreken de ark met het verzoendeksel en de cherubim, de wolk boven de ark, het vuur van de hemel dat altijd brandende gehouden moest worden, en de Urim en de Thummim.
Jeremia heeft voorzegd dat er geen ark meer zal komen in de tweede tempel. (Jeremia 3 : 16)

HAGGAÏ 1 EN 2

UITSTEL VAN DE HERBOUW VAN DE TEMPEL
Het volk stelt de herbouw van de tempel uit. Het gaat economisch slecht. De opbrengsten vallen tegen. Er is nu geen geld voor de tem-pelbouw. Als de tijden beter worden, zullen ze de tempelbouw wel hervatten. Maar Haggaï zegt dat die betere tijden pas komen als ze eerst het huis van God afbouwen. Dat geldt in elke tijd. Daarom is ook voor de kerntekst gekozen uit Mattheüs 6 : 33: Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen (eten, drinken, kleding, woningen) zullen u toegeworpen worden.

KOMST VAN DE HEERE JEZUS
De Heere laat in het hele Oude Testament door Zijn knechten de komst van de Heere Jezus voorzeggen. Zo mag Haggaï het volk Israël bemoedigen en wijzen op de komst van Christus op aarde en ook in de tempel.

LUKAS 2

REINIGINGSOFFER
Jozef en Maria brengen de Heere Jezus op de veertigste dag na Zijn geboorte in de tempel. Ze brengen het reinigingsoffer. Bij de geboorte van een zoon is de vrouw veertig dagen onrein. Op de dag van het offer verklaart de priester haar weer rein. Er moet een eenjarig lam als brandoffer geofferd worden en een jonge duif of tortelduif als zondoffer. Of, als men niet genoeg geld had voor een lam: twee jonge duiven of twee tortelduiven; één als brandoffer en één als zondoffer.
Vrouw en kind zijn niet onrein door bevruchting, zwangerschap en geboorte. Ze zijn in zichzelf onrein door erfzonde. Daarom moet er geofferd worden om rein verklaard te worden. In het zondoffer wordt het bloed der verzoening afgebeeld. Dat wijst op de Heere Jezus die zichzelf offerde om met Zijn bloed vuile zondaren rein te verklaren. Dat wil de Heere met deze reinigingswet leren. 

Aantekeningen bij de tekst

Deze schets gaat over meerdere Schriftgedeelten. De geciteerde, cursief gedrukte teksten in de vertelling komen uit het Oude Testament uit het boek Haggaï en uit het Nieuwe Testament uit het boek Lukas.

HAGGAÏ 1
vers 4: zal dit huis woest zijn?: zal de tempel verwoest blijven liggen?
vers 5: stelt uw hart op uw wegen: bedenk waarom alles zo tegen zit
vers 9: zo blaas Ik daarin: de Heere laat het bederven,
vers 12: het overblijfsel van het volk: de uit Babel teruggekeerde Joden
vers 14: de Heere verwekte de geest van Zerubbabel: Hij wekt hem op.

LUKAS 2
vers 22 Als de dagen harer reiniging vervuld waren: eerder mag Maria wegens haar onreinheid niet in de tempel verschijnen,
vers 25 de Heilige Geest was op hem: de Heilige Geest is op alle gelovigen, maar hier wordt in het bijzonder bedoeld de Geest van de profetie,
vers 27: hij kwam door de Geest in de tempel: hij wordt innerlijk naar de tempel gedreven,
vers 34: Deze wordt gezet tot een val: Christus is de ondergang voor alle hoogmoedige mensen, die Hem niet nodig hebben.
en opstanding: Christus is het behoud voor allen die nederig voor Hem knielen.
tot een teken dat wedersproken zal worden: Christus is het bewijsteken van Gods liefde, maar velen zullen dat weerspreken, in Hem een verleider zien. Ze zullen hem zelfs voor Godslasteraar uitmaken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Mivo -12 | 22 Pagina's

Kerstschets Verwachten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Mivo -12 | 22 Pagina's