JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Immanuël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Immanuël

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


ZINGEN:
Ps. 46 : 3, 4, 6
Ps. 89 : 7, 9, 15
Ps. 98 : 1, 2, 3, 4
Ps. 118 : 3, 7, 13
Ps. 40 : 4, 8
Lofz. V. Maria : 1, 2, 7
Lofz. V. Zach. : 1, 4, 5
Lofz. V. Simeon : 1, 2
LEZEN: Jes. 7 : 1-4, 10-16.
Zie ook kerstprogramma.

KERNTEKST: Zie, een maagd zai zwanger worden, en zij zai een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten. Jesaja 7 : 14


Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet? O 's werelds hoogst verlangen! Dat zijn de regels van een kerstlied. Dat is Advent! Wachten op de komst van de Messias, verlangen naar de Zaligmaker, de Redder van zondaren! Maar is het wel zo? Verlangen de mensen wel naar de Heere Jezus? is er iemand die op Hem wacht? En komt Hij daarom misschien? Er is niemand die naar de Heere vraagt. Er is niemand die God zoekt. Maar! De Heere vraagt naar zondaren. Hij komt toch. God de Vader zendt Zijn Zoon. Hij heeft de wereld lief. Wat een wonder! Hoe kunt U nu toch komen Heere Jezus, terwijl er niemand in deze wereld naar U vraagt? Omdat de Heere vraagt, omdat de Heere zoekt! Vroeger. En nu nog. Naar jou.
Koning Achaz, de koning van Juda is bang. Twee landen hebben hun legers gestuurd om tegen Jeruzalem te gaan vechten. Het is het leger van de koning van het tienstammenrijk en het leger van de koning van Syrië. Heel het volk is bang. Geen wonder, twee grote legers, die Juda binnen gaan vallen, hoe zal Achaz dat ooit redden? Koning Achaz staat er alleen voor. Hij dient de Heere niet. Juist niet. Hij dient Baäl; zijn kinderen heeft hij geofferd aan de afgod Moloch. Hij zondigt tegen de geboden van de Heere en het volk van Juda heeft zijn voorbeeld gevolgd. Zal Baäl hem nu redden? Zullen de offers aan de afgoden hem nu helpen?
Daar gaat de profeet Jesaja. Hij heeft een boodschap van zijn God. Een boodschap voor Achaz. Want al vraagt Achaz niet naar de Heere, de Heere Zélf zoekt de koning op. In opdracht van de Heere is hij op weg naar Achaz. Dat de twee legers er aankomen is een oordeel van God, maar juist daardoor wil de Heere Achaz zeggen: Bekeer je tot Mij! Baäl kan immers niet helpen! "Vreest niet voor die twee koningen", zo spreekt Jesaja het Woord van de Heere. "Ze proberen Juda en Jeruzalem te veroveren, maar het zal hen niet lukken, ik Zélf zal Jeruzalem beschermen. Maar als u dit niet gelooft, als u de Heere niet vertrouwt, dan zal het niet goed aflopen."
En de Heere is zo goed, dat Hij er zelfs een teken bij wil geven, dat Hij werkelijk redden zal. Jesaja zegt het: "Eis u een teken van de Heere, uw God!"
Maar Achaz wil geen hulp van de Heere. Hij heeft zijn eigen plannen al klaar. Hij is van plan hulp te gaan vragen bij de koning van Assyrië. Dat zegt hij niet. Hij zegt iets heel anders, "ik zal geen teken vragen aan de Heere, ik zal de Heere niet verzoeken. Een teken vragen is immers de Heere op de proef stellen?" Het lijkt heel vroom als hij Jesaja dit antwoord geeft. Alsof hij bang is, dat hij zondigt als hij de Heere om een teken vraagt. Maar hij wil door de Heere niet geholpen worden. Hij vertrouwt liever op de hulp van Assyrië. Hij zit niet op de Heere te wachten... Maar de Heere komt toch! Achaz wil geen teken? De Heere Zelf gééft een teken! Jesaja zegt het: "Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten."  Een jonge vrouw, zal een zoon krijgen. En zij zal hem Immanuël noemen. Dat betekent: God met ons! Terwijl iedereen denkt, dat de ondergang nabij is, gelooft zij, dat Gód nabij is. De oorlog dreigt, de afgodendienst en zonde is overal, en toch noemt zij haar kind Immanuël!
Het jongetje wordt geboren, tijdens de regering van koning Achaz. De jonge moeder buigt zich over hem heen. "Immanuël", zegt ze zachtjes. God met ons. Óndanks onze zonde. Óndanks dat het er op lijkt of de Heere ons niet meer helpen zal, vanwege onze schuld. Dit kind is het teken van Gods genade. Zijn naam spreekt van Gods genade. Eer het jongetje groot zal zijn, zullen de twee vijanden zelf verslagen zijn. Maar voor Achaz is het dan te laat. De koning van Assyrië, op wie hij vertrouwde, zal dan zijn vijand zijn en hem onderdrukken.

Wonderlijk, het teken is niet alleen voor de tijd van koning Achaz. Jesaja profeteert over een nog veel heerlijker wonder. Eens zal de Heere Jezus geboren worden, uit de maagd Maria. En Hij zal zijn Immanuël, God met ons. God met zondaren. Wachten op de komst van de Messias, verlangen naar de Zaligmaker! Dat is Advent! Is het zo in de wereld? Is het zo in Israël? Bij de Joden in Jeruzalem?
In de tempel zijn de priesters druk bezig met hun werk. Mensen komen offers brengen, omdat ze weer beter werden na een ziekte, of omdat er een kindje geboren werd. Mensen komen om te bidden, of om een schuldoffer te brengen. Elke dag gaat dit zo door. Verlangen naar de Messias? Ja, maar alleen om die gehate Romeinen nu eindelijk eens te verjagen.
Maar toch zal de Heere komen. Ondanks dat veel Joden wel tevreden zijn met hun tempeldienst en offers. Immanuël komt, God met ons. Hoe kan dat? Dat is nu genade! God met ons, terwijl het eigenlijk niet kan.

Het zingt in het hart van Jozef, de timmerman uit Nazareth. De Heere heeft door een engel vannacht in een droom tot hem gesproken. Wat was het moeilijk geweest. Maar nu is alles anders! Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. God gaat Zijn Woord vervullen: Zie, een maagd zal zwanger worden en zij zal een zoon baren. Een maagd! Een jonge vrouw. Een ongetrouwde vrouw. Dat is Maria! Zijn Maria. Met wie hij verloofd is. Met wie hij samen de Heere wil dienen.
Hij had het maar niet kunnen begrijpen. Maria in verwachting! Hield ze van een andere man? Want niet hij, Jozef, was de vader! En volgens de wetten van de Heere moest hij Maria gaan aangeven bij de oudsten, de rechters van de stad. Hij zou moeten gaan vertellen, dat Maria hem verlaten had. En dan zou Maria door de rechters worden veroordeeld. Ze zou openlijk te schande worden gemaakt, bespot en veracht worden. Volgens de wet van Mozes zou ze zelfs gestenigd moeten worden. Wilde hij dat? Terwijl hij zoveel van haar hield? Hij had zijn besluit genomen. Hij zou niet naar de rechters gaan. Hij zou zelf bij Maria weggaan, haar verlaten. Dan zou het lijken, dat hij juist Maria in de steek had gelaten. Dan zou de schande niet op Maria, maar op hèm terechtkomen.
Maar het is nooit zover gekomen! Want de Heere kwam in de droom! God heeft het hem uitgelegd. "Jozef, gij zoon van David, wees niet bevreesd om Maria tot uw vrouw te nemen. Zij zal inderdaad een kindje krijgen. Maar dat ze van een andere man houdt, is niet waar. Het Kindje dat geboren wordt, is niet de zoon van een andere man, maar het is de Zoon van God. God Zélf zal de Vader zijn van dat Kind. De Zoon die geboren wordt uit Maria is de beloofde Verlosser en Zaligmaker. Daarom zal Hij Jezus heten, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden."
Nu gaan de woorden van de profeet Jesaja volledig in vervulling: "Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUÉL heten." En die maagd is Maria! Wat een wonder! Maar dan de naam in die profetie: Immanuël! God met ons! Hoe kan dat? Met hem, eenvoudige, arme timmerman, en met Maria, eenvoudig meisje uit het verachte Nazareth? En toch, de Heere heeft het gesproken. De Zaligmaker komt. Om te redden van hun zonden. Ja, God met ons...
Wachten op de komst van de Messias, verlangen naar Hem. Dat is Advent!
Is het zo in Bethlehem? Nee, integendeel. Geen plaats! De herberg is vol. Wie zou ook vermoeden, dat het twee koningskinderen zijn, nakomelingen uit het geslacht van David, die om onderdak vragen? Wie zou kunnen denken, dat die jonge vrouw de moeder zal worden van de Zoon van God?
Jozef en Maria hebben de lange reis gemaakt van Nazareth naar Bethlehem. Daar moeten ze zich volgens de wet van keizer Augustus laten inschrijven. En nu is er geen plaats! Maar God Zelf zorgt voor een plaats. In een stal kunnen Jozef en Maria terecht. Daar kunnen ze voorlopig blijven. En al lijkt het dan of er in Bethlehem niemand op de Heere zit te wachten, Hij komt toch. Zijn belofte blijft.
Het wordt nacht. En terwijl het nacht is in Bethlehem, terwijl het nacht is op de wereld, komt het licht van de hemel.
"Daar zij licht", sprak de Heere op de eerste scheppingsdag, en er was licht. Toen kwam de zonde. Een donkere nacht kwam over de wereld. De mens had God verlaten. Maar kijk, wat er nu gebeurt in Bethlehem. Het is alsof de Heere opnieuw spreekt: "Daar zij licht". God verlaat de mens niet. Juist niet! Hij komt naar zondaren toe! God met ons! Immanuël! Hoe kan dat? Vanwege Gods liefde. Liefde tot verloren zondaren. Hij komt Zelf naar hen toe. Kijk maar in de kribbe. God Zelf is Mens geworden. De Zoon van God was met Zijn Vader in de hemel. Nu is Hij met ons, op deze aarde vol zonde.
Stil en verwonderd zitten Maria en Jozef te kijken. Het is zo onbegrijpelijk. Zij, zondige mensen en dan dit Kind bij hen. Dat de Heere bij hen wil komen wonen, dat God Zijn Zoon in hun armen wil leggen. Daar gaat de profetie in vervulling: en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten... Immanuël, God met ons... Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Diepe vrede brengt dit Kind met Zich mee. Zou de lofzang van Maria niet opnieuw stil geklonken hebben, nu zij haar Kind in haar armen houdt? Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker! Wachten op de komst van de Messias, verlangen naar de Zaligmaker. Is het zo in de wereld? Is het zo In de velden van Efratha? Herders houden er de wacht over hun schapen. In Bethlehem zijn ze onbelangrijke mensen. Ze horen er eigenlijk niet bij. Maar de Heere kijkt zo heel anders. Hij zoekt het verlorene! Er is niemand die naar de Heere vraagt. Er is niemand die God zoekt. Maar! De Heere vraagt naar zondaren. Hij komt!
Plotseling staat er een engel bij de herders.
"Vreest niet", zo zegt hij, "want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap die voor heel het volk wezen zal, namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad van David!"
Haastig gaan ze op zoek. En... ze vinden het Kind. Ze vinden de Heere! God is daar. In een stal, in een voerbak, in doeken gewikkeld. Immanuël, God met ons. Ze zien het. Ze geloven het. En ze kunnen maar éen ding doen: buigen, heel diep buigen voor dit Kind. Daar knielen die sterke mannen bij de kribbe neer. Vol aanbidding. Hier vinden ze hun Zaligmaker. God met ons... Een hemelse vrede komt in hun hart. Immanuël Zélf is in hun hart.
Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet? Dat is de grote vraag van Simeon. Hij zal de Messias zien, voor hij sterft. Dat heeft de Heere hem beloofd. Maar hoe dat zal zijn, weet hij niet. Hij kijkt er naar uit. En dan is het zover. De Heilige Geest zegt hem, dat hij naar de tempel moet gaan. Daar ziet hij een man en een vrouw met een Kindje. En hij weet het: dit is Hem! Zo eenvoudig maar? Een gewoon Kind? Niemand op het tempelplein heeft er nog naar gekeken. Maar Simeon wéét het. En hij neemt het Kind van Maria over. Hij looft God! Hier heeft hij, zondig mensenkind, de Zoon van de Allerhoogste in zijn armen. God en hij.
Onbegrijpelijk! God met hem! Immanuël! Ja, nu kan hij wel sterven. Nu heeft de Heere Zijn belofte vervuld. En als de Heere zo met je is, dan is alles goed. Dan kan Simeon wel heengaan. In vrede. "Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien!" Een licht, zo groot, zo schoon straalt hem in de ogen. Nu is alles goed, God is met hem. Dit is Immanuël!

Het is jaren later. Op de kruisheuvel Golgotha is het stil, angstig stil. Het is donker, ook al is het midden op de dag. in dat duister, aan het middelste kruis, hangt de Heere Jezus. Helemaal alleen. Er zijn wel mensen op de krulsheuvel, maar toch is Hij alleen. Niemand is er met Hem. Geen mens. En het ergste: ook Zijn Vader heeft Hem verlaten. Hier hangt Immanuël. God met ons. Daar horen wij te hangen. Dat is ónze plaats. Zonder God. Maar de Heere Jezus neemt die plaats in. Om zo Immanuël te zijn, Want hoe kan de Heere met zondaren zijn? Alleen door de zonden weg te nemen. Alleen door de straf te dragen, die wij hebben verdiend. Daarom hangt Hij daar, als die getrouwe Zaligmaker. Alleen, verlaten.
En HIJ draagt de toorn van Zijn Vader. Hij alleen kan die toorn over de zonde dragen. Hij, zonder God, opdat God met óns zou kunnen zijn. Dat is de prijs die Hij wil betalen.
Maar kijk, het wordt weer licht! En hoor eens wat de Heere Jezus roeptl "Het IS volbracht!" Het klinkt het als een juichkreet, en dat is het ook! Ik heb overwonnen!
Nu is de belofte vervuld: Zijn naam is IMMANUËL! Nog altijd! Hoor maar wat Hij zegt als Hij terug gaat naar de hemel: En ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding van de wereld!

Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet? O 's werelds hoogst verlangen! Dat zijn de regels van een kerstlied. Dat is Advent! Wachten op de komst van de Messias, verlangen naar de Zaligmaker, de Redder van zondaren! Is het zo in jouw hart?
Door genade wordt dat lied waar! Omdat de Heere naar zondaren vraagt, omdat de Heere zondaren zoekt! Vroeger, En nu nog. Naar jou. Omdat Zijn naam Immanuël Is.

Achtergrondinformatie

KONING ACHAZ
Over deze koning lezen we in 2 Koningen 16, 2 Kronieken 28 en in Jesaja 7. Hij was de zoon van de vrome koning Jotham en regeerde over Juda. in die tijd regeerde Pekah over het tienstammenrijk. Wat koning Achab was geweest voor Israël, was Achaz voor Juda. Hij was de meest goddeloze koning van Juda en liet niet alleen de afgodendienst toe, maar begunstigde die zelfs. Beelden van Baäl en Moloch werden opgericht, Achaz deed zijn eigen zoon door het vuur gaan. Om de hulp van Assyrië te kopen, roofde hij het goud en het zilver uit de tempel. Toen hij in Damascus een altaar zag, liet hij een kopie daarvan bouwen op het tempelplein. Het koperen brandofferaltaar werd aan de kant geschoven. Het kwam zelfs zover, dat hij de deuren van de tempel liet sluiten. Geen wonder, dat de Heere komt met oordeel. Vijanden belagen het land: koning Pekah van Israël en koning Rezin van Syrië dreigen Jeruzalem te veroveren. Wat juist wel een wonder is, is dat de profeet Jesaja naar hem toe moet gaan, met de boodschap dat deze vijanden niets kunnen uitrichten. Dat de Heere Zelf Achaz helpen zal. God vraagt geloof en vertrouwen. Achaz mag zelfs een teken vragen, opdat hij zal weten, dat de Heere hem redden zal. Maar Achaz weigert de hulp van de Heere, hij weigert Gods teken, hij weigert zich in geloof over te geven aan de Heere. 

HET TEKEN VAN IMMANUEL
Achaz mag een teken vragen, beneden in de diepte of boven uit de hoogte, d.w.z. een teken van de hemel of op de aarde. Maar Achaz weigert het teken, hij doet net, alsof hij de Heere niet op de proef wil stellen, wat een zonde tegen de Heere zou zijn. Maar het is vrome schijn, de Heere had hem immers Zelf een teken aangeboden. Achaz wil de weg van het geloof niet gaan, van alleen vertrouwen op God. Hij zoekt zijn hulp liever bij Assyrië.
En dan trekt de Heere Zich niet terug. Hij geeft Zijn teken toch. Een maagd zal zwanger worden en een zoon baren en ze zal hem Immanuël noemen. En eer dat kind groot zal zijn, zal het gedaan zijn met Israël en Syrië.
Dit teken is daarom zo heerlijk, omdat het heen wijst naar de geboorte van de Heere Jezus. Mattheüs verwijst naar deze profetie, als de engel aan Jozef is verschenen in de droom om hem te vertellen, dat Maria, zijn ondertrouwde vrouw zwanger is door de Heilige Geest.
De verklaringen over wie Jesaja nu bedoeld heeft met die maagd en haar kind zijn niet eenduidig. Toch zijn de meeste verklaarders het er wel over eens, deze profetie niet alleen rechtstreeks-Messiaans op te vatten, maar middelijkMessiaans. M.a.w. al is deze tekst pas door de geboorte van Christus volkomen vervuld, daarom kan hij nog wel allereerst zien op een ander feit, waarin hij een voorlopige vervulling vond. Een maagd (een jonge vrouw, die nog geen kind heeft gebaard) zal moeder worden. En hoewel het een bange tijd is en een jonge moeder met haar kind het toonbeeld van zwakheid zijn, vormen zij het bewijs, het teken, dat de Heere niet zal begeven, die op Hem vertrouwen. Dat vertrouwen komt uit in de naam, die de moeder aan haar kind geeft: Immanuël, dat is God-met-ons. Zij laat hiermee zien dat zij het geloof heeft, dat van Achaz was gevraagd. En dat geloof wordt niet beschaamd. In wat voor bange tijd het kind ook geboren is, het heeft geen gebrek. En nog eer dit kind groot zal zijn, zal God afrekenen met Pekah en Rezin.
Voor koning Achaz is dit echter geen heilsaankondiging meer. Hij zal het wel met zijn ogen zien, maar er niet de zegen van ervaren. Dit heil van de Heere is voor die jonge vrouw met haar kind en allen, die hun vertrouwen op de Heere stellen.

DE PROFETIE AANGEHAALD DOOR MATTHEÜS
De woorden van Jesaja die Mattheüs aanhaalt, zijn niet meer de woorden van de engel die tot Jozef spreekt in de droom. Dit wijzen op de vervulling van de profetie is een van de hoofdkenmerken van Mattheüs' evangeliebeschrijving. Hoewel de tekst uit Jesaja in de eerste plaats doelde op een gebeurtenis in de tijd van koning Achaz, toch wijst de evangelist hier aan, dat de tekst ten diepste toch pas in Christus vervuld is. De in Jes. 7 : 14 gebruikte woorden - zie een maagd zal zwanger worden - zijn ook geschikt om het veel verder gaande wonder van de geboorte van Christus uit de maagd Maria te omschrijven. De woorden hebben dus nog een veel diepere strekking, dan Jesaja zich zelf misschien wel bewust is geweest.
In de geboorte van Christus is de heilrijke verwachting ten volle vervuld, die in de naam Immanuël lag opgesloten: God-met-ons. In de Messias zou de Heere niet slechts tonen, dat Hij met Zijn volk is, zoals in het kind van Jes. 7 : 14, maar de Messias is Zelf de God-met-ons. Hij is vervulling van al Gods beloften in de loop der eeuwen, omdat in Hem God Zelf bij de mensen leeft en woont. Hij is daarom ook de eigenlijke grond van al het godsvertrouwen van de gelovigen, die te midden van de machten, die het hulpeloze en zwakke dreigen te verwoesten, door het geloof in de God-met-ons niet omkomen.

JOZEF
In Matth. 1 : 19 wordt Jozef rechtvaardig genoemd. Dit woord staat hier heel duidelijk in verband met de rest van de tekst. Hij was godvrezend en wetsgetrouw. Het wordt hier genoemd, omdat hij als wetsgetrouw Israëliet Maria niet tot zijn vrouw durfde te nemen, aangezien het volgens de wet van Mozes verboden was, met een vrouw te trouwen die geen maagd meer was (behalve weduwen).
Toch blijkt dit rechtvaardig zijn van Jozef niet alleen in het verband van de tekst. We zien zijn godsvreze in heel zijn levenshouding. Hoe onmiddellijk en onvoorwaardelijk gehoorzaamt hij aan het woord van de Heere, als Zijn boodschap tot vier keer toe in een droom tot hem komt. Gehoorzaam aan het woord van de engel, neemt hij Maria tot zijn vrouw, nog voor de Heere Jezus geboren wordt. Gewillig neemt hij op zich, de laster die ook ongetwijfeld hem ten deel zal zijn gevallen, samen met Maria te dragen. En wat een eerbied voor het door God gewerkte wonder straalt er uit de woorden in Matth. 1 : 25: En bekende haar niet, totdat zij deze haar eerstgeboren Zoon gebaard had. Jozef eerbiedigde de heiligheid van wat in Maria ontvangen was. 

Aantekeningen bij de tekst

Deze schets gaat over meerdere Schriftgedeelten. Allereerst wordt bij elk behandeld gedeelte hieronder de vindplaats aangegeven, vervolgens worden van dat gedeelte de voor de vertelling belangrijke zaken verduidelijkt.

JESAJA 7 : 1-17

Vers 4: die twee staarten dezer rokende vuurbranden: hiermee worden Pekah van het tienstammenrijk en Rezin van Syrië mee bedoeld. Uit deze benaming spreekt verachting, zij stellen niet veel voor, als het uiteinde van een al bijna verbrand stuk hout.

Vers 11: een teken in de diepte, of boven uit de hoogte: Achaz mocht een teken kiezen dat op de aarde of dat uit de hemel zou plaatsvinden.

Vers 15: totdat hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede: Dat is, totdat hij komt tot de jaren van zijn verstand en des onderscheids, dat hij het goede van het kwade weet te onderscheiden.

Vers 20: Wees niet bevreesd: Jozef vreesde de wet des Heeren te overtreden, door een onreine vrouw te trouwen. De Heere neemt deze vrees weg, door hem te openbaren dat het Kind door Maria ontvangen was van de Heilige Geest.

Vers 21: Jezus: De HEERE is Heil, Verlossing, Zaligheid.
Zonden: dit woord moet hier verstaan worden in de uitgebreidste zin van het woord: niet alleen de schuld en de straf, maar ook de macht en de gevolgen van de zonden zijn bedoeld.

LUKAS 2 : 1-20, 25-31

Vers 5: zijn ondertrouwde vrouw: Waarschijnlijk is Jozef, naar het bevel van de engel vóór de reis naar Bethlehem met Maria getrouwd. Dat er door Lukas nu toch gesproken wordt van ondertrouwd (verloofd) zijn, is om aan te geven, dat Maria's zwangerschap geen gevolg was van gemeenschap tussen Maria en Jozef. Ze waren wettelijk gehuwd, maar anderszins nog slechts verloofd (zie aantt. Matth. 1 : 25)

MATTHEÜS 1 : 18-25

Vers 18: ondertrouwd: verloofd. Naar de wet van Mozes behoorde de verloofde vrouw reeds toe aan haar toekomstige man (zie Deut. 22 : 23, 24).

Vers 19: Rechtvaardig: zie achtergrondinformatie
Openlijk te schande maken: aan de kaak stellen, door het gerecht erbij te betrekken.
Heimelijk verlaten: deze woorden betekenen niet: in het geheim, maar: zonder het gerecht erin te betrekken. Hieruit blijkt Jozefs oprechte liefde voor Maria.

Vers 6: als zij daar waren: de verwoording in deze tekst geeft ons geen enkele aanleiding aan te nemen, dat Maria in de nacht die volgde op de aankomst in Bethlehem, haar Kind gebaard heeft. Er staat ook niet, als zij daar kwamen. Als we nauwkeurig lezen, leren we Jozef kennen als een voorzichtig man, die zijnverantwoordelijkheid kent. Hij zal ongetwijfeld niet op het nippertje naar Bethlehem gegaan zijn. 

Aanwijzingen voor het gebruik

Omdat de kerstgeschiedenis uit Lukas 2 (gelukkig) zo bekend is en deze jaarlijks bij zoveel gelegenheden wordt verteld, is ook dit jaar voor de MIVOschets gekozen voor een andere manier van aanbieden van de vertelstof. Deze keer is de kerstgeschiedenis verteld met de naam I m m a n u ë I als centrale thema.
Omdat veel verenigingen een gezamenlijke kerstfeestviering houden, hebben we geprobeerd daar rekening mee te houden. We hebben geprobeerd een schets te schrijven die zowel op de -12 als op de +12 te gebruiken is.
Bij het declamatorium kunnen verschillende leden worden ingeschakeld, zowel door voordracht als door het bespelen van instrumenten. Te denken valt aan blokfluiten en/of dwarsfluiten en/of orgel tijdens het samen zingen. Deze en andere instrumenten kunnen ook worden gebruikt tijdens het declameren van de gedichten. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Mivo -12 | 11 Pagina's

Immanuël

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Mivo -12 | 11 Pagina's