JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

"Zie, de ark des verbonds"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Zie, de ark des verbonds"

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Zingen:
Psalm 9 : 1, 2
Psalm 33 : 1, 4, 10
Psalm 66 : 2, 3, 5
Psalm 42 : 4, 5
Psalm 68 : 10, 11, 16, 17
Psalm 74 : 12, 15
Psalm 73 : 12, 13
Psalm 77 : 8, 9
Psalm 85 : 1, 4
Psalm 93 : 1-4
Psalm 95 : 2, 3
Psalm 105 : 1, 3, 24
Psalm 111 : 1, 2, 5
Psalm 114 : 2, 3
Psalm 118 : 4, 8, 11

Lezen: Jozua 3 : 9-17 en 4 : 11-18

Kerntekst: "Zie, de ark des verbonds van de HEERE der ganse aarde gaat door voor ulieder aangezicht in de Jordaan" (Joz. 3 : 11).


Kijk daar eens! Door de woestijn loopt een lange rij mensen. Voorop lopen sterke soldaten, erachter vrouwen en kinderen en oude mensen. Daar achter loopt een aantal mannen in witte kleding, die iets dragen. En daarachter komen weer soldaten, vrouwen en kinderen. Ja, er lopen zelfs dieren tussen. Wie zijn al die mensen en wat doen ze hier in die hete woestijn? Waar moeten ze naar toe?
Die mensen zijn de Israëlieten. Ze zijn op reis. Meer dan veertig jaar is het geleden, dat de Heere het volk verlost heeft uit Egypte, waar het zo onderduikt werd. Al die jaren zijn de Israëlieten in de woestijn geweest. Op reis naar het land Kanaän. Het land dat de Heere beloofd heeft hen te zullen geven. De meeste mensen die hier lopen, zijn in de woestijn geboren. De mannen en vrouwen die uit Egypte vertrokken, zijn in die veertig jaar bijna allemaal gestorven. Twee zijn er nog oven Jozua en Kaleb.
Ook Mozes, hun aanvoerder, en zijn broer Aaron, die hogepriester mocht zijn, leven niet meer. Van Mozes hebben de Israëlieten een paar weken geleden afscheid genomen. Hij heeft het volk tot het land Kanaän gebracht. In het land mocht hij hen niet brengen. Nu is er een nieuwe aanvoerder. Jozua heet hij.

Wat is er in die veertig jaar al veel gebeurd! Iedere dag gaf de Heere manna. Water kregen ze uit de rotssteen. Ook heeft de Heere hen Zijn wet gegeven. Hij zorgde voor Zijn volk Hij was het ook. Die hen de weg wees. Kijk maar eens boven het leger van de Israëlieten. Daar, boven hun hoofd is de wolkkolom. Dat is het teken, dat de Heere bij hen is. Naar die wolkkolom moeten ze kijken. Als hij verdergaat, moeten zij ook verder. Als hij stopt, moeten zij ook stoppen.
En nu na veertig jaren zijn ze bijna in het land dat de Heere beloofd heeft, het land Kanaän. Nu zal het niet lang meer duren, dan is de reis voorbij...

Vanmorgen zijn de Israëlieten al vroeg uit het plaatsje Sittim vertrokken. Dat was het bevel van de Heere. Jozua, hun aanvoerder, had het hen verteld.
Iedereen heeft zich gehoorzaam klaargemaakt. Nog een klein eindje en dan zijn ze er. Als je boven op de heuvels staat, kun je in de verte de steden al zien liggen. Ze moeten alleen nog de rivier de Jordaan over. Maar... als ze bij die rivier komen, schrikken ze. Iedereen staat plotseling stil.
Ze kunnen niet verder. Niet verder? Nee, kijk maar eens naar de rivier. De Jordaan die altijd smal is en waar je gemakkelijk doorheen kunt waden, is nu, in deze tijd van het jaar, een brede en diepe rivier. En kijk eens naar het water. Het water, dat er. anders rustig doorheen stroomt, stroomt nu heel wild en snel. Het sleurt alles mee, wat erin terechtkomt. O, als je nu het water in zou gaan, zou je vast en zeker verdrinken. Ze kunnen er niet door. En boten die hen naar de overkant kunnen brengen, zijn er ook niet. Hoe moet dat nu? Toch begint het volk niet te mopperen als Jozua tegen hen zegt, dat ze allemaal hun tenten neer moeten zetten. Iedereen gehoorzaamt zonder tegen te spreken, ledereen wacht tot de Heere zegt, dat ze weer verder mogen. Zo gaan er een paar dagen voorbij.

Dan komt de derde dag. Kijk, tussen de tenten van de Israëlieten loopt een aantal mannen. Het zijn de voornaamste mannen van het volk van Israël. Ze hebben een boodschap voor het volk. Het is een boodschap die Jozua van de Heere heeft gekregen. Het volk moet weer op reis. Ook al is de Jordaan nog steeds zo breed en diep en al stroomt het water nog zo snel, de Heere zal hen in Kanaän brengen, zoals Hij beloofd heeft. Dit keer zal niet de wolkkolom hen de weg wijzen, want die is er niet meer. Nee, voortaan zullen ze moeten luisteren naar Jozua en de priesters. Het volk moet heel goed op de ark letten. De ark die door de priesters gedragen zal worden. Die ark zal morgen verder reizen. En als dat gebeurt, moeten de Israëlieten ook verder reizen. En dan moeten ze heel goed kijken, waar die ark naar toe gaat. Want daar moeten zij ook heen. Iedereen moet dan wel goed kunnen zien, waar de ark heengaat. Daarom mogen de Israëlieten er niet direct achteraan. Nee, ze moeten ervoor zorgen, dat er een grote ruimte tussen hen en de ark blijft. De ark, die heilig is. Want het is het teken dat de Heere bij de Israëlieten woont. Die ark staat altijd in het Heilige der Heilige. Niemand mag daar komen. Behalve de hogepriester één keer in het jaar. En dan alleen als hij bloed bij zich heeft. Morgen zal die ark voor hen uit gaan. Maar die ark is heilig. Daarom zegt Jozua, dat het volk zich moet heiligen. Het moet andere, schone kleren aantrekken. Dat is de buitenkant. Maar ook in hun hart moeten ze zich klaar maken. Ze moeten zich klaar maken om het wonder, dat de Heere zal gaan doen te zien. Daarom moeten alle dingen uit hun hart, die niets met de Heere en Zijn dienst te maken hebben. Dan alleen zullen ze er goed op kunnen letten, wat de Heere doet.

"Morgen", zegt Jozua, "zal de HEERE wonderheden in het midden van u doen." De Heere zal een groot wonder doen. Hij zal Israël in Kanaän brengen. Hij zal doen, wat I lij beloofd heeft. De Israëlieten zullen dat wonder zien.
Daardoor zal de Heere laten zien, dat Hij bij hen is en dat Hij voor hen zorgt. Daardoor zal Hij ook laten zien, dat hij ervoor gezorgd heeft, dat Jozua nu hun leider is en dat ze naar hem moeten luisteren, zoals ze naar Mozes hebben geluisterd. Door dat wonder zal het volk zien hoe machtig de Heere is. Dat Hij ook machtig is om hen te helpen als ze straks moeten vechten tegen de vijanden, die aan de overkant van de Jordaan wonen. Dat Hij ervoor zal zorgen, dat ze die vijanden ook zullen verslaan.
De Heere heeft aan Jozua verteld, hoe het zal gebeuren en Jozua vertelt er ook iets van aan het volk. "Ziet, de ark des verbonds van de Heere der ganse aarde, gaat door voor ulieder aangezicht in de Jordaan." Volk van Israël, zegt Jozua, jullie God is de God van de hele aarde. Hij heeft hemel en aarde gemaakt. Hij regeert over alles. Hij regeert ook over het water. En dat zullen jullie morgen zien.

De volgende morgen zijn de Israëlieten al vroeg op. Ze rollen hun tenten op en maken alles klaar om verder te kunnen gaan. Dan wacht iedereen. Nee, het zal niet gaan zoals anders. Dan gaat de stam van Juda voorop. Vandaag moeten ze op de ark letten. Ja kijk, daar komt de ark. Nee, je kunt hem niet goed zien, want er ligt een kleed overheen, dat hemelsblauw van kleur is. Kijk eens, wie er de ark dragen. Dat zijn niet, zoals anders, de zonen van Kahath. Vandaag wordt de ark door de priesters gedragen. Daar gaan de priesters. Ze lopen voor het volk uit. De Israëlieten zien de ark. De ark van de Heere. De ark met daarin de twee stenen tafelen met de tien geboden van dé Heere, de kruik met manna en de staf van Aaron, die gebloeid heeft. Met die ark lopen de priesters naar de rivier de Jordaan. De rivier is breed en helemaal vol met water. Dat water staat heel hoog. Het bruist en stroomt snel door de rivier. Het spat hoog op. Als de priesters aan de oever van de Jordaan komen, blijven ze niet staan. Nee, met de ark hoog op hun schouders lopen ze door, zomaar het water in! En dan... O, kijk eens...! Plotseling stopt het water met stromen. Het blijft staan. Het stroomt niet meer. Die woeste, wildstromende rivier staat in één keer stil. Aan één kant blijft het water op een hoop staan. Aan de andere kant stroomt het weg. Door de Jordaan komt een pad. Geen smal pad, nee, een heel breed. Rustig lopen de priesters met de ark het pad op, de Jordaan in, tot ze in het midden van de rivier zijn gekomen. Daar blijven ze staan met de ark.

Het volk van Israël heeft alles gezien. De Heere Zelf heeft een weg gebaand door de Jordaan. Een weg voor Zijn volk Israël. Een weg door de ark, die in het midden van de Jordaan blijft staan. Vol ontzag en eerbied kijken de Israëlieten naar de ark. En als de priesters met de ark blijven staan, volgen ook zij. Kijk, daar gaan de Israëlieten. De Jordaan in. Ja, maar die muur van water dan? Als die instort, wat dan? Nee, daar kijken de Israëlieten niet naar. Ze kijken naar de ark, het teken, dat de Heere bij hen is. Ze weten en geloven het vast en zeker, dat Hij voor hen zorgt. Dat Hij hen veilig aan de overkant zal brengen. Zo lopen de mannen, vrouwen, jongens en meisjes langs een hoge en brede muur van water. Maar ze zijn veilig, want de ark van de Heere der ganse aardbodem is in de Jordaan. En daarom stort die muur van water niet in.

Aan de overkant komen de Israëlieten weer op het land. Het hele volk komt veilig aan in het land Kanaän. Als iedereen daar is, lopen ook de priesters met de ark verder. Daar komen ook zij met de ark op het droge. En dan... dan stort die muur van water in één keer in. Van het pad dat er geweest is, is niets meer te zien. Niets? Ja, toch wel. Als je goed kijkt, kun je boven het snelstromende water uit iets zien. Het zijn de stenen, die de Israëlieten er hebben neergelegd. Wat er vandaag gebeurd is, mag nooit meer vergeten worden. Nooit mag Israël vergeten, hoe de Heere hen veilig door de Jordaan geleid heeft.

Heb jij het al geleerd op de Heere te vertrouwen en Hem te volgen? Jozua zei tegen het volk: "Ziet, de ark!" Nee, de ark die in de tabernakel stond, is er niet meer. Dat hoeft ook niet. De Heere heeft Zelf aangewezen. Wie die ark is. Het is de Heere Jezus. Omdal Hij Zijn voeten in de Jordaan heeft gezet, is er een pad gekomen door de Jordaan. Hij, de Heere Jezus, heeft de toom van God gedragen en daarom hoeft Zijn volk die niet meer te dragen. Alleen als je in Hem gelooft, als je Hem nodig hebt en zonder Hem niet meer kunt leven en ook niet kunt sterven, ben je echt gelukkig. Hij is het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt. Hij alleen kan je verlossen van je zonde en je zondige hart. Hij alleen kan je leiden door dit leven. En als je Hem hier zo mag leren kennen, dan zal Hij je ook eenmaal leiden in het hemels Kanaän. Vraag of je Hem mag leren kennen. En als je Hem kent, vraag dan maar of je Hem nog beter mag leren kennen. En of de Heere Zelf je wil leren iedere keer weer op de Heere Jezus te zien. Die grote Ark des verbonds.


Ter inleiding

In Israël is één belangrijke rivier de Jordaan. Rond deze rivier heeft God grote wonderen gedaan, twee daarvan worden in deze schets behandeld: De geschiedenis van de doortocht door de Jordaan, 'Zie, de Ark des Verbonds" en de geschiedenis van Johannes, "Zie het Lam Gods!"
Wat mooi als je de kinderen mag vertellen over de Ark van het verbond en van het Lam van God. Beiden openbaringen van God, de één in het oude en de ander - nog rijker - in het nieuwe testament.
In beide wordt het wonder geopenbaard: God bij de mensen! In beide geschiedenissen komt God dichtbij. In beide geschiedenissen wordt de weg tot behoud getoond. In Christus, die niet alleen bij de mensen kwam, maar ook de zonden op zich nam is er zaligheid te vinden.

In dit besef mogen we met en tot de kinderen spreken en hen wijzen op het heil dat te vinden is bij een heilig God, in Christus Jezus.

De redactie.


Aantekeningen bij de tekst 

Jozua 3
Vers 2, ambtlieden: hoofdmannen.
Vers 3, de ark des verbonds: zo genoemd vanwege de twee tafelen van het genadeverbond tussen God en Israël. Levietische priesters: alle priesters waren uit de stam van Levi, maar niet alle Levieten waren priester. Gewoonlijk werd de ark door de hiervoor aangewezen Kahathieten gedragen. (Num. 3 : 13)
Vers 4, bij de tweeduizend ellen in de maat: op zo'n 1000 meter afstand.
gisteren: van tevoren
Vers 1, u groot maken: u in aanzien brengen door het wonder, dat Ik doen zal, waaraan het volk zal weten, dat Ik u tot een hoofd over hen gesteld heb, en dat Ik hen door uw dienst in het land Kanaän brengen zal.
Vers 8, aan het uiterste van het water: of 'aan de oever van'. Zodra de priesters het water van de Jordaan zouden bereiken, moesten zij stilstaan, opdat het water door de tegenwoordigheid Gods, afgebeeld in de ark, zou wijken.
Vers 10, hieraan: aan dit wonderwerk.
Vers 13, afgesneden: het water, dat van boven vandaan kwam, zou blijven staan, het andere zou wegstromen. zij zullen op een hoop blijven staan: als een dam of een muur.
Vers 16, zeer verre van de stad Adam af: over een zeer grote afstand, zo'n 30 km. Stroomopwaarts, van de stad Adam af, valt de Jordaan droog. Zoutzee: Dode Zee.

Jozua 4
Vers 12, En de kinderen van Ruben...: zie achtergrondinformatie.
Vers 13, toegeruste krijgsmannen: soldaten die gereed waren om te gaan vechten. Ten strijde: in Kanaän wachtte het volk van Israël de strijd. Ze moesten het land veroveren.
Vers 14, Te dienzelve dage maakte de Heere Jozua groot...: zie Joz. 3 : 7 en achtergrondinformatie.
Vers 18, aan al haar oevers: aan de oevers van de Jordaan, zoals tevoren. 

Achtergrondinformatie 

De woestijnreis
Na een reis door de woestijn van wel veertig jaar, is het volk van Israël nu voor de tweede keer aan de grenzen van Kanaän gekomen. Veertig jaar geleden stonden daar de ouders van de Israëlieten van nu. Zij konden echter vanwege hun ongeloof niet ingaan in het land der belofte. (Hebr. 3 : 19). Als straf hadden ze veertig jaar moeten zwerven door de woestijn. Daar waren al degenen die op dat moment twintig jaar of ouder waren, gestorven. De oudste personen waren hier bij Kanaän dus hoogstens 60 jaar. Van de ouderen, die Egypte verlaten hebben, waren nog maar twee personen in leven: Jozua en Kaleb. Ook Mozes en Aaron leven niet meer (Num. 20 : 12).

Aan deze zijde van de Jordaan hadden de Israëlieten al enkele overwinningen behaald op Sihon, de koning van de Amorieten, en Og, de koning van Bazan. Hun land hadden ze ingenomen. Dit land was ten erfdeel gegeven aan de stam van Ruben, Gad en de halve stam van Manasse. Voorwaarde was wel, dat ze hun broeders, de Israëlieten, zouden helpen bij het veroveren van het land Kanaän. Ze beloofden toen vooraan het leger van Israël te zullen optrekken (Num. 32 : 1-27). Toen het volk van Israël nog in Sittim was, had Balak, de koning van de Moabieten, Bileam laten roepen om Israël te vervloeken. De Heere had echter over Zijn volk gewaakt. In plaats dat Bileam Israël vloekte, zegende hij het (Num. 22-24). Bileam had Balak toen de raad gegeven het volk van Israël tot zonden aan te zetten. En zo had Israël daar in Sittim gehoereerd met de dochters van de Moabieten. De Heere had het volk daarvoor gestraft, maar Hij had het niet vernietigd (Num. 25).

De rivier de Jordaan
De Jordaan ontspringt aan de zuidelijke helling van de Libanon en aan de voet van de berg Hermon uit 3 a 4 bronnen. Ze stroomt dan door een moerassige streek en komt uit in het meer Merom. Uit de bergen die dit meer in het zuiden insluiten, schiet zij dan met sterke vaart, stroomt zeer snel verder en stort haar water in het meer Gennesareth. Op de bodem van dit meer (deze zee) laat zij het meegevoerde slik achter, stroomt met talloze krommingen en wendingen en ongeveer 27 grotere en kleinere watervallen verder. Aan de zijkanten neemt zij een grote menigte beken mee en stort tenslotte met sterke stroom in de Dode Zee. Duidelijk blijkt in Jozua 3 dat er aan een overtocht juist nu bijzondere moeilijkheden verbonden waren. Het was de tijd van de hoogste waterstand, waarschijnlijk als gevolg van het smelten van de sneeuw op de Hermon, waar de Jordaan ontspringt. Gewoonlijk is dit in de maand april. In zo'n tijd treedt de Jordaan buiten haar oevers, zonder dat men nog bepaald moet spreken van een overstroming van het Jordaandal. Men kan beter spreken van een smallere en bredere bedding van de Jordaan. De eerste is de gewone en niet breder dan ongeveer 30 meter. De diepte is 3 tot 4 meter, op de doorwaadbare plaatsen echter maar ongeveer 1 meter. De oevers zijn begroeid met riet, struiken en bomen. Deze begroeide oevers van de Jordaan vormen de bredere bedding en zijn aanzienlijk (12 tot 15 meter) lager gelegen dan de rest van het Jordaandal aan weerszijden. In de regen en in de oogsttijd vult de rivier geheel of gedeeltelijk ook die bredere bedding. Zo stonden op het tijdstip van Israëls intocht in Kanaän ook de begroeide rivieroevers blank. Het water bereikte de buitenste oevers. Het grote bezwaar van de Jordaan lag daarbij niet alleen in de breedte en de diepte, maar vooral in de snelle en sterke stroming, die zelfs voor een geoefend zwemmer een ernstig gevaar oplevert.

De ark des verbonds
Mozes had jaren geleden van de Heere de opdracht gekregen om de ark des verbonds te maken. Die ark was gemaakt van kostbaar hout, sittimhout, en van binnen en van buiten met goud overtrokken. De ark was het zichtbare teken dat de Heere in het midden van Zijn volk wilde wonen en het leiden zou tot de overwinning. Zij was een symbool van Gods eeuwig Trouwverbond dat van geen wijken en wankelen weet. Een onderpand van Zijn neerbuigende genade en een beeld van Christus, in Wie het Woord vlees is geworden en door Wie Gods heerlijkheid openbaar kwam. Zoals Christus Zijn volk dierbaar moet zijn boven alle andere dingen, zo was de ark het dierbaarste Godsgeschenk dat de Heere op aarde gegeven had.

In de ark was de heilige wet des Heeren, de regel voor het volk voor hun hele leven. Christus heeft volmaakt Gods heilige wet vervuld, ja, de wet van haar vloek ontwapend en eeuwige behoudenis voor Zijn volk teweeggebracht. In die ark hadden ook de gouden kruik met manna en de bloeiende staf van Aäron een plaats gekregen. Christus is het Brood des Levens. Hij is het voedsel voor Zijn Kerk. De bloeiende staf spreekt van het eeuwige Priesterschap van de Heere Jezus Christus, Die met één offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen, die geheiligd worden.

Op de ark was het verzoendeksel. Een deksel van louter goud. Eenmaal per jaar moest de hogepriester met het offerbloed in het binnenste heiligdom van de tabernakel ingaan, om eerst voor zichzelf en dan voor de zonden van het volk dat bloed te sprengen op het Verzoendeksel. Dit wijst op de vergevende kracht van het bloed van Hem, Die aan het kruishout van Golgotha Zijn gezegend bloed heeft gegeven om zondaren te reinigen van alle zonden.

Volgens de verklaarders had de Heere de wolkkolom weggenomen. Deze wolkkolom had het volk in de woestijn de weg gewezen (Ex. 13 : 21, 22). In het verder reizen en het rusten moesten ze letten op de wolk. De laatste keer dat we van de wolkkolom lezen is in Deut. 31 : 15. In het boek Jozua wordt niet meer gesproken van de wolkkolom. Wel lezen we daar, dat de Heere Jozua opdracht geeft over de Jordaan te trekken. Jozua geeft daarop de ambtlieden het bevel dit aan het volk te vertellen. (Joz. 1 : 2, 10; 3 : 1) Jozua en de priesters, die God vertegenwoordigen, treden nu meer op de voorgrond. De Israëlieten moeten leren door het geloof te leven en niet door aanschouwen.

De plaats van de ark
Gewoonlijk stond de ark in het Heilige der Heilige, in het donker. Erboven stonden de twee engelen. Daar in het Heilige der Heilige mocht niemand komen. Alleen de hogepriester, één keer in het jaar op de Grote Verzoendag. En dan alleen met hel bloed, dat hij opgevangen had. Niemand mocht de ark zomaar aanraken.
Als de Israëlieten op reis gingen, moesten de zonen van Aaron, de priesters dus, de ark bedekken met dassenvellen. Daaroverheen moesten ze dan een hemelsblauw kleed leggen (Num. 4 : 5, 6). De zonen van Kahath (Levieten) die de wacht hadden over de ark (Num. 3 : 29) mochten daar niet bij zijn. Zij mochten pas binnenkomen om de ark te dragen als deze was toegedekt. (Num. 4 : 15, 20) Deze Kahathieten worden ook wel 'Kehathieten' of 'Kohathieten' genoemd.

Iedere stam had van de Heere zijn eigen plaats gekregen, zowel als ze rustten als wanneer ze op reis gingen. Vooraan ging de stam van Juda (en de stammen van Issaschar en Zebulon), daarachter de zon en van Gersom en van Merari (Levieten met de tabernakel), daarna kwam de stam van Ruben (en de stam van Simeon en Gad). Dan volgden de Kahathieten (Levieten) met de 'tent der samenkomst' (de dingen die in de tabernakel stonden), en daarachter kwamen de stam van Efraïm (en Manasse en Benjamin) en de stam van Dan (en Aser en Nafthali). (zie Num. 2 en 10).

Bij de doorgang door de Jordaan waren er twee opmerkelijke zaken. De ark moest dit keer niet gedragen worden door de zonen van Kahath, maar door de priesters. En die moesten niet zoals anders in het midden van Israël optrekken, maar vooraan.

Zich heiligen
'Zich heilig voor Gods aangezicht stellen' betekent in de Levitische zin van het woord, dat Israël zich moest reinigen, van klederen verwisselen, enz. (Ex. 19 : 10). Deze reiniging duurde zeven dagen. Deze keer was de tijd voor het wassen van de kleren tekort. In plaats daarvan zal men waarschijnlijk schone kleren hebben aangetrokken. De innerlijke heiliging staat hier op de voorgrond. Het volk moest zich voorbereiden op de openbaring van Gods macht door het hart tot Hem op te heffen, alle bezorgdheid uit te bannen en zich voor Zijn heilig aangezicht te verootmoedigen. Ze moesten dit doen door gebed en overdenking. Om Gods wonderen op te merken is allereerst een rechte gezindheid noodzakelijk.

De Heere der ganse aarde
God openbaart Zich hier met opzet als "de Heere der ganse aarde." Daardoor wil Hij bij Israël het geloof wekken en behouden, dat geen rivier, en geen stroom, en ook geen volk zo machtig was, dat het iets zou kunnen doen tegen Zijn wil en tegen de vervulling van Zijn beloften. Betekenis van de doortocht door de Jordaan voor Jozua en Israël De Heere beloofde Jozua, dat Hij hem zou "beginnen groot te maken voor de ogen van gans Israël." Jozua, die nog maar kort tevoren Mozes als aanvoerder van Israël was opgevolgd, zou door God Zelf daarin bevestigd worden. En dat op zo'n manier, dat heel Israël dat zou zien. Bij Mozes had de Heere een pad door de Rode Zee gebaand. Het gevolg was geweest, dat "het volk de Heere vreesde en in Hem geloofde, en aan Mozes, Zijn knecht." Bij Jozua baande de Heere een weg door de Jordaan.

Voor het volk van Israël was deze doorgang door de Jordaan het begin van de wonderen, waardoor ze in het bezit van het land Kanaän gesteld zouden worden.
Dat deze gebeurtenis van grote betekenis was, blijkt wel uit het feit, dat de Heere er eeuwen later op terugkomt. In Micha 6 : 5 lezen we, "...en wat er geschied zij van Sittim af tot Gilgal toe(...)."

Betekenis van de doortocht door de Jordaan voor ons (de Nieuwtestamentische kerk)
Het is het werk van de Heilige Geest de wegen te verklaren, waardoor Hij Zijn Kerk wil leiden, om eindelijk door de meerdere Jozua in de vrijheid te worden ingeleid.
Als de Kerk leert zien op de brede stroom van Gods rechtvaardige toom, dan is er van haar zijde geen mogelijkheid om er ooit door te komen en Kanaän te bereiken. Maar als ze als een doodschuldige moeten erkennen de dood verdiend te hebben, dan is Hij alleen Degene, Die verlossen kan uit de banden van de dood. Hij zal het waarmaken. dat Hij Degene is, Die trouwe houdt en eeuwig leeft en nooit laat varen het werk Zijner handen. Dat brengt eerbied mee. Het volk moest op eerbiedige afstand aan de ark des Verbonds voorbijtrekken. Jozua mocht dan ook zeggen, dat de levende God in hun midden was. En nu het wonden ze kwamen voor de Jordaan, ze kwamen in de Jordaan en ze kwamen veilig uit de Jordaan.

Mogen we toch de woestijnreis van Israël beschouwen als beeld van de weg van de gemeente van Christus door de wereld, dan is de doortocht door de Jordaan ook beeld van de doorgang door dood en graf naar het eeuwige leven. Bij die doortocht ging de ark des Verbonds voorop en zodra de priesters daarmee in de rivier afdaalden, werden de wateren (die Israël scheidden van het beloofde land) tegengehouden. Het volk had daardoor gelegenheid om tot de laatste man toe over te trekken. Duidelijk beeld alweer van het werk van Christus, Die door Zich te vernederen in de dood ook de dood zelf heeft overwonnen en Zijn volk de weg gebaand naar het hemels Kanaän. De feiten zelf zijn profetieën van hetgeen door Christus voor en aan Zijn gemeente zou worden volbracht. God heeft ze eerst laten gebeuren en daarna laten beschrijven om ons te verzekeren, dat Hij ons even veilig door de doodsrivier zal leiden als Hij Israël door de Jordaan geleid heeft. Evenals Israël moest zien op de ark, die niet van haar plaats bewoog, zo moeten wij zien op het kruis van Christus, dat onwankelbaar staat. Wat in de bedeling der schaduwen met Israël is gebeurd, moet in de gemeente herhaald en vervuld worden. Jozua 3 bevat dus de duidelijke belofte, dat ook de dood Gods volk zal moeten dienen om zijn hemelse erfenis in bezit te kunnen nemen. 

Antwoorden 

Weet je het nog?
1. a. 2. b. 3. c. 4. c. 5. c. 6. c. 7. b. 8. a. 9. b. 10. a. 11. c. 12. c.

Om over te praten.
1. Overeenkomsten: Er kwam een pad voor de Israëlieten, het hele volk kwam veilig aan de overkant.


Puzzel. De letters die overblijven vormen de tekst: "Ziet, de ark des verbonds van de HEERE..." Dit is het eerste gedeelte van Jozua 3 : 11.


Verschillen:
Doortocht door de Rode Zee
Aanvoerder: Mozes.
Het water stond aan allebei de kanten op een muur.
Er was nog geen ark. De Engel Gods ging achter hen; de wolkkolom ging tussen de Israëlieten en de Egyptenaren in staan.
Het volk werd achtervolgd door de Egyptenaren, die hen wilden doden.
Mozes strekte zijn staf uit over de zee en de Heere maakte dooreen wind een pad door de zee.
Het volk murmureerde.
Toen het hele volk was overgetrokken, strekte Mozes zijn staf uit en de muren van water stortten in.
De Egyptenaars verdronken.
Het volk geloofde in de Heere en aan Mozes, Zijn knecht.
Het volk kwam in de woestijn, waar het 40 jaar zou moeten wonen.

Doortocht door de Jordaan
Aanvoerder: Jozua.
Het water stond aan één kant op een muur, aan de andere kant stroomde het weg.
De ark ging voorop en bleef in de Jordaan totdat het hele volk was overgetrokken.
Het volk trok de vijand tegemoet.
De priesters liepen met de ark de Jordaan in. 
Het volk gehoorzaamde zonder tegen te spreken.
Toen het hele volk was overgetrokken, ging de ark ook op het droge en toen stortte de muur van water in.
De Kanaänieten kwamen diep onder de indruk.
Het volk zag, dat de Heere ook met Jozua was, zoals Hij met Mozes was geweest.
Het volk kwam in Kanaän, het land dat de Heere hen beloofd had.

2. a. De Heere zou bij hen komen op het verzoendeksel van de ark. Hij zou wonderen doen. Het volk zou dus eigenlijk de Heere mogen ontmoeten. Een heilig God. een zondig volk!
b. Ze moesten hun kleren wassen of schone aantrekken. Ze moesten het hart tot God opheffen, alleen aan de dingen van de Heere en Zijn dienst denken. Dat moesten ze doen door gebed en overdenking.
c. Als we uit de Bijbel lezen of met andere dingen bezig zijn. die met de Heere te maken hebben, zijn we bezig met 'heilige' dingen. Dit geldt wel in het bijzonder als we in de kerk, het Huis van God, zijn. Daar wil de Heere tot ons spreken. Dat geldt echter ook als we naar de catechisatie of de vereniging gaan. Of als op school of thuis uit dat Woord verteld wordt.
d. Door van tevoren te bidden en te vragen of de Heere Zijn Woord wil zegenen aan ons hart. Of Hij ons wil helpen om te luisteren naar Zijn Woord. Alle andere dingen moeten we dan uit onze gedachten zetten. Er mag maar voor één ding plaats zijn: wat zegt de Heere? Ook daar mogen we Hem om bidden.
3. a. De wolkkolom was een teken van de tegenwoordigheid van de Heere.
b. Op het woord van de Heere, dat Hij sprak door Jozua en de priesters.
c. Niet te letten op wat ze zagen, maar wat de Heere zei. Ze moesten leren door het geloof te leven.
d. De wolkkolom wees heen naar de Heere Jezus, Die komen zou en ook gekomen is. De Heere Jezus is niet meer op de aarde naar Zijn mensheid. Wij kunnen Hem niet meer zien, omdat Hij in de hemel is. Maar omdat de Heere Jezus God is, is Hij ook op de aarde. Hij woont door Zijn Heilige Geest in de harten van Zijn kinderen. Ook zij moeten leren door het geloof te leven.
4. De Israëlieten moesten op de ark zien. Ze moesten goed kijken, waar die ark heenging en hem volgen. In Hebr. 12 : 2 staat, dat we moeten zien "op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs." Zoals de ark de Leidsman van Israël was, zo is de Heere Jezus de Leidsman van Zijn volk. Hij wil dat ze letten (=vertrouwen) op Hem alleen en Hem in alles volgen (=in alle dingen Hem nodig hebben). Hij zal hen veilig leiden door dit aardse leven. En eenmaal zal Hij hen brengen, waar Hij ook is, in het hemels Kanaän. Dan mogen ze voor eeuwig bij Hem zijn. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Mivo -12 | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Mivo -12 | 36 Pagina's