JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Nathanaël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nathanaël

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Zingen:
Psalm 18: 7, 8
Psalm 25: 6, 7
Psalm 31: 1, 5, 15, 19
Psalm 32: 1, 3, 6
Psalm 33: 7
Psalm 45: 1, 4
Psalm 92: 3, 7
Psalm 119: 1, 8, 52, 83, 86
Psalm 139: 1, 2, 14
Psalm 145: 2 (slotpsalm)

Lezen: Johannes 1:44-52

Kerntekst:
'Voorvaar; voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen' (Johannes 1 : 52).
'En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan de hemel reikte, en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder' (Genesis 28 : 12).


Over de weg loopt een man. Wat heeft hij een haast! Waarom toch? Kijk eens naar zijn gezicht. Wat een blijde glans ligt daarop! Ja, Filippus heeft iets gezien. Hij heeft Iemand gezien. Iemand naar Wie hij al zolang heeft uitgezien. Iemand naar Wie hij al zolang heeft verlangd. Op Wie hij al zolang heeft gewacht. En nu heeft Filippus Hem ontmoet. En Hij heeft Zijn stem gehoord, die zei: Volg Mij". Daarom is er nu blijdschap in zijn hart. En dat kun je op zijn gezicht zien.
Maar Wie heeft Filippus dan ontmoet, dat zijn hart er zo vol van is?
Filippus heeft de Heere Jezus gezien! De Messias Die komen zou en Die nu gekomen is.
Die ook Hem verlossen zal van al zijn zonden. De Heere Jezus is gekomen en Hij heeft naar Filippus gezocht en hem ook gevonden. Want ook voor Filippus is de Heere Jezus op deze aarde gekomen. Ook voor hem zal Hij lijden en sterven.
En nu Filippus de Heere Jezus gezien heeft, is hij er zo vol van, dat hij het ook aan anderen wil vertellen. Hij weet ook wel aan wie hij dat goede nieuws moet brengen.
Kijk, daar loopt Filippus naar... een vijgenboom. De takken van die boom komen bijna op de grond en aan die takken zitten veel bladeren, heel dicht op elkaar zijn. Als je onder zo'n vijgenboom zit, ziet niemand je.
Filippus bukt zich en buigt de takken wat opzij. Dan kijkt hij onder de bladeren door. En ja hoor, zoals hij al dacht, ziet hij daar zijn vriend Nathanaël. Naar hem is hij op zoek. Hem moet hij die blijde boodschap vertellen.
Vertellen, dat de Messias gekomen is, de Zoon van God, van Wie Mozes en de profeten lang geleden al geprofeteerd hebben, dat Hij komen zou. En dat zegt Filippus dan ook tegen Nathanaël.
"Nathanaël, wij hebben Dien gevonden van Welke Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth".
Vol verwachting kijkt Filippus zijn vriend aan. Nathanaël zal wel net zo blij zijn als hij, toen hij die boodschap hoorde. Hij verlangt toch ook zo naar de komst van de beloofde Messias! Samen hebben ze er al zo vaak over gesproken. Ze hebben al zo vaak aan elkaar verteld van dat verlangen, dat er in hun hart is naar de Messias, Die komen zal. Ze hebben er ook al zo dikwijls om gebeden of de Heere wilde doen, wat Hij beloofd had. Maar het leek soms of de Heere Zijn belofte vergeten was. Maar nu .... Nu heeft Hij toch gedaan, wat Hij beloofd heeft. De Messias, de Zoon van David, is gekomen! Filippus heeft Hem gezien. Hij heeft Hem voor altijd gevonden.
Maar kijk eens naar het gezicht van Nathanaël. Vol ongeloof kijkt Nathanaël zijn vriend aan. Wat zegt Filippus nu? De Messias gekomen? Uit Nazareth??? Dat kan toch niet! Daarover heeft hij nog nooit iets in de wet van Mozes en de boeken van de profeten gelezen. De Messias zal toch in Bethlehem geboren worden. Hij zal toch niet uit Nazareth komen? Nazareth, dat kleine, verachte stadje, dat een eindje bij Kana vandaan ligt en dat helemaal niet belangrijk is... Nee, Filippus vergist zich! "Kan uit Nazareth iets goeds zijn?" vraagt Nathanaël heel verwonderd.
Maar Filippus weet het zeker. Ook al komt deze Rabbi, deze Meester, uit Nazareth en is Hij de Zoon van Jozef, toch is Hij de Messias, Die komen zou. En als Nathanaël de Heere Jezus ziet, zal hij dat ook geloven! Zo is het bij hem ook gegaan. Hij, Filippus, zal zijn vriend niet kunnen overtuigen, maar dat kan de Heere Jezus wel. Nathanaël moet maar met hem meegaan. Dan kan hij het zelf zien. En daarom zegt Filippus: "Kom en zie".
Nathanaël, als je dan mijn woord niet gelooft, kom dan zelf maar kijken, want het is echt waar!
En dat doet Nathanaël! Hij gaat met Filippus mee. Kijk, daar gaan ze. Als ze dicht bij de Heere Jezus komen, ziet de Heere Nathanaël. Hij zegt tegen de mannen, die bij Hem staan: "Ziet, waarlijk een Israëliet in welke geen bedrog is." Dat is nu een Israëliet die werkelijk de Heere oprecht dient een vreest. Dat is nu een Israëliet, zoals de Heere dat bedoeld heeft.
Nathanaël hoort de Heere Jezus die woorden spreken en kijkt Hem heel verwonderd aan. Hoe kan dat? Hij heeft die Rabbi nog nooit gezien. Hoe kent Hij hem dan? Hoe weet Hij dat?
Verwonderd vraagt Nathanaël daarom: "Vanwaar kent Gij mij?" U ziet mij nu voor de eerste keer en hoe kunt U dan zulke dingen over mij vertellen?
Dan antwoordt de Heere Jezus: "Eer u Filippus riep, daar gij onder de vijgenboom waart, zag Ik u". Nathanaël, zegt de Heere Jezus, Ik weet wel waar je was. Ik zag je daar wel zitten onder die vijgenboom. Ik weet wel dat je een plekje hebt, waar je naar de Heere zoekt en tot Hem bidt. Dat plekje waar je tot de Heere bad om vergeving van je zonden. Waar je bad of je de Heere mocht leren kennen. Waar je bad om de vervulling van Gods belofte. Nathanaël, Ik ken je. Ik weet dat je de Heere niet meer kunt missen. Dat je zonder God nooit meer gelukkig kunt zijn. Nog voordat Filippus je van Mij kwam vertellen, zag Ik je daar al zitten. Wat is Nathanaël verwonderd als hij dat antwoord krijgt. Ja, hij heeft daar onder die vijgenboom gebeden om genade, om vergeving van zijn schuld en zonden. Hij heeft er de Heere gevraagd om bekering. Hij heeft gebeden om de komst van de Messias. En nu... Alles wat hij daar op dat verborgen plekje gevraagd heeft, alles wat daar gebeurd is, weet die onbekende Man? Weet Hij, wat er in het hart van Nathanaël woont? Weet Hij de dingen, die alleen de Heere maar weet? Maar als die Rabbi alles weet, dan is niet Hij zomaar een Mens...
Dan moet deze Rabbi werkelijk de Messias zijn! Dan is Hij niet de Zoon van Jozef, zoals Filippus zei, maar de Zoon van God! Ja, dan is Hij de Zoon van David, de beloofde Messias!
Daarom roept Nathanaël het uit: "Rabbi, Gij zijt de Zone Gods; Gij zijl de Koning Israels".
U bent werkelijk de Messias, U bent werkelijk de Koning van Israël, want U weet alle dingen. "Ja, Nathanaël", zegt de Heere Jezus, "omdat Ikje vertelde, dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten, daarom geloof je, dat Ik de Zoon van God ben. Maar je zult nog heerlijker dingen zien. Ik heb je laten merken, dat Ik alwetend ben, maar Ik zal je nog veel grotere dingen leren. Eigenlijk zegt de Heere Jezus: Ik zal je leren Wie Ik ben. Ik zal je leren hoe je zalig kunt worden. Ik zal je leren hoe je door Mij weer bij God kunt wonen. Dat kan alleen, omdat Ik op de aarde ben gekomen. En Ik ben gekomen om te lijden en te sterven. Ik ben gekomen om de Weg te zijn tot God.
De Heere Jezus kijkt de discipelen, die bij Hem staan, aan en zegt' "Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: van nu aan zult gij de hemelen zien geopend en de engelen opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen".
Jullie zullen de hemel weer open zien. Door de zonde is de Hemel gesloten; maar Ik, de Zoon van God, ben naar deze aarde gekomen en Mens onder jullie geworden. Ik, de Zoon des Mensen, heb een weg gebaand bij Mijn Vader vandaan, zodat zondige mensen weer tot God kunnen gaan. Ik ben de weg, de Waarheid en het leven.
Weten jullie nog, zegt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen. Jakob zag lang geleden in een droom een ladder. Daarop klommen engelen van God van boven naar beneden en van beneden naar boven. Ze klommen van de Hemel naar de aarde en van de aarde naar de Hemel. Jakob wist toen nog niet Wie er met die Ladder werd bedoeld. Nu, vertelt de Heere Jezus, die Ladder dat ben Ik. Er was een weg tussen de Heere en Jakob; tussen een zondig mens en een heilig God. Zo ben ik de Weg van de Vader tot jullie en kunnen jullie door Mij tot God gaan.
"Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: van nu aan zult gij de hemelen zien geopend en de engelen opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen."
De engelen zullen Mij dienen en bijstaan. Want om deze Weg te bereiden zal Ik moeten lijden en sterven. Maar na Mijn opstanding zal ik teruggaan naar Mijn Vader in de Hemel en dan zal de Hemel open zijn voor allen die Mij volgen. Dat zullen jullie allemaal zien en de betekenis ervan leren. Dat bedoelt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen en tegen Nathanaël te zeggen.

Begrijp jij wat de Heere Jezus bedoeld? Heb jij dat al persoonlijk geleerd? Heb je zo de Heere Jezus nodig gekregen, als de Weg tot God? Wie is de Heere Jezus voor jou? Kun je Hem niet meer missen? Of kun je nog steeds zonder de Heere leven. Wat is dat erg! Bedenk dan, dat als je je niet tot God bekeert, de Hemel voor eeuwig voor je gesloten blijft. Maar als je uit genade op de Weg des Levens bent gebracht, mag je leven onder een open Hemel en met het sterven eeuwig bij de Heere in de Hemel zijn.
Dan zul je met Nathanaël zeggen: 'U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël. Ja, U bent ook mijn Koning!'

Aantekeningen bij de tekst

vers 44 : des anderen daags: de derde dag nadat Johannes antwoord had gegeven op de vraag van de Farizeeën (Johannes 1 : 19-24).
vers 46: Wij hebben Dien gevonden: voor altijd gevonden
vers 47: uit Nazareth: uit zo'n verachte stad, dat in Galilea ligt. Iets goeds zijn?: iets goeds voortkomen?
vers 48: zeide van Hem: de Heere Jezus spreekt over Nathanaël tot anderen. maar wel zo, dat Nathanaël het hoort.
vers 49: een Israëliet, in welke geen bedrog is: een oprecht en eerlijk man, zoals ware Israëlieten behoren te zijn.
vers 51: grotere dingen: heerlijker dingen
vers 52: Voorwaar, voorwaar: "Amen, Amen." Het is waar en zeker.
De engelen Gods: om Hem als hun Heere te dienen.( zie ook achtergrondinformatie).

Achtergrondinformatie

De eerste discipelen
Johannes en Andreas hebben op hun vraag aan de Heere Jezus: "Waar woont Gij?" antwoord van Hem gekregen. "Komt en ziet" (vers 40), heeft Hij gezegd. Ze zijn met Hem meegegaan en bij Hem gebleven. Andreas vertelt zijn broer Simon van die ontmoeting en brengt hem bij de Heere Jezus. Simon wordt door de Heere "Cefas" (Petrus) genoemd. Andreas en Petrus waren afkomstig uit de stad Bethsaïda. Waarschijnlijk was dit hun geboorteplaats.

Filippus
Filippus kwam net als Andreas en Petrus uit Bethsaïda. Waarschijnlijk hadden zij hem het heugelijke nieuws van de Messias al meegedeeld. Toen de Heere Jezus terug wilde gaan naar Galilea en Filippus ontmoette en hem riep, volgde Filippus direct. Jezus vond Filippus. Van de manier van dat vinden wordt niets gezegd, maar zoeken ligt er achter. Filippus werd door Jezus gezocht en gevonden. Het bevel van de Heere: 'Volg Mij', was formeel niets dan een uitnodiging om samen met Hem de reis naar Galilea te doen. Maar al in de vorm toont Jezus Zich de Meester, de Heere. Hij zegt niet: 'ga met ons mee', maan "volg Mij'. Zijn Woord is met macht. Het kreeg voor Filippus blijvende betekenis. Hij is het nooit meer vergeten. We lezen geen antwoord van Filippus op deze bevelende uitnodiging. Hij is het misschien zonder woord en antwoord opgevolgd.

Bethsaïda
Deze stad was door Filippus, de viervorst van Iturea, herbouwd en tot zijn residentie verheven. Uit deze stad waren een aantal discipelen van de Heere Jezus afkomstig. Bethsaïda wordt in Johannes 1 : 45 "de stad van Andreas en Petrus" genoemd. Volgens Markus 1 : 21, 29 woonden Andreas en Petrus later in Kapernaüm. Bethsaïda was dus waarschijnlijk niet de plaats, waar ze toen woonden, maar hun geboorteplaats. Daar vandaan zijn ze naar Kapernaüm vertrokken, hetzij na de hier vermelde ontmoeting met Filippus of al eerder.

Nathanaël (= gave Gods)
Nathanaël is dezelfde als Bartholomeüs (Mattheüs 10 : 4). Hij was afkomstig uit Kana in Galilea. Waar Filippus Nathanaël heeft gevonden, wordt niet verteld. Over zijn geestelijke gesteldheid wordt hier tussen de regels door iets meegedeeld. Nathanaël was bezig met geestelijke vragen. Hij behoorde tot de Adventsgemeente (uitzien, verwachten). Jezus' alwetendheid heeft hem tot het geloof gebracht.

Ziet, waarlijk een Israëliet in welke geen bedrog is
De Heere Jezus zegt dit tegen de discipelen, die bij Hem staan. Hij zegt dit niet tegen, maar over Nathanaël. Toch hoort deze het wel. De Heere laat hier merken, dat Hij weet, wat Nathanaël tegen Filippus gezegd heeft. Maar Hij neemt zijn bezwaren niet weg. "Bedrog" staat tegenover oprechtheid. Met bedrog wordt dan niet alleen openlijk liegen bedoeld, maar ook de innerlijke geneigdheid van ons hart. De oprechtheid van het hart tegenover God en de rechtvaardigheid tegenover de mensen maakt iemand een christen. Christus wijst hier vooral dat bedrog aan, waarvan we ook lezen in Psalm 32 : 2 ("in wie geen bedrog is"). Reinheid van hart is alleen het werk van God. Nathanaël wordt 'een Israëliet, in wie geen bedrog is' genoemd. Dat slaat terug op die andere Israëliet, die van Jakob (=bedrieger) Israël gemaakt werd. Met deze uitspraak wordt natuurlijk niet bedoeld, dat Nathanaël "zonder zonde" was, maar dat zijn karakter oprecht, open en zonder veinzerij was. Dit blijkt ook uit zijn vraag: "Vanwaar kent Gij mij?", waarmee hij zichzelf prees, zonder het zich bewust te zijn.

Onder de vijgenboom
De vijgenboom wordt voornamelijk gebruikt voor beplanting langs de weg. Hij zorgt door zijn brede kroon en dicht gebladerte voor veel schaduw. Ook in de tuin komt hij wel voor, en vormt door zijn afhangende takken dan vaak een soort tent, waar men zich kan afzonderen tot overpeinzing of gebed. Veel Israëlieten hadden zo'n plaats. De Messiasverwachting was on- der het volk van de Joden groot. Ook Nathanaël had zo'n vijgenboom. Daar had de Heere hem zien zitten. Er was daar iets gebeurd, waaruit zijn recht op de erenaam "dat hij een Israëliet was, waarin geen bedrog was" bleek. Waarschijnlijk zat Nathanaël daar peinzend en biddend, bezig met de komst van de beloofde Messias of met zijn zonden. Daar had van ver Jezus' alziend oog hem gezien en zijn gedachten gekend (vergelijk Psalm 139 : 2). Daar bleek hij waarlijk een Israëliet (Romeinen 2 : 28, 29). Ook voor ons geldt, dat "als wij allerminst aan Christus denken, wij toch door Hem worden gezien" (Calvijn). Bovenstaande exegese wordt door veel verklaarders gegeven. Daarom hebben wij in deze schets ook voor deze uitleg gekozen.

Wij hebben Dien gevonden
Filippus spreekt hier in één adem twee onjuistheden uit. Hij heeft er geen erg in, dat wat hij zegt, in feite met elkaar in tegenspraak is. Aan de ene kant noemt hij de Heere Jezus "de Zoon van Jozef' en tegelijk noemt hij Hem ook de Messias. Daarbij komt, dat hij zegt, dat hij de Messias gevonden heeft, terwijl in wezen de Heere Filippus heeft gevonden. Toch, ondanks de onjuistheden die in deze korte preek gevonden worden, wil de Heere het woord van Filippus gebruiken om Nathanaël tot Hem te brengen.

Kom en zie
Filippus blijkt een type te zijn van degenen die het Evangelie in alle eenvoud geloven, zonder in de war gebracht te worden door de bezwaren, waarmee anderen te strijden hebben. Zelfs wanneer ze voor hen opgeworpen worden, brengen ze het geloof niet aan het wankelen, al kunnen zij ze zelf ook niet uit de weg ruimen. Ze gaan niet in discussie, maar zeggen tot iedereen, die tegenwerpingen maakt, net als Filippus tegen Nathanaël: "kom en zie".

Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israels
Nathanaël belijdt allereerst, dat de Heere alles weet. De titel "Zone Gods " was de aanduiding voor Hem Die God was. Door de Heere Jezus "de Koning Israëls" te noemen , belijdt Hij Hem als de Messias, Die aan de vaderen is beloofd. Beide delen zijn elementen uit de Oudtestamentische Messias-open baring Gods (Psalm 2 : 6, 7). Hieruit blijkt, dal Nathanaël heeft geleefd bij en uit de Messiaanse profetie.

De Zoon des mensen
De naam die de Heere Jezus Zichzelf hier geeft, vinden we ook in Daniël 7 : 23. Met deze naam daalt Hij ten volle af in de gemeenschap met liet menselijk geslacht. Hij is Mens geworden, ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Hij is de Zoon des mensen, meerder dan alle mensen. Zo alleen kon Hij langs de weg van het kruis de heerlijkheid verwerven.

Grotere dingen
Hiermee worden bedoeld de wonderen van de geopende hemel en de opklimmende en neerdalende engelen. Hierin heeft men een herinnering gezien aan de droom van Jakob in Bethel. Als dienende geesten zullen de engelen voordurend klimmen van de Hemel naar de aarde en van de aarde naar de Hemel. Men zal van nu af aan de engelen zien dalen en klimmen op de eigenlijke ladder de Zoon des mensen. Hij is de Weg (Johannes 14 : 6), of wat hetzelfde is: de Ladder, de énige mogelijkheid van gemeenschap tussen God en de mens. Wat aan Jakob werd beloofd, wordt hier niet voorzegd van Christus, maar van de discipelen des Heeren, die het zullen zien. (vergelijk Genesis 28 : 12, 13, 15). Wat aan Jakob niet werd geopenbaard, wordt nu gezegd: wie de Ladder is. Dat zullen de discipelen zien van nu af. Door het verzoenend lijden en sterven van Christus kan de door de zonde verbroken gemeenschap met God weer hersteld. De Ladder staat vast op Golgotha. De hemel staat open, blijvend en altijd door. Was het koninkrijk van God eerst voor ons gesloten, in Christus is het waarlijk geopend. Met een plechtig voorwaar, voorwaar, letterlijk Amen, Amen, geeft Christus hiervan de Goddelijke verzekering en zekerheid; het zal waar en zeker zijn. Om Zijnentwil staan Gods engelen ook steeds ten dienste van de gelovigen (Psalm 91 : 11; 103 : 21, Hebreeën 1 : 14).

De engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen
"De hoofdgedachte van deze plaats is, dat waar het hele menselijk geslacht buiten het rijk van God was, nu de deur van de hemel is geopend, opdat wij burgers van de heilige plaatsen en metgezellen van de engelen zouden zijn, en dat deze bestelde wachters over onze zaligheid uit hun zalige rust neerdalen om ons hulp te brengen in onze ellenden" (Calvijn).

Antwoorden

Weet je het nog?
l .A         5. C         9. B
2. A        6. B         10. B
3. B        7. A         11. A
4. C        8. C

Om over te praten
1 a. Als je onder een vijgenboom zat, kon niemand je zien. Het was een rustig plekje, waar Nathanaël helemaal alleen was. Daar kon hij door niemand gestoord worden bij wat hij deed. Daar kon hij goed nadenken. Daar kon hij rustig bidden zonder dat hij ergens door werd afgeleid.
lb. Daar was hij alleen. Daar zocht Hij de Heere en bad tot Hem. Daar vertelde hij de Heere al zijn zonden en bad om vergeving en de vervulling van de belofte van de komende Messias.
lc. Ook wij kunnen een plekje hebben, waar we alles aan de Heere vertellen. Vraag de kinderen of ze zo'n plekje hebben en of ze ook doen wat Nathanaël deed. Wijs op de noodzaak ervan en het mogelijke wonder! Dat plekje kan overal zijn (op onze slaapkamer, de zolder, de schuur of de kelder, of een plekje buiten) Het is een plaats, waar we met de Heere alleen zijn. Waar we tot Hem bidden, in Zijn Woord lezen en denken over die dingen, die met Zijn dienst te maken hebben. Misschien weet niemand, dat wij zo’n plaatsje hebben.

2a. Als instap voor het beantwoorden van de vraag kan een dagelijks voorbeeld worden gebruikt. Wat doe je als je iemand volgt? Je loopt niet voor hem of naast hem, maar achter hem. Zo bedoelt de Heere Jezus het ook. Filippus moest achter Hem aankomen en gaan, waar Hij ook ging. Hij moest Hem gehoorzamen. Hij moest doen, wat de Heere van hem vroeg.
2b. De Heere vraagt ook van ons, dat we zullen leven zoals Hij dat wil. Van nature willen we dat niet en kunnen we dat niet. Toch vraagt Hij van ons dat we Hem volgen en niet satan. Iedere keer als we Zijn Woord horen, in de kerk, thuis, op de vereniging, op school of als we het voor onszelf lezen, komt de Heere tot ons en zegt: "volg Mij" ("Mijn zoon. Mijn dochter, geef Mij Uw hart").
2c. Gehoorzamen aan dat bevel zullen we uit en van onszelf nooit doen. Wij hebben door de zonde een hart, dat de Heere niet wil volgen. Maar wat wij nu niet willen en ook nooit meer kunnen, kan de Heere ons geven. Daarvoor hebben we nodig de leiding van de Heilige Geest. Dan mogen we de Heere in beginsel weer gehoorzaam zijn. Dan krijgen we Hem lief en gaan we zoeken naar Hem. Dan leren we bidden om vergeving van al onze zonden. Dan kunnen we zonder de Heere niet meer leven, maar hebben we Hem nodig in alle dingen. Dan gaan we bidden: "Heere, wat wilt U, dat ik doen zal?" Maak dit ook concreet: in het gehoorzamen van Gods Woord en wet en in ons dagelijks leven.

3a. Met de titel "de Zoon van God " belijdt Nathanaël, dat de Heere Jezus werkelijk God is. Als hij Hem ook "de Koning van Israël" noemt, zegt hij, dat de Heere Jezus werkelijk de beloofde Messias is. Ze verwachtten van Hem een aards Koning.
3b. De Heere Jezus noemt Zichzelf "de Zoon des mensen" Om te leren, dal Hij werkelijk Mens is, net als wij. Om ons in alles gelijk te worden, uitgenomen de zonde.
3c. In de Heidelbergse Catechismus zondag 6 gaat het over de Middelaar, Die God en Mens moest zijn. God om de volle toom Gods tegen de zonde te kunnen dragen en Zijn menselijke natuur de ondersteunen. Mens, omdat we in onze menselijke natuur hebben gezondigd, moest Hij vlees en bloed aannemen om in een menselijke natuur te lijden en te sterven.

4a. Aan de Heere Jezus, bij Zijn verzoeking in de woestijn (Mattheüs 4 : 11)
Aan de Heere Jezus, bij Zijn zielenstrijd in Gethsemané (Lukas 22 : 43)
4b. Aankondiging aan Maria van de geboorte door de engel Gabriël (Lukas : 26-38) Verschijning aan Jozef als Maria zwanger is (Mattheüs 1 : 20-24)
Aan de herders als de Heere Jezus geboren is (Lukas 2 : 8-15)
Aan Jozef als Herodes hem wil doden (Mattheüs 2 : 13-15)
Aan Jozef als Herodes gestorven is (Mattheüs 2 : 19, 20)
Aan de vrouwen bij Zijn opstanding (Mattheü 28 : 5-7 )
Aan de discipelen, bij Zijn hemelvaart (Handelingen I : 10, 11)
Aan de apostelen in de gevangenis (Handelingen 5 : 19, 20)
Aan Filippus in Samaria (Handelingen 8 : 26)
Aan Cornelius in Cesarea (Handelingen 10 : 3-7)
Aan Petrus in de gevangenis (Handelingen 12 : 7-10)
Aan Paulus op de Middellandse Zee (Handelingen 27 : 23)
Aan Johannes op Patmos (Openbaring 22 : 16)

5a. Nathanaël was door Gods genade eerlijk gemaakt. Eerlijk tegenover God, maar ook tegenover zijn naaste. Hij was oprecht gemaakt.
5b. Het gaat daar over Jakob. Er wordt van hem gezegd: "Jakob werd een oprecht man". Oprecht- zijn heelt hier, net zoals in Genesis 6 : 9, de betekenis van in het ware geloof en vroomheid des levens, ongeveinsd en zonder valsheid zijn.
5c. In dit gedeelte gaat het over Jakob, die door zijn vader te bedriegen, de eerstgeboorte-zegen probeerde te krijgen. Hier was van de oprechtheid van Jakob niet veel te merken. Wijs de kinderen er op dat Gods kinderen geen volmaakte mensen worden. We zijn zondaren en blijven zondaren en daarom doen we telkens weer zonde. Ook na ontvangen genade.
5d. Aan de beek Jabbok werd Jakob door de Heere weer eerlijk (oprecht) gemaakt. Toen de Heere hem daar vroeg hoe hij heette, moest Jakob zeggen: "Ik ben Jakob" (=bedrieger). Maar toen kreeg hij van de Heere een nieuwe naam: "Israël". Het wonder wat in elk mensenleven moet gebeuren. Een vraag naar de kinderen toe (als overstap naar vraag e): 'Ook wij zijn wel eens oneerlijk en liegen. We weten dat dat niet goed is. Wanneer zijn wij oprecht? (e)
5e. Als we net als Jakob onze zonden de Heere mogen belijden en die zonden niet meer voor Hem kunnen en willen verbergen. Als we vergeving van onze zonden nodig hebben. Als we zonder Zijn genade niet meer kunnen leven. Als we Hem niet meer kunnen missen. We zullen (dan niet alleen eerlijk zijn tegenover de Heere, maar ook tegenover mensen.

6a. Aan de droom van Jakob in Bethel. Vraag terug over de vorige vertelling (b-vraag).
6b. In Bethel droomde Jakob. Daar zag hij een ladder, waarop de engelen van God op en nederklommen. Daar was Jakob ondereen open hemel Door die "ladder Jacob: kon de Heere bij een zondige Jakob wonen en een zondige Jakob bij een Heilige God.
6c. Hier beloof! de Heere Jezus, dal ze de engelen van God op Hem zullen zien opklimmen en nederdalen. Door Hem alleen is er weer verbinding tussen de hemel en de aarde. Hij is werkelijk de Zoon van God en de Koning van Israel. Zo zullen de discipelen Hem ook mogen Ieren kennen. Hier hebben ze er al iets van gezien, toen Hij Zijn alwetendheid openbaarde. Ze zullen Hem echter nog meer leren kennen. Ze zullen Hem leren kennen als de van God gezonden Zaligmaker. Petrus zal het straks uitroepen: "U bent de Christus, de Zoon van de levende God". En na Pasen zal Thomas het belijden: "Mijn Heere en mijn God" Zie ook de vertelschets.
6e. Probeer het antwoord van deze vraag persoonlijk toe te spitsen. Alleen door de Heere Jezus (de weg, de ladder Jacobs) kunnen wij weer lot God gaan en bij Hem wonen Nodig is Hem te kennen en vervolgen te kennen. Buiten Hem is er geen leven Daarvan heeft de Heere Jezus Zelf getuigd: "En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen. de enige waarachtige God en Jezus Christus. Die Gij gezonden hebt" Zie ook de laatste alinea van de vertelschets.

Even puzzelen

Als de overgebleven letters achter elkaar worden gezet, staat er:
"Eer u Filippus riep, daar gij onder de vijgeboom waart, zag Ik u" (Johannes 1 : 49b).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2000

Mivo -12 | 28 Pagina's

Nathanaël

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2000

Mivo -12 | 28 Pagina's