JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Brinki

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brinki

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets

-12 verhaal voor kerstfeest

"Zo jongen, speel het lied nu nog een keer en dan moet het vanavond wel lukken." Zonder aarzeling zet de jongen de dwarsfluit aan z'n mond en begint te spelen. Stil staat de meester te luisteren:
Een licht, zo groot, zo schoon,
Gedaald van 's hemels troon,
Straalt volk bij volk in d' ogen."
"Mooi joh," zegt de meester. Als je het vanavond op het kerstfeest ook zo doet, ben ik dik tevreden. Berg je dwarsfluit maar op en ga snel naar huis. Je moeder zal wel op je zitten wachten." Voorzichtig haalt de jongen zijn fluit uit elkaar en legt hem in de koffer. "Je hebt een mooie dwarsfluit", zegt de meester. Er zit een prachtige klank in."
"Hij is van m'n vader geweest. Die kon heel goed spelen. Toen hij verongelukte, heb ik hem gekregen." Met een ruk keert de jongen zich om en loopt de klas uit. "Dag meester, tot vanavond."

Door het raam ziet meester Van de Noort z'n leerling over het natte plein rennen. Hij kijkt hem na tot hij verdwenen is. Leuke knul, die Sander Brinkhuis. De meester glimlacht. De kennismaking met Sander vergeet hij nooit meer. 's Morgens voor schooltijd kwam hij met z'n moeder binnenstappen. Hij had hem een hand gegeven en gezegd: "Zo jongen, welkom op school. Vertel eens, hoe heet je?" "Brinkie, meester", had hij gezegd. De kinderen die schriften uitdeelden, waren in de lach geschoten. "Dus jij heet Brinkie", had hij (de meester) gezegd. "Mooie naam, maar hoe werd je op je vorige school genoemd?" "Brinkie, meester", antwoordde hij toen en twee blauwe ogen hadden hem stralend aangekeken. "Ja maar, hoe noemt je moeder je dan?" "Brinkie meester", was het opgewekte antwoord.
Natuurlijk had hij geen Brinkie in de klassenlijst geschreven, maar z'n echte naam: Sander Brinkhuis. Toch was iedereen hem Brinkie blijven noemen en ongemerkt deed hij het zelf ook.
Nog even dwalen de ogen van meester Van de Noort door de klas. Ja, alles is in orde. De banken staan recht, de rommel is van de vloer en de ramen zijn dicht. Hij gaat ook naar huis. Om 19.15 uur wordt hij weer in de kerk verwacht. Hij moet nog opschieten. Even later loopt hij met grote passen over het natte schoolplein.

Met het puntje van z'n tong likt Brinkie de regendruppels af, die langs z'n neus lopen. Hij duikt wat dieper weg in de kraag van z'n jas, maar veel helpt het niet. De koude regen doorweekt langzamerhand z'n kleren.
Er zit niet veel anders op dan maar hard door te fietsen. Het is maar goed dat hij een plastic zak om z'n dwarsfluitkoffer heeft gedaan. Al teveel nattigheid zal ook niet goed zijn voor dat ding. Hij heeft er zin in om vanavond naar het kerstfeest van school te gaan. Op de vorige school hadden ze geen kerstfeest in de kerk, maar gewoon in de klas. Echt leuk dat hij gelijk al mee mag spelen op z'n dwarsfluit. Als z'n handen nu maar niet teveel trillen van de zenuwen.
Met een sierlijke boog ontwijkt Brinkie een grote plas. "Wat een koude regen," moppert hij. "Ik wou dat ik thuis was. Wacht eens, als ik dit kleine straatje inga, snijd ik een heel stuk af. Hoewel, erg slim is het misschien niet, want vorige week ben ik hier met Frank doorheen gegaan. We hebben toen ruzie met een paar knullen gehad. Als ik die gasten tegenkom, kan ik rekenen op een paar flinke klappen. Vooral van die lange knul, want die heb ik een paar stevige dreunen in z'n gezicht gegeven. Nou ja, dan moet 'ie me maar niet uitschelden voor "slome".

Besluiteloos remt Brinkie af. Het is toch wel erg koud en nat. Bovendien is hij al laat. Weetje wat, laat hij het er maar op wagen. Met dit weer lopen die jongens toch niet voor hun lol buiten. Gelukkig is het vrij donker in die steeg, dus hij zal nauwelijks opvallen. In de verte hoort Brinkie de torenklok vijf zware slagen slaan. "Vijf uur", mompelt hij.
"Dan moet ik zeker de kortste weg nemen." Brinkie zwenkt de smalle steeg in. Hij moet goed opletten, want er zitten nogal wat kuilen in de weg.
Een paar lantaarnpalen werpen een bleek schijnsel op de natte straat. Hier en daar valt wat licht door een raam naar buiten, maar de meeste mensen hebben de gordijnen dicht. Echt gezellig is deze weg niet.
Slingerend om kuilen en plassen rijdt Brinkie verder. Hij is al op de helft. Er is niemand te zien. Op straat verspert een grote afgewaaide boomtak zijn weg. Met een ruk aan zijn stuur probeert Brinkie hem te ontwijken, maar z'n voorwiel schampt tegen het hout. Slingerend probeert hij z'n evenwicht te bewaren, maar met een smak belandt hij tegen een hekje. "Ze mogen de rommel hier ook weieens opruimen", bromt Brinkie. "Nou is m'n dwarsfluitkoffer ook nog van m'n bagagedrager afgeschoten, 't Kan niet beter..." Mopperend sjort Brinkie de koffer weer op z'n plek. Hij merkt niet dat een paar huizen verder een poort opengaat.

"Jij bent echt niet goed wijs, dat je zo nodig een patatje moet hebben," klinkt een hese stem. "Het is toch geen weer om over straat te lopen." "Ach joh, blijf jij bij je mammie zitten als je bang van de regen bent." Een hard gelach weerkaatst tegen de muren. Brinkie staat stijf van schrik. Die ene stem kent hij. Dat is die knul, die hij op z'n gezicht heeft geslagen. Ze komen zijn kant uit. Wat moet hij doen?! Hij heeft geen schijn van kans tegen dat groepje jongens, zeker nu hij alleen is.
Was hij nu maar niet zo suf geweest om door deze straat te gaan. Kan hij nog omkeren en terugfietsen? Nee, dat lukt nooit. Ze zijn vlakbij. Ze mogen hem niet herkennen.
Wacht, als hij net doet of er iets met z'n fiets is, dan hebben ze hem misschien niet in de gaten. Brinkie bukt zich snel voorover naar z'n kettingkast. Secondenlang morrelt hij aan zijn ketting. Z'n hart bonkt wild. Zouden ze hem in de gaten hebben? Nee, 't gaat goed, ze lopen nu achter hem langs. Hij hoort ze nog niets zeggen. Brinkie gluurt onder z'n arm door. Hij telt zes benen. Lopen ze door? Letten ze niet op hem? Dan kan hij over een paar tellen op z'n fiets springen en wegracen.
"He jochie, is je ketting kapot of ben je regendruppels aan het tellen; je hangt zo over je fiets." Brinkies adem stokt in z'n keel. Ze hebben het tegen hem! Ze staan stil. Hij kan er niet meer vandoor. Wacht, hij zal net doen of hij hen niet hoort. IJverig morrelt Brinkie aan z'n kettingkast. Z'n handen trillen. Opeens grijpt een stevige vuist hem in de kraag en trekt hem omhoog. "Kan je geen antwoord geven, als we iets aan je vragen? Heb je dat niet van je mammie geleerd?" Brinkie kijkt recht in het grijnzende gezicht van een lange jongen. Nee, deze kent hij niet. Maar die ander, die erachter staat wel. Tot z'n voldoening ziet Brinkie, dat het oog van die jongen een donkere rand heeft. Zijn dreun is dus goed raak geweest. Alleen heeft hij nu een probleem. "Laat me los", sist hij. "Ik doe jullie toch niks?" "Nee, dat klopt," zegt de jongen met het blauwe oog, "maar je hebt wel wat gedaan. Dit is een prachtige kans om jou die klap betaald te zetten. Lekker slim van je om je hier weer te laten zien. Zeg eens, welk oog wil je eerst dichtgeslagen hebben, links of rechts?" Koud kijkt de jongen hem aan. "Laat me los", schreeuwt Brinkie angstig. "Hou die grote mond van je of ik bezorg je ook nog een kunstgebit." Weer ziet Brinkie die kille ogen op zich gericht. Hij kan geen kant op. De jongens staan in een halve cirkel om hem heen. Wat, zit een van die knullen aan z'n tas met de dwarsfluitkoffer? "Blijf af', roept Brinkie schel. "Oh ja?", vraagt de jongen spotlachend, "nou ben ik helemaal benieuwd wat daarin zit." "Gaat je niks aan", zegt Brinkie hijgend van woede. Tergend langzaam haalt de jongen de koffer van de bagagedrager af. "Niet doen!" schreeuwt Brinkie. Ze moeten met hun tengels van z'n vaders dwarsfluit afblijven! Vaag hoort hij de treiterende stem van de jongen met het blauwe oog: "Zeg nou effe, welk oog zal ik het eerst dichtslaan, links of rechts?"
Opeens kan het Brinkie niets meer schelen, al slaan ze hem bont en blauw. Hij moet en zal z'n dwarsfluit hebben. "Geef die tas hier", schreeuwt hij, daar zit een dwarsfluit in, ja? Weet je nu genoeg? En ik moet hem nu hebben, want vanavond moet ik spelen in de k..." Het laatste woord slikt hij nog net in, maar de jongens hebben hem al begrepen. "Zo, moet jij fijn spelen in de kerk? Mooie jongen ben jij; eerst ruzie lopen zoeken en samen met je vriendje mij op m'n oog slaan en dan vrome versjes spelen in de kerk. Fijne christenen zijn jullie hoor. Maar wij zullen ervoor zorgen dat het vanavond prachtig gaat klinken. Met twee dichtgeslagen ogen kun je vast mooier spelen dan ooit. "Karel geef dat ventje z'n dwarsfluit maar vast terug..." hoort hij zeggen.
Brinkie haalt diep adem. Hij voelt dat de koffer in z'n handen gedrukt wordt. Hij klemt z'n tanden op elkaar en sluit z'n ogen. Zou het dan minder zeer doen?

Aan de overkant van de straat wordt een deur opengerukt. "Kenne jullie effe ergens anders staan bekvechten. Ik ken me vrouw bijna niet verstaan door al dat geschreeuw van jullie." De deur slaat met een knal weer dicht.
Even verslapt de aandacht van de jongens. Ze draaien hun hoofd in de richting van de deur. Nu, denkt Brinkie. Met een sprong is hij bij z'n fiets. Hij grijpt het stuur, slingert z'n been over het zadel en begint zo hard hij kan te trappen. "Houd hem", schreeuwt de jongen met het blauwe oog. "Sufferds, laat dat joch niet gaan, kijk uit je doppen."
Brinkie trapt zo hard als de straat vol kuilen het toelaat. Zouden ze hem achterna komen? Hij durft niet om te kijken. Als hij valt, zullen ze hem zeker te pakken krijgen en niet voor een tweede keer laten gaan. Ai, die losse steen had hij niet gezien. De fiets slingert. De dwarsfluitkoffer slaat hard tegen de voorvork. Brinkie let er niet op. Hij wil maar een ding: weg uit deze afschuwelijke straat.
Gelukkig, daar is de grote weg. Hij heeft het gehaald. Snel kijkt hij over zijn schouder. De steeg ligt er nat en verlaten bij. Brinkie rilt.
Hijgend en druipnat staat hij even later in de kamer. "Brinkie, wat is er?" Geschrokken kijkt moeder hem aan. Ze ziet de angst in Brinkies ogen. "Wat is er gebeurd?" "Die snertjongens", hijgt Brinkie kwaad.
Tranen van woede springen in z'n ogen. "Heb je ruzie gehad?" vraagt moeder. "Zoiets ja," antwoordt Brinkie, "en ik fietste alleen maar door die steeg." Stukje bij beetje vertelt Brinkie wat er gebeurd is. "Dus als ik het goed begrijp", zegt moeder, "is het je eigen schuld, dat ze jou pakten, want jij had die ene jongen vorige week geslagen?" "Nou, maar hij schold mij uit", roept Brinkie kwaad. Zwijgend kijkt moeder haar jongen aan. "Brinkie", zegt ze na een poosje, "weet je wat de Heere Jezus deed als de mensen Hem uitscholden?" Mokkend haalt Brinkie z'n schouders op. Hij wil geen antwoord geven. "Je weet het wel", zegt moeder, "de Heere Jezus deed niets. Hij schold niet terug. Hij sloeg niet."

Brinkie is nog kwaad als hij om 19.00 uur met z'n moeder naar de kerk loopt. Hij heeft z'n handen diep in z'n jaszakken gestoken. Telkens balt hij z'n vuisten. Als hij groter was, als hij met een stel andere jongens was, dan zou hij die lui wel eens een lesje leren.
Brinkie ziet niet hoe het warme licht van de lampen door de open kerkdeuren naar buiten straalt over de natte straatstenen. Hij schuift op z'n plek naast de andere jongens van z'n klas en schroeft z'n dwarsfluit in elkaar. De fluit glanst in het lamplicht alsof er niets is gebeurd.
Zoekend kijkt Brinkie even rond om te weten waar z'n moeder zit. Ah, daar ziet hij haar. Ze zit niet eens zo ver bij hem vandaan. Het wordt stil in de kerk. De dienst begint. Brinkie kan z'n gedachten er niet zo goed bijhouden. Telkens klinkt die treiterende stem in z'n oren: "Welk oog wil je eerst, links of rechts?" Steeds vlamt de woede in hem op en balt hij z'n vuisten.
De meester wenkt. Het is Brinkies beurt. Een beetje zenuwachtig schuift hij naar voren. Even dwalen zijn ogen door de kerk. Daar ziet hij z'n moeder. Ze kijkt helemaal niet blij, flitst het door hem heen. Het lijkt wel of ze verdrietig is. Hij weet wel hoe dat komt. Dat komt natuurlijk door die ruzie en omdat hij zo kwaad is. Brinkie slaat z'n ogen neer. Z'n hand trilt als hij de dwarsfluit aan z'n lippen zet. Nu moet hij de lofzang van Simeon gaan fluiten. Nu moet hij, de boze Brinkie, een lied fluiten dat over vrede gaat. Dat kan helemaal niet. Brinkie ziet dat de meester wenkt. "Begin nou", fluistert hij. Brinkie haalt diep adem en speelt:
"Zo laat Gij, HEER, Uw knecht
Naar 't woord hem toegezegd
Thans henengaan in vrede."

Vrede. In Simeons hart was vrede, echte vrede; in zijn hart is alleen maar boosheid.
Wat was Simeon gelukkig en wat is hij ongelukkig!
Brinkie fluit, zoals hij nog nooit gefloten heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Mivo -12 | 23 Pagina's

Brinki

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Mivo -12 | 23 Pagina's