JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Johannes op Patmos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes op Patmos

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Openbaring 1: 1-8Zingen: Psalm 99: 1Psalm 62: 1Pslam 35: 1Psalm 104: 1Psalm 116: 11Psalm 126: 3Psalm 131: 4Psalm 150: 1, 2, 3Psalm 27: 7Gebed des Heeren: 1,3,4,8,9Kerntekst: 'Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was en Die komen zal, de Almachtige' (Openbaring 1: 8).

De apostel Johannes zit op een rots. Hij staart in de verte. Als hij goed kijkt, met ingespannen blik, ziet hij de kust. Onbereikbaar ver. Dan kijkt hij om zich heen. Overal rotsen. Overal water. Nee, van dit eiland kan hij niet af. Hij zal hier moeten blijven. Alleen. Weer staart hij in de verte. Weer ziet hij de kust. Daar zijn de gemeenten van KJein-Azië. Hij weet het: De christenen worden verdrukt. Wat zal er met hen gebeuren? Zullen ze het Evangelie niet vergeten? Hij moet hen gaan helpen. Hij moet weg. Maar de golven breken op de kale rotsen van Patmos. Johannes zit gevangen op het eiland.

De trouwe apostel is oud geworden. Maar zijn gedachten zijn nog helder. Nooit zal hij vergeten hoe hij en de andere discipelen de Heere Jezus volgden. Nog ziet hij in gedachten Jezus lijden en sterven aan het kruis. Met blijdschap denkt hij terug aan het wonder van Jezus' opstanding. Eerbied vervult zijn hart als hij zich het moment herinnert waarop de Heiland ten hemel is gevaren. Het is al bijna zestig jaar geleden, maar Johannes weet het allemaal nog goed.

Er komen andere herinneringen bij de apostel boven. Jezus had hen beloofd dat de Trooster zou komen. En de Heilige Geest is gekomen. Een blijde glimlach ligt op hel gezicht van Johannes als hij terugdenkt aan die Pinksterdagen. Weer ziet hij in gedachten Petrus staan en de samengestroomde mensenmenigte toespreken. Wat een rijke zegen was er geweest! En daarna? Toen is het zendingswerk begonnen. De apostelen zijn op pad gegaan. Overal hebben ze het Evangelie verkondigd. Van Jeruzalem tot aan Rome toe! Vervuld met de Heilige Geest hebben ze de mensen verteld over de Heere Jezus. En er kwam vrucht! Zondaren bekeerden zich tot de Heere. Het Evangelie werd gepredikt! En nu?

Ach, de meeste apostelen zijn gestorven of gedood. Nog maar enkele van hen zijn in leven. Er kwam verzet tegen het Evangelie. Nero, één van de Romeinse keizers, liet christenen gevangen nemen. Veel van hen werden doodgemarteld of door de wilde dieren verscheurd. Maar ook Nero is gestorven. Vespasianus volgde hem op. Daarna Titus. En nu regeert Domitianus. Deze keizer haat de christenen net zo erg als Nero. Ook in Klein-Azië worden de christenen vervolgd. Johannes weet dat heel goed. Hij heeft de macht van de Romeinse keizer zelf gevoeld. Johannes, de leider van de kerken in Klein-Azië, is gevangen gezet, verbannen, naar Patmos, een klein eiland. Hij moest de gemeenten achterlaten.

Johannes zit op één van de rotsen van het kale, eenzame eiland. Zijn gedachten zijn weer terug bij de gemeenten die hij diende. Wat zal er van hen terechtkomen? Johannes heeft veel vragen, veel zorgen ook. Op Patmos leeft hij mee met de gemeenten in Klein Azië. Hun lijden en strijden voelt hij zelf tot in zijn hart. Hij staart in de verte. Het is de dag des Heeren. Juist deze dag, de opstandingsdag, is een dag om met elkaar blij te zijn. Johannes verlangt ernaar met zijn hele hart. En dan, tot zijn verwondering, komt de Heere Zélf.

Johannes hoort een stem achter zich. Het is een machtige stem, die klinkt als een bazuin, een grote trompet. Wat een helder geluid geeft die stem! Johannes hoeft geen woord te missen. Hij luistert gespannen en met eerbied, want hij begrijpt dat het de Heere is Die hier tot hem spreekt. "Ik ben de Alpha en de Oméga, het Begin en het Einde." De Heere spreekt hem moed in. Het is alsof Hij zegt: "Johannes, luister eens. Ik ben de Eerste Die begonnen is met zondaren te bekeren. Ik zal dat werk ook afmaken. Daarom ben ik ook de Laatste. Maak je geen zorgen. Doe alleen wat ik je zeg, Johannes."

God zorgt. De Heere spreekt verder, luister maan "Wat gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de gemeenten die in Azië zijn." Johannes moet een boek gaan schrijven. Hier op Patmos kan Johannes in alle rust werken aan dat boek. Daarom moest Johannes dus naar dit eiland. In de stilte en de eenzaamheid geeft de Heere aan Johannes een openbaring.

Nu pas draait Johannes zich om. In één ogenblik ziet hij iets wat grote indruk op hem maakt. Het is ontzaglijk. Aangrijpend. Hij ziet zeven gouden kandelaren. En daar, in het midden van die kandelaren een Man, aan de Zoon des mensen gelijk. Dat is Christus zelf Hij heeft een lang kleed aan dat tot aan de voeten reikt. Ter hoogte van Zijn borst zit een gouden gordel. Zijn haar is wit als sneeuwwitte wol. En Zijn ogen? Johannes kan het bijna niet aanzien. De ogen zijn als vuurvlammen. De voeten zijn als blinkend metaal en gloeien als een hete oven. Vrees overvalt Johannes. Hij hoort de stem weer. Nu klinkt het als het ruisen van veel water. Het overweldigt Johannes. Toch ziet hij nog meer. En hij móet het goed zien. De Heere heeft hem verteld om alles wat hij ziet op te schrijven.

In Zijn rechterhand houdt de Heere Jezus zeven sterren vast. En uit Zijn mond komt een zwaard dat aan beide zijden scherp is. Het gezicht van de Zoon des mensen lijkt op de zon. Ja, het schittert nog feller dan de zon zelf. Johannes beeft. Zijn ogen hebben de Koning, de Heere der Heerlijkheid gezien. Johannes valt als dood aan de voeten van de Zoon des mensen. Zo kent hij Zijn Meester niet. Hij verwacht niet anders dan dat hij zal sterven. Het vuur zal Johannes verteren. Het zwaard zal hem doden. Dat denkt Johannes. Maar er gebeurt iets heel anders.

Johannes voelt wél iets. Geen pijn van het vuur of van het zwaard, maar het is de rechterhand van Christus Die hij voelt. Het is de beschermende en vertroostende hand van de Heere Zelf die op hem wordt gelegd. En opnieuw klinkt de stem van de Heere. Maar niet dreigend. Juist niet. Christus zegt tot Johannes: "Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste. Ik ben de Levende en Ik ben gestorven, maar zie, Ik leef tot in alle eeuwigheid." "Johannes", zegt de Heere, "vrees niet." Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Alles wat er gebeurt, gebeurt alleen naar Mijn wil. Johannes, schrijf al deze dingen in een boek."

God regeert en Jezus komt. De golven slaan eindeloos stuk op de rotsen van Patmos. Johannes is eindeloos ver van de gemeenten. Zijn handen hangen slap neer omdat er niets te doen is op dit eiland. En tóch...: "Wees niet bezorgd, Johannes. Ik, de Alpha, ben het werk begonnen. Ik zal het ook voleindigen. Ik, de Oméga."

Nog steeds ziet Johannes het visioen. Maar hij begrijpt niet alles. Hoor, daar is weer die stem. "Johannes, de zeven sterren in Mijn rechterhand zijn de engelen van de zeven gemeenten; en de zeven kandelaren die u gezien hebt, zijn de zeven gemeenten." Johannes wordt blij. Nu begrijpt hij het veel beter. De zeven gemeenten waar hij zoveel werk verricht heeft, dat zijn de zeven kandelaren die hij ziet. En Christus is in hun midden! Wat een troost! Johannes maakt zich wel zorgen, maar vergeet dat Christus Zelf voor Zijn kerk zorgt. En de zeven sterren in de rechterhand van Christus? Dat zijn de zeven engelen van de gemeenten, de zeven voorgangers, de dominees. Johannes begrijpt het. Christus wandelt in het midden van de gouden kandelaren en houdt de zeven sterren in Zijn rechterhand. De dominees, de voorgangers worden door Hem bewaard voor gevaren.

Ben je ook wel eens bang? Voel je je ook weieens alleen? Toch zijn we niet alleen. De Heere wil bij ons zijn. Altijd. Wat er ook gebeurt. Al de dagen. Tot aan het einde van de wereld. Wanneer wij Jezus Christus echt liefhebben, is er uitzicht. Dan is er licht. Ook al lijkt het alleen maar donker te zijn. Jezus is Overwinnaar.

Johannes gaat aan het werk. Eindelijk, hij kan weer iets voor de christenen doen. Eerbiedig luistert hij naar wat de Heere zegt. Ijverig schrijft hij op wat hij ziet. Hij begrijpt steeds beter waarom dit boek geschreven moet worden. Het gaat over de zeven gemeenten. Het gaat erover hoe het nu met hen is en hoe het gaan zal. In gedachten ziet Johannes de gemeenten weer voor zich. O, hij herkent het direct wat hij moet opschrijven. Het is allemaal precies zoals de Heere zegt. Maar het boek gaat niet alleen over de gemeenten in Klein-Azië. Het wordt vooral ook het boek van Christus: het troostboek voor de kerk in het strijden en het boek van het vooruitzicht op Gods toekomst.

Johannes luistert, ziet en schrijft. Soms zit hij op de rotsen aan de kust van Patmos. Dan kijkt hij weer in de verte. De kust van Klein-Azië ligt nog net zo ver weg. De golven slaan nog steeds eindeloos stuk op de kale rotsen. Johannes is nog steeds alleen op dit eenzame eiland. Van buiten is er niets veranderd. Maar binnen in Johannes? Daar is het rustig geworden. Hij weet nu: de Heere zorgt Zelf voor Zijn kerk. En daarbij wil de Heere Johannes gebruiken.

Jezus Christus heeft tot Johannes gesproken. De brieven aan de gemeenten zijn geschreven. Erg hoopvol was dat niet. Hoe zal dat in de toekomst gaan? Johannes ziet hoe er verschrikkingen zullen komen, hoe de satan zal proberen de kerk van de Heere vandaan te houden. Vaak lijkt het erop alsof de satan zal overwinnen. Het is om moedeloos van te worden. Maar gelukkig mag Johannes ook andere dingen zien.

Luister! Opeens hoort Johannes weer die stem. Als bazuingeschal klinkt het: "Kom hier op, en Ik zal u laten zien wat er gebeuren gaat." Johannes herkent de stem en weet: "De Heere spreekt weer tot mij!".

Door een geopende deur mag Johannes in de hemel zien. Hij ziet de heilige God op Zijn troon. Johannes moet denken aan de kostbaarste stenen die schitteren met hun pracht. Alles is vol heerlijkheid en vol van majesteit. Hoor! Ieder die in de hemel is, juicht: "Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was en Die is en Die komen zal." Zij allen werpen hun kronen voor de troon en loven en aanbidden de Heere: "U bent het waard om te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht. U hebt alle dingen geschapen en door Uw wil worden zij onderhouden."

Wat een heerlijkheid! Johannes is vervuld met ontzag. Opnieuw hoort hij een stem. Een krachtige stem. Vol eerbied kijkt hij naar de sterke engel Die het uitroept: "Wie is waardig het boek te openen en zijn zegels te verbreken?" Johannes ziet het boek wel. De Heere, Die op Zijn troon zit, houdt het in Zijn rechterhand. Het is een bijzonder boek. Het boek van de toekomst. Een heerlijke toekomst voor diegenen die de Heere liefhebben. Een vreselijke toekomst voor diegenen die Hem niet liefhebben. Het boek is aan twee kanten beschreven, van binnen én van buiten. Maar het kan niet geopend worden. Heel duidelijk ziet Johannes het: er zitten zegels op het boek. Zeven zegels. Wie zou het durven om de zegels te verbreken? Wie zou het ook kunnen?

Gespannen wacht Johannes. Een antwoord komt er niet. Maar het moet! De Heere heeft Johannes toch gezegd dat hij te weten zal komen wat er gebeuren gaat? Een groot verdriet vervult zijn hart. Kijk eens. Hij weent. Niemand is het waard om het boek te openen, om te lezen in het boek of om het zelfs maar in te zien. En daarom weent Johannes. Is alles nu verloren?

Opeens... weer een stem! Eén van de engelen rond de troon spreekt Johannes toe. Hij vertroost Johannes: "Ween niet, zie, de Leeuw, Die uit de stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen en zijn zeven zegelen open te breken." O, Wie is dat? Wie is de Leeuw uit Juda's stam? Wie is toch de Wortel Davids?

Wie dat is? Hij is de Redder der wereld, de Zaligmaker. Hij is de Zoon van God, Die mens wilde worden. Hij is de Christus, Die aan het kruis wilde sterven om zondaren zalig te maken. Hij is de Koning van Zijn kerk, Die regeert van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij alleen is het waard om de zegelen te verbreken en het boek te openen. Heeft God de Vader het niet gezegd: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb"? Hij is de Leeuw uit Juda's stam, Hij is de Wortel Davids!

Dan worden de zegels één voor één geopend. De toekomst wordt voorzegd. Nee, het is geen blijde toekomst. Johannes ziet en hoort het allemaal. Zijn hart is vervuld met eerbied en ontzag. Hij ziet de vreselijke dingen die gebeuren zullen. De kerken zullen het moeilijk krijgen. Vervolgingen zullen er losbarsten. De satan zal op alle manieren proberen God tegen te werken. En soms zal het erop lijken dat de satan daarin zal slagen.

Ben je daar ook weieens bang voor? Denk je ook weieens dat de satan alle macht heeft? Dat hij de hele wereld in zijn macht krijgt? Dat zal niet gebeuren! Weet je het nog? "Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde". De Heere Zelf zorgt voor Zijn werk. Hij regeert. Christus is de grote Overwinnaar. "Het is volbracht" riep Hij uit over de kruisheuvel. Daar moest de satan het verliezen. En al zal hij dan nog veel kwaad aanrichten, de overwinning is zeker! Zul je het nooit vergeten? Christus is Koning!

Johannes heeft nog veel meer gezien, gehoord en opgeschreven. Veel dingen waar hij bang van werd, maar ook steeds weer die blijde boodschap: Christus heeft overwonnen. Eens komt Jezus op de wolken terug. Dan komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ook dat heeft Johannes gezien. Zó prachtig, zó mooi, dat er haast geen woorden voor zijn.

In verwondering kijkt Johannes. Vol eerbied luistert hij. Een groot verlangen vervult zijn hart. Het nieuwe Jeruzalem. Hij hoort het de engel zeggen: "In het nieuwe Jeruzalem zal de Heere zelf bij de mensen wonen. De Heere zal alle tranen van hun ogen afwissen. Er zal geen verdriet meer zijn, geen rouw en geen zorg. Alles zal nieuw zijn en volmaakt."

Bijna vergeet Johannes dat hij alles op moet schrijven. Maar de stem uit de hemel herinnert hem eraan: "Schrijf Johannes, want deze woorden zijn waar." En nog een keer zegt de Heere tegen hem: "Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. En, Johannes, Ik zal spoedig komen. Zalig is de man die de woorden van dit boek in zijn hart bewaart."

Het verlangen in het hart van Johannes vervult hem helemaal. Hij valt op zijn knieën en aanbidt God. Terwijl hij vol eerbied luistert, spreekt de Heere nog éénmaal: "Ik ben de Wortel uit het geslacht Davids, de blinkende Morgenster. De Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet." Johannes, vol van alles wat hij gezien en gehoord heeft, kan het de Heere alleen maar nazeggen: "Ja, kom, Heere Jezus!"

Het visioen is voorbij. Zorgvuldig heeft Johannes alles opgeschreven. Nog vaak denkt hij aan alles wat de Heere hem heeft laten zien. Daar zit Johannes weer, op één van de kale rotsen van het eenzame Patmos. De golven komen nog steeds eindeloos aanrollen. De kust is nog net zo ver weg. Zijn gedachten zijn nog vaak bij de gemeenten waar hij voor zorgde. En toch is alles anders. Johannes weet het nu: niet hij, Johannes, hoeft te zorgen, maar de Koning Zelf, de Heere Jezus Christus, zorgt voor Zijn gemeente. En eens zal alles nieuw worden. Vol van verlangen klinkt het in het hart van Johannes: "Ja, kom, Heere Jezus!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1999

Mivo -12 | 34 Pagina's

Johannes op Patmos

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1999

Mivo -12 | 34 Pagina's